Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
Verslag
ONTWERP EN VOORSTEL VAN DECREET
Bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
Algemene bespreking (Voortzetting)
De voorzitter : Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en het voorstel van decreet van de heren Van Looy, Matthijs, De Meyer, Kindermans en Laurys en mevrouw Gardeyn-Debever houdende wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Het mestdecreet is voor ons in de eerste plaats een milieudecreet, maar daarnaast ook een socio-economisch decreet. Het mestdecreet moet een gezond milieu met goede landbouw combineren, maar nu voelen zowel landbouw als milieu zich benadeeld. Men zegt nu dat het mestdecreet van 1991 niet voldoet. Bovendien houdt de Europese Commissie alles nauwlettend in het oog.
Dit ontwerp van decreet vloeit enerzijds voort uit de opgedane ervaring en werd anderzijds geschreven omdat de sector vroeg om het decreet aan te passen opdat het makkelijker uitgevoerd zou kunnen worden. Sp·a beschouwt dit ontwerp van decreet als een stap in de goede richting, maar kent ook de onvolmaaktheden ervan. Artikel 9 is een goede zaak, maar los ook niet alles op. Zowel de milieubeweging als CD&V willen de LAT-regeling opheffen, maar wel om andere redenen. Sp·a beseft dat de afschaffing ervan tot problemen in de mestverwerking zal leiden.
De landbouwers zijn het onderling ook niet altijd eens. Pluimveehouders, melkveehouders, varkenshouders, … hebben elk hun eigen - vaak tegenstrijdige - agenda.
We hebben het CD&V-amendement dat de definitie van mestverwerking licht wijzigt, grondig besproken in commissie alvorens het goed te keuren. Toch werden we onmiddellijk bestookt met allerhande mails en brieven om ons duidelijk te maken dat dit amendement het milieu schade zal toebrengen. Hebben deze doemdenkers gelijk? Is het water tussen de milieubeweging en de landbouw niet te diep? Is het eigenlijk gepast om alles af te schieten?
Het voorstel van de heer Denys om het decreet te evalueren is goed, maar sp·a is van oordeel dat het resultaat nooit goed zal zijn als we blijven werken op basis van dit decreet. Geen enkele aanpassing is neutraal. Daarom stellen sp·a en Spirit voor om het decreet volledig te herschrijven. Een werkgroep bestaande uit twee politici en één deskundige per democratische fractie, een vertegenwoordiger van de Mestbank en een vertegenwoordiger van het kabinet dient het nieuwe mestdecreet voor te bereiden. Ik verkies deze samenstelling omdat de landbouw- en milieusector niet voortdurend over onze schouder mogen meekijken. We moeten ervan uitgaan dat een mestdecreet een milieudecreet is dat de landbouwers ook garanties biedt. Dit uigangspunt gecombineerd met de opgedane ervaring moet volstaan om nog voor het einde van dit jaar een nieuw decreet te kunnen goedkeuren.
Sp·a zal dit ontwerp van decreet en de amendementen van CD&V goedkeuren, ook al weten we dat het decreet over enkele maanden opnieuw gewijzigd zal moeten worden.
Ik veronderstel dat de heer Maes het enkel over de amendementen heeft die CD&V in commissie heeft ingediend.
Vandaag bespreken we de zoveelste bijsturing van het mestdecreet nadat de sector ons op bepaalde problemen had gewezen. Ondanks de ettelijke vragen om uitleg, resoluties, hoorzittingen, … beweert CD&V in haar reflectienota dat we niet genoeg gedebatteerd hebben over dit ontwerp. Voor het Kerstreces was iedereen bereid snel te werken. CD&V werkt blijkbaar liever traag.
Het mestdecreet is een milieudecreet. CD&V en het grootste deel van de sector schrijven alles wat verkeerd loopt, daaraan toe. Er is niet alleen een milieuprobleem, maar ook een prijsprobleem. Men kan economische problemen evenwel niet afschuiven op het milieu. Uit de vele reacties die de commissieleden hebben gekregen, blijkt dat vooral de 100-procentverwerking en de verlenging van de nutriëntenhalte met twee jaar moeilijk liggen. Die twee maatregelen zijn gebaseerd op de standstill en die verlaging van de mestdruk blijft nog steeds nodig.
De landbouw levert een belangrijke bijdrage aan de vermesting en verzuring. Ze is verantwoordelijk voor 72 procent van de stikstof- en fosforemissie en voor ongeveer de helft van de verzurende deposities. Dat hangt samen met de toename van de veestapel. Verder zijn het meststoffen- en pesticidengebruik in de landbouw belangrijke bronnen van watervervuiling. Volgens het ESI-rapport behoort België tot de top 4 van de EU-landen met het hoogste verbruik. De stikstof- en fosforoverschotten in de landbouw zijn volgens het MIRA-rapport tussen 1998 en 2000 met ongeveer 10 procent gedaald. Die verbetering is te wijten aan onder meer MAP2bis en de subsidies voor de afbouw van de veestapel.
De sector heeft al inspanningen geleverd, maar de milieudoelstellingen zijn nog niet bereikt. Het uitgewerkte meetnet is de indicator van de situatie en daardoor een stimulans voor de veetelers. Dat betekent dat het standstillprincipe nodig blijft. De 100-procentmestverwerking kan niet worden opgeheven zonder het totaal van de te verwerken mest te verminderen. Dat zou opnieuw meer druk op de grond betekenen, tenzij de meer grondgebonden bedrijven meer verwerkingsplicht krijgen. Er is het denkspoor gecreëerd dat landbouwers door samenwerking met andere niet of minder verwerkingsplichtige bedrijven wel het volume te verwerken nutriënten behalen.
De verlenging van de nutriëntenhalte is in essentie het instrument om de standstill te garanderen. Gelet op de oppervlaktewaterverontreiniging kan die standstill nog niet worden opgeheven. Het is belangrijk om dat nu al aan de landbouwer duidelijk te maken. Verder is samenvoeging toegestaan mits er een afroming is van 25 procent.
Voor Agalev is de uitvoering van de bezwarende maatregelen cruciaal. De vraag of Europa de voorgestelde kwetsbare gebieden zal aanvaarden, blijft immers als het zwaard van Damocles boven ons hoofd hangen. De inkorting van de uitrijregeling in het naseizoen en de beperking van de stikstoftoevoer tot 450 in plaats van 500 kilogram nitraat per ha moeten aan Europa dan ook duidelijk maken dat de problemen aangepakt worden. Beide maatregelen kunnen snel resultaat opleveren. Als Europa het voorstel over de kwetsbare gebieden niet aanvaardt, komt het Europese geld voor de plattelandsontwikkeling in het gedrang en daardoor worden vooral milieuvriendelijke landbouwbedrijven benadeeld.
Door het amendement van CD&V mag verwerkte Vlaamse mest aangeboden worden. De milieubeweging vreest dat dit de deur openzet voor het massaal dumpen van mest in parken, tuinen enzovoort waardoor de nitraatvervuiling van de oppervlaktewateren zal toenemen. Agalev vraagt dat de minister erop toeziet dat dit niet gebeurt en dat er voor de verwerkte mest onder meer Vlarea-normen worden toegepast.
Ten slotte is er de veel gehoorde vraag naar een nieuw MAP. Dat zal er sowieso moeten komen. Een belangrijk punt is dat men zicht heeft op wat al dan niet mogelijk is inzake mestverwerking. Pas dan zal dit economisch haalbaar worden. (Applaus bij AGALEV)
In een brief die ik van een landbouwer heb gekregen, staat onder meer dat 400 dynamische varkensbedrijven de deuren moeten sluiten als de 100-procentmestverwerkingsplicht niet wordt afgeschaft.
We hebben een amendement ingediend dat bepaalt dat de honderd procent mestverwerkingsplicht moet worden afgeschaft. Uit een studie die de Vlaamse regering heeft laten uitvoeren door de VITO is immers gebleken dat die onuitvoerbaar en onbetaalbaar is.
De verlenging van de nutriëntenhalte tot 2007 is onaanvaardbaar. Pluimveemest is voor honderd procent verwerkbaar. Waarom mag die sector dan niet uitbreiden? Na 2007 kan het voor veel bedrijven te laat zijn.
Het mestdecreet is door zijn complexiteit en zijn tegenstrijdigheden een onuitvoerbaar geheel geworden dat een duurzame bedrijfsvoering in de weg staat. Het decreet schiet zijn doel voorbij. Veel veehouders hebben geen financieel engagement aangegaan omdat ze binnen de huidige wetgeving twijfelen aan de leefbaarheid van hun bedrijf. Dat geldt ook voor degenen die kapitaal moeten verstrekken.
De adviezen van de stuurgroep Vlaamse mestproblematiek, van de MiNa-raad en van de SERV stellen dat dit ontwerp van decreet geen oplossing biedt voor de fundamentele problemen van vandaag. De SERV stelt dat dit ontwerp van decreet een reeks verbetering inhoudt maar dat het belangrijke en dringende knelpunten onopgelost laat. Men rekent grotendeels op de mestverwerking, maar die komt om verschillende redenen niet van de grond. Het principe van de honderd procent mestverwerking wordt niet aangepakt.
Het is echter niet te laat om correcties aan te brengen. CD&V heeft eerst in zijn voorstel van decreet en later in zijn amendementen een aantal voorstellen aangereikt inzake de langeafstandstransporten, de mestverwerking en de nutriëntenhalte. De meeste van deze amendementen zijn besproken in de commissievergadering, zij het zeer snel.
Een bedrijf vanaf een bepaalde omvang moet zijn mestoverschot voor honderd procent verwerken. Dat is een hinderpaal voor de uitbouw van bepaalde initiatieven. De honderd procent verwerking is niet haalbaar en technisch niet realiseerbaar. Verwerking van varkensmest is alleen mogelijk bij een gedeeltelijke verwerking. Een realistisch cijfer van 35 tot 75 procent in functie van de productiviteitesgraad van het bedrijf zal de sector aanzetten tot investeren.
Met onze voorstellen bewandelen wij twee sporen, de responsabilisering van de veevoedersector en de substitutie. Om te voorkomen dat het afschaffen van de honderd procent verwerkingsplicht ertoe zou leiden dat er meer nutriënten op de Vlaamse bodem zullen terechtkomen, vragen we dat de veevoedersector een deel van de overschotten voor zijn rekening zou nemen. We stellen ook een substitutie voor van varkensmest door gemakkelijk te verwerken mestsoorten zoals pluimveemest. Indien de totale verwerkte hoeveelheid dezelfde blijft, kan het doel behouden blijven, namelijk dat er minder mest op de Vlaamse bodem terechtkomt.
Ik zal de voornaamste amendementen toelichten. In amendement 23 pleiten we voor de afschaffing van de LAT-plicht en van de honderd procent verwerkingsplicht. We willen de verwerkingplicht afstemmen op de reële productiedruk van de gemeenten. Bij het mestverwerkingsproces willen we subsitutie door andere mestsoorten toestaan.
In amendement 24 schrappen we de 75 procent verwerkingsplicht bij de overname van een inrichting en de overdracht van de mestverwerkingsplicht bij de opsplitsing van bedrijven.
Het staat de heer Matthijs vrij de amendementen nog eens naar voren te brengen. Ik wil echter benadrukken dat alle fracties veel vragen hebben bij de werking van het huidige MAP. Daarom stellen we voor een nieuw MAP op te stellen. Is CD&V bereid om daartoe met de andere democratische fracties aan tafel te gaan zitten?
Als we amendementen indienen die niet aanvaard worden in de commissie, kunnen we die ook indienen in de plenaire vergadering.
Alle fracties zijn mee verantwoordelijk voor de tegenstrijdigheden in het MAP. Wij zijn bereid dit opnieuw te bekijken, maar dat is een zeer zware opdracht.
Amendement 26 betreft de meldingsplicht van de Mestbank aan de veehouders over de te verwerken hoeveelheid. Er zijn ook nog enkele amendementen waarover er overeenstemming was in de commissie en waarvan we hopen dat ze zullen worden goedgekeurd, onder meer de verplichting om de grootste knelpunten van het mestdecreet te evalueren. We zijn ook bereid de zaak in haar totaliteit te herbekijken.
De nutriëntenhalte en de honderd procent verwerkingsplicht die in dit ontwerp van decreet behouden blijven, hangen als een zwaard van Damocles boven vierhonderd bedrijven.
We hebben al vaak en zeer uitgebreid kunnen discussiëren over het mestverwerkingsbeleid. Dit is een zeer moeilijk dossier. Enerzijds wordt de milieuproblematiek hier zeer scherp gesteld. Anderzijds is er de bezorgdheid over de leefbaarheid van de bedrijven.
Ik heb altijd gezegd dat 2003 het moeilijkste jaar zou worden, het jaar van de waarheid. Nu zal blijken of het mestbeleid dat werd uitgestippeld door mijn voorgangers en door mezelf, op het juiste spoor zit. Op milieuvlak heeft het mestdecreet in elk geval al resultaten opgeleverd. Er zijn echter knelpunten bij de toepassing van het decreet, en die hopen we met dit ontwerp van decreet gedeeltelijk op te lossen.
Bij het begin van mijn ministerschap heb ik de moeilijke beslissing moeten nemen of ik al dan niet wilde doorgaan met het MAP2 van de vorige regering. Ik heb uiteindelijk beslist dat verder te bouwen op het beleid dat al was uitgezet. Als de mestverwerking eenmaal op gang gekomen is, kunnen we de onlogische elementen in het mestdecreet aanpakken.
Lange afstandtransport is geen ecologische oplossing want dat omvat extra vervoer en spreiding. Voor een tabula rasa moet er eerst een structurele oplossing voor de mestverwerking zijn. Het minste gerucht over andere oplossingen heeft tot gevolg dat men de inspanningen voor mestverwerking staakt. Men koestert nog steeds de valse hoop om te ontsnappen aan de verwerking.
Dit is een reparatieontwerp, bedoeld om een en ander recht te zetten. Samenvoeging van bedrijven maakt het mogelijk om efficiënter te exploiteren. De enige andere, maar ongewenste oplossing is het oeverloos uitdelen van vergunningen. Een andere pijler is de aanpak aan de bron. Men zal een bedrijf nu kunnen verplaatsen naar een meer geschikte locatie. Dat is echter geen verplichting. Met de bewarende maatregelen willen we een signaal geven aan Europa. Heel Vlaanderen is immers potentieel kwetsbaar gebied. Daarom verlagen we de totale bemestingsnorm lichtjes en verkorten we de uitrijperiode met een week. Dat zijn bijkomende argumenten om onze derogatie te verdedigen.
Er zullen uitvoeringsbesluiten opgesteld worden om het mogelijk te maken om het effluent van de mestverwerking niet te transporteren. Wat de volledige mestverwerkingplicht betreft, laten we de mogelijkheid om een bepaald percentage, uitgevoerd door een ander bedrijf, niet te verwerken. Dat biedt een oplossing voor grondloze bedrijven, onderworpen aan de 100-procentregel. Een versoepeling zal elders gecompenseerd moeten worden, bijvoorbeeld bij de kleine grondgebonden bedrijven. Voorzichtigheid is dus geboden.
We hebben een amendement van CD&V bij de definitie van mestverwerking aanvaard, waarbij grond vervangen werd door cultuurgrond. Gerecycleerde eindproducten kunnen nu wel op bepaalde gronden. Gelijkaardige producten uit het buitenland waren voorheen al toegelaten. Er zijn wel milieuhygiënische risico's aan verbonden. In een rondzendbrief zullen we duidelijk bepalen welke producten er toegelaten zijn.
De vrees dat mest en mestproducten in tuinen en parken zal gedumpt worden, is ongegrond. Er verandert immers niets aan de mestverwerkings- of de LAT-plicht. Het voordeel is dus beperkt. We zullen eventuele misbruiken bestrijden.
Zoals gezegd, zullen we binnenkort een uitgebreide discussie voeren over de mestverwerkingplicht. Diverse fracties pleiten voor een volledig nieuwe regeling. Ik heb de Mestbank alvast de opdracht gegeven om het voorbereidend werk daarvoor aan te vatten. Het is echter niet zo simpel. Aandacht en begrip voor specifieke situaties liggen immers vaak aan de basis van de complexiteit van de regels. Ik wil echter proberen om op een eenduidige, eenvoudige en effectieve manier het mestprobleem op te lossen. Ik hoop dat alle fracties die bekommernis delen.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen.
We hebben een amendement ingediend om een artikel 8bis in te voeren. De bemestingsnormen die dit amendement voorstelt, wijken enkel af voor de gewasgroepen grasland en maïs voorafgegaan door een snede gras. We baseren ons daarvoor op de conclusies van de stuurgroep Vlaamse mestproblematiek en het antwoord van de Europese commissie op het Deense derogatieverzoek.
Het amendement bij artikel 9 verlengt voor gezinsveeteeltbedrijven en akkerbouwbedrijven de ontheffing voor akkerland en intensief grasland, gelegen in natuurgebied. Op die manier worden onrechtvaardig ontnomen rechten hersteld.
Het amendement bij artikel 14 wil een vrijstelling van zeer kleine graslandpercelen voor zodeninjectie en/of sleepslangtechniek. De amendementen bij artikel 22 en 23 verhinderen een verlenging van de standstill. De sector moet eerst kunnen aantonen dat het mestprobleem kan opgelost worden. Het volgende amendement bij artikel 23 is een correcte vertaling van de resolutie nutriëntenhalte. Het ontwerp creëert een discriminatie tussen bedrijven met een kleine en een grote overschrijding van de toegekende nutriëntehalte. Door het amendement worden alle producenten gelijk behandeld. Daarenboven komt er een oplossing voor de zogenaamde niet-bestaande bedrijven.
Bij artikel 24 willen we de laatste zin verwijderen. Het verwijderen van de laatste zin schrapt immers de afroming van 25 procent. Samenvoegen en verplaatsen heeft tot doel de onrendabele bedrijfsvoering van producenten die op verschillende plaatsen dieren houden opnieuw efficiënt te maken. Door het inleveren van de 25 procent van de nutriëntenhalte en de milieuvergunning bij samenvoegen, worden deze bedrijven gestraft terwijl ze eigenlijk een voordeel zouden moeten hebben van deze regeling. Hele grote bedrijven hebben geen behoefte om alles te concentreren op een plaats. Ze zullen dus niet verplaatsen en bijgevolg ook niet inleveren. De kleine bedrijven daarentegen zullen niets kunnen verplaatsen omdat ze door een inlevering van 25 procent kleiner worden. Ze zullen dus ook minder kunnen concurreren met hun grotere collega's.
Bij artikel 26 moeten het tweede, het derde en het vierde streepje worden geschrapt. Het is immers onrechtvaardig om bepaalde veeteeltbedrijven een vrijstelling te geven voor de regeling van de nutriëntenhalte. Dit impliceert immers een schending van het gelijkheidsbeginsel. De natuurverenigingen zijn steeds vragende partij geweest voor het instellen van een nutriëntenhalte. Het zou ten opzichte van de boeren dan ook bijzonder oneerlijk zijn om de natuurverenigingen die de natuurreservaten beheren, vrij te stellen van deze nutriëntenhalte.
De stemmingen over de amendementen op de artikelen 2 ,6, 9, 14, 19, 22, 23, 24, 26 en 30 en over de artikelen 2 ,6, 9, 14, 19, 22, 23, 24, 26 en 30 worden aangehouden.
De stemmingen over de amendementen tot invoeging van de nieuwe artikelen 4bis, 6bis, 7bis, 7ter, 8bis en 27bis worden aangehouden.
De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over het ontwerp van decreet houden.