Verslag plenaire vergadering
Verslag
Oppervlaktedelfstoffen
Algemene bespreking
Aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen.
De algemene bespreking is geopend.
Ik betreur dat de regering niet aanwezig is voor de bespreking van dit ontwerp van decreet.
We verwachten inderdaad dat de regering aanwezig is voor de bespreking van ontwerpen van decreet. Ik heb één verontschuldiging van een minister.
Mevrouw Veerle Declercq, verslaggever, verwijst naar het schriftelijke verslag.
Tijdens de hoorzittingen die naar aanleiding van dit decreet gehouden werden in de commissie voor economie, landbouw, werkgelegenheid en toerisme konden de verschillende actoren hun standpunt toelichten.
De Heren Leenders en Van Roo van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gingen in op de totstandkoming van het decreet en op de bekommemissen van de decreetgever.
De Heer Mees, directeur van het Vlaams Instituut voor de Zee belichtte de voor- en nadelen van de zandwinning in zee.
De Heer Devisch, voorzitter van de Boerenbond zag een spanningsveld ontstaan tussen de ontginningssector en de land- en tuinbouwers. Hij vreest dat de landbouwgrond wel eens een restgebied kunnen worden.
De heer Van Buggenhout van het actiecomité " Zand erover" hield een pleidooi voor meer zeewinning en invoer uit dun bevolkte landen zoals Noorwegen. Dit standpunt heeft te maken met de grote bevolkingsdichtheid in Vlaanderen en met zijn wens om de landbouwgronden zoveel mogelijk te sparen.
De heer Houben van de firma Marmorith lichtte de alternatieven toe die door zijn firma ontwikkeld werden waardoor men het gebruik van beton sterk zou kunnen reduceren zonder de draagkracht aan te tasten.
De heer Coolen, auteur van de PWC-studie over de sociaal-economische gevolgen van de stopzetting van grindwinning in Limburg belichtte noden van de zandverwerkende industrie in Vlaanderen. Hij schets ook de beperkingen van alternatieven zoals staalslakken, bodemslakken en baggerslib.
De heer De Nie, bestuurssecretaris van de VZW Bedrijfsgroepering der zandgroeven, ging in op het economisch aspect van de zandwinningen. Hij verduidelijkt de behoeften van de industrie en de prijszetting. Hij vindt een planningsperiode van 25 jaar wel te kort.
De heer Verhofsté, secretaris van de Vereniging van Oost-Vlaamse Zandontginners, sloot zich in grote lijnen aan bij de uiteenzetting van de vorige spreker. Hij stelt dat het Vlaams Gewest volgens hem het best regelgevend kan optreden voor de winning van primaire grondstoffen.
De heer Van Den Bossche, spreker voor de Vlaamse baksteen- en dakpannenfabrikanten schetste de problematiek van klei- en leemontginningen voor steen- en pannenbakkerijen. Hij benadrukt de inspanningen van de industrie om zo zuinig mogelijk met de grondstoffen om te springen.
De heer Grietens van de Bond Beter Leefmilieu betreurde dat het stimuleren van alternatieven voor primaire delfstoffen in het decreet niet beter aan bod komt. Hij pleit voor regulerende heffingen maar heeft geen kijk op de gevolgen daarvan op de bouwindustrie.
De heer Thoelen van het Vlaams Instituut voor Bioecologisch bouwen en wonen pleitte voor het gebruik van recyclage materialen en nagroeibare grondstoffen. Hij uit ook bedenkingen bij de invoer van goedkope natuurstenen uit derde wereldlanden.
Minister Gabriels schetste het economisch belang van de oppervlaktedelfstoffen en hun veelvuldige toepassingen. Hij ging ook dieper in op begrippen als ontginningsmachtiging en realisatie van de eindafwerking.
De minister besloot dat dit decreet de sociale, ecologische en economische principes met elkaar verzoent.
De heer Geraerts vreesde dat de landbouw het slachtoffer zou kunnen worden van dit decreet.
De heer Schuermans merkte op dat de ontginningsmachtigingen zouden kunnen leiden tot juridische problemen.
Mevrouw Vertriest pleitte nogmaals voor recuperatie en recyclage.
Mevrouw Baeke verwees naar de solidariteit tussen de huidige en de volgende generaties en het goede evenwicht tussen de sociale, economische en ecologische belangen.
De heer Sols zag verschillende positieve aspecten aan dit decreet, onder meer het opmaken van een delfstoffen plan, het bevorderen van rationeel gebruik en het afdwingen van de eindrealisatie.
In zijn repliek benadrukte de minister nogmaals dat dit een kaderdecreet is en dat de Raad van State stelt dat de decreetgever binnen zijn bevoegdheden blijft. Verder waarschuwde hij nog voor een te grote afhankelijkheid van import uit het buitenland en voor de beperkingen van alternatieven zoals baggerslib.
De artikelen 1 tot en met 36, evenals de amendementen werden met 10 stemmen aangenomen. Het ontwerp van decreet werd aangenomen met 10 stemmen. (Applaus)
Het voorliggend ontwerp van decreet werd door onze fractie goedgekeurd. Wij zullen er echter nauwlettend op toezien hoe dit decreet wordt uitgevoerd. Ik betreur het dat de minister deze genuanceerde houding in de pers gehekeld heeft.
Het decreet betreft een activiteit die belangrijk is voor de landbouw. De agrarische sector is bezorgd omdat de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat voorziet in de afbakening van 750.000 ha landbouwgrond, slechts zeer moeizaam verloopt. Op microniveau moet de landbouwer nieuwe percelen krijgen voor het verlies aan gronden.
In de commissie werd de grondwinning uitvoerig besproken, hoewel dit thema niet werd opgenomen in het decreet. Een evaluatie van het grinddecreet is noodzakelijk, en enkel de verdeeldheid binnen de meerderheid verhinderde ons die uit te voeren.
Het decreet is erg ruim en geeft veel mogelijkheden aan de regeringen. De uitvoering ervan moet dan ook aandachtig worden opgevolgd. Een aantal producenten die goed en voortijdig werden geïnformeerd, hebben zich reeds voorbereid op de goedkeuring van dit decreet. Een buitenlandse exploitant koopt sinds 2002 gronden op te Bree. Men is het er over eens dat dergelijke praktijken in die regio niet door de beugel kunnen. Desondanks blijft de minister dit project ondersteunen, en verdedigde hij het tegenover een natuurorganisatie.
Het is onze opdracht er voor te zorgen dat iedereen beter wordt door toepassing van dit decreet. (Applaus)
De Agalev-fractie zal dit geamendeerd decreet goedkeuren, aangezien de ontginning van delfstoffen op een duurzame wijze moet gebeuren. Men heeft behoefte aan een planmatige aanpak, waarbij de negatieve gevolgen voor het milieu beperkt worden en waarbij men het gebruik van alternatieven stimuleert.
Bij de uitvoering van het decreet moet er op gelet worden dat het ontginnen wordt beperkt ten voordele van het gebruik van hernieuwbare materialen , zoals bijvoorbeeld slib. Wij zijn tevreden dat het decreet een actieplan ondersteunt dat deze alternatieven zal aanvoeren.
Landbouworganisaties en actiegroepen klagen terecht over de zware impact die het delven van oppervlaktegrondstoffen heeft op het milieu. We moeten er op toezien dat in Vlaanderen de kwaliteit van de open ruimte, het water en de grond wordt bewaard.
Niet alle alternatieven zijn echter goed. Een verhoging van de maritieme inning zou leiden tot een verschuiving van de negatieve impact van land naar zee. Andere alternatieven, zoals het gebruik van baggerslib, bieden wel een goede oplossing. Deze methode zou namelijk leiden tot een verminderde ontginning van het land, en zou minder ruimte in beslag nemen voor berging van het slib. Vanuit de overheid moet er dan ook steun komen voor de ontwikkeling van dergelijke initiatieven.
Sloop- en bouwafval wordt reeds hergebruikt, maar meestal slechts in laagwaardige toepassingen. Op dit punt is er nog veel plaats voor innovatie en onderzoek. Men mag de vervuiling niet in de hand werken of de volksgezondheid in gevaar brengen. Ook nagroeibare materialen zouden onder de aandacht moeten worden gebracht, en innovaties op dit gebied zijn welkom.
Grondstoffen hebben een eindige voorraad, waardoor het noodzakelijk is dat men er spaarzaam met omgaat. Dit zal geen negatief effect hebben op de tewerkstelling, maar deze eerder bevorderen. Het onderzoek naar alternatieven en het hergebruik van grondstoffen zal namelijk een andere tewerkstelling vragen.
Het decreet doet geen afbreuk aan het primaat van de ruimtelijk ordening. Het ruimtebeslag zal net zoals andere sectoren vastgesteld worden in RUPS.
Het is een slechte zaak de bouwvergunning voor slechts een sector af te schaffen. Wij zullen ons niet scharen achter een dubbele standaard, en verwachten dat voor iedereen dezelfde regels gelden.
Ik vraag de minister in de uitvoering van het decreet voldoende open te zijn naar gemeenten toe en actief informatie te verlenen.
De tussenkomsten boden een goede samenvatting van de discussies die binnen de commissie werden gevoerd.
In het verleden werden vergunningen tot ontginning toegekend op basis van de milieuwetgeving en de ruimtelijk ordening. Vandaag hebben we een eigen kader met dit decreet, dat algemene richtlijnen en uitvoeringsplannen biedt. De maatschappelijke noodzaak voor dit decreet is voldoende bekend. Tot nu toe hebben wij in onze behoeften kunnen voorzien door import vanuit het buitenland, maar ook daar beginnen strengere regels te gelden.
In Vlaanderen heerst een grote schaarste aan delfstoffen, aangezien onze voorraad erg beperkt is. Om deze reden is het noodzakelijk het onderzoek naar alternatieven ten volle te ondersteunen.
Het decreet houdt onder meer bepalingen in inzake de afdwingbaarheid van een optimale ontginning, de milieuhygiënische kwaliteit en een opgelegde eindafwerking met opvolging van de nabestemming.
Bij ontginning komen verschillende procedures ter discussie. Een ervan is de onteigening, waar nu ook een nieuw kader voor bestaat. Het zou mogelijk zijn gronden tijdelijk voor ontginning te gebruiken zonder tot permanente onteigening te moeten overgaan.
Het is dan ook belangrijk dat, ondanks alle alternatieven die er zijn door infrastructuurwerken, baggerspecie en afvalstoffen, er gezorgd wordt voor een planmatige oplossing. Laat ons immers niet vergeten dat we voor het bouwzand voor 50 procent afhankelijk zijn van buitenlandse invoer en voor 10 procent uit secundaire grondstoffen. Ook voor vulzand zijn we voor 10 procent afhankelijk zijn van secundaire grondstoffen. Een planmatige oplossing is dus zeker op zijn plaats.
Als we nu vergunningen geven, moeten we ook zeker zijn van wat er later met de ontginningsgebieden zal gebeuren. In dit decreet werd dit in ieder geval strikter en stringenter dan tevoren geregeld.
Aan collega Schuermans wil ik ten slotte zeggen dat ANRE een bepaald ontginningsgebied inderdaad heeft opengesteld voor alle geïnteresseerden die zich tijdig inschreven. We moeten in ieder geval een goed overzicht blijven hebben van alle geïnteresseerden. Ik ben echter niet van plan om, wie dan ook, privileges toe te kennen.
Ik heb de vertegenwoordiger van het bedrijf waar onze collega naar verwijst, die ene keer dat ik hem anderhalf jaar geleden ontmoet heb, duidelijk gezegd dat het voorbarig is om mensen te benaderen om tot eigendomsverwerving te komen als men niet weet of het project wel zal plaatsvinden en of het überhaupt wel zin heeft. Dit laatste is misschien nog wel het belangrijkste. Heel de discussie is onvoorwaardelijk en is gebaseerd op de gegevens van ANRE. Nadat alle wettelijke procedures doorlopen zijn, zullen onze diensten gepast reageren.
Met dit decreet willen we planmatig te werk gaan en ervoor zorgen dat Vlaanderen niet tot één grote krater wordt omgetoverd.
De algemene bespreking is gesloten.
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen.
- De artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.