Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de plannen van de Franstalige onderwijsministers om het Nederlands als tweede taal in het Franstalig onderwijs in Brussel af te schaffen
Actuele vraag over de plannen van de Franstalige onderwijsministers om het Nederlands als tweede taal in het Franstalig onderwijs in Brussel af te schaffen
Verslag
Plannen om het Nederlands als tweede taal in het Franstalig ondewijs in Brussel af te schaffen
Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heer Vandenbossche, de heer Van Dijck en de heer Librecht tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de plannen van de Franstalige onderwijsministers om het Nederlands als tweede taal in het Franstalig onderwijs in Brussel af te schaffen.
Op 8 en 9 januari 2003 vond in het parlement van de Franse Gemeenschap een debat plaats over het gebruik van het Nederlands in het Franstalige onderwijs. Minister Nollet stelt uitdrukkelijk dat de verplichting om Nederlands te leren moet worden herleid tot een vrije keuze. Dat betekent dat het Nederlands als vreemde taal in het Franstalige onderwijs verdwijnt. Minister Hazette bevestigde die stelling en alleen minister Dupuis zwakte de zaak af.
De vraag is hoe men de wet van 1963 en het verplicht aanleren van Nederlands en Frans in de respectieve onderwijsstelsels kan afschaffen en tegelijkertijd kan spreken over samenhorigheid. Dat laatste is onmogelijk wanneer men elkaar niet begrijpt. Als men de zaak ongemoeid laat, evolueren we naar een gesegregeerde samenleving.
Een ander aspect is dat 98 procent van de werklozen in Brussel eentalig is. Slechts 2 procent kent meer dan een taal. Als de maatregel er komt, dan zal het aantal werklozen nog toenemen. De Franstalige bevolking heeft evenwel een andere mening dan de politici. In het Nederlandstalige onderwijs zitten 48 procent anderssprekenden.
De minister mag dit debat niet niet negeren. Ze dient contact op te nemen met haar Franstalige collega's. Verder heeft de Franse Gemeenschap juridisch advies ingewonnen over het voorstel om de wet van 1963 bij decreet te wijzigen. Is de minister bereid om door middel van het Arbitragehof op te treden en een dergelijke maatregel nietig te laten verklaren?
Ik deel de analyse van de heer Vandenbossche. Ik belicht een andere invalshoek.
De vraag van de Franse Gemeenschapsregering is een typisch voorbeeld van de situatie in België. Terwijl de druk op de Vlamingen toeneemt om meer Frans te leren, vinden de Franstaligen het niet nodig om Nederlands te leren.
De Vlaamse Gemeenschap is ook in Brussel aanwezig. De maatregel zal enorme repercussies hebben voor het onderwijsbeleid in Brussel en nadelig zijn voor het Nederlandstalige onderwijs, aangezien heel wat mensen kiezen voor een tweetalige opvoeding. Op welke manier zal de Vlaamse regering reageren?
Ik ben enorm verbaasd over het voornemen van de Franstalige ministers. De vraag is of politici de gevolgen op het labiele evenwicht van de Brusselse samenleving en het Nederlandstalige onderwijs in Brussel voldoende kunnen inschatten. Het feit dat een dergelijk voornemen in het parlement wordt geuit en dat er juridisch advies wordt ingewonnen, wijst erop dat het om een ernstige zaak gaat. Het is de vraag of dit een antwoord is op de goednieuwsshow van de minister-president over de communautaire verhoudingen. Het voornemen bevestigt dat allochtonen in Brussel worden gebruikt om het Nederlands uit Brussel te bannen.
Wat is het standpunt van de minister? Zijn er al gesprekken geweest en wat is daarvan het resultaat? Wat zal de minister doen om de zaak aan te pakken?
De gemeenschappen kunnen zelf beslissen wat de tweede taal is in het onderwijs, behalve in Brussel, waar dat een federale materie is. Daar wordt vanaf het derde leerjaar het Nederlands aangeleerd in het Franstalig onderwijs en het Frans in het Nederlandstalig onderwijs. Dat kan alleen veranderd worden met een samenwerkingsakkoord tussen de gemeenschappen en de federale regering.
Ook ik ben geschrokken van de berichten in de pers. Uit de informatie die ik heb ingewonnen, is gebleken dat er in een commissievergadering van het parlement van de Franse Gemeenschap een debat is geweest over meertaligheid, een discussie die weldra ook in het Vlaams Parlement zal worden gevoerd. Het was dus niet de bedoeling bijzondere aandacht te besteden aan de situatie in Brussel. De Nederlandstalige pers zou de debatten niet correct hebben weergegeven.
Drie jaar geleden al hebben we afspraken gevraagd met de Franse gemeenschap over de verschillende taalproblemen in het onderwijs, maar dat is nog niet gelukt. Nu wil ik dit dossier aanhangig maken in de Vlaamse regering om het te agenderen in het Overlegcomité. Zo hoop ik in het parlement meer duidelijkheid te kunnen brengen.
Ik dank de minister voor de ernst waarmee ze het dossier aanpakt.
Meertaligheid is belangrijk. De beleidsvoerders in Vlaanderen benadrukken hoe belangrijk het is om Frans te leren. Er is evenwel geen wederkerigheid. In Brussel zijn de problemen van een andere orde. Het verheugt me dat de minister dit dossier op de voet wil opvolgen.
Gezien de ernst van dit voornemen is een kritische bemoeienis van de Vlaamse minister van Onderwijs noodzakelijk. We zullen daarop nauwgezet toezien.
Het incident is gesloten.