Verslag plenaire vergadering
Verslag
BELEIDSNOTA 'S
Sport 1999-2004
Bespreking
Aan de orde is de beleidsnota Sport 1999-2004, ingediend door de heer Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport.
De bespreking is geopend.
De minister is nog niet aangekomen. Ik stel voor om de vergadering vijf minuten te schorsen.
- De vergadering wordt geschorst om 14.02 uur.
- De vergadering wordt hervat om 14.07 uur.
Ook het debat over de hervorming van BLOSO zullen wij op gang trekken met een eigen voorstel van decreet. Het wordt namelijk tijd dat eens duidelijk de taken van de verschillende actoren - zoals BLOSO, de federaties, de afdeling Jeugd en Sport en de gemeenten - afgebakend worden. De provincies schijnen niet langer een rol toebedeeld te krijgen in de visie van de minister. Dat beleidsniveau ontbreekt immers in de nota. Toch wordt gesproken over een aanpassing van het gemeentelijk en provinciaal sportdecreet. Wordt die voorafgegaan door een evaluatie? Wanneer?
Terwijl de beleidsnota vaak vaag is, deed de minister wel concrete uitspraken in de media over de verhoging van het aantal uren lichamelijke opvoeding op school. In de nota is die dan weer niet terug te vinden. Er wordt verwezen naar de beleidsnota onderwijs. Omdat het de bevoegdheid van de minister van onderwijs is?
Het aantal uren lichamelijke opvoeding is ook niet de bevoegdheid van de minister van onderwijs. Dat aantal is immers niet decretaal vastgelegd. Het is de verantwoordelijkheid van de inrichtende machten en de schoolbesturen. De minister van sport kan hen wel degelijk een teken geven.
Dat beleidsnota's naar elkaar verwijzen, is een goede zaak. Het moet maar eens uit zijn met de Vlaamse hokjesmentaliteit.
We weten inmiddels dat de bewegingsarmoede toeneemt, in het bijzonder bij jongeren tussen de 12 en de 18 jaar. Nochtans leert wetenschappelijk onderzoek dat net die leeftijd cruciaal is voor de latere fitheid en voor de attitudevorming. Als we willen vermijden dat wij nog enkel door naturalisering aan topsporters komen, moet er iets gedaan worden.
Ik vind het pleidooi voor de verhoging van het aantal uren uitstekend. Onze fractie deed indertijd zelf een voorstel, dat evenwel op vraag van de toenmalige minister van onderwijs Van den Bossche werd ingetrokken. Omdat het verhogingsscenario al zo vaak circuleerde, zonder resultaat, heeft de sector nog weinig vertrouwen in dergelijke voorstellen. Wat voor zin heeft het andermaal die idee in de pers te lanceren zonder dat men er zeker van is dat men de hele regering mee heeft?
Het aantal uren voor middelbare scholieren is wel degelijk vastgelegd in het decreet. Als men een vak meer uren wil toekennen, is het dus wel degelijk een bevoegdheid van de minister van onderwijs om te bepalen welk ander vak moet inleveren. Het lager onderwijs deed zelf al spontane inspanningen om beweging op school meer ruimte te geven. Ook voor het secundair onderwijs zijn er misschien alternatieven via de schoolsport en dergelijke.
Wij zullen zelf het standpunt van de VLD wel naar voren brengen.
De heer Coens suggereert dat er meningsverschillen in de coalitie zijn, maar destijds werd zijn eigen voorstel door een coalitiepartner tegengehouden. De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
Wij willen gewoon weten of de uitspraken die de minister terzake deed, loos zijn of niet. Kan hij ons ook de beloofde inventaris van de Vlaamse sportinfrastructuur bezorgen? Wat is de stand van zaken in het dossier van de splitsing der nationale sportbonden het het BIOC?
Dat het medisch verantwoord sporten voortaan onder één bevoegdheid ressorteert, vinden wij een goede zaak. Maar hoe zit het met de verlaging van de minimumleeftijd in de wielersport? Er ligt een voorstel van de heer Denys voor, maar tegelijk suggereert de beleidsnota dat er jongeren al te vaak onder omgevingsdruk te vroeg aan competitiesport doen. Wat wil men nu eigenlijk?
Lees gewoon ook de volgende zin in de nota. Die zegt dat wij streven naar een concreet en omvattend actieplan, waarin voor alle gevaarlijke sporten een minimumleeftijd wordt geregeld, terwijl dat nu allen voor individuele sporten het geval is, met name wielrennen en gevechtssporten.
Wij wensen dat het debat wordt opengetrokken naar de algemene voorwaarden voor een gezonde en kwaliteitsvolle jeugdsportopleiding en competitie voor jongeren. Waarom werd overigens de Vlaamse Sportraad niet om een advies over de beleidsnota gevraagd? (Applaus bij de CVP)
Ik wil in vogelvlucht door de nota gaan en even inzoomen op acht puntjes. Een eerste puntje is een soort kritiek. Tot mijn verbazing lees ik in in nota termen, als TV-minded en life-time sporten, hoewel daar toch mooie Nederlandse termen voor bestaan.
Ten tweede is een van de centrale ideeën de sport zo breed mogelijk te verspreiden. Iedereen moet in de sport aan zijn trekken kunnen komen. Dat is ook onze mening en de minister kan op onze steun rekenen om dit idee zo goed mogelijk te concretiseren.
Ten derde staan wij ook achter het principe van de subsidiariteit: wat op een lager niveau kan gebeuren, moet ook op een lager niveau gebeuren. Ook volgens ons is de gemeente de basis van waaruit moet worden geopereerd. Een pijnpunt is wel dat nauwelijks 48 percent van de Vlaamse gemeenten over een erkend sportcentrum beschikt. Daarin ligt een van de grootste uitdagingen van het beleid. Gemeenten moeten worden gestimuleerd om initiatieven te ontplooien.
U heeft volkomen gelijk. Het uitbouwen van de sportinfrastructuur op gemeentelijk vlak is inderdaad de topprioriteit van het beleid.
De kritiek op de gemeenten wil ik toch afzwakken; De gemeenten besteden allemaal samen 12 miljard frank aan sport per jaar. Dat is heel wat meer dan op federaal niveau gebeurt. Daar gaat het om slechts 1,8 miljard frank.
Dat klopt. Maar sommige gemeenten hebben een goed uitgebouwde en goed functionerende sportinfrastructuur, maar kiezen ervoor om die niet te laten erkennen. Dit heeft alles te maken met de administratieve rompslomp die hen de indruk geeft dat het sop de kool niet waard is. Dat is een courant gegeven waaraan gewerkt moet worden. De berg beperkingen en de onnoemelijk ingewikkelde regelgeving moeten worden afgebouwd.
Een vierde punt heeft met de scholen te maken. De infrastructuur van de scholen moet zo optimaal mogelijk worden gebruikt. Toch zijn er nog meer mogelijkheden dan die vermeld in de nota, zowel intra-muros als buiten de schooluren.
Een vijfde punt betreft de geplande incentives om sportinfrastructuur te verbeteren. Daarover oppert de nota een aantal nieuwe ideeën, zoals de SIF-middelen. Dat is inderdaad een goede piste, want het zou de integratie van kansarmen beduidend vooruit kunnen helpen.
Ten zesde wil ik even wijzen op de speciale aandacht in de nota voor sport in Brussel en in de Vlaamse Rand. Er zijn genoeg signalen dat het zwak staat met de sport georganiseerd door de Vlaamse gemeenschap in Brussel. Dat zou een belangrijk speerpunt moeten blijven.
Als zevende aandachtspunt noem ik het belang dat in de nota wordt gehecht aan sportethiek en -code. Dat is inderdaad belangrijk. We moeten ons prioritair bekommeren om de honderdduizenden amateurs die dagelijks op de sportvelden te vinden zijn; Zij moeten de essentie van het beleid zijn, zonder daarbij de topsport te vergeten.
Wanneer we er via goede investeringen in slagen om meer gemeenten te betrekken, kunnen de al betrokken gemeenten niet de dupe zijn. Het zou niet eerlijk zijn de pot over meer gemeenten te verdelen. De pot moet groter worden. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU_ID)
Een groot deel van die jongeren wou meer sport op school, maar op vrijwillige basis. Sportclubs, scholen en sportdiensten moeten ook nauwer samenwerken. Op de vraag of meer lichamelijke opvoeding nodig is, hadden ze geen antwoord.
Wat besluit u uit dat debat?
Ik zal daar onmiddellijk op antwoorden.
Precies daarom vraag ik me af of het voorstel van minister Sauwens om meer uren lichamelijke opvoeding in te voeren, haalbaar is. Hoe passen die bijkomende uren in het lessenpakket? Of moeten de leerkrachten lichamelijke opvoeding naschoolse lessen geven? Vergeet ook niet dat de jongeren op vrijwillige basis meer willen sporten.
De enige manier om jongeren tot sport aan te sporen is scholen, sportclubs en gemeentelijke sportdiensten zo vlug en intens als mogelijk laten samenwerken. De leraar lichamelijke opvoeding speelt een belangrijke rol in die samenwerking, omdat hij de enige is die ook in contact komt met jongeren die niet sporten. Precies daarom zou hij zijn opdracht in het onderwijs moeten kunnen combineren met een opdracht in de sportclub.
Daarnaast moet ook de infrastructuur gedeeld worden. Scholen, clubs en sportdiensten moeten vaker samen activiteiten opzetten. Na afloop van dit schooljaar, moeten we dit alles extra stimuleren.
U gaat akkoord met dit voorstel, maar twijfelt aan het voorstel van minister Sauwens om het aantal uren lichamelijke opvoeding te verhogen.
Wij staan achter de visie en de logica in deze beleidsnota. Maar de afspraak was dat het parlement de kans zou krijgen bepaalde accenten te leggen. U vergroot die kleine accenten uit.
Het evenwicht tussen sport en politiek blijft wankel. Het is goed dat we sport meer en meer op de voorgrond plaatsen, maar zondag heb ik vastgesteld dat de Vlaamse Volksbeweging samen met enkele leden van het Vlaams Blok van de Ronde van Vlaanderen een Vlaamsnationalistische manifestatie probeerde te maken. We moeten sport en ideologie uit elkaar houden. Net zoals ik de boycot van sportmanifestaties in Oostenrijk betreur, betreur ik de gebeurtenissen van afgelopen zondag. (Applaus bij de VLD, de SP en AGALEV)
We stellen tot onze voldoening vast dat de minister ook van plan is om iets te doen voor de sportfederaties die bij het nieuwe decreet uit de boot zijn gevallen. Daartoe behoren zeker een groot aantal waardevolle organisaties die het verdienen om gesteund te worden. Ook zijn we tevreden dat de minister de kwaliteit in de fitnesscentra beter zal bewaken. Waarom ontwikkelt hij daarvoor geen kwaliteitslabel zoals hij voor de sportclubs van plan is?
We vernemen ook met genoegen dat hij maatregelen wil nemen voor de gemotoriseerde sporten. Het moet mogelijk zijn een aantal lokaties te vinden waar die mensen hun sport kunnen beoefenen met een minimum aan geluidshinder. Over de verdere bestrijding van hooliganisme staat er weinig in de beleidsnota. Toch moeten we nadenken hoe we een dergelijk gedrag kunnen voorkomen. Voorts dringt zich een verstrenging van de dopingbestrijding op. Het toekennen van politiebevoegdheid aan de controleurs van de Vlaamse Gemeenschap en een betere samenwerking met de parketten zijn daarbij absolute vereisten. Er dient desnoods overwogen worden om het dopinggebruik opnieuw in het strafrecht in te voeren. Ook moet er een dopinglijst komen waarbij een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen doping en medische verzorging.
De minister heeft al een poging ondernomen om de grote sportbonden te splitsen. Dat is op een sisser afgelopen, net als alle andere pogingen in het verleden. Al 23 jaar lang weigeren de bewuste bonden om zich aan de staatsstructuur van dit land aan te passen. De minister kondigt nu een actieplan aan om de splitsing van de unitaire sportbonden door te voeren. Ik ben benieuwd wat de strekking van een dergelijk plan is. De splitsing van de sportbonden is immers een conditio sine qua non, opdat Vlaamse sporters op termijn aan internationale competities en wedstrijden kunnen deelnemen onder het symbool van de Vlaamse Gemeenschap. De sport wordt voortdurend misbruikt door unitaire krachten in dit land als symbool van de zogenaamde eenheid. Op die manier wordt sport misbruikt voor politieke doeleinden.Vlaanderen moet als voorwaardige natie kunnen deelnemen aan alle internationale wedstrijden.
Pleit de heer Strackx voor de afschaffing van de Rode Duivels? Bedoelt hij dat Vlaanderen net zoals Schotland en Ierland rechtstreeks aan internationale wedstrijden moet kunnen deelnemen?
Ja. Ik hoop dat ik daarvoor op uw steun kan rekenen.
Nee. Bent u nu ernstig? Wat moet er gebeuren met bijvoorbeeld Andrei Tchmil, als er een Vlaamse wielerploeg komt?
Ik pleit voor de ontbinding van het BOIC en voor de oprichting van een Vlaams olympisch team.
Dat is wat ik bedoel met het wankel evenwicht tussen politiek en sport. Het pleidooi voor de afschaffing van de Rode Duivels is ingegeven door politieke en idelogische overwegingen en niet door sportieve. Ik ben wel voorstander van de defederalisering van de jeugdwerking van de sportbonden. Ik ben tegen de deelname aan internationale wedstrijden met niet-Belgische ploegen. Ook de bevolking is daartegen. Op belangrijke wedstrijden verwacht men nog altijd een Belgische ploeg.
Als Schotland en Wales kunnen deelnemen aan internationale competities onder hun eigen vlag, waarom kan Vlaanderen dan niet?
In 2004 zijn er opnieuw verkiezingen, maar ook Olympische Spelen. Als de minister ervoor kan zorgen dat de Vlaamse sporters daar onder de leeuwenvlag kunnen deelnemen, is hij volledig geslaagd en mag hij voor mijn part zijn contract voor vijf jaar verlengen. (Applaus bij het VB)
De heer Denys pleit ervoor om alleen de jeugdwerking van de sportbonden te regionaliseren. Zo staat dat niet niet in de beleidsnota.
Het decreet over de sportfederaties is voor 89 sportbonden van kracht. Die komen in aanmerking voor subsidies. De grote sportbonden merken vaak op dat de formaliteiten niet opwegen tegen de relatief kleine voordelen. Door de kredieten en de sportbegroting te verhogen zal de interesse van die bonden groter worden. Er bestaat een tegenstelling tussen enerzijds de topsport waarin fenomenale bedragen circuleren en anderzijds de kleinere clubs die het steeds moeilijker krijgen om te overleven. Omdat die laatste de opleiding van de jeugd niet meer zelf kunnen betalen, neemt het aantal fusies toe. De rol van de overheid is vooral op het niveau van de gemeenten substantieel geweest. Vlaanderen is bereid om de jeugdsport mee aan te moedigen. Daarbij kunnen we de belangrijkste bonden die momenteel twee derde van de sporters onder hun leden tellen, niet uitsluiten. We moeten hen erbij betrekken. De motorcrossfederatie heeft al beslist een Vlaamse afdeling op te richten en de wieler- en de ruitersport bereiden die beslissing voor. In de basketbalfederatie is de discussie volop aan de gang en de voetbalbond is wellicht van plan om na de organisatie van Euro 2000 de kwestie aan te snijden.
Hoe sterker het Vlaamse sportbeleid is, hoe beter dat is voor de Rode Duivels. Hoe meer de Vlaamse overheid samenwerkt met onder meer het onderwijs en de gemeentelijke sportdiensten, hoe meer de kwaliteit aan de basis versterkt kan worden. Dat is onze betrachting. Ik ga niet zover als de heer Strackx die pleit voor de ontwikkeling van een Vlaamse ploeg. In de wielersport bestaan er al lang geen nationale ploegen meer.
De afsplitsing van de jeugdsportfederatie is niet in de geest van het decreet over de sportfederaties.
Als we de doelstelling van het regeerakkoord, met name prioriteit geven aan de jeugdsport, willen realiseren, dan hebben we de medewerking van de grote sportfederaties nodig. Het is jammer dat de grote sportbonden niet willen meewerken. Ik stop wel met het dubbelzinnige beleid van de vorige regering, met name enerzijds sterk pleiten voor samenwerking en aanpassing aan het decreet, en anderzijds toch nog de sportinfrastructuur subsidiëren. De overheid kan niemand verplichten om zich op een bepaalde manier te organiseren, maar ik zal wel de subsidies stopzetten als een sportbond zich niet wil aanpassen.
Heb ik het goed begrepen dat de Vlaamse minister van Sport tegen de oprichting van een Vlaamse voetbalploeg is?
Een dergelijke ploeg is geen doelstelling. Ik pleit wel voor de organisatie van een eigen Vlaamse competities naast de nationale competitie, maar elke sportbond kan zich naar eigen goeddunken organiseren krachtens het principe van de vrijheid van vereniging. De politieke overheid kan dat niet opleggen. Daarmee hoeven ons daar niet mee bemoeien.
Onze fractie staat globaal gezien achter deze beleidsnota. De heer Coens heeft gelijk : het fundament ervan werden tijdens de vorige regeerperiode gelegd door de vorige minister en door een aantal sportievelingen in het parlement.
Voor de sportparticipatie is het belangrijk dat alle betrokkenen zich achter het Vlaamse sportbeleid scharen dat de kwaliteit en de verantwoordelijkheidszin. Een inclusief beleid is daarbij noodzakelijk, waarbij ook de ministers van onderwijs en welzijn betrokken worden. Zelfs de federale bevoegdheden zijn hierbij van belang, bijvoorbeeld voor het verlenen van een vrijstelling of compensatie voor ambtenaren om aan sport te doen. Een nieuwe afdeling Jeugd en Sport van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt in het vooruitzicht gesteld. Hoe ziet de minister de taak deze afdeling?
De rol van de provincies niet onbelangrijk. Er zijn uiteraard verschillen tussen de provincies, maar toch leveren sommige sportdiensten verdienstelijk werk. Ze vullen hiaten en zorgen voor opleiding : heel wat monitoren zijn actief in gemeenten, clubs en scholen. Bloso heeft met de provincies convenants afgesloten in verband met de sportpromotie.
De uitvoeringsbesluiten van het decreet op de sportfederaties zijn eindelijk klaar. We zullen ook aandacht moeten besteden aan het sporttakkenbeleid. Sommige sporttakken worden in de beleidsnota omschreven als sportieve vrijetijdsbesteding. Moeten we dat opnemen in een nieuw decreet inzake het recreatief sporten of valt dat veleeer onder de volksontwikkeling? De voorbije jaren hebben we een duidelijk beleid willen voeren inzake sport en het is in strijd met onze voornemens om het bestuur te rationaliseren om de federaties die niet in aanmerking komen volgens het decreet op de sportfederaties toch uit het budget voor sport te willen subsidiren.
De federalisering van sport is gunstig. Het sportbeleid kan er wel mee varen, ook inzake de jeugdsport. Topclubs laten zich weinig in met de regionale opleiding van jeugdspelers. De clubs organiseren nationale en provinciale competities, maar geen gewestelijke of regionale. Daar is een taak weggelegd als de grote bonden federaliseren. Daarbij gaat het niet alleen over jongeren. We denken ook aan de ouderen die niet meer actief aan sport doen. Deze groep moet kunnen opgevangen worden in de huidige federaties die zich bezighouden met amateursport en met voetbalsport. Dat is in het belang van de sport in de breedte. Topsport is een aparte kwestie, of het nu Vlaams of Belgisch georganiseerd wordt. Dat was ook het standpunt van het parlement.
In de beleidsnota staat alleen dat de uitvoeringsbesluiten van het gemeentelijke en het provinciale sportbeleid moeten aangepast worden. Ik denk dat hier ook decreetgevend werk moet verricht worden. In de verdere toekomst zullen er, met de vergrijzing van de bevolking, andere problemen moeten gesteld worden. Decreetgevend werk is noodzakelijk; het wijzigen van uitvoeringsbesluiten is onvoldoende.
De scholen moeten de nodige aandacht krijgen. De Stichting Vlaamse Schoolsport doet goed werk, maar ze richt zicht teveel tot die leerlingen die al in de clubs actief zijn. Voor deze groep worden interscolaire competities georganiseerd. Toch is dat zinvol werk. Het is belangrijk dat de leerkrachten lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs gekwalificeerd zouden zijn. Nu is slechts vijftig percent van de leerkrachten gekwaliciceerd. Er moet een sensibiliseringscampagne komen. De leerkrachten lichamelijke opvoeding zijn ideaal geplaats om de jongeren in het lager onderwijsverder te begeleiden nar de clubs. Daar worden de fundamenten gelegd om aan sport te doen. Wanneer het erop aan komt om de toegang van de schoolinfrastructuur te verbeteren, moeten we daarbij niet alleen aan de sportinfrastructuur denken.
Om de integriteit van de sport te bevorderen, is het verheugend dat ook het mdisch verantwoord sporten onder de verantwoordelijkheid van de minister van sport valt. Wordt de Vlaamse dopingraad een officieel advieorgaan? Moet het een decretale basis krijgen? Welke basis moet dat zijn?
De beleving van de sport moet primeren op het commerciële en het economische aspect van de sportbeoefening. Ik spreek liever over Sportief Vlaanderen 2002 dan over Topsport Vlaanderen 2002. (Applaus bij de VLD, SP, AGALEV en VU &ID)
Heb ik het goed begrepen dat de heer Van Nieuwkerke ook geen voorstander is van meer uren L.O?
In het basisonderwijs moet eerst en vooral gezorgd worden voor meer gekwalificeerde lesgevers L.O.. Dan zou er in elke school iemand zijn die de contacten kan leggen met de clubs en met de gemeentelijke sportdienst. Ik realiseer me dat het hier gaat om een moeilijke kwestie. De Stichting Vlaamse Schoolsport kan een cruciale rol vervullen. Ze moet wel dynamischer worden en zich meer richten op sport in de breedte.
Ik hoop voorts dat veel gemeenten ingaan op het contract Jeugdsport 2000 - zij hebben daarvoor de tijd tot 15 mei. Er werd niet minder dan honderd miljoen frank voor uitgetrokken. Dan kan op vrij korte termijn vooruitgang geboekt worden.
Ik lees in de krant dat topsport ongezond is, dat gecontroleerd epo-gebruik goed is voor de toprenner en dat voetballers voortaan te koop zijn op het internet. Dat topsport een voorbeeld zou vervullen, een van de kritische succesfactoren uit de beleidsnota, lijkt een verre droom te zijn.
De commerciële kant van de topsport is niet altijd even fraai, maar dat niet weg dat topsporters met hun prestaties jongeren voor de sport kunnen winnen.
Daarin heeft u gelijk, maar toch is er blijkbaar wat mis met het imago van de sport.
Ik sluit mij aan bij de heer Denys. Topsport vervult een formidabele functie als voorbeeld.
In de beleidsnota wordt gepleit voor integrale kwaliteitszorg en kwaliteitsvolle sportbeoefening. Daarin moeten zowel het aanbod, als de omstandigheden en de betrokkenen aan bod komen. Kwaliteit heeft ook te maken met gezonde, gezondmakende en sociaal integrerende sport.
Het toenemende sportconsumentisme is gevaarlijk. De markt speelt succesvol in op het shoppende individu, van welke leeftijd ook. Is het niet nodig de groepsgeest aan te wakkeren tegenover zoveel individualisme? Ook de economisering doet het al te goed. Dankzij de media wordt sport big business. Sportief gedrag, fair-play en prestaties op een haalbaar niveau komen tegenover economische belangen te staan. Jongeren worden op onredelijke wijze onder druk gezet. De beleidsnota weet dat gelukkig allemaal.
Misschien moet er ook meer TV-aandacht voor de kijksporten komen.
Wat bedoelt u met kijksporten?
Sporten zoals hengelen.
Mijn kinderen vinden dat er te weinig geturnd wordt op de televisie. Zelfs voor grote toernooien is er weinig aandacht. Dat geldt ook voor volleybal. Nochtans zouden die sporten het TV-sportaanbod mooi kunnen aanvullen.
De aandacht van de omroepen voor een sport wordt bepaald door de vraag en de verwachte kijkdichtheid. Ik ontken echter niet dat meer publiciteit ook meer succes betekent voor bepaalde sporten.
Daarnaast ben ik van mening dat het beleid zodanig opvoedend moet optreden dat de tienduizend mensen die in Vlaanderen als vrijwilliger met sport bezig zijn, niet allemaal Michel Verschuerens worden.
Men moet het onderscheid maken tussen kijksporten en minder populaire sporten. Voor die laatste heeft de VRT toch wel aandacht, wat de heer Stassen ook moge beweren. De eerstgenoemde, waarvan hengelen en duivenmelken voorbeelden zijn, zijn moeilijk boeiend in beeld te brengen.
U vergeet de vinkenzetting.
Rechtstreekse uitzendingen zijn in elk geval niet aan te bevelen. Misschien kan men ze verslaan zoals de Engelsen bepaalde hobbysporten tonen in human-interestprogramma's
Welke bijdrage kan de televisie precies leveren aan het propageren van de duivensport?
Het is niet uitgesloten dat heel wat mensen geïnteresseerd zijn in uitleg over de techniek van het spelen op weduwschap bijvoorbeeld. Die belangstelling zal beperkt zijn, maar niet onbestaande.
De conditie van de jongeren gaat wel degelijk achteruit. De maatregelen om dat te veranderen zullen toch van een ander niveau moeten zijn.
De commercialisering van bepaalde sporten en van de sportsector als geheel is een feit. Er zijn sporten die enkel zijn doorgebroken bij gratie van de media, denk maar aan darts en snooker. Sinds VTM de rechten op voetbal heeft gekocht, concentreert de VRT zich volledig op wielrennen, wat opnieuw tot enorme successen leidt. De overheid moet zich daar volgens mij niet te veel mee bemoeien. Wij moeten voor een gezonde basis zorgen. De commercie komt daarbij en is niet altijd een bezwaar. Ik ben het met de heer Denys eens dat de sportattitude van jongeren moet worden aangepakt.
Nieuwe sporten op televisie moet vooral jongeren ertoe bregen zelf aan sport doen.
De groei van het ecologisch bewustzijn heeft de vraag naar natuurgebieden en naar stille sporten doen toenemen. Toch kan niet elk stukje natuur als recreatiegebied worden ingekleurd. Er moet gezocht worden naar een evenwicht. Sport kan ook voor de integratie van allochtonen belangrijk zijn. Buitenlandse sporters kunnen voor alle jongeren in Vlaanderen positieve rolmodellen zijn.
De lokale overheid is voor sport cruciaal, zowel wat de informatie erover als wat de toegankelijkheid van infrastructuur betreft. De gemeente heeft ook en belangrijke rol te spelen bij de coördinatie tussen de clubs, de scholen en de sporters. Hierbij is het natuurlijk noodzakelijk dat de gemeenten over de nodige financiële middelen beschikken. De strategische doelstellingen van de beleidsnota kan ik onderschrijven. De nagestreefde resultaten worden adequaat verwoord en de verschillende partijen worden bij het beleid betrokken.
De beleidsbrief bevat een aantal interessante gegevens, zoals de toename van het aantal erkende en gesubsidieerde sortdiensten. Verder wordt een decreet over de recreatieve sporten de stimulansen die de overheid wil bieden om het sportaanbod op het werk te verbeteren, een sportinfrastrucuurfonds, geld voor wetenschappelijk onderzoek en een anticiperend beleid tegen het dopinggebruik in het vooruitzicht gesteld.
We willen ook in de sport de lat hoogleggen en we zullend de minister af en toe eens in de wind zetten, maar we hopen alvast samen in koers te blijven.
Zoals de heer Ramon net zei, moet het parlement erop toezien dat we allemaal samen de eindmeet halen. Het beleid van de vorige regering vormt inderdaad de basis van deze nota. Continuïteit is nodig willen we een doeltreffend beleid voeren. Ook effectmeting is belangrijk, vooral wat de participatie aan sport betreft.
De uitvoeringsbesluiten voor het decreet op de sportfederaties zijn pas laat klaar gekomen, maar we hebben er de voorkeur aan gegeven om het niet uit te stellen. Wellicht zal het op een aantal details moeten worden bijgeschaafd. Er komt ook een regeling voor de federaties die niet echt aan sport doen, maar wel openluchtrecreatie verzorgen. Of dat nu in het kader van het cultuurbeleid moet, of in het kader van het sportbeleid, is voor mij geen essentieel discussiepunt. Wat belangrijk is, is dat de kwestie aan de orde komt.
Voor de gemeenten moet inderdaad gezorgd worden voor meer middelen en minder administratieve beslommeringen. De heer Van Dijck heeft gelijk : de splitsing van de sportbonden moet inderdaad gepaard gaan met meer middelen. Zijn opmerking over de Engelse termen is ook wel terecht en we zullen er in toekomstige documenten op letten dat er Nederlandse termen worden gebruikt.
De sportcel is vorige week opgericht en bestaat voorlopig uit twee personen van de dienst Jeugd en Sport. Voor de zomer komt daar nog personeel bij. Wanneer de reorganisaite van de Vlaamse administratie aan de orde is, zullen we ook de taken van die cel duidelijk maken. In elk geval moet er een splitsing komen tussen de beleidsvoorbereidende taken en de controle enerzijds en de uitvoering anderzijds.
Verder moeten we de witte vlekken in Vlaanderen zoeken. In sommige gemeenten schieten de inversteringen in sportinfrastructuur te kort, en we ontberen infrastructuur voor internationale wedstrijdne. Het Vlaams sportbeleid moet zich inderdaad beter profileren in Brussel. Dopincontrole moet inderdaad deel uitmaken van het gezondheidsbleid. Maar om al te lange adviesprocedures te vermijden, heb ik besloten een Vlaamse Dopingraad op te richten als een informele adviesraad. De minister moet vlot over advies kunnen beschikken, want de middelen en de manier waarop ze worden toegediend, evolueren snel.
Tijdens de vorige kabinetsperiode heeft het Vlaams Parlement een resolutie goedgekeurd waarin we twee zaken vroegen. Dat is bij deze blijkbaar gebeurd. Ten eerste wilden we de anti-dopingcommissie opnieuw oprichten. Ten tweede drongen we aan op afspraken tussen de controlerende administratie en de parketten. Ik vind daarover niets in de beleidsnota.
De Vlaamse Dopingraad heeft vier prioriteiten : de lijst van verboden producten actualiseren, de procedures en methodes voor staalafname vastleggen, vaste controle-artsen aanstellen en het overleg met de parketten voortzetten. Het uiteindelijke doel is ons de kans te geven misdrijven ook effectief te vervolgen. Het is belangrijk dat de sportwereld daaraan meewerkt. Ik wil de controles ook gerichter laten verlopen.
Wat bedoelt u precies met vaste artsen? Nu valt het voor dat de controlerende arts ook enkele sportlui begeleidt. Hij is met andere woorden zowel rechter als partij. Daarom stelden wij tijdens de vorige regeerperiode voor om ambtenaren als de controlerende artsen aan te werven. Is dat een mogelijke oplossing?
Dat is precies de bedoeling.
Het feit dat we alleen nog maar uitblinken in individuele sporten is wellicht een gevolg van onze individualistische maatschappij. Tijdens de volgende Olympische Spelen zullen we aan geen enkele ploegdiscipline deelnemen. We moeten ploegsport dus stimuleren.
Om het bestuur van onze clubs waar te nemen, kunnen we inderdaad rekenen op een heel netwerk van vrijwilligers. Zij vormen samen een enorm kapitaal dat we moeten begeleiden. Ze dragen immers een zware last. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
We schorsen de vergadering voor vijf minuten.
- De vergadering wordt geschorst om 16.05 uur.
- De vergadering wordt hervat om 16.16 uur.
MET REDENEN OMKLEDE MOTIES
Door de heer Vermeiren, door de heer Strackx en door mevrouw Merckx-Van Goey werd tot besluit van de behandeling van deze beleidsnota met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk donderdag 6 april 2000 om 17 uur zijn ingediend.
De bespreking is gesloten.
We zullen op woensdag 26 april 2000 om 16 uur de hoofdelijke stemming over de moties en de beleidsnota houden.