Verslag plenaire vergadering
Interpellatie over de gevolgen van de dotatievermindering voor de begrotingsenveloppe
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heren Vandenbroeke en Van Rompuy tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, respectievelijk over de vermindering van de dotatie van de federale overheid aan de gemeenschappen en gewesten, de weerslag hiervan op de inkomsten van de Vlaamse overheid en de roep naar meer fiscale autonomie en over de gevolgen van de dotatievermindering voor de begrotingsenveloppe.
Minister Van Mechelen zal antwoorden in de plaats van de minister-president.
Het verheugt me dat we door de vraagstelling een aanzet krijgen voor dit minidebat over het begrotingswerk.
De goegemeente beschouwt het Vlaams Parlement als de praatbarak in Brussel, maar eigenlijk is dat geen probleem. In dit parlement moet de discussie gevoerd worden.
Bij de start van dit werkjaar werd al onderstreept dat de plenaire debatten moeten plaats vinden in de plenaire vergadering. Kort daarna werd in een vrije tribune die ik erg gewaardeerd heb, de vraag gesteld welke stijl we dienen te hanteren in onze debatten, een emotionele Latijnse stijl of een meer onderkoelde.
Wij moeten echter vaststellen dat het Vlaams Parlement geen praatbarak is. Het is aan het verworden tot een slaapbarak. Er zijn geen debatten ten gronde en er is nauwelijks een agenda.
Nochtans staan we op een kruispunt van wegen. Nu moeten we de toekomst van Vlaanderen voorbereiden. Al te vaak wordt een goed-nieuws-show opgevoerd. Men weigert zich echter te bezinnen over grote uitdagingen als de werkgelegenheid, de milieusanering of de voorbereiding van de kennismaatschappij, laat staan dat er voor deze opdrachten ook zou voorzien worden in voldoende begrotingsruimte. Er is een belangrijke hervorming van het hoger en het universitair onderwijs op til. Over het zogenaamde structuurdecreet, ook Bolognadecreet genoemd, is hier echter nooit een discussie ten gronde geweest.
Tijdens de zomerperiode stelde de SERV dat er bespaard moest worden a rato van 300 miljoen euro. Kort nadien was er een geheimzinnige nota van de minister-president waarin stond dat er 600 miljoen euro bezuinigd diende te worden. Tijdens een regeringsbijeenkomst werd er op een voormiddag 250 miljoen euro weggesneden uit de begroting. Uiteindelijk presenteerde de minister-president de septemberverklaring als een goednieuwsshow : de begroting was in evenwicht, overeenkomstig de HRF-norm, met een serieuze reserve.
De minister-president had die cijfers nog maar pas uitgesproken of het Instituut van de Nationale Rekeningen (INR) stelde dat men zich had vergist over de parameters van de economische groei en over de inflatie. Er was bijgevolg een teveel aan dotaties doorgestort. Dat betekent dat 210 miljoen euro voor de Vlaamse begroting van 2003 niet beschikbaar is.
Nadien deelde de federale overheid bovendien mee dat de deelstaten lineair moeten meebetalen aan de pensioenfondsen. Die factuur bedraagt 30 miljoen euro voor de eerstvolgende jaren.
Terwijl de regering en vooral de minister-president herhalen dat er nood is aan meer fiscale autonomie, is het duidelijk dat de federale overheid steeds meer intervenieert en de manoeuvreerruimte van Vlaanderen hypothekeert. De herziening van de vennootschapsbelasting door de federale overheid is daarvan een ander manifest voorbeeld. Omdat dat een neutrale operatie moet zijn, gaat men dat verhalen op de deelstaten. Concreet houdt dat in dat de heffingen niet meer aftrekbaar zijn. Meer dan 50.000 plaatsen in de textielsector dreigen daaraan ten onder te gaan evenals 8.000 plaatsen in de wasserijsector, en ook de ontluikende agro-industrie krijgt het enorm moeilijk. Voorts is de Aquafinfactuur van tientallen miljoen euro nog niet uitgeklaard en moet 40 miljoen euro van de Beaulieurekening teruggestort worden. We weten niet meer waar we staan.
De minister-president stelt voor om Vlaanderen te laten vertegenwoordigen in het INR. De vraag is of dat een oplossing is. Een ander voorstel is om artikel 75 van het Reglement te herzien en de Septemberverklaring af te schaffen of enkele weken te verdagen, omdat het INR pas eind september een inschatting van de dotaties maakt. Is dat de oplossing voor de pijnpunten? Volgens de minister-president volstaat een herziening van de budgetcontrole om te corrigeren wat Vlaanderen de voorbije jaren te veel heeft gekregen. Ik opteer voor een andere oplossing : er moet een nieuwe begroting opgesteld worden. De minister-president pleit voor meer fiscale autonomie, maar zijn Vlaams Manifest is manifeste onzin, niet meer dan blufpoker : in werkelijkheid wordt die fiscale autonomie teruggeschroefd.
Waar is de euforie gebleven van september 1999, toen minister-president Dewael stelde dat er 160 miljard frank vrij besteed kon worden? Twee weken later was dat zelfs 200 miljard frank. We hebben die middelen niet meer. De begroting moet hertekend worden en gaat in het rood, terwijl de uitdagingen groot zijn. Ook intern nemen de spanningen toe. In september 2002 stelden de heren Sannen en Vermeulen, en ministers Vogels en Dua dat het gedaan moet zijn met weggeven en dat er geld nodig is voor solidariteit. Die spanningen zullen nu nog groter worden. Men kan niet blijven spreken over fiscale autonomie als Vlaanderen door de federale overheid monddood gemaakt wordt. Namens NV-A zal ik een met redenen omklede motie indienen. (Applaus bij CD&V en het VB)
Ik heb een brief naar de parlementsleden geschreven met de vraag om de aanwezigheid in de commissie te optimaliseren. Ik protesteer tegen de uitspraak dat de maatschappelijke problemen in de commissies en in het parlement niet aan bod komen en dat dit een slaapparlement is. We hebben zelf beslist om de nadruk op het commissiewerk te leggen. Vorige week hebben de commissies de volgende thema's behandeld : de vrijmaking van de energiemarkt, de gemeentelijke inkomsten, de beheersovereenkomst met de VRT, het inburgeringsbeleid, het fiscaal statuut van milieuheffingen, Europa, het economische ondersteuningsbeleid, het Vlaamse jeugdbeleid, de kosteloosheid van het onderwijs en de recente stijging van de werkloosheid. Elk parlementslid kan deelnemen aan de commissievergaderingen, ook al is hij geen lid van die commissie. Als u dergelijke uitspraken doet, geeft u in feite kritiek op uzelf. (Applaus bij de CD&V, de VLD en VU&ID)
Er wordt inderdaad hard gewerkt in de commissies, maar ik merk ook hoe weinig mensen dit belangrijke begrotingsdebat bijwonen. Begrijp me niet verkeerd : ook ik wil de rol van het Vlaams Parlement versterken en precies daarom wens ik me te verontschuldigen als ik al te kwetsend overkwam.
Ik heb de indruk dat men de talrijke kansen om te debatteren steeds minder neemt. Ik heb enkele voorstellen gedaan, maar die zullen pas slagen als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. Ik wens geen plenair debat te voeren met evenveel aanwezigen als in een commissievergadering. Als dat zo blijft, moeten we op een andereen strengere manier sanctioneren dan nu het geval is? (Applaus)
Ik ben het grotendeels met u eens, maar ook de regering draagt een deel van de verantwoordelijkheid. Misschien zijn het onze minimale bevoegdheden die de indruk wekken dat we minder presteren, maar de agenda geeft ook de activiteitsgraad van de regering en de meerderheid weer. Ten slotte stel ik vast dat minister-president Dewael niet aanwezig is bij dit zeer belangrijke debat. De regering moet beseffen dat de herwaardering van het parlement ook haar verantwoordelijkheid is. (Applaus bij het VB)
We mogen niet vergeten dat veel organisaties uit het middenveld op woensdag conferenties organiseren waarop ministers en parlemnetsleden uitgenodigd zijn. Het middenveld draagt dus ook een deel van de verantwoordelijkheid.
Ik was geschokt toen ik vernam dat de federale regering de dotatie voor de gewesten en gemeenschappen vanaf 2003 met 332 miljoen euro zou verminderen. Hoe is het immers mogelijk dat de federale regering 210 miljoen euro uit de Vlaamse begroting voor volgend jaar haalt nadat de Vlaamse regering haar begroting al heeft opgemaakt? De federale begroting verlaagt de fiscale basis voor het berekenen van de dotatie aan de deelstaten en brengt zo haar eigen begroting in evenwicht.
De Vlaamse ministers maken zich steeds weer sterk dat het niet zo ver zal komen, waarop de federale regering de factuur toch doorschuift. Denk maar aan het Aquafindossier en het feit dat gewestbelastingen niet langer fiscaal aftrekbaar zijn. Binnenkort krijgen we ongetwijfeld ook de Beaulieufactuur gepresenteerd. De Vlaams regering en het Vlaams Parlement staan onder voogdij van premier Verhofstadt en minister Vande Lanotte.
Ik weet al ongeveer wat minister Van Mechelen zal antwoorden. Hij zal dit probleem oplossen tijdens de begrotingscontrole dankzij het FFEU. Maar zo gemakkelijk zal hij er deze keer niet van afkomen. De fiscale basis zal niet zo vlug meer stijgen. Komt deze begroting eigenlijk nog overeen met de waarheid? Kloppen de groeihypotheses nog in de huidige economische situatie? Bovendien is deze begroting al heel krap berekend. De begrotingscontrole wordt één grote besparingsoperatie ondanks de behoefte aan bijkomende middelen voor de wachtlijsten voor gehandicapten, de inburgering en het onderwijs.
De sociale partners voeren momenteel onderhandelingen over de economische problemen en de werkgelegenheid. Ze weten echter niet over hoeveel geld ze kunnen beschikken. De Vlaamse regering weet het evenmin en zal daarom tot de begrotingscontrole in april volgend jaar onmachtig blijven. De Vlaamse regering verwijst naar de internationale situatie en haar gebrekkige instrumenten, maar ondertussen verklaart het VEV openlijk dat het moe wordt als het minister Landuyt moet aanhoren. En wie neemt minister Gabriels nog ernstig?
De internationale economische crisis past niet in de goednieuwsshow van deze paars-groene regering. Alles moet gratis zijn, de lasten worden verlaagd, het kijk- en luistergeld wordt afgeschaft. Maar intussen loopt het fundamenteel mis met ons economische klimaat en kijkt de Vlaamse regering gewoon toe. Ze schaft de tewerkstellingssteun af en maakt van de expansiesteun een soort van loterij.
Wij vragen de Vlaamse regering om haar huiswerk over te doen. Deze begroting mist elke sociale dimensie. De sociale partners weigeren te onderhandelen over een tewerkstellingsakkoord, omdat de middelen daarvoor gewoon ontbreken. Het stoort de regering dat de tewerkstelling opnieuw uitgroeit tot een probleem, want daardoor wordt duidelijk dat alle middelen zijn opgesoupeerd. Niet het Vlaams Parlement slaapt, maar de Vlaamse regering. Zij helpt de beschikbare middelen om de economie aan te zwengelen, zoals Flanders Technology en de expansiesteun, gewoon om zeep.
De federale regering pleegt een hold-up op onze middelen, en wij zwijgen. Er vindt een fundamentele economische klimaatsverandering plaats, en de Vlaamse regering kijkt passief toe en wacht op betere tijden. De factuur zal na de verkiezingen worden gepresenteerd. Wij vragen de Vlaamse regering haar begroting te herzien en er een sociaal-economische dimensie in te brengen. Ik stel voor de zoveelste keer vast dat minister-president Dewael afwezig is bij een belangrijk debat. De Vlaamse regering moet nochtans dringend ter verantwoording worden geroepen.
De heer Van Rompuy doet de waarheid geweld aan door te zeggen dat het hem niet verwondert dat minister-president Dewael afwezig is. De minister-president is hier als hij hier moet zijn. De minister van Financiën is trouwens wel aanwezig en hij heeft al meermaals bewezen dat hij zijn dossiers grondig kent.
De twee vorige sprekers hielden hier één lange klaagzang, terwijl Vlaanderen op het vlak van welzijn en welvaart internationaal zeer goed scoort. Doemdenken helpt niet in deze tijden van internationale economische recessie.
Als we de minister-president vragen om aanwezig te zijn, gaat hij daar steeds op in. De Vlaamse regering oordeelt trouwens soeverein welke minister het meest geschikt is om op een interpellatie te antwoorden.
De voorzitter heeft bij het begin van dit jaar een oproep gedaan om de plenaire vergadering te herwaarderen en ik ben het daarmee volledig eens. Het initiatief van de heren Van Rompuy en Vandenbroeke om deze interpellaties te houden, is daarom lovenswaardig. Hun uiteenzetting is echter ontgoocheld. Ze deden me denken aan de verklaring van de Tsjechische president Havel, die de politieke wil verlaten omdat hij het gevoel heeft in herhaling te vervallen.
De rel over de dotaties, de bespreking van de septemberverklaring en de begrotingsbesprekingen geven steeds aanleiding tot hetzelfde liedje. Dit dossier hoort thuis in de begrotingsbesprekingen en ik pleit ervoor het begrotingsdebat zijn waarde te laten hebben. Ik heb een groot vertrouwen in minister Van Mechelen, die heeft aangetoond dat bij de begrotingscontrole steeds ruimte is voor bijsturingen en correcties.
Toch komen deze interpellaties op het juiste moment. Over zeer korte tijd komt immers het Overlegcomité samen waar zal worden gesproken over de financiën van de gemeenschappen en gewesten. Wij willen weten welk standpunt de Vlaamse regering daar zal verkondigen en willen de regering duidelijk maken wat onze verwachtingen zijn.
Wat is de oorzaak van deze dotatievermindering? De oorzaak moet niet worden gezocht bij de gemeenschappen en de gewesten, die de financieringswet en het Lambermontakkoord goed hebben toegepast. De oorzaak moet ook niet gezocht worden bij de federale regering, want ook zij heeft de financieringswet en het Lambermontakkoord goed toegepast. De fout is in het verleden gebeurd, door mevrouw Demeester-De Meyer. (Rumoer)
Op 29 mei 1995 heeft zij een overeenkomst afgesloten met toenmalig federaal minister van Financiën Maystadt over de invulling van het begrip 'reële groei van het BNP', een invulling die determinerend is voor het bedrag van de dotaties. Tegen het advies van het Rekenhof in ging zij ermee akkoord gebruik te maken van de cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS). Het Rekenhof stelde dat de ramingen van het Planbureau aanzienlijk kunnen verschillen van de definitieve cijfers van het NIS, die pas een jaar ne het opstellen van de begroting beschikbaar zijn.
Bovendien wordt dat cijfer toegepast voor de latere begrotingsjaren en is er geen buffer om grote verschillen te compenseren. In de overeenkomst worden dus aanpassingen met terugwerkende kracht mogelijk, die de begrotingsjaren nadien belasten. Het is de slechtste overeenkomst ooit afgesloten door een Vlaamse regering.
Noch in de financieringswet, noch in de Lambermontakkoorden staan er argumenten die de federale overheid in het ongelijk stellen. De onderhandelingspositie in het overlegcomité is dus belangrijk. De herziening van de overeenkomst van 1995 moet het eerste punt op de agenda zijn.
In 1995 legde Europa de ESER-berekening op, waardoor een en ander aangepast moest worden. In plaats van het BNP moest het BNI gehanteerd worden en alleen het NIS had daar betrouwbare cijfers over. Door deze technische aanpassing ontstond een zekere volatiliteit. Daardoor kreeg Vlaanderen vorig jaar overigens een bonus.
De vorige regering hanteerde de meesternorm, waarbij de uitgaven op basis van beleidskredieten een bepaald percentage mochten stijgen. Nu werkt men met betalingskredieten en de HRF-norm. Daardoor zijn er geen marges meer.
De meesternorm geldt voor de Vlaamse begroting. Ik heb het over de dotatie, gebonden aan de groei van het BNP.
Een tweede agendapunt op het overlegcomité moet de oplossing van de Aquafin-factuur zijn. Het kan niet dat men in Vlaanderen 21 procent en in Wallonië 6 procent moet betalen voor dezelfde publieke voorziening.
Ten derde moeten we de Franstaligen overtuigen van het belang van een grotere fiscale autonomie. Daardoor zullen discussies over de cijfers wegvallen want de groei zal automatisch verrekend worden door de opbrengst van de eigen fiscaliteit.
Het overlegcomité is dus belangrijk en we zullen de Vlaamse regering steunen door het indienen van een motie met de drie essentiële agendapunten. Door de overeenkomst van 1995 bevindt zij zich immers in een zwakke onderhandelingspositie. (Applaus bij de VLD)
De overeenkomst van 1995 brengt de regering niet in een zwakke onderhandelingspositie. Vlaanderen beschikt over voldoende troeven, namelijk economische en financiële macht. Het essentiële probleem is dat Vlaanderen middelen geeft aan Wallonië. Nog steeds ontstaan er nieuwe transfers. De vermindering van de vennootschapsbelasting ten koste van de fiscale aftrekbaarheid van de milieuheffingen is daar een voorbeeld van. Onze ondernemingen hebben niet alleen een fiscaal nadeel, maar moeten ook voldoen aan veel strengere normen dan Waalse bedrijven.
Vlaanderen is steeds als verliezende partij uit onderhandelingen gekomen. Zo ging de Vlaamse regering in 1994 akkoord met een financiële bijdrage van de deelgebieden voor de pensioenen van de ambtenaren. Nu wil men de landsdelen evenveel laten betalen. Goed beleid wordt dus niet meer beloond. En nu zal Vlaanderen dus ook nog 8 miljard frank minder dotaties ontvangen. Wat doet de Vlaamse regering daartegen?
Deze zogenaamde avant-première van het begrotingsdebat zou kunnen vermeden zijn door een correct optreden van de Vlaamse regering.
De Vlaamse regering schiet hierin te kort, ze reageert zelfs niet als ze dingen ziet gebeuren die niet door de beugel kunnen. Beaulieu was bijvoorbeeld altijd ingeschreven in de Vlaamse begroting, zodat het tegoed aan Vlaanderen toekwam. Plots verschijnen die cijfers in de federale regering, en Vlaanderen laat na hierop te reageren.
Bij het vrijmaken van de energiemarkt betaalt Vlaanderen andermaal de rekening. Het financiële onevenwicht tussen de gewesten, een gevolg van een verschil in timing van die liberalisering, moet kunnen opgelost worden in het kader van de Belgische staat. Indien dit onmogelijk blijkt moeten we achter die Belgische staat definitief een punt zetten.
Iedereen reageert positief op het feit dat de Vlaamse fiscale autonomie tot 25 procent gestegen is. We gaan erop vooruit, zegt men. Maar in feite staan we nergens : er ís fiscale autonomie, of er is er geen. Meer dan 50 percent is een minimum. Wat mij betreft zelfs in een totaal zelfstandige staat. Het is duidelijk dat Vlaanderen niets in de pap te brokken heeft, en dat het steeds opnieuw de federale overheid is die de beslissingen neemt. Wij worden gepaaid met toekomstige onderhandelingen en in afwachting daarvan moeten we wat minder meer betalen, dat is het eeuwige drama.
De heer Denys zegt dat wij ons tegenover de federale overheid niet arrogant mogen opstellen. Daarin heeft hij gelijk, maar we moeten wel zelfbewust en zelfzeker zijn. Het zijn duidelijk de Vlamingen, die tenslotte 60 procent van de bevolking uitmaken, die de hele zaak recht houden. Dus mogen zij ook hun eisen stellen. Dát is mijns inziens democratie. Vlaanderen hoeft niet gedwee te aanvaarden wat de federale regering oplegt.
Het tijdschema in de behandeling van de begroting werd steeds gerespecteerd. De gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit schrijft voor dat de minister van Financiën de begroting uiterlijk op 31 oktober moet indienen. Om deze einddatum te halen begonnen wij reeds in juni en juli met het voorbereidende werk. Daar ging overigens het getal van 600 miljoen euro circuleren. Het proces liep uit op het begrotingsconclaaf van september. De Vlaamse regering neemt haar verantwoordelijkheid wanneer het nodig is, niet eerder en niet later.
België verbond zich tot het Europeesee stabiliteitsprogramma, dat als doel heeft de uitstaande staatsschuld via begrotingsoverschotten versneld af te bouwen. Vlaanderen alleen zorgt ervoor dat België deze koers kan aanhouden. Maar is dat een motief om haar te verlaten?
De federale overheid rapporteert hierover tweemaal per jaar aan Eurostat; een keer eind maart en een tweede keer eind september. Deze gegevens, die aan Eurostat worden geleverd door de nationale bank, worden tevens door het INR gebruikt als basis voor hun prognoses betreffende de economische begroting en voor de vaststelling van de BNI-parameters van de voorbije jaren.
De berekening van onze middelen wordt bepaald door enerzijds de Belgische financieringswet en anderzijds artikel 4 van de overeenkomst van 1995 tot vastelling van de definitieve parameters voor de voorbije begrotingsjaren. Artikelen 33 en 47 van de eerstgenoemde wet bepalen dat wij, in afwachting van de definitieve vaststelling, moeten werken met de parameters uit de economische begroting. Die werd vastgelegd op 6 september. De Vlaamse regering heeft de begrotingswerkzaamheden afgerond op 15 september en bekrachtigd op 18 september.
Op 27 september gebeurt iets merkwaardigs : er vinden twee vergaderingen plaats die inhoudelijk haaks op elkaar staan. Terwijl op de ene vergadering tot de herziening van de BNI-parameters beslist wordt, bevestigt men op het kabinet-Vande Lanotte dat de parameters van de economische begroting gehandhaafd blijven.
De Vlaamse begroting werd dus opgesteld volgens alle geldende regels en gegevens van dat ogenblik. Vlaanderen was zelfs dermate voorzichtig dat het ervoor opteerde in de uitgavenbegroting slechts rekening te houden met een BNI-parameter van 2 procent, en niet die van 2,4 procent uit het economisch budget van 6 september. Ik wijs erop dat de parameters worden vastgesteld door een wetenschappelijk comité waarin geen gewest- of gemeenschapsvertegenwoordigers zitting hebben.
Het moge duidelijk zijn dat de beslissing van het INR zware repercussies heeft op de Vlaamse begroting. De afwijkingen zullen niet tot terugvorderingen leiden, maar hebben wel tot gevolg dat de opstap voor de begroting 2003 lager wordt.
Officieel is er inderdaad geen sprake van een terugvordering. De federale regering wekt de indruk van een neutrale operatie, terwijl ze Vlaanderen eigenlijk acht miljard afhandig maakt. De financieringsbasis verlaagt immers.
Er werd gehandeld volgens de regels van de bijzondere financieringswet. Het probleem ligt hierin dat er nu een bruuske stap moest gezet worden, terwijl daar vroeger nooit enige aanleiding toe bestond. Als we de curve tussen 1994 en 1998 bekijken, is die constant en is er nergens sprake van plotse schommelingen.
Heeft dat iets te maken met de omschakeling van de ESER-79- naar de ESER-95-methodologie? Dat wordt onderzocht. Op dit ogenblik kan echter niemand op deze vraag antwoorden. Het voordeel van de ESER-95-methodologie is dat men sneller dan vroeger, namelijk binnen de vier jaar, komt tot een definitieve afrekening van de parameters.
Tot nu toe kan niemand me vertellen waarom er voor 2000 en 2001 een dergelijke discrepantie is tussen de semi-officiële parameters zoals die de voorbije jaren werden ontwikkeld, en de nieuwe vaststelling op 27 september jongstleden door het Instituut voor de Nationale Rekeningen.
De heer Vandenbroeke vroeg naar de samenstelling van de wetenschappelijke commissie. Hij vroeg zich af wie er over de parameters kan beslissen en op basis waarvan. De wet van 21 december 1994 bepaalt dat de INR wordt bestuurd door een raad van bestuur die bestaat uit zeven leden van wie er vier van rechtswege zijn aangesteld, namelijk de secretaris-generaal van het federale ministerie van Economische Zaken, de goeverneur van de Nationale Bank, de commissaris van het Planbureau en de directeur-generaal van het NIS. Deze drie instellingen stellen ook nog drie andere leden aan. Die zeven mensen beslissen dus over de parameters.
Sedert 1996 worden waarnemers van gewesten en gemeenschappen uitgenodigd op de vergadering van de wetenschappelijke commissie. Op de vergadering van 27 september was echter niemand uitgenodigd. De Vlaamse ministerraad heeft beslist deze zaak aanhangig te maken bij het interministerieel comité. Ze werd daarin gesteund door de andere gewesten en gemeenschappen.
Er is niet alleen een discrepantie in de afrekening van de parameters, ook de spanning tussen het BNP en het BNI groeit. Meestal ligt die spanning tussen de 0,1 en de 0,2 procent, maar nu bedraagt ze 0,6 procent. Er is namelijk niet alleen een verlaging van het BNP, maar ook een verhoogde verlaging van het BNI. Tijdens de vragenrondes met de Nationale Bank heeft niemand me daarop een antwoord kunnen geven.
De heer Van Rompuy stelt dat we onze begroting moeten aanpassen. Ik ben echter niet bereid om op basis van deze herziening van de parameters de Vlaamse begroting voor een bedrag van 18,8 miljard euro of 202 miljoen Belgische frank aan te passen. Ik meen dat we veeleer de discussie moeten aangaan over die parameters. Ik kan niet akkoord gaan met het argument van de Nationale Bank dat men gebruik heeft kunnen maken van de definitieve basisgegevens. We moeten dit onderzoeken in een technische commissie, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de gewesten en de gemeenschappen. Vervolgens moeten de knopen worden doorgehakt op politiek niveau.
Op de vraag van de heer Denys zou ik willen antwoorden dat we de ESER-95- berekeningsmethode moeten analyseren. Het akkoord van 1995 dat gebaseerd was op de ESER-79-methode heeft nooit voor problemen gezorgd. ESER-95 leidt echter tot spanningen die niemand voorzien had. Ik denk dan ook dat we de overeenkomst van 1995 opnieuw moeten bekijken en dat we zullen moeten op zoek gaan naar een nieuw systeem. De gemeenschappen komen nu immers in een onmogelijke situatie terecht. Door de aanpassing van de parameters hebben ze een wisselende dotatie, terwijl hun uitgaven die hoofdzakelijk bestemd zijn voor lonen, recurrent zijn en in stijgende lijn gaan.
Minister Van Mechelen stelt dus dat de Vlaamse regering deze berekening voorlopig niet mag aanvaarden en dat ze de middelen dient te handhaven die ze in september kon verwachten. De federale begroting is echter gebaseerd op de veronderstelling dat dit bedrag van 322 miljoen euro of 8 miljard Belgische frank niet wordt doorgestuurd naar de deelstaten. Dat betekent dat één van beide begrotingen kaduuk is, wie er ook gelijk krijgt.
Het probleem wordt verschoven naar de begrotingscontrole van maart of april volgend jaar. Tegen die tijd is het wellicht gedaan met de federale regering. Nu wordt er aan het Vlaams Parlement echter een begroting voorgelegd waarvoor er op federaal niveau geen geld is. Eens de rijksmiddelenbegroting is goedgekeurd, beschikt de Vlaamse regering immers over geen enkel instrument om daartegenin te gaan.
De heer Van Rompuy vergist zich. De begroting van de Vlaamse regering is opgemaakt op basis van de economische begroting van 6 september. We zitten dus in een orthodoxe begrotingsstrategie. Als lid van het Vlaams Parlement deelt de heer Van Rompuy wellicht het uitgangspunt dat we vertrekken van de economische begroting van 6 september. Over deze vreemde herziening van de definitieve parameters voor 2000 en 2001 moeten we het debat ten gronde aangaan. Bij de budgetcontrole van de federale of van de Vlaamse regering zal men daarvan de consequenties moeten dragen. Daarin ben ik het eens met de heer Van Rompuy.
Ik weiger echter de begroting te wijzigen op basis van wat er gebeurd is op 27 september. Dan zou de heer Van Rompuy wellicht zeggen dat we een knieval doen voor de federale regering. We hebben deze kwestie, samen met drie andere dossiers, aanhangig gemaakt bij het overlegcomité.
Ook voor het Aquafindossier moet een definitieve oplossing worden gevonden. De federale regering wil eenzijdig de btw-aangifte van 6 procent herzien vanaf 1 januari 1993. Op 11 januari 2002 is er een vordering gesteld voor de periode waarin de heer Van Rompuy bestuurde. Wij proberen daartegen verzet aan te tekenen. Op basis van de courante rechtspraak kunnen we ervan uitgaan dat er voor deze claim geen problemen zullen rijzen. Door het schrijven van de federale administratie voor btw moeten we vanaf die datum echter wel 21 procent aanrekenen. Bij iedere factuur stellen we dan ook een vordering in tegen de federale regering. Deze eenzijdige beslissing van de federale regering kunnen we niet aanvaarden, zeker niet op een ogenblik dat iedereen zich bewust is van de noodzaak van milieusanering en van de strijd tegen de wateroverlast. Als het moet kunnen we lang blijven onderhandelen, ook met de federale regering.
Intussen is de minister van Leefmilieu klaar met een herwerking van het aanrekeningsysteem van de investeringen in waterzuivering, waardoor dit in het stelsel van de aftrekbaarheid zou terechtkomen, wat ik eigenlijk zou willen voorkomen. De Vlaamse regering heeft aan de federale regering een dading gevraagd in het Aquafindossier. Overigens heeft de premier inmiddels op een persconferentie gezegd dat er versneld een oplossing moet komen voor het probleem van de wateroverlast.
In het Beaulieudossier heeft de voorzitter van dit parlement belangrijke stappen gezet in de tijd toen hij minister van Economie was. Op 21 juli 1989 heeft de Vlaamse regering de opdracht gegeven de NV Beaulieu Kunststoffen te dagvaarden. Het ging om een bedrag van 725 miljoen Belgische frank, de inbreng van een dochtermaatschappij van de NIM. Dat bedrag is de basis van de hoofdclaim van vandaag. Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 22 februari van dit jaar bepaald dat een bedrag van 25,18 miljoen euro moet terugbetaald worden. Deze som staat op een geblokkeerde rekening. Het Vlaams Gewest heeft trouwens de advocatenkosten voor heel de procedure betaald, een bedrag van 26. 565 euro. Wij menen dat dit geld uitsluitend de Vlaamse regering toekomt. Het werd vroeger al ingeschreven in het Hermesfonds en ook nu hebben we het ingeschreven in de Vlaamse begroting. We zullen het overlegcomité vatten met een nota over deze kwestie.
In de aanloop naar de federale verkiezingen zullen we de kwestie van de fiscale autonomie niet uit de weg kunnen gaan. Waals minister Van Cauwenberghe vraagt onze steun in het dossier van de vaststelling van de definitieve parameters, omdat de huidige parameters nadelig zijn voor de gemeenschappen en de gewesten. We hebben hem echter geantwoord dat hij ons nooit gesteund heeft in het dossier van de fiscale autonomie. Minister-president Dewael heeft in zijn schriftelijke antwoord aan de heer Vancauwenberghe gezegd dat men een keuze dient te maken. Ofwel moet men proberen om minder afhankelijk te worden van dotaties. Dat geldt zeker voor de gemeenschappen, die loongevoelig zijn. Ofwel moet men proberen de fiscale autonomie te versterken. Het debat over deze kwestie zal volgende maand gevoerd worden. Het Vlaams Parlement kan op dit vlak zeker een bijdrage leveren. Fiscale autonomie gaat niet alleen over procenten of over het verhogen van de inkomsten. De fiscaliteit kan gebruikt worden als een beleidsinstrument. Een recent voorbeeld is de tijdelijke verlaging van de schenkingsrechten met de bedoeling de geïmmobiliseerde bouwgronden op de markt te brengen. Zo kunnen we verhelpen aan een deelprobleem van de ruimtelijke ordening. Deze morgen hebben we een eerste bespreking gehad van het rapport over de impact van de gezinsdimensie op de Vlaamse financiën, een rapport dat de commissie voor Financiën had gevraagd. Daaruit blijkt dat we goed werk kunnen leveren als we met deze zaken rekening houden.
U stelt dat de Vlamingen inzake fiscale autonomie momenteel een betere onderhandelingspositie hebben dan de Franstaligen. Vlaanderen is vraagt meer middelen want het zal bepaalde middelen verliezen. Verder weten de Franstaligen zeer goed dat het huidige dotatiesysteem voor hen veel voordeliger is dan de fiscale autonomie gebaseerd op de personenbelasting. Ze hebben daarom geweigerd om meer autonomie te geven in de personenbelasting. Vlaanderen int meer dan 60 procent van de personenbelasting. Bij fiscale autonomie gebaseerd op die belasting zou Vlaanderen 35 miljard frank meer krijgen dan momenteel het geval is.
De heer Van Cauwenberghe zegt al weken in de Franstalige pers dat hij het geld hoe dan ook wilt. De Vlaamse regering zegt dat niet. Als u nu stelt dat hij bereid is om te onderhandelen over meer fiscale autonomie, dan begrijpt u niets van de strategie van de Franstaligen.
Dat is zeer simplistisch. Ofwel bestaan de bijzondere financieringswet en het akkoord van 1995 niet meer; ofwel moeten zij uitgevoerd worden. Vlaanderen zal daarin slagen. De Franse Gemeenschap kan evenwel op geen enkele manier het traject dat vastgelegd is in het akkoord van december 2000 met betrekking tot het stabiliteitspact, uitvoeren. We zullen sneller rond de tafel zitten dan sommigen denken. Het middel van de stijgende invloed van de fiscale capaciteit die nu in de financieringswet staat, zal de volgende jaren sterk in het voordeel van Vlaanderen spelen. Daardoor zullen we de middelen krijgen die we wensen. We zullen dat bij de discussie over de begroting aantonen.
De bespreking van de rekeningen is eigenlijk veel interessanter dan die van de begroting. Met de rekeningen kan men aantonen dat Vlaanderen een zeer degelijk budgettair beleid voert. Men dient te stoppen met het doemdenken dat alles zal mislopen. De Vlaamse regering heeft bewezen bij de budgetcontrole 2002 dat ze verantwoordelijkheid neemt als het nodig is en eventueel recurrente maatregelen neemt.
Met betrekking tot de SERV-besprekingen komt het erop neer dat we ofwel op de klassieke manier voortwerken met enveloppes ofwel dat we de sociale partners vragen om voorstellen te doen. Het is onze plicht om na te gaan hoe we die honoreren. We zullen die uitdaging aangaan. Eerst geld geven en vervolgens zien wat we zullen doen, is geen goede manier van werken. Vlaanderen heeft zoiets niet nodig om door de economische crisis te geraken. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
In een periode met een dalende werkloosheid en een terugval van de technologie is het vreemd dat de regering geen voorstellen doet, maar dat wel vraagt aan de sociale partners. De regering neemt haar verantwoordelijkheid niet en toont haar onmacht. Ze beschikt niet over de nodige middelen om de juiste instrumenten te gebruiken.
De waarheid mag niet gezegd worden, met name dat er economische problemen zijn.
Het zou interessant zijn om een actualiteitsdebat te voeren over het economische klimaat en de maatregelen die werden of worden genomen. Zo zijn er bijvoorbeeld de maatregelen om de automobielassemblage in Vlaanderen op een efficiënte manier te ondersteunen waardoor bedrijven het aantal arbeidsplaatsen hebben kunnen behouden of zelfs kunnen uitbreiden. Met de telecombedrijven die in moeilijkheden zijn gekomen, hebben we besprekingen gevoerd. Het is onjuist om te stellen dat de Vlaamse regering de problemen niet aanpakt. Ik daag u uit om ons daarover te interpelleren en we zullen u van antwoord dienen.
We zijn absolute voorvechters van correcte informatie. De bevolking weet waarover het gaat en kan analyseren. Dat is evenwel nog iets anders dan alles zwartgallig voor te stellen.
Met redenen omklede moties
Door de heer De Roo, mevrouw Demeester-De Meyer en de heer Van Rompuy, door de heer van den Abeelen, door de heer De Reuse en door de heer Vandenbroeke werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk vrijdag 25 oktober 2002 om 17 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.