Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001
Voorstel van resolutie betreffende de uitvoering van Publiek-Private Samenwerking en het oprichten van een Kenniscentrum
Verslag
Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbe-groting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001, het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001 en het voorstel van resolutie van mevrouw Demeester-De Meyer c.s. betreffende de uitvoering van Publiek-Private Samenwerking en het oprichten van een Kenniscentrum.
Door de wisseling van bevoegdheden van de ministers Anciaux en Sauwens is er voor het stedelijk beleid nagenoeg een jaar verloren gegaan. Elke beslissing die genomen werd door minister Anciaux op het vlak van stedenbeleid kan worden aangevochten. De regering is al te lichtzinnig tewerk gegaan.
In de Septemberverklaring werd de oprichting van een stadsvernieuwingsfonds aangekondigd met het oog op de opwaardering van de stedelijke kernen. In de begroting is hiervan echter niets terug te vinden. Ook van de door minister Anciaux aangekondigde renteloze renovatieleningen is niets terecht gekomen. De minister heeft nog steeds niet duidelijk gemaakt of de middelen uit de privatisering van de GIMV zullen worden gebruikt voor het stadsvernieuwingsfonds.
De SIF-middelen werden verhoogd. Van een regering die keer op keer verwijst naar de substantiële budgettaire beleidsruimte die is vrijgekomen hadden we echter meer verwacht. De vorige minister van stedelijk beleid verhoogde de SIF-middelen aanzienlijk, hoewel hij over minder financiële ruite beschikte. De CVP staat wel positief tegenover de intentie om in het kader van het SIF de administratieve procedures voor de waarborggemeenten te vereenvoudigen. Positief is ook het initiatief om stedelijke monografiën en een leefbaarheidsmeter tot stand te brengen. Dat zal ons in staat stellen om het stedenbeleid te evalueren en bij te sturen.
Ook op het vlak van binnenlandse aangelegenheden was de Septemberverklaring ambitieus. Het gemeentefonds stijgt echter niet meer dan decretaal is vastgelegd en er is een aparte basisallocatie van 1 miljard frank voor een aanvullende tegemoetkoming voor de gemeenten. Hoe dat miljard zal verdeeld worden is echter nog niet duidelijk. Er wordt verwezen naar een herschikking van de fondsen. Er zullen andere criteria komen. Wanneer en hoe een en ander moet gebeuren is echter niet duidelijk. Het ziet ernaar uit dat de lokale besturen voorlopig op hun honger zullen blijven.
Het bijkomende 1 miljard frank voor het gemeentefonds werd ingeschreven in de begroting. De regering zal de verdelingscriteria dan ook nog in 2001 vastleggen. Het parlement zal hierover het laatste woord hebben. Het bedrag zal wel degelijk in 2001 worden toegekend aan de gemeenten.
Deze 1 miljard frank kan dienen als aanzet voor het stadsvernieuwingsfonds. We zoeken naar meer middelen voor het fonds in de meerjarenplanning. Er zal gewerkt worden op basis van PPS. Door de vertraging bij de privatisering van de Gimv zou een en ander wat vertraging kunnen oplopen. In het kader van de budgetcontrole moeten de middelen misschien herschikt worden.
Onder meer als gevolg van de politiehervorming, de federale belastingverlaging en de liberalisering van de energiemarkt, worden de gemeenten geconfronteerd met een zware meerkost. 1 miljard frank zal dus lang niet voldoende zijn.
De bijkomende 1 miljard frank voor de gemeenten wordt uit het provinciefonds gehaald. De provincies moeten volgens de minister maar enige verbeelding gebruiken om de lagere inkomsten op te vangen. Hij vraagt de provincies echter de belastingen niet te verhogen. Het is dan ook niet te verwonderen dat de provincies verontwaardigd zijn. Vooraleer de middelen voor de provincies af te bouwen had de regering een discussie moeten aangaan over de kerntaken van de provincies. De CVP zal in dit verband amendementen indienen.
De bestemming van de 1 miljard frank blijft onduidelijk. In de commissie heeft de minister erop gewezen dat het bedrag niet zomaar naar het gemeentefonds kan gaan, omdat dan een te groot aandeel naar de steden gaat. In zijn antwoord op een actuele vraag zei de minister echter dat de middelen naar het gemeentefonds moeten gaan.
In het huisvestingsbeleid staat de realisatie van 15.000 bijkomende sociale woningen centraal. Op basis van particuliere initiatieven zouden daar nog 5000 woningen moeten bijkomen. De CVP is voorstander van meer sociale woningen. Het is echter nog onduidelijk of het wel gaat om bijkomende woningen en niet om de woningen die op basis van de gewone investeringskrdieten zullen worden gebouwd. Hoe zal de inbreng van de private initiatiefnemers precies gebeuren? Hoe zal de minister de particuliere sector ervan overtuigen om mee te investeren in sociale huisvesting? Zal er een systeem worden uitgewerkt waarbij de private partners op een gegarandeerde opbrengst kunnen rekenen?
De CVP staat achter het systeem van eigendomsverwerving via een premiestelsel. Daarmee wordt tegemoetgekomen aanaan een kritiek die de mijn fractie vorig jaar heeft geformuleerd.
De CVP zal alle verdere initiatieven met argusogen blijven volgen.
Aanvankelijk werd er heel sceptisch gedaan over de vraag of de huisvestingsmaatschappijen wel zouden kunnen inspelen op de bijkomende 1 miljard frank. Gisteren zijn de laatste dossiers binnengekomen. 99,5 procent van alle sociale projecten zal worden gerealiseerd
Dat is toch maar normaal?
Uw fractie heeft gezegd dat de huisvestingsmaatschappijen niet voorberied zouden zijn. Nu blijkt dat dat wel het geval is.
De aankondiging van een nieuw premiestelsel heeft onmiddellijk een enorm effect op de bouwactiviteiten. We willen een dergelijk stelsel daarom op een correcte manier aankondigen, en dit zo vlug mogelijk voor de aanvang ervan. We moeten hier ook rekening houden met Batibouw.
Minister Sauwens wekt de indruk dat het een verdienste is dat 99,5 percent van de kredieten daadwerkelijk is vastgelegd. Deze vastlegging is echter niet meer dan normaal.
In het regeerakkoord is sprake van 15.000 nieuwe sociale woningen. Nu wordt zelfs al gesproken van 20.000 tot 25.000 woningen. Gaat het dan om nieuwe woningen, of rekent men daar ook de huursubsidies bij?
Er werd in de begroting 2001 niet minder dan 2 miljard frank extra ingeschreven voor de bouw van nieuwe sociale woningen. In samenwerking met de particuliere woningmarkt kunnen we tot de bouw van meer woningen komen.
Zal het nieuw premiestelsel worden aangekondigd terwijl Batibouw loopt? Wil dat zeggen dat de financiële studie tegen eind februari zal zijn afgerond?
Van zodra de begroting is goedgekeurd, zal ik voorstellen doen. Er worden momenteel te weinig initiatieven genomen om te bouwen, wat aanleiding geeft tot een schaarste op de markt. Ik zal niet wachten tot de zomer om tot handelen over te gaan.
De beleidsbrief en de begroting bevatten een aantal positieve elementen : de versterking van het lokale niveau, de invoering van het stadsvernieuwingsfonds, de uitbouw van vormingsinitiatieven voor lokale ambtenaren, en de aandacht voor de intergemeentelijke en pubiek-private samenwerking.
Het is niet eenvoudig om een Vlaams of lokaal beleid uit te stippelen als men niet over alle gegevens beschikt. Ik denk bijvoorbeeld aan de politiehervorming, die enorme gevolgen zal hebben voor de gemeenten. Er is dan ook nood aan een duidelijke prioriteitenlijst en een gestructureerde planning. Zo weten de lokale besturen waar ze aan toe zijn.
Het Gemeentefonds krijgt 1 miljard frank extra. Voor de besteding hiervan moeten nieuwe criteria worden vastgelegd. De minister heeft in de commissie beloofd dat deze tegen het najaar van 2001 zouden vastliggen. Is dat een realistische belofte? Het decreet op de intergemeentelijke samenwerking zou in werking treden voor 1 januari 2001, en de besprekingen zijn zelfs nog niet gestart.
Conform het advies van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur moet het decreet op de intergemeentelijke samenwerking worden gekoppeld aan het decreet op de publiek-private samenwerking. Zo niet, bestaat het gevaar dat de sturingspositie van de gemeenten nog verzwakt.
Bij de federale hervorming van de belastingen moet rekening worden gehouden met de lokale besturen. Alleen de afschaffing van het kijk- en luistergeld heeft geen gevolgen voor de gemeentelijke financiën, alle andere belastingshervormingen wel. De gemeenten zullen niet anders kunnen dan hun gederfde inkomsten verhalen op de burgers.
Op 1 januari 2001 treden de nieuwe gemeenteraden aan. Het kerntakendebat en de invulling van de taken van de lokale mandatarissen zijn daarbij zeer belangrijk. Een evaluatie van het statuut en het nemen van nieuwe initiatieven ter ondersteuning van de mandatarissen zullen dan mogelijk worden.
Er wordt 1 miljard frank overgeheveld van het Provinciefonds naar het Gemeentefonds, en dit nog voor het kerntakendebat werd gevoerd. Vormt dit geen hypotheek op de discussie?
Ik meende begrepen te hebben dat de overheveling van dat miljard een provisioneel krediet was, in afwachting van de resultaten van het kerntakendebat.
In de begroting staat wel degelijk een overheveling van 1 miljard frank ingeschreven van het Provinciefonds naar het Gemeentefonds. Elke minister heeft onderzocht in welke mate zijn middelen kunnen worden geheroriënteerd.
Op 5 januari 2001 heb ik een gesprek met de afgevaardigden van de vijf Vlaamse provincies. Het kerntakendebat zal daar worden gevoerd. Zo kan er worden gedacht aan de overheveling van bepaalde taken naar de gemeenten en steden of het gewest, terwijl andere taken misschien beter thuishoren bij de provincie. We zullen daarbij ook tot een pakt proberen te komen met klare financiële afspraken op lange termijn.
De gemeenten zullen inderdaad worden geconfronteerd met dalende inkomsten en stijgende uitgaven. Ze beschikken daarvoor over een reserve van 8 miljard frank. Daarbovenop heeft de Vlaamse regering daar nog 1 miljard frank voor uitgetrokken.
Het is goed dat de bevoegdheid over de wegen kan overgeheveld worden naar de gemeenten. Zal men dit echter pas doen als deze wegen in goede staat zijn? Zal men zich houden aan de huidige wetgeving?
Ja.
Waarom is er niet meer overleg geweest met de steden en gemeenten?
Het debat over de kerntaken moet nog komen, dus totnogtoe is er geen overleg geweest.
Ik wil tot slot de aandacht vestigen op twee actualiteitsmoties van de VVSG. Normaal start de incohiering van de aanvullende personenbelasting van 2000 in oktober. Tot vandaag is er nog niets gebeurd. Dit wordt dus een aderlating voor de gemeenten.
Sinds 1999 is de Vlaamse overheid bevoegd voor de inning en doorstorting naar de gemeenten van de onroerende voorheffing. Door de vele problemen kregen de gemeenten pas in de loop van 2000 het geld van de opcentiemen dat ze eigenlijk al in 1999 hadden moeten ontvangen. Is het mogelijk de zwaarst getroffen gemeenten te compenseren? (Applaus)
De achterstand is bijna weggewerkt. Vandaag nog wordt 5,5 miljard frank van de onroerende voorheffing gestort aan de gemeenten. Via een omzendbrief is de gemeenten de mogelijkheid geboden om de inkomsten tot einde februari in te schrijven op de rekening 2000, waardoor de meerjarenplanning overeind kan blijven.
Wanneer is er overleg geweest over de 1 miljard frank die uit het provinciefonds gehaald is?
Er is maandelijks overleg met de provinciegouverneurs. Er is ook regelmatig overleg met de VVSG. Aanvankelijk waren er meningsverschillen met de directeur van deze organisatie maar die zijn inmiddels bijgelegd.
We hebben in de commissie reeds gediscussieerd over de hervorming van de administratie. Ik begrijp dat de regering beslist heeft om dit stap voor stap aan te pakken maar het zou goed zijn indien ook de ambtenaren en het middenveld een volledig beeld krijgen over waar men naartoe wil.
Maandag was er een persconferentie over het stedelijk beleid. Door de overdracht van deze bevoegdheid is het niet gemakkelijk. Minister Anciaux had echter een goede beleidsnota en ik hoop dat een aantal elementen hiervan zullen uitgewerkt worden. Ik vind drie jaar voor de uitwerking van een studie toch wel lang.
Het stedelijk beleid is gebaseerd op de beleidsnota van minister Anciaux. Er is in extra middelen voorzien. Het stedelijk beleid vraagt een geïntegreerde benadering van het volledige beleid in de steden zowel op gebied van welzijn als van openbaar vervoer, cultuur enzovoort.
Een eerste actieplan, bestaande uit een vijftigtal punten is in oktober goedgekeurd door de regering. Dit moet in overleg met de steden verfijnd worden. Ondertussen zijn de steden afgebakend : alle steden met meer dan 50.000 inwoners en Turnhout.
Het is de bedoeling om het reeds bestaande studiemateriaal te bundelen binnen de 6 maanden en dit dan te toetsen aan de praktijk. In 2002 moet er een witboek komen waarin alle actoren zich kunnen terugvinden. Dan zou er in 2003 een congres georganiseerd worden. Dit belet ons echter niet om nu reeds acties te ondernemen.
Het is een goede zaak dat men de jonge tweeverdieners terug naar de stad wil lokken. Er moet echter een degelijk kader hiervoor uitgewerkt worden zodat de minder kapitaalkrachtige inwoners van de stad niet door hen verdrongen worden. Binnen dit kader zou ook de evaluatie van de SIF-middelen gebeuren. Het is goed dat er op Vlaams niveau een stedelijk concept aangenomen is. De wijkontwikkelingsplannen moeten toelaten het inclusief beleid niet enkel naar de steden maar ook naar de wijken en de buurten te vertalen. Ook de economische activiteiten moeten opnieuw geïntegreerd worden in het stedelijk weefsel. Het mag niet de bedoeling zijn om de steden en de landelijke gemeenten tegen elkaar op te zetten, ook niet bij het debat over de criteria voor de financiering van steden en gemeenten.
Op gebied van het binnenlands beleid stelt de Vlaamse regering de gemeenten centraal. Zij besteedt aandacht aan kwaliteitsvol bestuur, aan de vorming van de mandatarissen en de ambtenaren en aan de uitwerking van de regionalisering van de gemeentewet. Dit kan inderdaad omschreven worden als de voorbereiding van de binnenlandse onafhankelijkheid. De intergemeentelijke samenwerking wordt herzien met als doel de transparantie te verhogen en het toezicht van de gemeenten te verbeteren. Dit betekent de afbouw van de private participatie in het beheer van de intercommunales.
Als de gemeenten centraal worden geplaatst, krijgen de provincies uiteraard minder aandacht. De visie van de minister is duidelijk : de provincies moeten een gedeconcentreerd bestuur worden. We steunen deze visie als werk wordt gemaakt van een pact met de provincies. De provincies blijven hun rol behouden maar wellicht niet als autonoom bestuur. We drukken de minister wel op het hart dat overleg en duidelijkheid - bijvoorbeeld door een proeve van provinciedecreet - nodig blijven.
Binnen het stedelijk beleid zal het SIF grondig geëvalueerd worden, waarbij zal worden gezocht naar nieuwe mogelijkheden. Ook op dat vlak moeten we heel binnenkort duidelijkheid scheppen. Het is overigens een goede zaak dat het stedenbeleid op jonge gezinnen met kinderen en vijftigplussers geconcentreerd wordt. De commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid moet wel nauw bij het beleid betrokken worden.
Er zijn recent heel wat scenario's naar voren geschoven inzake Brussel. Zo versterkt het Lambertmontakkoord de drieledigheid van België zodat Vlaanderen wel verplicht wordt Brussel als hoofdstad te laten vallen, althans volgens de Waalse minster-president. Volgens de Vlaamse minister-president blijft de tweeledigheid dan weer primeren. Komt daarbij nog het hele scenario waarbij Brussel een Europees district wordt. En recent heeft de voorzitter van het Waalse parlement zijn rattachisme geopenbaard. Enerzijds verwijten de Franstaligen ons dat we België steeds verder willen hervormen, maar anderzijds smeden ze wel plannen om Brussel uit Vlaanderen los te weken. Zo las ik recent in Le Vif dat Vlaanderen verplicht zou worden Brussel los te laten in ruil voor meer autonomie. We mogen absoluut niet in deze val trappen en dat hangt volledig van onszelf af : we moeten de band tussen Vlaanderen en Brussel nog verstevigen.
Minister Anciaux speelt daar gelukkig op in door het budget dat Vlaanderen in Brussel investeert met maar liefst 46 procent te verhogen. Daarnaast worden nog een aantal initiatieven aangekondigd : een taalpromotie- en klachtendienst, en een huis van de communicatie. Ik merk wel één gebrek in zijn politiek : de gemeenten komen onvoldoende aan bod. Door afspraken te maken met die gemeenten kan de Vlaamse regering heel wat bereiken. Het is misschien nog voorbarig maar toch wijst alles erop dat we vanaf volgend jaar een Vlaamse schepen krijgen in maar liefst 16 van de 19 gemeenten.
Tijdens het debat over de afcentiemen heeft minister-president Dewael duidelijk gemaakt dat hij die voordelen in Brussel niet rechtstreeks kan toekennen. Maar is het niet mogelijk om de Vlaamse Brusselaars duidelijk te maken hoeveel Vlaanderen in Brussel investeert?
De belastingvermindering geldt inderdaad niet in Brussel, maar vergeet niet dat bij de overheveling van het Kijk- en Luistergeld van het gewest naar de gemeenschap, gezocht kan worden naar een oplossing voor Brussel. Dit jaar heeft Vlaanderen overigens 800 miljoen frank geïnvesteerd in Brussel en ik zal dat binnenkort ook openbaar meedelen.
Veel Vlamingen lijken zich achter de Waalse proging te scharen om Brussel los te weken uit Vlaanderen. Men vergeet daarbij dat Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid neemt en precies daarom verwacht ik ook solidariteit van de Vlaamse Brusselaars.
Het moment is inderdaad aangebroken om daarover te praten.
Afsluitend wil ik er nog op wijzen dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de Vlaamse regering in de institutionele versterking van de Vlaamse Brusselaars om gemeentelijk niveau.
Het is zeer slecht gesteld met de situatie van de Brusselse Vlamingen. Door de opeenvolgende staatshervormingen is Brussel uit Vlaanderen weggeknipt zodat de Vlaamse beleidsinstanties er steeds minder zeggenschap over hebben. De Vlaamse regering beschikt over zeer weinig mogelijkheden om beleidsmatig in Brussel in te grijpen op maatschappelijk en politiek gebied. Minister Anciaux houdt zich bezig met soms nuttige projecten zoals de oprichting van een taalklachten- en taalpromotiedienst, maar vaak met contraproductieve projecten zoals bijvoorbeeld de imagocampagnes voor vreemdelingen. Al die zaken verbeteren de situatie van de Brusselse Vlamingen niet en openen geen enkel perspectief om Brussel voor Vlaanderen terug te winnen.
Om de band tussen Brussel en Vlaanderen te versterken zijn er fundamenteel structurele maatregelen nodig, met name een staatshervorming. De regering-Verhofstadt kondigde bij haar aantreden een dergelijk scharniermoment aan. In dat licht engageerde minister Anciaux er zich als Vlaams minister toe om talrijke Vlaamse eisen op de Costa naar voren te brengen, zoals onder meer de rechtstreekse verkiezing van de Brusselse leden van het Vlaams Parlement, het afdwingen van de tweetaligheid van de ambtenaar, de onverkorte toepassing van de taalwetgeving en de overheveling van gemeentelijke bevoegdheden naar de VGC. Hij wou die zaken met hand en tand verdedigen, maar na de definitieve afronding van de Costa blijkt dat hij niets gerealiseerd heeft, behalve een pijnlijke nederlaag voor de Brusselse Vlamingen onder de vorm van de overheveling van de organieke gemeentewet. Daardoor worden de Brusselse Vlamingen onherroepelijk uitgeleverd aan de francofiele willekeur.
Ik wil dat rechtzetten. In het Lambermontakkoord is de overheveling van de gemeente- en provinciewet gerealiseerd. De Vlamingen waren daarvoor vragende partij. Wat de positie van de Brusselse Vlamingen betreft wordt in het akkoord geen enkele stap achteruitgezet. De overheveling van de gemeentewet naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest doet geen afbreuk aan de positie van de Vlamingen in de gemeente. Dat is juridisch en politiek afdwingbaar.
Als het akkoord zo goed is voor de Brusselse Vlamingen, kan u dan uitleggen hoe het komt dat de Brusselse Vlamingen in de traditionele partijen, onder meer de heer Gatz, resoluties indienen in het Vlaams Parlement en de VGC om u wakker te schudden?
Omdat de meerderheidspartijen gezegd hebben dat het Lambermontakkoord geen eindpunt is en dat ze verdere stappen zullen ondernemen. Dat is een normale politieke reflex. Het is onzin om te zeggen dat het Lambermontakkoord een stap achteruit is.
U geeft dus toe dat het geen goed akkoord is en dat u opnieuw gaat onderhandelen als het te laat is.
U bent dus schromelijk tekortgeschoten. U hebt Brussel definitief losgelaten. Nochtans is het alternatief eenvoudig : Vlaanderen moet Brussel voor zich opeisen, maar de Vlaamse regering heeft die boodschap nog niet begrepen.
De Vlaamse regering is ook zwaar in gebreke gebleven wat de Vlaamse Rand betreft. De overheveling van de organieke gemeentewet naar Vlaanderen is positief, maar dat wordt nagenoeg volledig teniet gedaan door de herbetonnering van de faciliteiten. Als de Vlaamse regering bovendien niet investeert in de rand, dat weten we dat het beleid over de hele lijn faalt.
Deze regering is de meest on-Vlaamse die er ooit geweest is. Ze blinkt uit door onverschilligheid ten aanzien van de Vlaamse belangen en schittert door toegeeflijkheid tegenover de eisen van de francofielen. Ze verdient meer dan ooit het wantrouwen van het Vlaams Blok. (Applaus bij het VB)
De woonuitgaven in Vlaanderen liggen bijzonder hoog. Ten opzichte van 1976 waren er eind 1997 drie keer meer gezinnen die meer dan 30 procent van hun inkomen aan wonen besteedde en het aantal gezinnen dat meer dan 20 procent aan wonen spendeerde, was toen verviervoudigd. Een recente enquête bevestigt die cijfers.
Op de private huurmarkt is de toestand het meest dramatisch. Het voornemen van de minister om meer middelen uit te trekken voor de sociale woningbouw is positief, maar onvoldoende. Heel wat huurders binnen de sociale-huursector worden vanaf 1 januari geconfronteerd met een forse huurprijsstijging als gevolg van het nieuwe sociale-huurprijsbesluit. Het jaarbedrag van de basishuurprijzen mag immers tussen de 3 en de 9 procent stijgen, net zoals de reële huurprijzen mogen stijgen tot 5,5 procent van de geactualiseerde kostprijs van het totale patrimonium. Daardoor worden zelfs mensen met een gewaarborgd minimuminkomen met forse prijsstijgingen geconfronteerd. Dat kan niet. Waakzaamheid is dan ook geboden.
Een andere uitdaging betreft de verbetering van de woonvoorwaarden op de private huurmarkt. Door de inbreng van private initiatiefnemers in combinatie met een huursubsidiestelsel wil de minister bijkomend 5000 woningen aan het sociale patrimonium toevoegen. Om te voorkomen dat door de huursubsidies de eigenaar en niet de huurder gesubsideerd wordt, pleiten we voor duidelijke en stringente voorwaarden. Daarbij is een permanente evaluatie van belang.
De SP is van mening dat een huurder met een laag inkomen het best gediend wordt als hij de huurovereenkomst kan sluiten met een sociaal-verhuurkantoor (SVK). Dat is momenteel de beste garantie op een kwalitatieve woning voor een redelijke huurprijs gedurende een lange termijn. De toekenningsnormen zijn trouwens strenger. Daarom pleit de SP voor een structurele uitbreiding van de financiële mogelijkheden van de SVK's. Vanaf 1 oktober 2000 zijn in Vlaanderen 29 SVK's erkend, waarvan er slechts 14 gesubsidieerd zijn. We vinden dat erkenning recht geeft op subsidiëring. De kloof tussen de twee soorten SVK's moet dan ook zo snel mogelijk weggewerkt worden om het huisvesten van de kansarme huurderspopulatie mogelijk te maken. Die bewoners worden vaak als moeilijke huurders omschreven door de klassieke sociale huisvester. Een eigenaardig fenomeen is dat kandidaat-SVK-huurders meestal niet ingeschreven zijn bij de plaatselijke bouwmaatschappijen.
We juichen toe dat in het nieuwe sociaal-huurprijsbesluit bepalingen opgenomen zijn over de manier waarop de maatschappij haar bewoners zal informeren en betrekken bij het reilen en zeilen van de huurmaatschappij. Inspraak verlenen leidt tot klanten- en woontevredenheid. Dat leren ons voorbeelden uit het buitenland, maar ook uit Antwerpen en Genk. Tegelijkertijd pleit ik ervoor om werk te maken van een actief participatiebeleid binnen de diverse bouwmaatschappijen. Daarvoor is een wettelijk kader nodig. Veel bestuurders zien hun inwoners soms te vaak als een vijand, terwijl de inwoners meestal gelijk hebben.
Een aantal gemeenten heeft geen sociaal woningpatrimonium. Wij menen dat elke gemeente de plicht heeft een minimum aan sociale woningen te hebben op zijn grondgebied. Een verplichting opleggen lijkt me echter kunstmatig.
Een hervorming van het gemeentefonds werd aangekondigd. Misschien zou men bij de berekening van het aandeel dat de gemeenten uit het gemeentefonds krijgen, een criterium kunnen inbouwen waardoor de inspanningen voor het bouwen van sociale woningen beloond worden. De gemeenten die bewust een antisociaal huisvestingsbeleid hebben gevoerd, mogen niet langer door het gemeentefonds bevoordeeld worden. De minister komt uit dezelfde streek als ik en begrijpt dus wat ik bedoel.
Op dit ogenblik gaan de baten, verbonden aan het kadastraal inkomen, voorbij aan de gemeenten die hun verantwoordelijkheid op dit vlak hebben opgenomen. Bovendien huisvesten deze gemeenten de meest kwetsbare groepen in onze samenleving, die ook vaker een beroep doen op de sociale voorzieningen. Deze gemeenten zouden via het gemeentefonds meer financiële armslag moeten krijgen om hun sociale beleid verder te zetten.
Dit was mijn laatste tussenkomst in dit halfrond. Mevrouw Croes en ikzelf worden half januari opgevolgd door twee jonge dames uit Limburg. Daarom wil ik de leden van dit parlement bedanken voor de samenwerking en hen voor de toekomst veel geluk toewensen met het Vlaams Parlement. (Applaus op alle banken)
Wij danken de heer Kenzeler ook voor zijn inbreng in het Vlaams Parlement en wensen hem veel geluk toe.
Ook ik wil de heer Kenzeler van harte bedanken. In zijn pleidooi voor diegenen die het in onze samenleving moeilijk hebben om een betaalbare en kwaliteitsvolle woning te vinden, heeft hij drie concrete suggesties gedaan. Ik zal er rekening mee houden wanneer er de komende maanden op dit beleidsdomein belangrijke stappen zullen worden gezet.
Mijn tussenkomst is ontstaan uit de wrevel over een voorval in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid. De minister stelde daar dat Antwerpen niet moet rekenen op een voorkeursbehandeling. Dat is een politiek standpunt. Mijn wrevel heeft vooral te maken met het feit dat de commissieleden de minister onmiddellijk hun bijval betuigden.
Er zijn tientallen redenen waarom Antwerpen het moeilijk heeft. Eén van de voornaamste redenen is de grote historische schuld van de stad. Veel andere gemeenten, die ook schulden hadden, kregen een schuldkwijtschelding naar aanleiding van de fusieoperatie in 1976. In Antwerpen gebeurde de fusie pas zes jaar later en toen heeft men de politieke beslissing genomen de Antwerpse schulden niet kwijt te schelden. Toegegeven, daar waren redenen voor, onder meer dat de schuld van Antwerpen groter was dan die van alle andere gemeenten samen.
Door de onwaarschijnlijk lange procedures is het in Antwerpen moeilijk om een fatsoenlijke politiek te voeren. Voor een bestuur dat slechts zes jaar de tijd heeft, is het moeilijk om iets te plannen. De vorige minister heeft al pogingen gedaan om de procedures in te korten en ze zijn ook al wat ingekort.
De Antwerpse leien zijn een gewestweg en worden zeer slecht onderhouden.
Men spreekt al twintig of dertig jaar van een heraanleg. Nu zijn we in een nieuwe fase terechtgekomen, namelijk het verzet tegen de heraanleg. Deze weg wordt gekruist door keurig onderhouden stedelijke straten. Dat maakt alles moeilijk. Wij menen dat het beter zou zijn de bevoegdheid voor de gewestwegen over te hevelen.
In de beleidsbrief worden goede nieuwe aanzetten gegeven. Het zou goed zijn de SIF-middelen op te nemen in een regulier kader, zodat ze efficiënter kunnen gebruikt worden. Uiteraard moet een selectief optreden wel mogelijk blijven.
Tot besluit wil ik iets zeggen over het zogenaamde geldverspillende Antwerpen. Onlangs kon ik lezen dat een leerling in het Antwerpse stedelijk onderwijs veel meer kost dan in een ander onderwijs. Daarbij wil ik een aantal bedenkingen maken. Vooreerst komt 25 procent van de leerlingen van buiten Antwerpen. Dat betekent dat Antwerpen op die manier een aantal randgemeenten subsidieert. Bovendien gaat het hier om leerlingen van de duurdere secundaire opleidingen. Er zijn ook vier openluchtinstellingen waar bos- en zeevakanties worden georganiseerd voor kinderen die dat echt nodig hebben. De afschaffing ervan zou onmiddellijk 700 miljoen frank opleveren, maar ook moeilijkheden in de stad veroorzaken.
Ik wil verwijzen naar de aanhef van de tussenkomst van de heer van Wallendael, waarin hij het had over zijn wrevel over de reactie van de commissieleden.
Als promotor stedenbeleid voor mijn fractie heb ik de week daarna naar dat voorval verwezen in een actuele vraag. U zal de steun krijgen van de CVP. Het valt echter niet te ontkennen dat het stadsbestuur een zeer grote verantwoordelijkheid draagt, want in het verleden zijn er alVlaamse, Europese en provinciale inspanningen gedaan voor schuldherschikking.
Als een leerling in het stedelijk onderwijs in Antwerpen vier of acht keer zoveel kost, dan is dat een autonome beslissing van de stad Antwerpen.
Met de bos- en zeeklassen komen we terecht in het debat over de kosteloosheid van het onderwijs. Maar ook hier geldt de autonomie van de stad.
Ik zal een ander voorbeeld geven. Onze stadschool voor zeer zwaar motorisch en geestelijk gehandicapte kinderen heeft leerlingen uit een zestigtal gemeenten; meer dan de helft van de leerlingen komt van buiten Antwerpen. Waar ze ook wonen, deze kinderen worden opgehaald en thuisgebracht met de bus. De stad betaalt wel niet alles zelf, er is een gedeeltelijke subsidiëring. Enige tijd geleden had de schepen de euvele moed gehad een brief te schrijven naar de gemeenten van waar de leerlingen afkomstig zijn om hen een bijdrage in de vervoerskosten te vragen. Slechts één gemeentebestuur heeft geantwoord, en dan nog alleen om te zeggen dat het op die vraag niet zou ingaan. We kunnen uiteraard besparen door te school te sluiten of door kinderen van buiten Antwerpen te weigeren.
Het is goed dat dit debat niet op een abstracte wijze gevoerd wordt. Ik ben onder de indruk van de aangehaalde voorbeelden.
Deze voorbeelden raken echter het kerntakendebat. Wat zijn de taken van het lokale niveau en welke taken moeten op provinciaal of op intercommunaal niveau opgenomen worden? Het decreet op de intergemeentelijke samenwerking zal het mogelijk maken dat een aantal gemeenten samen bepaalde taken opnemen.
Ik ben aangenaam verrast over het feit dat de nieuwe coalitie van plan is de zaken zoveel mogelijk zelf financieel op punt te stellen en dan pas gesprekken te voeren met de federale en de Vlaamse regering. Wij willen dat doen op een rationele basis en in het kader van een meerjarenplanning.
Volgens een artikel van vandaag in de Gazet van Antwerpen blijkt uit een politierapport dat ongeveer 300 OCMW's hun asielzoekers dumpen in Noord-Antwerpen. Het gaat onder meer om de OCMW's van Brussel, Brugge, Charleroi, Genk, Hasselt en Luik. Onlangs hebben we met onze buurt een nepadvertentie geplaatst in een lokale krant voor de verhuring van een woning in Noord-Antwerpen. Binnen de tien dagen kregen we ongeveer 50 telefoontjes van OCMW's van over het hele land. Ik weet dat de federale wetgeving terzake intussen is gewijzigd. Er moet echter dringend worden opgetreden. (Applaus bij de CVP, de VLD, de SP, VU&ID en AGALEV)
In de beleidsbrief wordt een reorganisatie aangekondigd van de Vlaamse administratie. Het gaat om een uitstekende beleidsbrief die beter gestoffeerd is dan de beleidsnota. Naar aanleiding van het debat over de beleidsnota en de hervorming van de Vlaamse administratie werd door dit Parlement een met redenen omklede motie ingediend. Daarin wordt ertoe opgeroepen om het personeel bij de hervormingen te betrekken, wordt aandacht gevraagd voor de doelgroepen, wordt gevraagd om beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering op elkaar af te stemmen, wordt aandacht gevraagd voor de verhouding tussen gezin- en werksituatie en voor doorzichtige structuren.
Intussen hebben de bijzondere commissarissen, de heren Stroobants en Victor, een eerste nota opgesteld. Deze nota werd vorige week tijdens een hoorzitting in het parlement toegelicht. De minister kwam daarmee tegemoet aan de vraag van de commissie om op de hoogte te worden gehouden van de verdere evolutie van het dossier. De minister is nochtans strikt juridisch niet verplicht om het parlement te betrekken bij de uitwerking van de administratieve hervorming. De hoorzitting heeft veel verhelderd. Er werd een tip van de sluier opgelicht. De VOI's weten wel nog steeds niet waar ze aan toe zijn. Dat is logisch, aangezien het slechts om een eerste stap gaat : zodra een en ander per sector wordt ingevuld zullen de VOI's meer duidelijkheid krijgen. Dat zou begin 2001 gebeuren.
De primauteit van de politiek komt tot uiting in de een-op-eenverhouding tussen politiek en administratie. Er werden 13 beleidsdomeinen uitgewerkt. Het matrixmodel wordt verlaten. Ik kan me terugvinden in de voorgestelde hervorming. Er rijzen nog wel onder meer vragen bij de homogene invulling van de verschillende beleidsdomeinen, over de toekomst van de VOI's en de topdownbenadering die wordt gevolgd. Deze benadering zorgt voor onrust bij het personeel. Bij het debat over de verzelfstandigde agentschappenmoet worden stilgestaan bij de politieke verantwoordelijkheid. De minister zal in geval van verzelfstandiging immers niet alle beslissingen zelf nemen.
Het staat nog niet vast hoeveel de hervorming zal kosten. Daarover moet er duidelijkheid gebracht worden.
We gaan nu over tot de bespreking van het onderdeel Leefmilieu, Natuurbehoud, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit en energie
De vorige begroting Leefmilieu werd aangekondigd als een overgangsbegroting. Er werd een trendbreuk aangekondigd. De begroting voorziet in 3,7 muiljard frank extra, waarvan 3,4 miljard frank voor het MINA-fonds, op het eerste gezicht een forse stijging voor nieuw beleid. Een optelsom leert echter dat deze trendbreuk zich beperkt tot een bijkomende 478 miljoen frank voor de aankoop van bosgebied. De bijkomende middelen die worden uitgetrokken voor Aquafin, bodemsanering, OVAM, VMM en VLM zijn immers geen nieuwe projecten, maar hebben betrekking opverbintenissen uit het verleden.
Ik wil erop wijzen dat een trendbreuk niet noodzakelijk wordt gerealiseerd door het uittrekken van extra middelen. Binnen mijn budget heb ik voor 2,5 mljard frank aan heroriënteringen gedaan.
Er is volgens mij helemaal geen sprake van een trendbreuk. Door die heroriëntering zal het budget voor de aankoop van bos- en natuurgebieden trouwens worden aangewend voor de aankoop van te bebossen terreinen, dus veredelde stadsbossen. Het gaat dus niet om de bescherming van de natuurlijke structuur, een structuur waarvan de afbakening trouwens het best bewaarde geheim van deze regering is.
Er zou in 2000 ook duidelijkheid worden geschapen over de financiering van het milieubeleid. Niets is minder waar. Niemand weet hoe het heffingenbeleid van deze regering eruit zal zien, terwijl het Vlaams Parlement in 1997 een resolutie goedkeurde met de vraag naar de voorzienbaarheid van heffingen voor burgers en bedrijven. Ook de ecofiscaliteit blijft een groot raadsel. Het Rekenhof wijst er op dat de vraag naar een duidelijk beeld van de milieukosten onbeantwoord blijft. Wat zijn we dan met een lastenverlaging van 2.500 frank per persoon?
De minister had trouwens verschillende initiatieven aangekondigd tegen het einde van 2000. Ik vermeld er maar enkele : het drinkwaterdecreet, de afbakening van natuur en bos, de evaluatie van de milieuholding, het vastleggen van geluidsnormen, een bijstelling van het bodemsaneringsdecreet, de oprichting van een bodemsaneringsfonds, de vergoedingen in kwetsbare gebieden, en ga zo maar door. Het blijft afwachten.
Ik heb een vraag over de MAP-vergoedingen in de waterwingebieden. De minister heeft ongelooflijk veel tijd verloren in dit dossier, waardoor duizenden boeren het gevaar lopen geen aanspraak meer te kunnen maken op deze vergoedingen. Het bijgestuurde plattelandsontwikkelingsplan werd door de Europese Commissie in de zomer teruggestuurd. Op 9 oktober werd de studiegroep Mestbank pas samengeroepen. De medewerker van het kabinet verklaarde toen dat het besluit hierover vóór november in het Staatsblad zou verschijnen. Het verscheen pas op 22 november. De boeren ontvingen pas begin december een brief van de Mestbank.
Toen ze contact opnamen met de laboratoria voor het analyseren van de stalen, bleken deze echter geen stalen meer aan te nemen.
Als er iemand veel tijd heeft verloren in dit dossier, dan is het wel de CVP. Zij heeft jaren Europese dossiers ingediend die niet goedgekeurd konden worden.
Ik wil erop wijzen dat ik in ieder geval hebt bereikt dat Europa zijn fiat heeft gegeven om vergoedingen uit te keren. Die definitieve beslissing is pas gevallen op 8 oktober, na zeer moeilijke onderhandelingen. We hebben dan de keuze gemaakt om een krachttoer uit te halen om ervoor proberen te zorgen dat de boeren toch nog een vergoeding konden krijgen voor het jaar 2000.
De procedure is misschien minder vlot verlopen dan we hadden gehoopt, maar voor de boeren is dat in ieder geval positief. Het nitraatresidu in de stalen neemt af naarmate de stalen later worden genomen. Ik heb het vermoeden dat de boeren daar ook wat op gespeculeerd hebben, en zo lang mogelijk hebben gewacht om stalen te laten nemen. Daardoor worden we nu inderdaad met het probleem geconfronteerd dat de laboratoria het werk niet aankunnen. We zullen dit volgend jaar dan ook anders aanpakken. De capaciteit van de laboratoria is in elk geval toereikend.
Tweehonderd vijftig aanvragen zouden door de laboratoria niet meer kunnen worden behandeld. We hebben de periode al met veertien dagen verlengd tot eind 2000. We hebben de Europese Commissie ook gevraagd of deze periode mag doorlopen tot in 2001, maar ik denk niet dat deze vraag enthousiast zal worden onthaald. Het pleidooi van de heer Van Looy komt er eigenlijk op neer dat hij er een tegenstander van is dat er dit jaar nog vergoedingen worden uitbetaald. (Applaus bij Agalev, de SP, de VLD en VU&ID)
Die 250 aanvragen waarnaar u verwijst, zijn waarschijnlijk schriftelijke aanvragen. Ik ben ervan overtuigd dat er nog veel meer boeren niet kunnen worden geholpen, maar zij hebben zich daar enkel mondeling over geïnformeerd.
Navraag bij de laboratoria heeft uitgewezen dat het om 250 aanvragen gaat.
Ik zal het vervolgens hebben over het afvalbeleid. Aan het Isvag-verhaal komt maar geen einde. Professoren vragen om de sluiting, de minister antwoordt dat ze wel tot sluiting wil overgaan, maar dat de middelen daarvoor ontbreken. Isvag zou zelf voor de sluiting moeten instaan.
Over de oven in Drogenbos is de Vlaamse regering het blijkbaar ook niet eens. Is de capaciteit van deze oven al dan niet nodig? Wat is het standpunt van de regering hierover? Wanneer zal hier eindelijk duidelijkheid over worden geschapen? Ik zou graag een zicht hebben op de Vlaamse afvalstromen. Hoe zal de afvalcyclus worden georganiseerd? Denk maar aan de toekomstige verwerking van beendermeel.
Ook het waterbeleid laat te wensen over. Er is zeer dringend nood aan een algeheel kader, een algemene coördinatie, benadering en samenwerking inzake waterbeheersing. De watercyclus is levensnoodzakelijk, en daar moet dan ook de nodige aandacht aan worden besteed.
Er zijn in Vlaanderen 22.000 sites met een oppervlakte van 34 hectare. Dat is drie en een halve keer de ruimte die in het RSV staat voor bijkomende industriegronden. We wachten op een aanpassing van het decreet terzake.
De enige prioriteit in het beleid is blijkbaar de bijkomende aankoop van bossen. De middelen worden echter verkeerd besteed : namelijk voor de aankoop van landbouwgrond om er later bossen op aan te planten. Dit is geen versterking van de natuurlijke structuur. Wij wensen duidelijkheid over die structuur en dat de aankopen gebeuren in functie van de versterking ervan.
Het blijft wachten op een gelijktijdige afbakening van de sectoren bos, natuur, stedelijk gebied enzovoort. We zullen uiteindelijk nog sneller evalueren dan realiseren. De gemeenten zijn bezig met hun structuurplannen en weten niet waar ze zich moeten aan houden. Wij hopen dat de mist zal optrekken zodat de mensen kunnen meewerken aan de uitbouw van een degelijk en evenwichtig beleid en vooral weten waaraan ze meewerken en hoeveel het hen zal kosten. (Applaus bij de CVP)
Het uitgangspunt is het decreet over de ruimtelijke ordening en het RSV. De Vlaamse regering heeft een kader vastgelegd waarbinnen de gemeenten oplossingen kunnen vinden voor de zonevreemde woningen. Zij kunnen de woningen via uitvoeringsplannen zone-eigen maken of via stedelijke voorschriften rechtszekerheid geven. De begrippen in artikel 166 verkrotting, esthetisch karakter, uitgeruste weg, enzovoort dienen verduidelijkt te worden zodat ze het toepassingsgebied van dit artikel niet verengen.
Ik begrijp de paniekzaaierij van de CVP niet. (Rumoer)
U heeft het decreet over de ruimtelijke ordening in de eerste plenaire vergadering van deze regeerperiode goedgekeurd. Zwijg eens over het verleden en zeg liever hoe u de problemen zal oplossen.
Ik heb net gezegd dat de gemeenten een oplossing kunnen bieden voor de zonevreemde woningen via de structuurplannen en de uitvoeringsplannen. Voor de zonevreemde bedrijven functioneert het sectoraal BPA slecht. Het planologisch attest begint zijn waarde te tonen indien het ingediend is binnen de draagkracht van de gemeente. Voor de grotere bedrijven weigert de administratie een gunstig advies uit te brengen omdat er geen gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn. Deze plannen moeten dus opgemaakt worden.
De ondergeschikte besturen zijn bezig met de uitvoering van het decreet op de ruimtelijke ordening. Als deze plannen getoetst worden aan de inzichten van de administratie, mag die zich er niet toe beperken te zeggen wat niet gaat ; zij moet eveneens de juiste richting aangeven.
Om de uitvoering mogelijk te maken, zijn een aantal wijzigingen nodig aan het decreet. Om procedurale redenen is iedere regularisatieprocedure geblokkeerd. Artikel 189 van het decreet dient dringend aangepast te worden. Tevens moet voorzien worden in een verantwoorde stedenbouwkundige bestemming van de zonevreemde bijgebouwen in de niet-prioritaire gebieden. Aan deze gebouwen is nu elke renovatie of herstelling onmogelijk. Een aanpassing van artikel 166 dringt zich op. (Applaus bij de VLD, SP, AGALEV en VU&ID)
In september zijn er in de buitendiensten twee planologische ambtenaren aangesteld die de gemeenten moeten begeleiden en overleg moeten stimuleren tussen de gemeentebesturen, de ontwerpers en de planologische ambtenaren.
Door de grote hoeveelheid neerslag, de slechte infrastructuur en de verharding van meer en meer oppervlakte, stijgt de wateroverlast. De gemeenten kunnen een grote rol spelen. Er is grote wateroverlast in de Merksemse wijken en voor de oplossing van die problemen zijn geen toereikende middelen begroot.
Er is 200 miljoen frank begroot voor de sanering van het Schijnbekken en dit zal gedurende de volgende vier jaar in de begroting staan. Het probleem wordt dus aangepakt.
We willen meer nadruk leggen op kleinschalige initiatieven zoals de aanleg van daktuinen.
In Merksem zullen de daktuinen de waterellende niet stoppen.
In andere gebieden wel en zij dragen bovendien ook bij tot het tegengegaan van de opwarming van de aarde.
Ik begrijp niet waarom u aarzelt : daktuinen helpen ons immers ook om de Kyoto-doelstellingen te halen.
Ik ben voorstander van daktuinen, maar zoiets kunnen we moeilijk centraal regelen. Daarom proberen we de daktuinen in de milieuconvenants in te passen zodat de gemeenten daarvoor middelen kunnen verstrekken.
De daktuinen spelen ook een belangrijke rol in het erosiebestrijdingsplan.
We moeten onze provincies er ook dringend toe aanzetten de waterlopen van tweede categorie te onderhouden.
Door de vervuiling kan men de natte fractie niet meer zomaar op de oever storten. Die natte fractie moet dus weggevoerd en verwerkt worden, wat de zaak heel duur maakt.
We mogen het probleem daarom niet voor ons uitschuiven.
Ik merk dat zelfs de meerderheispartijen een debat vragen over het afvalbeleid. Er steekt immers geen duidelijke visie achter deze begroting. Vooral het afvalovenbeleid verontrust.
We zorgen voor subsidies voor gemeentelijke initiatieven voor alternatieve verwerking. Er zijn al drie initiatieven gelanceerd en verschillende aangekondigd zodat we wellicht met overcapaciteit te kampen zullen hebben. Wellicht zullen we wel nog een installatie moeten bouwen om het hoogcalorisch restafval te verbraden. Die installatie kan ook gebruikt worden om dierenmeel te verwerken.
Ondertussen is ook de analyse van de eindverwerking klaar. Ik zal die nota eerst voorleggen aan de Vlaamse regering en dan aan het Vlaams Parlement. Ook de Rio-besluiten zal de regering in januari bespreken.
De CVP maakt niet langer deel uit van de meerderheid en weet daardoor uiteraard niet wat de regering precies bespreekt. Toch blijf ik met vragen zitten over de verwerkingscapaciteit.
Bij het inschatten van de capaciteit, heeft men ook Drogenbos meegerekend. Ondertussen zijn er al drie alternatieve initiatieven, telkens goed voor 150.000 ton. Daarnaast hebben we nog een over voor hoogcalorisch afval nodig.
We zullen wellicht 230.000 ton dierenmeel per jaar moeten verwerken. Indaver kan jaarlijks 20.000 ton aan en Machiels uit Leuven 1.000 ton. Daarnaast onderhandelen we met Wallonië over de mate waarin we de cementovens kunnen inschakelen. Op langere termijn kunnen we ook de hoogcalorische afvalovens inschakelen. Ten slotte zijn nog enkele andere industrietakken geïnteresseerd. We beschikken wellicht over voldoende capaciteit.
Men schat dat de verwerking van dierenmeel ongeveer 12 miljard frank zal kosten, wat overeenkomt met één tiende van de sectoromzet. De aangekondigde vleestaks, waartegen ik mij verzet, past niet in de fiscale strategie van de verschillende regeringen. Wie zal die vleestaks overigens betalen?
We schatten dat de verwerkingskost voor de komende zes maanden op 3 miljard frank. Federaal minister van Landbouw en Middenstand Gabriels is voorstander van een vleestaks. U bent tegen, maar wil wellicht ook niet dat de sector voor alle kosten opdraait. Ik vind dat we voor een evenwichtige financiering moeten zorgen.
Ik heb vernomen dat het Vlaams Gewest zich garant stelt. Wat houdt dat precies in?
Ik heb minister Gabriëls de garantie gegeven dat Vlaanderen niet opgescheept zal zitten met rottend afval langs de wegen. Ook als we geen sluitende financiering gevonden hebben, dienen we ervoor te zorgen dat de bestaande structuren standhouden. Als het dierlijk afval niet meer opgehaald wordt, worden de slachthuizen het slachtoffer en dreigt er een gevaar voor de volksgezondheid.
U zegt dat de afvalverbrandingsoven in Vlaanderen aan de normen voldoen. We hanteren alleen technische normen. Volgens bepaalde studies duiken er in de buurt van afvalverbrandingsovens zware problemen op. Waarom zijn er studies nodig als er toch geen rekening gehouden wordt met de conclusies?
Op een persconferentie heeft professor Reynders voorgesteld om een saneringsprogramma voor de vervuilde gebieden te maken. Denkt u daaraan?
U stelt dat u over geen juridische middelen beschikt om de oven te sluiten. Bent u de belissing van de rechter al vergeten om de Isvag-oven uit voorzorg te sluiten? De buurtbewoners zijn ontgoocheld over de houding van de minister. Ze hebben op 7 september 2000 een verzoekschrift ingediend bij de bestendige deputatie om de oven te laten sluiten. Als die na vier maanden nog geen besluit heeft getroffen, kan de Vlaamse minister volgens Vlarem de vergunning schorsen of opheffen. Ik vraag dat u uw politieke verantwoordelijkheid neemt, de begroting aanpast en de oven sluit. (Applaus bij het VB)
Ik heb met de wijkbewoners afgesproken dat er een saneringsplan voor de regio en op termijn voor heel Vlaanderen opgesteld zal worden. De gezondheidseffecten worden inderdaad schromelijk onderschat. Wat de Isvag-oven betreft is er een procedure bij de bestendige deputatie lopende en ik hoop dat die een beslissing treft. Dan kan een partij beroep aantekenen en zal ik mijn verantwoordelijkheid nemen. Isvag is een intercommunale en die moet beslissen of men al dan niet tot sluiting overgaat. Als de nieuwe bestuurders aanduid zijn, zal ik opnieuw met de onderhandelingen starten.
Openbaar vervoer en verkeersveiligheid liggen de Agalev-fractie na aan het hart. We willen een constructieve reisgenoot zijn. Wat de begroting voor het openbaar vervoer betreft vragen we een evenwicht tussen de investeringen voor tariefmaatregelen en de uitvoering van het decreet op de basismobiliteit. In de commissie heeft De Lijn haar investeringsplan toegelicht. In Gent en Antwerpen komen er nieuwe trammen, maar we hadden er graag meer gehad. In Gent komt er maar één nieuwe tramlijn en in Antwerpen verscheidene. Hoe gaat men het investeringsplan van De Lijn in Antwerpen afstemmen op dat van de Vlaamse regering, die tramlijnen wil aanleggen via de PPS-formule?
Er is een groeistrategie van de investeringen van 2,5 miljard frank tot 5 miljard frank tot we na een hele periode tot 35 miljard frank komen in de reguliere middelen. Daarbovenop is er de doelstelling om voor het zogenaamde masterplan Antwerpen 60 tot 65 miljoen frank vrij te maken. Het gaat om bijkomende middelen.
Voor de veiligheid van de zachte weggebruikers is de aanleg van nieuwe fietspaden belangrijk. Er wordt 1 miljard frank vrijgemaakt via de 80/20-regel. Men creëert men een spanningsveld tussen het meerjareninvesteringsplan en de aanleg van fietspaden via de 80/20-regel. Het kan niet de bedoeling zijn dat gemeenten die deze regel niet toepassen, geen fietspaden op de gewestwegen kunnen aanleggen.
Uw opmerking is terecht. De gewesten zijn bevoegd voor fietspaden langs de gewestwegen. Steden en gemeenten die zelf fietspaden kunnen aanleggen, kunnen een beroep doen op een betoelaging van 100 procent. Ze kunnen ook gebruik maken van de 80/20-regel. Als ze zelf een vijfde betalen, kunnen ze sneller fietspaden aanleggen. Met het uitgespaarde geld kan het gewest meer realiseren.
We zijn zeer tevreden over de extra investeringen in het openbaar vervoer en de fietspaden. (Applaus bij de VLD, CVP, VU&ID en AGALEV)
Ik wil de verslaggever en de diensten danken voor het omstandige verslag waarin dagenlange technische besprekingen toch gestructureerd werden weergegeven. Waarschijnlijk was het wel de eerste keer dat we bij de bespreking van een ontwerpbegroting de ene fout na de andere ontdekten, waarbij de minister het ene erratum na het andere indiende.
Zaterdagmorgen hoorde ik op de radio dat er een akkoord bereikt is over de mobiliteit in en rond Antwerpen en dat daaraan een kostenplaatje van zestig miljard frank verbonden is. De financiering, het zogenaamde PPS-verhaal, moet echter nog bekeken worden. Hiervan is echter niets terug te vinden in de begroting 2001 en in de meerjarenbegroting.
Vorig jaar heb ik er in de begrotingsbespreking op gewezen dat er sprake was van constant beleid, de spectaculaire acties van gratis openbaar vervoer voor 65-plussers buiten beschouwing gelaten. Er werd niets gedaan om de mobiliteitsknoop in Vlaanderen op te lossen.
Toen waren er verzachtende omstandigehden omdat de regering pas van start gegaan was. In de begroting 2001 is er evenwel nog steeds geen andere aanpak. Er zijn wel extra middelen voor de aanleg van fietspaden, voor doortochten en voor zwarte punten, maar van een geïntegreerd mobiliteitsbeleid is er geen sprake.
De heer Decaluwe spreekt over een virtueel beleid. Dan moet ik toch een paar cijfers aanhalen. Ik ben in 1998 minister geworden. In 1997 was er 26 miljard frank voorzien, in 1998 27 miljard frank, in 1999 28 miljard frank, in 2000 31 miljard frank en in 2001 35 miljard frank. Dat is een spectaculaire stijging. Voor het gemeenschappelijk vervoer was in 1998 12 miljard frank uitgetrokken, in 1999 13 miljard frank, in 2000 16 miljard frank en in 2001 17 miljard frank.
Op de financieringsbronnen van het Antwerpse mobiliteitsplan zullen we later terugkomen. Ik heb al herhaaldelijk gezegd dat er een samenwerkingsverband is met de minister van Economie en met de minister-president, bevoegd voor Financiën. Het gaat dus niet om een virtueel beleid.
De uitgaven zijn inderdaad spectaculair gestegen, maar we moeten ons afvragen welke effecten ze hebben op de mobiliteit in Vlaanderen. De heer Stevaert gedraagt zich niet als een minister van Mobiliteit, maar als een minister van Pensioenen of een minister van Welzijn.
Er is een spectaculaire stijging van de begroting, maar er is geen sprake van een geïntegreerd beleid. Wij wachten op een Vlaams mobiliteitsplan, dat het kader moet zijn voor een goed mobiliteitsbeleid. Het mobiliteitsplan zal echter ten vroegste rond Pasen voorgelegd worden aan de minister en dus kan het ten vroegste kort voor de zomer besproken worden in dit parlement. Waarschijnlijker is dat het pas in de herfst aan bod zal komen. Tegen die tijd zal het decreet op de basismobiliteit gestemd zijn en zal de minister bijkomende middelen gekregen hebben voor zijn departement.
Intussen gaat het met drie van de vier doelstellingen die door de regering vooropgesteld, werden de verkeerde kant uit. Het aantal verkeersslachtoffers stijgt. Het aantal verkeersdoden daalt, maar ligt nog altijd ver boven het Europese gemiddelde. De bereikbaarheid verbetert niet en de uitstoot van broeikasgassen blijft stijgen. Waar blijven de ingrepen om de Kyotodoelstellingen te halen?
Het is niet de verdienste van deze regering, maar het gaat toevallig goed met de Vlaamse economie en een toename van de mobiliteit is daarvan het gevolg.
Intussen hebben we instrumenten ontwikkeld om het beleid vorm te geven. Zo hebben we de vaarrechten afgeschaft. Dat is de eerste Vlaamse lastenverlaging die effectief gerealiseerd werd. Mevrouw Demeester-De Meyer verzette zich daartegen toen ze minister van Begroting was. De heer Van Rompuy heeft me daarin gesteund en ik dank hem daarvoor. Daardoor is het transport over water spectaculair gestegen.
Wie beweert dat de CVP de binnenvaart niet ernstig neemt? De SP-ministers hebben dit soort maatregelen altijd tegengehouden.
Als we een deel van het vrachtverkeer van de wegen kunnen houden, dan heeft dat een positieve invloed op het aantal verkeersslachtoffers.
Een ander instrument is de uitbouw van het openbaar vervoer. Ook zo kan het aantal verkeersslachtoffers beperkt worden. Het gebruik van het openbaar vervoer stijgt drastisch en per slot van rekening kan men niet tegelijkertijd in de bus en in de auto zitten.
Het budget voor wegen is drastisch verhoogd en dat geld zal gebruikt worden voor doortochten, voor fietspaden en in de toekomst ook voor het realiseren van missing links. Of dat het fileproblem zal oplossen weet ik niet.
Als enige heb ik gevraagd een deel van het verkeersreglement over te hevelen naar het Vlaamse niveau. Om het aantal verkeersslachtoffers te verminderen, zijn er strenge verkeersregels nodig en een strenge beboeting. De CVP, bij monde van de heer Ansoms, was het daarmee echter niet eens. Men heeft het voorstel geridiculiseerd.
De SP-fractie was het daar ook niet mee eens
Ik weet niet of de heer Ansoms daar nog van overtuigd is. Wij gingen ervan uit dat men alleen via de handhaving iets kan doen aan het aantal verkeersslachtoffers.
Drie van de vier doelstellingen gaan de verkeerde richting uit en in de begroting ontbreekt de aanzet om daar iets aan te doen. Alleen aan de basismobiliteit wil men iets doen, maar dat wordt dan nog eng geïnterpreteerd.
Wat doet de minister om de vervoersbehoeften te beperken? De genomen maatregelen creëren nog meer mobiliteit. Hoe zal de minister de vervoersmiddelen beïnvloeden om de vervoerscapaciteit beter te beheren? Op dat vlak hebben wij amendementen ingediend. Waar blijft de visie van de Vlaamse regering over een schoolvervoersplan met resultaatsverbintenissen? Wat met de telematica en met de vermindering van de registratierechten?
Deze ideeën zullen we ook inbrengen bij de bespreking van het globale mobiliteitsplan.
De minister creëert het gevoel dat er veel gebeurt. Mij interesseert alleen wat er in het Belgisch Staatsblad verschijnt en wat er gerealiseerd wordt op het terrein. Op een parlementaire vraag kreeg ik echter het antwoord dat er geen enkele kilometer fietspaden werd aangelegd in 1999. Bovendien is de toestand van een aantal fietspaden zeer slecht. Tussen Kortrijk en Wervik heeft men zelfs eerder een mountainbike nodig dan een fiets.
De minister zal de heer Decaluwe wel terechtwijzen voor de reeks van onwaarheden die hij vertelt. Op deze plaats zullen er vele kilometers fietspaden bijkomen.
De heer Decaluwe gedraagt zich heel grof tegenover de Vlaamse burgemeesters, vaak CVP-burgemeesters.
De minister maakt de procedures zo ingewikkeld dat het onmogelijk is om in één jaar tijd een dossier in te dienen, laat staan goed te keuren. Dat is één van de grote knelpunten.
Wanneer een minister een aantal zaken laat uitvoeren door de lagere niveaus, dan is dat een drastische vereenvoudiging. Er werd één miljard frank extra uitgetrokken voor de gemeenten. De heer Decaluwe zei dat dat niet zou functioneren.
Dat heb ik nooit gezegd.
Na een jaar hebben de burgemeesters echter al een beroep gedaan op 650 miljoen frank.
In tegenstelling tot wat het geval was tijdens de vorige regeerperiode had de minister van onderwijs er geen enkel probleem mee dat het schoolvervoer werd overgeheveld naar de minister van mobiliteit.
In antwoord op een parlementaire vraag zei de minister dat er nog 700 miljoen frank nodig is om de fietspaden langs jaagpaden in orde te brengen. Hiervan vind ik echter niets terug in deze begroting. De CVP heeft in dit kader dan ook een amendement ingediend.
Met de huidige middelen zal het nog 38 jaar duren vooraleer de achterstand voor structureel onderhoud wordt ingehaald; in dit tempo zal het nog 14 jaar duren vooraleer de zwarte punten worden opgelost. Toch crëeert de minister de illusie dat alles in het werk wordt gesteld om het mobiliteitsprobleem op te lossen.
Volgens Febiac kan de verkeerscapaciteit met 6 tot 7 procent worden verhoogd door het gebruik van telematica. In de begroting wordt daaraan echter geen aandacht besteed. Er worden geen initiatieven genomen op het vlak van telematica en thuiswerk. In de schoot van de Vlaamse administratie werden enkele mini-experimentjes op poten gesteld. Daarvoor worden slechts zes ambtenaren ingeschakeld. De mogelijkheden om verplaatsingen overbodig te maken moeten worden geoptimaliseerd.
Waterbeheer en -beheersing is duidelijk geen prioriteit voor deze regering, ondanks de tientallen overstromingen in Vlaanderen. De verhoging van de middelen bij de begrotingscontrole is alweer verdwenen. In de memorie van toelichting staat dat de uitgetrokken middelen ontoereikend zijn om een aanvaardbaar veiligheidsniveau te halen. De CVP zal in dit kader een amendement indienen op de middelen te verdubbelen.
De minister is de trendseetter van een postmodern beleid. De façade is voor hem blijkbaar belangrijker dan een stevig fundament. De minister is een illusionist. Zo zal het mobiliteitsprobleem niet worden opgelost.
We vragen ons af hoe lang deze ballon van illusies nog zal opgaan vooraleer hij ontploft. Aangezien de vele beloftes niet werden vertaald in deze begroting zullen we de begroting niet goedkeuren. (Applaus bij de CVP)
Hoe durft u na zoveel jaar regeringsdeelname zo op de man spelen? U voert zelf een virtueel betoog.
De SP heeft de afgelopen zes jaar zelf het mobiliiteitsbeleid kunnen bepalen. Er worden wel degelijk illusies gecreëerd : de beloftes worden niet vertaald in de begroting.
Een wijs Latijns spreekwoord zegt : irreparabile fugit tempus. Voor pessimisten is dit spreekwoord een waarschuwing; voor optimisten een aansporing tot daadwerkelijk beleid. De VLD rekent de regering tot de optimisten, zeker in het kader van een milieu- en natuurbeleid.
Mijn fractie heeft nooit gepleit voor een inkrimping van de middelen. Daarvoor is er nog te veel te doen. Ondanks de stijging van de inkomsten uit heffingen is er vooral een inhaalbeweging aan de gang vanuit de algemene middelen. De verhouding tussen heffingen en algemene middelen bedraagt momenteel 51 tegenover 49 procent. De verschuiving ten nadele van de algemene middelen is een constante. De dotatie is op drie jaar tijd verdubbeld. Deze vaststelling vraagt om politieke duidelijkheid. Er moet op korte termijn over gedebatteerd worden.
De uitgaven voor Aquafin stijgen. Tegen het voorjaar moet hier een lijn worden getrokken. We ondersteunen de verdubbeling van de subsidiëring voor gemeentelijke rioleringen.
Een aantal doelstellingen kunnen niet worden gerealiseerd. Ik stel vast dat de structuren vaak verder opgeschoven zijn dan de beleidsuitvoering zelf. Ook op het vlak van de structuren moeten er langetermijnbeslissingen worden genomen.
Het rapport van het Rekenhof over de werking van het Minafonds gedurende de laatste vijf jaar omvat enkele opmerkingen waar ook de VLD al geregeld op heeft gewezen. Parlement en Rekenhof dringen al jaren aan op de uitzuivering van het Minafonds. De minister moet daar dringend werk van maken. Er moet bovendien dringend een visie worden ontwikkeld over de langetermijnkosten en op het heffingenbeleid.
Ik heb me ertoe verbonden om werk te maken van een uitzuivering, op voorwaarde dat alle DAB's onder de loupe worden genomen.
Het zeer hoge kassaldo is niet meer te rechtvaardigen. Er moet worden nagedacht over het statuut van hert MINA-fonds als DAB. Ik ben het ermee eens dat deze uitzuivering noodzakelijk is voor alle DAB's.
Er is een gebrek aan transparantie die de controle door het Vlaams Parlement uitholt.
Aangezien we de visie van de minister op beleidsuitvoering delen, zullen we de begroting goedkeuren.
Op het gemeentelijk, het provinciaal en het gewestelijk niveau worden ruimtelijke structuurplannen uitgewerkt. In theorie zouden de gemeenten meer te zeggen krijgen bij het uitwerken van deze plannen, maar in de praktijk kunnen ze slechts in uitzonderlijke omstandigheden afwijken van de bindende bepalingen van de provinciale ruimtelijke structuurplannen. Deze afwijking moet bovendien uitgebreid worden gemotiveerd. De gemeenten zijn dan ook met handen en voeten gebonden door de provinciale ruimtelijke structuurplannen, en hun mogelijkheden om iets te doen aan de zonevreemde gebouwen zijn dan ook zeer beperkt. De eigenaars van deze woningen zijn uiteindelijk het kind van de rekening.
De bepalingen over de zonevreemde woningen staan in schril contrast met het op 3 oktober 1985 ondertekende en op 8 juni 1992 goedgekeurde Verdrag van Granada. Daarin staat dat waardevolle oude gebouwen, zowel beschermde als niet-beschermde, steeds voor restauratie en herbruik in aanmerking komen. De Vlaamse regels voor geklasseerde monumenten zijn in overeenstemming met dit verdrag, maar wat met de andere bepalingen over zonevreemde woningen?
Het is juist dat er een regeling werd getroffen voor de zonevreemde monumenten. Daarnaast heeft de Vlaamse regering op 6 oktober van dit jaar duidelijk de beslissing genomen dat een gemeente voor haar zonevreemde woningen een planologische oplossing of een oplossing via stedebouwkundige voorschriften kan bieden.
Dergelijke oplossingen bestaan momenteel nog niet.
Het decreet van 18 mei 1999 bepaalt dat de gemeenten hun ruimtelijke structuurplannen moeten opstellen tegen 30 april 2005. Zij moeten hun verantwoordelijkheid dan ook opnemen.
Een beschadigd zonevreemd gebouw kan maar worden heropgebouwd als daar een vergunning voor wordt gegeven. Het gebouw moet bovendien beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 145. De gemachtigd ambtenaar kan de heropbouw weigeren als hij meent dat de goede ruimtelijke orde wordt geschaad. Welk verweer heeft een eigenaar dan nog? Huizen in natuurgebieden hebben trouwens helemaal brute pech : daar zijn alle werken verboden.
De wetgeving is helemaal anders, ik raad u aan deze er nog eens op na te lezen.
Wat is de visie van het Vlaams Blok op de ruimtelijke ordening en het milieu? Verbrandingsovens moeten overal worden gesloten, terwijl weekendhuisjes en illegale bouwwerken mogen blijven bestaan?
Het standpunt van het Vlaams Blok is duidelijk: roep alle bestaande gebouwen uit tot woonzone, en alle problemen zijn opgelost.
Het systeem van planschade en planbaten laat ook heel wat te wensen over. Bij de planschade gaat men uit van de waarde op het ogenblik van de verwerving of van de schade, bij de planbaten gaat men uit van een forfaitair bedrag per vierkante meter, waar de woning ook gelegen is.
Ik ga nog even in op de afbraakpolitiek van deze regering. Op 20 oktober ontvingen verschillende eigenaars van weekendverblijven een brief van de administratie, waarin hen gevraagd werd het terrein in de oorspronkelijke toestand te herstellen. Zo niet, zou worden overgegaan tot een ambtshalve uitvoering van vonnissen van verschillende jaren oud. Gaat het hier om een toegeving van de VLD aan Agalev, de SP en VU&ID om een akkoord te bereiken over een verjaringstermijn voor zonevreemde gebouwen?
Het beleid inzake ruimtelijke ordening loopt duidelijk mank. Ik zou willen vragen om niet alleen rekening te houden met het aspect ruimtelijke draagkracht, maar ook met de rechten van de eigenaars en bewoners.
Over welke rechten beschikt iemand die bouwt zonder vergunning?