Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de actuele vraag van de heer De Ridder tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking over de lijst met beleidsprioriteiten in het kader van de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking.
Zoals afgesproken werd in de werkgroep voor de uitwerking van de defederalisering van delen van de ontwikkelingssamenwerking, moet de minister zelf een lijst opstellen van bevoegdheden die moeten overgedragen worden. Indien ik de pers mag geloven is deze lijst echter vrij beperkt.
De beleidsnota's getuigen van een zekere ambitie. Is dit wel te rijmen met de beperktheid van de lijst?
Verder bestaat er nog onduidelijkheid over de parallelle bevoegdheden. Indien deze bevoegdheden beperkt geïnterpreteerd worden kan het gebeuren dat Vlaanderen wel bevoegd is om aan aidspreventie te doen in een ontwikkelingsland maar er geen ziekenhuis kan bouwen. Dit laatste zou immers een curatieve bevoegdheid zijn die enkel aan de federale overheid toekomt. Ik blijf dus een voorstander van een zo ruim mogelijke interpretatie van de parallelle bevoegdheden.
Ook de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking zou op de lijst voorkomen. Ik vrees echter dat vele gemeenten niet over de nodige knowhow beschikken om aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Verder moet men er zich voor hoeden dat men niet overgaat tot de oprichting van een aantal gemeentelijke reisbureaus.
Moet er trouwens geen beter decretaal kader komen voor de uitbouw van het Vlaamse ontwikkelingsbeleid? Samen met collega Rogiers heb ik in ieder geval al een aantal voorstellen gedaan.
Eind december heeft de werkgroep haar werkzaamheden beëindigd. Ze heeft het kader geschetst waarbinnen de defederalisering van de ontwikkelingssamenwerking zou moeten kunnen plaatsvinden.
Een van de eerste zaken die alvast zou moeten gebeuren is dat er voortaan 0.7 procent van het BNP uitgegeven wordt aan ontwikkelingssamenwerking.
Verder moeten de parallelle bevoegdheden zo ruim mogelijk geïnterpreteerd worden. Dit betekent echter niet dat de verschillende overheden elkaar voor de voeten mogen lopen.
De door mij voorgestelde lijst van over te hevelen bevoegdheden werd nog niet besproken in de Vlaamse regering. Het bewuste persartikel kwam er dan ook niet door mijn persdiensten maar door een perslek.
Men is bevooroordeeld als men denkt dat men op gemeentelijk niveau geen ontwikkelingssamenwerking kan uitwerken. Bovendien kan men ten allen tijde een beroep doen op de kennis van allerlei NGO's.
Eerst moet men een beleidsvisie ontwikkelen. Vervolgens moet men samenwerken met een NGO. Ten slotte zoekt men een partner uit een ontwikkelingsland. Zich baserend op dit stramien helpt Brussel de Congolese hoofdstad Kinshasha bij de uitbouw van een burgerlijke stand. Tegelijkertijd sensibiliseert men de eigen bevolking over de huidige Noord-Zuid-verhouding.
Beleidsvoering is niet alleen gebaseerd op goede wil. Ik blijf dan ook voorstander van een degelijk decretaal kader.
Bij de begrotingsbesprekingen was er sprake van twee decreten. Enerzijds had men het over een sensibiliseringsdecreet. Anderzijds was er ook het decreet om banden tussen steden in Noord en Zuid te smeden.
In afwachting van het hele defederaliseringsproces zal er echter met 2 deeldecreten gewerkt worden. Voor januari 2004 zou alles aan de commissie moeten kunnen voorgelegd worden. Het is dus de bedoeling dat de commissie zich dit jaar nog buigt over de gedeeltelijke verankering van het Vlaamse ontwikkelingsbeleid.
Het incident is gesloten.