Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen.
De algemene bespreking is geopend.
Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag. Ik wil wel enkele bemerkingen maken namens mijn partij. Mijn eerste opmerking heeft betrekking op de procedure die in de commissie werd gevolgd. Ik ben van mening dat deze niet volgens de regels van het spel is verlopen.
Er werd gewerkt met een tekst van de minister en het kabinet, die door de meerderheid werd geamendeerd en ingediend, dit om de omweg via de Vlaamse regering en de Raad van State te vermijden. Wij hebben op deze tekst dan amendementen ingediend. De volgende week werd er gewerkt met een tweede versie van de tekst, waarin reeds met verschillende amendementen rekening werd gehouden. De week daarop volgde hetzelfde scenario. Dit alles had als gevolg dat de amendementen van de oppositie een verkeerd nummer droegen of zelfs zonder voorwerp werden zodat ze moesten worden ingetrokken. Van de oorspronkelijke tekst bleef ondertussen bijna niets over. Ik zou dan ook willen vragen de procedure wat meer te respecteren.
Deze manier van werken laat toe dat de minister rekening houdt met de opmerkingen van de commissieleden en daarover overlegt met het kabinet. Bent u er dan voorstander van dat de minister een tekst in de commissie neerlegt die niet meer voor wijziging vatbaar is? Het gaat hier om een zeer complexe materie. Ik heb willen ingaan op de terechte verzuchtingen van de landbouworganisaties en heb geprobeerd om een oplossing ad hoc te vinden voor het probleem van het nutriëntengehalte. Het ontwerp van de vorige meerderheid was niet goed, dat weet u ook. Ik ben wel niet ingegaan op de vraag van de CVP naar een zeer verregaande versoepeling van het nutriëntengehalte. Ligt dat misschien aan de basis van uw zure opmerkingen?
Als voorzitter van de commissie voor Leefmilieu verzet ik me met klem tegen de voorstelling van zaken door de heer Kindermans. In de commissie komt iedereen aan bod, ook de oppositie. Bovendien heeft de commissie zelf ervoor gekozen om op deze manier te werken, dit om tegemoet te kunnen komen aan de kritiek van de landbouworganisaties en om rekening te kunnen houden met de nutriëntenbalans. Het gaat hier in geen geval om een manipulatie van de commissie.
Dat heb ik ook nooit willen suggereren. Dat de teksten van het kabinet door de meerderheid worden ingediend, is een praktijk die vaak wordt toegepast, daar heb ik geen probleem mee. Ik wil er alleen op wijzen dat het op deze manier voor een buitenstaander zeer moeilijk wordt om te weten wat de teneur van de oorspronkelijke tekst en amendementen was. Het wordt ook zeer moeilijk om een verslag op te stellen van het verloop van de commissievergaderingen. We moeten een oplossing zoeken die aan deze bezwaren tegemoetkomt. Ik ontken natuurlijk niet dat het overleg zeer constructief was.
Mijn tweede opmerking heeft betrekking op de retroactieve bepalingen van het ontwerp van decreet. Artikel 7 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens evenals artikel 2 van het Belgisch Strafwetboek bepalen dat men niet retroactief kan worden gestraft voor daden die niet strafbaar waren op het moment dat ze werden uitgevoerd. De meerderheid heeft dan ook ingezien dat de superheffing inzake het nutriëntengehalte pas kan worden toegepast vanaf 1 januari 2001.
De meerderheid houdt echter vast aan de retroactiviteit van de wijziging van bepaalde strafbepalingen uit artikel 37 van het decreet van 23 januari 1991. De minister heeft in de commissie beloofd dat zou worden onderzocht of deze bepalingen voor moeilijkheden zouden zorgen. Is dat onderzoek al afgerond? Wij moeten immers waken over de rechtsgeldigheid van de teksten die we opstellen. De CVP is in ieder geval van mening dat de retroactieve werking van de strafbepalingen uit artikelen 57, 58 en 59 niet mogelijk is, en zal dan ook amendementen in die zin indienen.
Bij de aanhef van de bespreking in de commissie stond in het verslag van de minister dat ongewilde discriminaties tussen bestaande landbouwinrichtingen zouden worden weggenomen. Nochtans maakt artikel 48 van de voorliggende tekst nog steeds een onderscheid tussen veeteelt- en landbouwinrichtingen. Bij de veeteeltinrichtingen blijft het woord bestaande immers behouden. Wanneer een veeteeltinrichting en een landbouwinrichting allebei hebben nagelaten om in 1993 een aangifte te doen, dan is het resultaat dat er voor de landbouwinrichting geen probleem is, terwijl het voor de veeteeltinrichting de doodsteek betekent. Daarom stellen we voor het woord bestaande te schrappen.
Over de problematiek van de jonge overnemers, die aan bod komt in artikel 51, heeft de minister in de commissie gezegd dat er voor de plenaire vergadering een tekst zou rondgedeeld worden en dat er daarover nog overleg zou gepleegd worden met de commissie. Dat is echter niet gebeurd, ondanks herhaaldelijk aandringen van onze kant. We zijn wel in het bezit van de tekst van het amendement van de meerderheid. Daaruit blijkt dat het nutriëntenhalte kan opgetrokken worden tot 85 procent van de vergunning, wanneer het gaat om jonge landbouwers tot 40 jaar die een bedrijf overnemen. Dat geldt echter niet wanneer er in 1999 een hogere bezetting was. Wij hebben een amendement ingediend om deze tekst aan te passen.
Ik zal het amendement van de meerderheid voorlezen. In artikel 33bis, §3 van hetzelfde decreet wordt een 4° toegevoegd die luidt als volgt : 4° producenten die zich in de periode tussen 1 januari 1995 en 1 januari 2000 voor de eerste maal als landbouwer in hoofdberoep hebben gevestigd en hiervoor een investering hebben gedaan en jonger zijn dan 40 jaar. Het bewijs van een eerste installatie moet worden geleverd door een attest van de sociale kas waarbij ze aangesloten zijn. De nutriëntenhalte NHn en NHp kan evenwel niet hoger zijn dan 85 procent van de vergunde mestproductie tenzij het register van het productiejaar 1999 een hogere veebezetting aantoont.
We denken dat we zo tegemoet gekomen zijn aan de bekommernissen. Het was onze bedoeling de mensen die er naar de geest van het MAP uitgevallen zijn, terug op te vissen. We wilden de slapende vergunningen echter niet terug wakker maken. Toen de mestproblematiek al goed gekend was, heeft men dat immers nog gedaan en zijn er zelfs nog vergunningen bijgekomen.
Wat wil u doen met een jonge boer van 30 jaar die in 1993 een bedrijf heeft overgenomen, in 1994 een vergunningsaanvraag deed om een stal af te breken en er een nieuwe te bouwen, in 1995 een bouw- en een milieuvergunning kreeg, waarbij bepaald werd dat hij twee jaar de tijd kreeg om de werken te realiseren. Het aantal dieren veranderde niet, maar wel de vergunning omdat het om een andere stal ging. Het eerste volwaardige productiejaar is dus 1998, terwijl de nutriëntenhalte gebaseerd is op het jaar 1997. Dat betekent dat de nieuwe stal halfleeg staat. Dat zal leiden tot tientallen faillissementen van jonge boeren die de fout hebben gemaakt een oude stal te vervangen door een nieuwe.
We hebben deze discussie al gevoerd in de commissie. Een aantal bepalingen in het decreet en in de uitvoeringsbesluiten moet ervoor zorgen dat dit soort van zaken op een billijke wijze kan worden geregeld.
De minister hanteert de datum van 1 januari 1996. Het jaar 1997 is echter geen volwaardig productiejaar. Als het om vergunningen gaat, moet het bovendien om uitbreiding gaan, terwijl het hier gaat om de vervanging van een stal.
Vandaag worden we geconfronteerd met de teksten. Deze woordenwisseling wijst erop dat men er beter aan had gedaan de discussie met de commissie te heropenen. Ons voorstel verschilt niet zoveel van dat van de meerderheid. Ook wij willen een leeftijdsgrens van 40 jaar instellen.
Er is echter een probleem met vergunningen die overgenomen zijn voor 1 januari 1995 wanneer de investeringen daarna gebeurd zijn. De overheid moet zorgen voor rechtszekerheid. Het kan niet dat men met het akkoord van de Mestbank en van Stedenbouw in 1995 investeringen doet om dan enkele jaren later te zeggen dat men de stal niet optimaal kan gebruiken omdat men de overname deed voor 1 januari 1995 en de investeringen na die datum.
Wij hebben het gevoel dat de minister iedere week haar standpunt wat versoepeld heeft. Ze is namelijk geschrokken van het aantal mensen dat in de problemen zou komen. Door de aanpassingen is de kritische massa verminderd tot 800 à 900 bedrijven, zodat geen massaal protest meer te verwachten is. Voor de betrokken families is het nog steeds een catastrofe, maar voor de minister is dat geen zorg. Dat is haar manier om de mestproblematiek te verminderen. Ze reikt geen warme hand, ze hanteert de hakbijl. Vera de Dood waart rond. Het geeft me een wrang gevoel als ik zie hoe men omgaat met jonge ondernemers, want landbouwers zijn ook ondernemers, al beschouwt men ze niet altijd als ondernemers van de goede soort.
De essentie van de kritiek van de heer Kindermans ontgaat me. Eerst zegt hij dat zijn fractie blij is met de versoepeling. Vervolgens merkt hij op dat Vera de Dood rondwaart in het Vlaamse landbouwlandschap.
Wij hebben altijd de volgende lijn aangehouden. We voeren het MAP 2 uit. Het instrument van de nutriëntenhalte, dat trouwens decretaal vastgelegd is, willen we doorvoeren. Het is het de bedoeling strikt op te treden naar de landbouwers die niet in orde zijn met de vergunning. Daarin geven de CVP en de landbouworganisaties me gelijk, zij het soms schoorvoetend. Anderzijds wil ik billijk zijn en geen onlogische beslissingen nemen en zal ik niet voor mijn plezier het hakmes hanteren. Ik wil de sociale aspecten in overweging nemen.
We hebben bij de Mestbank regelmatig nagevraagd welk soort bedrijven er uit de boot zouden vallen. Daarbij hebben we goed in het oog gehouden wat we precies willen realiseren. Daarmee hebben we ook aansluiting gevonden bij de commissie. Met een andere timing waren de zaken vlotter verlopen en hadden we een ontwerp van decreet kunnen indienen. De meeste beroepen lopen echter nu pas binnen bij de Mestbank en we proberen een billijke oplossing te vinden voor de gevallen die zich aandienen. De CVP is daar niet gelukkig mee. Ze had liever dat ik als een Vera de Dood zou rondwaren, maar dat wil ik niet. Ik denk ook dat we daarin geslaagd zijn, via een reeks amendementen die nu worden ingediend. Moest men alleen dit de echt technische zaken geregeld hebben, zoals de vergunningsplichtigen en de aangifteplichtigen, dan zou iedereen gesteigerd hebben.
De heer Denys heeft in de commissie ook gezegd dat er moest gezocht worden naar criterium om een onderscheid te maken tussen de bedrijven die ter goeder trouw of ter kwader trouw gehandeld hebben. Het is immers niet de bedoeling om de integratoren nieuwe uitbreidingsmogelijkheden te bieden. Bonafide jonge bedrijven mogen niet slachtoffer worden van de administratieve complexiteit van de regeling.
Voor de VLD was dit één van de knelpunten. Op het einde van de commissiebesprekingen zei de minister dat zij vóór de behandeling in plenaire vergadering na zou gaan of er een juridisch verantwoorde oplossing mogelijk is. Ze zou dit met de leden bespreken. Het is moeilijk om aan dergelijk technische materie te wijzigen in plenaire vergadering. Daarom zou de commissie zich er nog eerst over buigen.
Er wordt geen oplossing geboden voor jonge overnemers, die kort voor 1 januari 1995 een familiale landbouwbedrijf overnamen, daarna stallen afbraken en een milieuvergunning kregen voor nieuwe stallen Als het bedrijf pas operationeel werd in 1998, kregen zij een nutriëntengehalte toegewezen van de referteperiode ervoor. Zij zijn dan ook niet meer in staat hun investeringen af te schrijven. Zij kunnen het bedrijf dus niet meer voortzetten.
Met het amendement wordt een duidelijke oplossing gegeven aan dit probleem. Het is echter niet de bedoeling de slapende vergunningen opnieuw te openen. Ik heb de indruk dat de CVP wil dat alles kan en dat het nutriëntengehalte uitgehold wordt. De bedrijven, die te goeder trouw handelden mogen echter niet gestraft worden. Hiervoor is een goede oplossing gevonden.
Het debat in de commissie is afgesloten met de belofte dat de minister één punt nog ging nakijkgen vóór het debat in plenaire vergadering. Dit is gebeurd en er is een amendement ingediend. Er was niet gezegd dat dit opnieuw in de commissie besproken zou worden.
Wij hebben ons amendement ingehouden op voorwaarde dat er nog overleg zou zijn voor de indiening van het amendement.. Het gaat juist over het jaar 1995 en over bedrijven die toen een milieuvergunning kregen voor een nieuwe stal en die gedurende anderhalf tot twee jaar geen dieren erin konden stallen. Het zijn dus zeker geen slapende vergunningen. Zij worden nu getaxeerd op 1997. Het gaat dus over gezinsbedrijven want integratoren zijn in staat een stal te bouwen op een paar maanden tijd.
In de fosfaatverzadigde gebieden hebben wij een amendement ingediend om tot tot 80 kg fosfaat per jaar toe te staan als het gaat over dierlijk mest en enkel voor familiale bedrijven. De situatie is voor hen anders uitzichtloos : zij worden geconfronteerd met een nulbemesting. De minister ging het advies van de stuurgroep voor de Vlaamse mestproblematiek vragen. Wij vrezen echter dat het dan te laat zal zijn voor een aantal bedrijven. Daarom stellen wij, in een amendement een oplossing voor, tot er een meer wetenschappelijk gefundeerde oplossing zal zijn.
Verder hebben wij een amendement ingediend over de beroepsprocedure. De termijn waarover de minister beschikt om te antwoorden op een bezwaarschrift is 60 dagen. Wij stellen voor om, indien er dan geen beslissing is, het bezwaar automatisch in te willigen. Dit is behoorlijk bestuur en biedt rechtszekerheid. De minister zal hierop wel antwoorden dat dit zich in praktijk niet zal voordoen omdat zij steeds de termijnen zal respecteren, maar wij willen toch graag zekerheid hieromtrent.
Ik zal een gemotiveerd advies vragen over de fosfaatverzadigde gebieden aan de stuurgroep. Zij zijn het beste forum om een goed antwoord te geven. Wij kunnen ons hiervoor niet zomaar baseren op een vergadering van de commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening.
De Raad van State stelt dat het geen behoorlijk bestuur is om een bezwaar automatisch goed te keuren na het verlopen van de termijnen. Wij zijn verplicht om het op deze manier te regelen.
In het verslag staat dat de minister al met de landbouwers onderhandeld heeft over de fosfaatverzadigde en dat zij al advies vroeg aan de stuurgroep. Nu blijkt dat dit nog niet gebeurd is.
De brief ligt klaar.
Wij hebben ook een amendement ingediend over het melkquotum zodat voor de premie van de zoogkoeienquota dezelfde reglementering kan worden toegepast. Tot slot is er nog een laatste amendement over de retroactiviteit. Om een juridisch onderzoek toe te laten stellen wij voor om artikelen 57,58 en 59 pas in werking te laten treden op 1 januari 2001. Dit is om de rechtsvervuiling te beperken. (Applaus bij de CVP)
Ik breng verslag uit over de besprekingen van hoofdstuk 12 van dit decreet in de commissie voor Institutionele en Bestuurlijke Hervormingen en Ambtenarenzaken. Zoals uit de toelichting van de bevoegde minister blijkt hebben deze bepalingen tot doel in een decretale grondslag te voorzien om de entiteit Interne Audit te machtigen opdrachten uit de voeren bij de VOI's.
De minister beantwoordde vragen over de modaliteiten van aanwerving van personeel en de waarborgen voorde onafhankelijkheid van de personeelsleden. Er was geen eensgezindheid over de omschrijving van het werkgebied. De Raad van State merkte op dat het werkingsgebied niet kan beperkt worden door een opsomming van VOI's in de memorie van toelichting. Een opsomming in het decreet is de enige grond voor rechtszekerheid hieromtrent. Daarom werd een amendement ingediend. De minister signaleerde het praktisch bezwaar van veelvuldige aanpassing van dergelijke opsomming in het decreet. Het amendement werd verworpen, het artikel 26 aangenomen en de andere artikelen betreffende de interne audit werden unaniem aangenomen.
Ter zitting wordt via een amendement een hoofdstuk XIIbis, houdende artikel 29bis ingevoegd over de samenstelling en de structuur van de raad van bestuur van Bloso. De indieners stellen dat Bloso nood heeft aan een goed functionerende en compacte raad van bestuur. Uit de audit blijkt een gebrek aan strategische omkadering door de raad van bestuur. De reductie van de raad tot een werkbaar en slagvaardige groep werd door het bureau aanbevolen. De reductie en hersamenstelling van deze raad tot 8 leden door wijziging van artikel 38 van het decreet bestuurlijk beleid komt tegemoet aan deze opmerkingen. Als bijkomende verantwoording werden door de indieners tijdens de besprekingen de ernstige werkingsproblemen aangevoerd.
In de commissie werden enkele fundamentele vragen gesteld bij de techniek van amendering die werd toegepast. Ten eerste : het amendement verwijst nergens naar een inhoudelijke bepaling van het ontwerp van decreet. Ten tweede : er werden opmerkingen gemaakt bij de bevoegdheid van de commissie waar het amendement werd ingediend : formeel gaat het om een wijziging van het decreet bestuurlijk beleid; inhoudelijk verwijst de toelichting bij het voorstel van amendement echter enkel naar sporttechnishe elementen. Ten derde : is er wel sprake van hoogdringendheid, noodzakelijk voor amendering en opname in het verzameldecreet? De studie en aanbevelingen waarnaar wordt verwezen dateren van 1997; anderzijds ligt er een voorstel van decreet met betrekking tot de BLOSO-hervorming ter tafel bij de bevoegde commissie, waarin ook een wijziging van de smaenstelling van de raad van bestuur wordt voorgesteld. Ten slotte rezen er tijdens de commissiebesprekingen vragen bij de doelstelling van het amendement : de afzetting van de huidige voorzitter en de benoeming van een nieuwe voorzitter, de heer Knop.
De commissievoorzitter gaf een antwoord op de verschillende opmerkingen : aangezien het verzameldecreet niet inhoudelijk afgebakend is kan het parlement zonder inhoudelijke beperkingen amendementen indienen. Voor wat betreft de inhoudelijke bevoegdheid van de commissie verwees de voorzitter naar de formele bevoegdheid met betrekking tot het decreet betreffende het bestuurlijke beleid. In veband met de hoogdringgendheid wees de voorzitter op de werkingsproblemen in de raad van bestuur.
Het voorstel van amendement werd goedgekeurd met 8 stemmen tegen 5.
De CVP heeft fundamentele kritiek bij het voorgestelde amenement. Er is duidelijk sprake van machtsafwending : dit is de onwettigheid waarbij een bestuursorgaan de bevoegdheid toegekend om een bepaald doel te bereieken gebruikt om een ander doel na te streven. Deze handeling heeft de schijn van regelmatigheid omdat ze uitgaat van de daartoe bevoegde overheid met respect voor de materieel- en formeelrechtelijke regels.
We hebben in de eerste plaats kritiek op de techniek van het amenderen. Doelstelling van amendering is voorstellen en ontwerpen van decreet te verfijnen en aan te passen op basis van een inhoudelijke bespreking in het parlement. De formele verwijzing naar het gebrek aan omschreven inhoud van een verzameldecreet negeert deze doelstelling. Door amendering kan bovendien het advies van de Raad van State worden omzeild.
De agendering op het allerlaatste moment in de commissie voor Institutionele zaken is aanvechtbaar. De hele argumentatie in de memorie van toelichting steunde immers op sporttechnische argumenten.
De bewijsvoering in verband met de vereiste hoogdringendheid loopt mak. Het rapport Andersen is geen goed argument : deze audit dateert immers reeds van 1997; de aanpassing van de structuur van Bloso is er trouwens slechts één van de vele aanbevelingen. Een meer slagkrachtige raad van bestuur is overigens slechts de laatste van een hele reeks aanbevelingen in verband met de structuur van Bloso. Daarnaast kan ik verwijzen naar het voorstel van decreet dat in dit kader al werd ingediend. Een ander argument van de indieners van het voorstel van amendement betrof de werkinbgsproblemen binnen de raad van bestuur. Deze stelling werd echter niet gestaafd met concrete gegevens. Omdat de bespreking niet plaatsvond in de inhoudelijk bevoegde commissie kon hierover geen vraag gesteld worden aan de minister. Vorige donderdag gaf de minister dan een antwoord in de commissie voor Cultuur, media en sport. Dit antwoord was hallucinant maar laat niets aan de vebeelding over : de minister zei dat hij wilde dat de heer Paul De Knop en zijn team zouden mogen voortwerken.
Er is duidelijk sprake van machtsafwending : een bestuursorgaan veronachtzaamt het algemeen belang en misbruikt zijn bevoegdheid om een particulier belang te dienen. De onwettigheid van machtsafwending kan, gezien de soevereiniteit van de wetgever, alleen ingeroepen worden voor administratieve rechtshandelingen en niet voor wetgeving. Er wordt echter duidelijk misbruik gemaakt van het meest verheven instrument in een rechtsstaat : een democratisch tot stand gekomen wet.
Ik zal ingaan op de artikelen 21 en 22 van het voorliggende ontwerp van decreet. De decreten van 15 juli 1997 en 18 mei 1999 betreffende een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in respectievelijk adviesorganen en in de beheers- en bestuursorganen van instellingen, ondernemingen, vennootschappen of verenigingen van de Vlaamse overheid, zullen pas in werking treden op 1 januari 2002. Eigenlijk hadden de decreten al in werking moeten treden in 1999.
Zowel in de regeringsverklaring als in de beleidsbrief van minister Vogels werd een gelijkekansenbeleid als beleidsprioriteit naar voren geschoven. In haar beleidsbrief zegt de minister te streven naar een quotaregeling. In een eerste fase zou gestreefd worden naar een verhouding tussen vrouwen en mannen van 1/3-2/3; uiteindelijk zouden mannen en vrouwen elk de helft van de bestuurs- en adviesorganen moeten uitmaken. De minister beloofde deze quotaregeling strikt uit te voeren. Eén jaar later negeert minister Vogels deze beloftes. De decreten van haar voorgangers worden niet uitgevoerd. Nochtans werden ze met zeer grote meerderheid goedgekeurd, aangezien ze een inclusief beleid garanderen.
Minister Vogels werd voor een zeer moeilijke keuze geplaatst. Ze heeft de adviesorganen van de vorige Vlaamse regering geërfd. Ze moest vaststellen dat de verhouding tussen mannen en vrouwen in deze organen mank liep. De minister kon een afwijking toestaan, met als gevolg dat vekeerde verwachtingen zouden worden gewekt in de betrokken adviesorganen, of het decreet met één jaar uitstellen. Voorwaarde is dan wel dat de adviesorganen tegen volgend jaar volledig in orde moeten zij met de vooropgestelde verhoudingen.
Uw intrepretatie is niet correct. We hebben een duidelijk signaal gegeven.
Minister Vogels kan van de uitzonderingsregel geen gebruik maken. De Raad van State legt haar immers op de bedoeling van de decreetgever te volgen.
Het grote aantal vrouwen dat zich spontaan heeft aangeboden bij de Pluspuntbank is ondertussen gescreend, wat resulteerde in een lijst van 250 competente vrouwen. Ze wachten, helaas, nog steeds op een kans. Minister Vogels heeft dus geen gelijk als ze beweert dat het moeilijk is om bekwame vrouwen te vinden voor bepaalde harde sectoren. Dat bewijzen trouwens haar collega's, de ministers Dua en Vanderpoorten. Alles hangt af van de betrokken minister zelf en van de verbetenheid waarmee de minister van Gelijke Kansen over haar beleidsdomein waakt.
Omdat het gelijkekansenbeleid nog jong is, valt het te betreuren dat de regelgeving nu zomaar en bovendien in een verzamedecreet snel gewijzigd wordt. Het ontwerp werd maanden geleden al voorgelegd aan de Raad van State voor een spoedadvies. De regering had de bewuste artikelen beter gewoon uitgevoerd. De advies- en bestuursorganen waren op 31 december 1999 niet naar behoren samengesteld en daardoor zijn alle decreten waarover zij zich gebogen hebben, maar ook alle andere beslissingen aanvechtbaar. Minister Vogels heeft haar collega's daar overigens pas eind oktober 1999 attent op gemaakt. Ten slotte mogen we ook niet vergeten dat het Vlaams Parlement in maart van dit jaar onze motie ter zake niet heeft goedgekeurd.
Als we nu een ontwerp van decreet met terugwerkende kracht goedkeuren, zullen juristen dra uitpluizen over welke decreten advies werd uitgebracht door een ontwettig samengestelde adviesraad. Indien we deze maatregelen hadden uitgevoerd, dan hadden de sociale partners, natuurverenigingen, enzovoort meer vrouwen moeten voorbereiden op beleidsverantwoordelijkheid. Dat was onze democratie ten goede gekomen. Daarnaast was het beleid ook doorzichtiger geworden : nu kan zelfs het Vlaams Parlement niet nagaan waarom iemand zitting heeft in een adviesorgaan. Bovendien was het een kans om de leden voortaan aan te wijzen op basis van nauwkeurig omschreven profielen.
De CVP heeft een amendement ingediend om deze artikelen uit het verzameldecreet te schrappen. De CVP heeft steeds een actieve rol gespeeld om vrouwen meer kansen te geven en heeft het gelijkekansenbeleid steeds kritisch gevolgd. Evenwichtig samengestelde advies- en beheersorganen maken bijkomende regels overbodig. Bovendien zijn de CVP-vrouwen altijd solidair geweest met de vrouwen uit andere partijen wanneer het over gelijke kansen ging. Ook binnen de partij staken we geregeld de nek uit. Daarom roepen we de vrouwen uit alle andere fracties op ons amendement goed te keuren. (Applaus bij de CVP)
Zowel mevrouw Van Hecke als mevrouw Van Cleuvenbergen hebben hier belangrijke thema's aangesneden, alleen zijn de bevoegde ministers afwezig om te antwoorden. Echt veel plenaire vergaderingen zijn er niet en daarom is het niet verantwoord dat de bevoegde minister er niet zijn om zich te verantwoorden. Wij willen dat de betrokken ministers in de toekomst wel aanwezig zijn. De plenaire vergaderingen stellen door een gebrek aan initiatieven al niet veel voor, door de afwezigheid van de regering worden ze nog dieper uitgehold.
Ik ga akkoord met de tussenkomst van de heer Van Rompuy, maar kan mij niet achter zijn conclusie scharen.
Bij de bespreking van een ontwerp van decreet dient de regering inderdaad aanwezig te zijn. Wij moeten inderdaad een betere aanwezigheid nastreven.
Ik ga akkoord met mijn collega's.
Ik zal mijn collega's op uw grieven wijzen.
Ik hoop dat de betrokken ministers wel aanwezig zijn tijdens de stemming zodat ze alsnog kunnen reageren op onze stemverklaring.
Ik zal daarover contact opnemen met de overige leden van de Vlaamse regering.
Mijn houding tegenover het verzameldecreet is dubbel. Enerzijds ben ik geen voorstander van verzameldecreten, maar anderzijds heeft het parlement in dit geval goed kunnen samenwerken met de regering. Mevrouw Van Hecke heeft wel gelijk als ze stelt dat het geval Bloso beter opgelost kan worden met een nieuw decreet.
De Vlaamse regering is evenmin gelukkig met deze formule. De algemene stemming is dan ook om verzameldecreten te vermijden en geen volgende meer in te dienen. We willen meer inspelen op de samenwerking tussen parlement en regering om urgente zaken aan te pakken.
Ik waarschuw voor een te grote voortvarendheid. Het parlement kijkt toe op de inhoud van verzameldecreten. We mogen niet voorbijgaan aan het feit dat een dergelijke vorm nodig is om efficiënt te werken en bij de begroting voor bepaalde zaken een oplossing te bieden.
Een verzameldecreet is nodig voor zaken die snel geregeld moeten worden. De vraag rijst wat de urgentie is als het verzameldecreet in maart voorgelegd wordt en er pas in december over gestemd wordt.
Wat het algemene principe betreft sluit ik me aan bij minister Dua.
Ik heb regeringen gekend die nalieten om decreetgevend te werken en dat oplosten door middel van verzameldecreten. Professor Leo Neels schreef in De Tijd dat de overheid meester is in het maken van gelegenheidswetjes en dat ze vooral werkt volgens de inspiratie van het ogenblik, maar niet over het vermogen beschikt om een omvattende visie in een wet te vertalen. Dat is uiteraard karikaturaal uitgedrukt maar het verzameldecreet is daarvan toch een weerspiegeling. Het parlement dient ernaar te streven om zo weinig mogelijk met verzameldecreten te werken en te proberen om decreetgevend te werken vanuit een algemene visie.
De heer Neels staat aan de zijlijn. De realiteit is dat we verplicht zijn om in een democratie rekening te houden met verschillende opinies en daarvan een gemiddelde te maken. In de vorige regeerperiode hebben we strikte normen over verzameldecreten aangenomen. De regering heeft daarmee rekening gehouden. We hebben toen afspraken gemaakt over twee punten : de verbinding met de begroting, en de efficiëntie.
Wat Bloso betreft heeft mevrouw Van Hecke gelijk dat de zaak beter geregeld zou worden in één groot decreet. Ik heb echter ook begrip voor het feit dat de regering eerst een basisdecreet voor de reorganisatie van de administratie wenste Het spreekt voor zich dat zoiets tijd vergt.. Toch moest voor de VOI's dringend iets geregeld worden, in het bijzonder voor Bloso. Men kon daar geen half jaar op langer meer wachten. Daarbij komt dat de vorige minister van Sport, de heer Martens, in extremis een volledig nieuwe raad van bestuur heeft benoemd. De benoeming van de heer De Knop daarentegen is niet politiek. Ze heeft wel te maken met de huidige samenstelling die op een politieke verdeling gebaseerd is.
Het valt op dat in dit voorstel van de decreet de minister de totale vrijheid heeft om 8 personen te benoemen binnen de 40 dagen zonder dat er enige bekwaamheid vereist is. In ons amendement stellen we tenminste eisen inzake bekwaamheid en betrokkenheid.
Uw tussenkomst is niet correct. Het is de vorige bevoegde minister geweest die de aanstelling van de raad van bestuur gedepolitiseerd heeft, dat wil zeggen buiten het cultuurpact om heeft geregeld. Ik ben ervan overtuigd dat huidig minister Sauwens zal rekening houden met de competentie en niet met de kleur. Voor een goed sportbeleid zijn veranderingen noodzakelijk.
Wat het mestprobleem en de amendementen terzake betreft, is het me opgevallen dat in de betrokken commissie de CVP zich toespitst op specifieke gevallen. We moeten ons ervoor hoeden een wetgeving te maken voor individuele gevallen. De decreetgever moet werken volgens vaste principes. Ik wil minister Dua bedanken voor de inbreng die ze aan het parlement heeft toegestaan. Door de invoering van het begrip nutriëntenhalte worden landbouwbedrijven voor de eerste keer geconfronteerd met de hoeveelheid mest die ze individueel mogen produceren.
Ik ben ervan overtuigd dat een individuele benadering van de bedrijven in 1995 heel wat problemen van mestoverschot had voorkomen. Eind 2002 zal Europa hier een uitspraak over doen, en het gevaar bestaat dat heel Vlaanderen als kwetsbaar gebied zal worden bestempeld. Ik zal alles doen om dit te voorkomen, en wil dan ook geen achterhoedegevechten leveren voor landbouwers die goed wisten hoe de vork in de steel zat en die nu hun slapende vergunningen willen regulariseren.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Het principe dat het ontwerp van decreet geen retroactieve bepalingen mag bevatten, werd door de commissie via amendementen vastgelegd. De nutriëntenhalte en de superheffing zullen dan ook pas vanaf 1 januari 2001 worden toegepast.
Ik wil erop wijzen dat de uitspraak van de heer Denys niet juist is. Het ontwerp van decreet bevat wel een aantal rectroactieve strafbepalingen voor de transportsector, die worden toegepast vanaf 1 januari 2000.
Deze strafbepalingen staan reeds opgenomen in een uitvoeringsbesluit, dat al lang van kracht is. De Raad van State heeft ons echter het advies gegeven hiervoor in een solidere rechtsbasis te voorzien, en daarom werden deze bepalingen overgenomen in het ontwerp van decreet.
Een ander probleem was dat sommige bedrijven niet in staat waren om te bewijzen dat ze in 1993 een bedrijfsinrichting hadden. We hebben deze termijn dan ook uitgebreid tot de jaren 1992, 1993, 1994 en 1995. Hierdoor werd het aantal probleemgevallen teruggebracht van 4000 tot 400.
Nog een discussiepunt waren de referentiejaren die in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de productie van een bedrijf. Zo zijn er jonge bedrijven die pas na 1995 zijn begonnen, en daardoor hun normaal productieniveau pas konden bereiken in 1999. Het amendement tot invoering van een nieuwe artikel 51bis komt hieraan tegemoet.
Er zijn nog twee soorten van bedrijven die moeilijkheden kunnen hebben met de referentiejaren die in aanmerking komen voor het bepalen van hun productie. De eerste soort zijn bedrijven die hun slapende vergunningen willen regulariseren, de tweede soort zijn bedrijven die zijn omgeschakeld binnen hun vergunning naar een gesloten bedrijf en die hun normale productie pas hebben bereikt in 1999. Het is zeer moeilijk om dit via een amendement te regelen zonder ook tegemoet te komen aan de eerste soort van bedrijven. Ik zou dan ook willen vragen om hier rekening mee te houden bij de beoordeling van de bezwaarschriften die u ongetwijfeld zult ontvangen.
Ik ben ervan overtuigd dat we goed werk hebben geleverd, al komt het misschien vijf jaar te laat. Iedereen zal nu weten waar hij aan toe is. We zullen kunnen zorgen voor minder nutriëntenvervuiling zonder een al te grote afbouw van de productie.
De algemene bespreking is gesloten.
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen.
- De artikelen 1 tot en met 20 worden zonder opmerkingen aangenomen.
- De stemmingen over de amendementen op de artikelen 21 en 22 en over de artikelen 21 en 22 worden aangehouden.
- De artikelen 23 tot en met 45 worden zonder opmerkingen aangenomen.
- De stemming over het amendement tot invoeging van een nieuw artikel 45bis wordt aangehouden
- De artikelen 46 en 47 worden zonder opmerkingen aangenomen.
- De stemmingen over het amendement op artikel 48 en over artikel 48 worden aangehouden.
- De artikelen 49 en 50 worden zonder opmerkingen aangenomen
- De stemmingen over het amendement op artikel 51 en over artikel51 worden aangehouden.
- De stemming over het amendement tot invoeging van een nieuw artikel 51bis.wordt aangehouden.
- De stemmingen over het amendement op artikel 52 en over artikel 52 worden aangehouden.
- De stemming over het amendement tot invoeging van een nieuw artikel 52bis wordt aangehouden.
- De stemmingen over het amendement op artikel 53 en over artikel 53 worden aangehouden.
- Artikel 54 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
- De stemming over het amendement tot invoeging van een nieuw artikel 54bis wordt aangehouden.
- De artikelen 55 tot en met 60 worden zonder opmerkingen aangenomen.
- De stemmingen over het amendement op artikel 61 en over artikel 61 worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.