Verslag plenaire vergadering
Verslag
Taalhoffelijkheidsakkoord
Hoofdelijke stemmingen
De voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van de heren Lootens-Stael en Van Nieuwenhuysen tot besluit van de op 22 oktober 2002 door de heer Lootens-Stael in commissie gehouden interpellatie tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, en tot de heer Vanhengel, Vlaams minister van Sport en Brusselse Aangelegenheden, over het Brusselse taalhoffelijkheidsakkoord.
Door het nieuwe taalhoffelijkheidsakkoord dat in juli van dit jaar, dus tijdens het parlementair reces, in Brussel werd afgesloten, wordt de dienstverlening in eigen taal voor de Nederlandstaligen in Brussel verder gehypothekeerd. De FET van 20 juli jongstleden sprak dan ook - niet ten onrechte - over een taalgrofheidsakkoord.
Mensen die veertig procent halen op een taalexamen kunnen toch in dienst worden genomen. Personeelsleden die kunnen aantonen dat ze een taalopleiding volgen, kunnen toch in openbare dienst worden genomen of kunnen in dienst blijven, ook als ze na twee of vier jaar nog steeds geen taalexamen hebben afgelegd. Nochtans bepaalt de taalwetgeving dat wie geen taalexamen heeft afgelegd, niet kan worden aangesteld in een openbare dienst in Brussel.
De motie van de meerderheidspartijen vertrekt van een verkeerd uitgangspunt. Ze vraagt dat men de implementatie van het taalhoffelijkheidsakkoord alert zou opvolgen, terwijl dit akkoord precies in strijd is met de taalwetgeving, vermits het de aanwerving mogelijk maakt van Nederlandsonkundigen. Een correcte en grondwettelijk gewaarborgde tweetalige dienstverlening bestaat in Brussel zeker niet.
Minister Vanhengel vertolkte het antwoord van de Vlaamse regering op de interpellatie in de commissie. Deze toespraak toonde aan dat één Brussels minister de volledige Vlaamse regering in zijn greep houdt. De rondzendbrief komt neer op een de facto wijziging van de taalwetgeving.
Wij vragen dat de Vlaamse regering bij de Brusselse regering protest zou aantekenen tegen het ongrondwettelijke taalhoffelijkheidsakkoord. We vragen ook dat de Vlaamse regering alle nodige politieke en juridische maatregelen zou nemen om de taalbelangen van de Nederlandstalige Brusselaars te vrijwaren. We vragen dat de Vlaamse regering het overlegcomité zou samenroepen om er bij de federale regering op aan te dringen juridische stappen te zetten om een schorsing en een vernietiging van de omzendbrieven door de Raad van State mogelijk te maken.
CD&V heeft bij monde van mevrouw Grouwels dit taalwetovertredingsakkoord zwaar op de korrel genomen, onder meer in De Standaard van 20 juli jongstleden. Wellicht hoeven we ons dus geen zorgen te maken over het stemgedrag van de CD&V-fractie. Ik doe echter ook een oproep tot de leden van de meerderheidspartijen om deze motie mee goed te keuren. Dat zou immers in het belang zijn van de Brusselse Vlamingen en van de Vlamingen die in Brussel werken of om welke reden dan ook in Brussel aanwezig zijn. (Applaus bij het VB)
De N-VA heeft een afzonderlijke motie ingediend waarvan ik één element wil toelichten om te voorkomen dat het Vlaams Parlement zijn eigen geloofwaardigheid in het gedrang zou brengen.
De zaak van de taalhoffelijkheidsakkoorden is reeds eerder aan bod gekomen in het Vlaams Parlement. Op 23 mei 2001 werd namelijk een duidelijke resolutie goedgekeurd op basis van een vorig taalhoffelijkheidsakkoord. Deze resolutie vroeg dat men zou toezien op een goede uitvoering van het akkoord. Kandidaten die niet zouden slagen voor het taalexamen, moesten uit de openbare dienst worden geweerd.
De huidige meerderheidsmotie schenkt vertrouwen aan een nieuw taalhoffelijkheidsakkoord. Een goedkeuring van deze motie zou de geloofwaardigheid van het Vlaams Parlement schaden. Dat wil ik aantonen met een citaat uit een lezersbrief van voormalig Brussels minister Vic Anciaux, die indertijd naar aanleiding van deze kwestie zijn ontslag heeft aangeboden. Minister-voorzitter de Donnea beweert nu dat personeelsleden die na vier jaar de tweede landstaal niet beheersen, niet in dienst kunnen blijven. De heer Anciaux zegt dat hij dezelfde krasse taal vijf jaar geleden ook heeft gehoord. Hij vreest dat zijn vroegere Vlaamse collega's zich belachelijk zullen maken.
Met een goedkeuring van de motie van de meerderheid zouden de leden van het Vlaams Parlement zich dus belachelijk maken. Daarom kijk ik met belangstelling uit naar het stemgedrag van de meerderheid, van Spirit, de groep van de heer Anciaux en van CD&V.
- De met redenen omklede motie wordt met 21 stemmen tegen 74 bij 6 onthoudingen niet aangenomen.