Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de uitrol van de gemeenschapsdienst
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, collega’s, het is me een heel groot voorrecht om hier samen met collega Ongena aan de pupiter te staan. Het gaat ook over een belangrijk thema, dat ons allemaal heel erg interesseert. Als we kijken naar de werkloosheidscijfers: er zijn ongelooflijk veel mensen die meer dan twee jaar werkloos zijn. De VDAB, die zijn best doet, heeft van alles geprobeerd richting die mensen: opleiding, stages, noem maar op. Maar het lukt niet. Dat is jammer, dat frustreert ons, want dat zijn mensen die ongetwijfeld talenten hebben.
We hebben met deze regering een historische beslissing genomen. We hebben gezegd dat we gemeenschapsdienst gaan invoeren: geen strafmaatregel, maar een maatregel die steden en gemeenten een unieke kans geeft om in de frontlinie van die arbeidsmarkt te staan. Ik ben sinds 2019 ook lokaal bestuurder, en ik moet zeggen: het kriebelt als lokale bestuurder om mee in de frontlinie van de arbeidsmarkt te staan.
Gemeenten kunnen werkplekken inrichten en werkzoekenden kunnen meehelpen op administratief niveau, in vaccinatiecentra, met personenvervoer, noem maar op. De gemeenten krijgen een begeleidingspakket om mensen die langer dan twee jaar werkzoekend zijn, gedurende maximum zes maanden aan het werk te zetten. Ze werken twee halve dagen tot twee volle dagen per week, in de hoop dat die mensen op die manier opnieuw de goesting krijgen om te gaan werken, soft skills ontwikkelen, zich opnieuw wat integreren op een werkvloer en dan finaal ook effectief aan het werk gaan.
Er is een oproep gelanceerd, van u, minister, – ik heb ook het genoegen en het voorrecht gehad om die te mogen lezen, en we hebben in ons schepencollege in Kortrijk ook beslist om daarop in te gaan – naar alle gemeenten toe met de vraag om daaraan mee te doen, met verschillende formules. Minister, mijn vraag is de volgende. Die oproep loopt nog tot 31 maart. Wat is op vandaag de respons en de feedback die u krijgt van steden en gemeenten?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik heb het nog eens opgezocht op Arvastat, een zeer belangrijke bron op de website van VDAB. Vlaanderen telt vandaag 190.000 werkzoekenden. Ongeveer een derde van die werkzoekenden is al langer dan twee jaar werkzoekend. Het gaat om een grote groep. Het gaat over meer dan zestigduizend mensen, en gelet op de krapte op de arbeidsmarkt, de vele tekorten overal, denk ik dat we er echt alles aan moeten doen om te proberen om toch een groot deel van die groep toch ook aan de slag te krijgen. We hebben hier vorige week nog een decreet goedgekeurd: de RSZ-korting (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid), die is ingevoerd naar werknemers die zulke mensen zouden aannemen. Dat is een goede zaak.
Maar we hebben nog meer gedaan. We hebben ook die gemeenschapsdienst ingevoerd. En de gemeenschapsdienst ligt me nauw aan het hart. Naast de jobbonus, denk ik, was dat de tweede belangrijke zaak die we op de tafel van de regeringsonderhandelingen hebben gelegd. Het is eigenlijk een goede zaak dat dat er nu komt. Omdat we met die gemeenschapsdienst niet die mensen willen straffen, maar hen opnieuw aansluiting willen laten vinden bij de arbeidsmarkt, om weer in het arbeidsritme te komen. Maar we rekenen, zoals collega Ronse terecht zegt, op de steden en gemeenten. Zij moeten plekken voorzien, niet enkel bij hen, maar ook bij vzw’s die zij kennen, of scholen.
Alleen, u hebt een oproep gedaan. De oproep loopt. Men heeft nog tot 31 maart om in te tekenen. Maar de eerste signalen maken ons een beetje ongerust. Er zijn ongeveer een veertigtal lokale besturen die vandaag al hebben toegezegd om dat te doen. Maar nog vele andere twijfelen dus. Daarom ook deze vraag. Ik denk dat het belangrijk is dat we deze steden en gemeenten ook over de streep trekken, dat we hun duidelijk maken hoe nuttig dat kan zijn, om die grote groep van meer dan zestigduizend mensen toch aan de slag te krijgen. En daarom mijn vraag, en ze sluit naadloos aan bij de schitterende vraag van collega Ronse, namelijk: minister, wat zult u doen om toch nog meer steden en gemeenten over de streep te trekken?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Dit is een belangrijke vraag over de gemeenschapsdienst. Dit is inderdaad een nieuw instrument dat we kunnen inzetten om mensen die lang afwezig zijn op die arbeidsmarkt, die langdurig werkzoekend zijn, meer dan twee jaar, inderdaad een werkervaringsstage te laten lopen, waar ze hun competenties kunnen versterken, om meer kans te maken op die arbeidsmarkt van vandaag.
U hebt verwezen naar de cijfers. Het zijn inderdaad meer dan zestigduizend mensen die vandaag langdurig werkzoekend zijn. We ondersteunen de lokale besturen om stageplekken aan te bieden. Ik denk dat dat belangrijk is. Er loopt een oproep om die plaatsen aan te bieden.
U verwijst naar een veertigtal lokale besturen die vandaag het engagement hebben aangegaan. De periode loopt normaal eind van deze maand af. We stellen vast dat er een vraag is om meer tijd en ruimte te geven. U kent het proces bij lokale besturen. Dat moet naar de gemeenteraad gaan. We hebben nu al beslist, omdat we er natuurlijk alles aan willen doen om daar een succes van te maken, om die periode wat te verlengen tot 15 mei, zodanig dat we nog meer lokale besturen kunnen laten intekenen.
We stellen dus vast dat het op dit ogenblik nog niet stormloopt. De lokale besturen zullen via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en VDAB nog bijkomend geïnformeerd worden. Heel concreet: wat zullen we doen? Natuurlijk staat heel klassiek op de VDAB-website alle informatie rond de gemeenschapsdienst. We zullen ook lerende netwerken maken, om alle partners die samen aan de slag gaan om samen van gemeenschapsdienst een succes te maken, samen te brengen. Dat zijn ook de zogenaamde GLOW-partners (groeien en leren op de werkvloer) die de begeleiding zullen doen bij de steden en gemeenten en de lokale besturen zelf, om dan de match te maken tussen de verschillende stageplekken en de werkzoekenden.
Ook stellen we vast dat we ook binnen VDAB nog meer moeten informeren bij de bemiddelaars dat dat een nieuw instrument is, want ze hebben natuurlijk een heel gamma aan instrumenten die ze kunnen inzetten om mensen toe te leiden naar werk, en dit is een nieuw instrument, en je merkt toch dat je daar dan nog sterker op moet inzetten, mensen en bemiddelaars moet informeren over de mogelijkheden van dat nieuw instrument, en ook de lokale besturen via de VVSG bijkomend moet informeren.
Ik denk dat we daar alle belang bij hebben om de periode nog iets te verlengen, om ook lokale besturen maximaal de kans te geven om daarop in te tekenen, want ik denk dat zij een heel belangrijke rol te spelen hebben in dat lokaal werkgelegenheidsbeleid, om mensen die langdurig werkzoekend zijn, alle kansen te geven op onze Vlaamse arbeidsmarkt.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u voluntaristisch bent, ook dat u de periode waarin ze mogen intekenen, verlengd hebt. Dat is zeer goed. Ik hoop dat u in die periode in alle parochiezalen, van Kinrooi tot in Diksmuide, bij de gemeenten gaat pleiten om zeker mee te doen met de gemeenschapsdienst, want dat is een vernieuwend, mooi instrument. Het is de eerste keer dat gemeenten echt mensen die langer dan twee jaar werkzoekend zijn uit hun gemeente een fantastisch mooie dienst kunnen bewijzen. Van Kinrooi tot Diksmuide dus: breng hun die boodschap en overtuig hen om daaraan mee te doen. Dan zijn wij alleszins zeer gelukkig.
Ik heb daarover nog een kleine bijvraag. Ik hoor vaak van sommige gemeenten waar wijk-werken zeer intens gebruikt wordt, dat de appetijt om mee te gaan in de gemeenschapsdienst wat minder is, omdat ze bang zijn dat het verdrongen zou worden. Minister, welke argumenten zult u in de schaal leggen om hen van het tegendeel te overtuigen?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ook op mijn beurt dank ik u voor het antwoord. Ik heb de cijfers wat naderbij bekeken. Om het belang van de gemeenschapsdienst toch nog eens in de verf te zetten: van die zestigduizend langdurig werkzoekenden zijn er ondertussen 28.000 mensen die al langer dan vijf jaar werkzoekend zijn. Vijf jaar is langer dan de legislatuur hier. Er zijn vijfhonderd mensen in Vlaanderen die intussen hun zilveren jubileum gevierd hebben als werkzoekende, die 25 jaar en langer werkzoekend zijn.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn: als we er al in slagen om die mensen weer aan de slag te krijgen, zal het met meer moeten zijn dan een RSZ-korting (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid). Daarom is de gemeenschapsdienst echt belangrijk, om die mensen toch weer voeling met de arbeidsmarkt te geven. Daarin is de rol van steden en gemeenten cruciaal. Zij hebben hun netwerken, hun vzw’s. Zij hebben contacten met de scholen. Het is goed dat de termijn al verlengd wordt, maar misschien moet er nog iets gebeuren. Ik heb de oproep gelezen, en ik lees overal dat steden en gemeenten het moeten indienen als individueel lokaal bestuur. Ik denk dat we eens moeten kijken of we ook geen mogelijkheid moeten geven om gezamenlijk een voorstel te doen, dat men samenwerkt zoals dat in vele andere projectoproepen ook gebeurt.
Minister, wilt u bekijken of er ook mogelijkheden zijn voor steden en gemeenten om de handen in elkaar te slaan en gezamenlijk een project in te dienen?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, voor Vooruit is het heel helder: wie kan werken, zal werken, maar dat werken moet wel lonen. Dat is met dit systeem natuurlijk het probleem. Er wordt hier een systeem opgezet waarbij mensen tegen een schamele vergoeding wat taken moeten uitvoeren. Ik vind het bijzonder opvallend dat er twee collega’s vooraan staan die zeggen dat het zo’n fantastisch systeem is, maar dat de mensen, de lokale besturen niet snappen hoe fantastisch het systeem is. Nochtans, collega Ronse, men heeft elke week de kans om u hier in het parlement te horen zeggen hoe fantastisch het systeem is. Ik weet niet of de tour van de minister daar nog veel aan kan toevoegen. Misschien is het tijd om te beseffen dat het niet zo’n fantastisch systeem is en dat lokale besturen als geen ander weten dat er betere manieren zijn om mensen naar de arbeidsmarkt te begeleiden, dat stages, dat werk dat loont, dat dat echt de manier is om mensen aan de slag te krijgen.
Minister, als blijkt dat de lokale besturen inderdaad niet intekenen, bent u bereid om uw fout in te zien en het systeem in te trekken? (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, minister, mijn fractie is wel voorstander van een dergelijk systeem, omdat het natuurlijk een middel is om op een zachte manier langdurig werklozen opnieuw aan de slag te krijgen. Ik denk bijvoorbeeld aan taken in de zorg, bijvoorbeeld logistieke taken, maaltijdbedeling, noem maar op, of zelfs taken bij de groendienst, om op die manier de mensen toch opnieuw aansluiting te laten geven met de arbeidsmarkt. Maar de collega’s hebben er ook op gewezen: het is niet echt een job, het is eerder een stage.
Minister, wat zijn eigenlijk de voorwaarden die u oplegt aan de lokale besturen? Want zij gaan dan iemand aansluiting laten zoeken op de arbeidsmarkt, maar is het de bedoeling dat ze die dan nadien aanwerven? Of wat verwacht u van de lokale besturen op het ogenblik dat zij iemand inzetten in dat traject?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, het principe van gemeenschapsdienst vinden wij een slecht idee. Dat hebben wij ook altijd gezegd. Waarom? Ten eerste, omdat het niet werkt. Je ziet dat op andere plekken. Er is geen enkel bewijs dat mensen die langdurig ziek zijn, via gemeenschapsdienst wel toegeleid zullen worden. En dat is wat we allemaal willen, collega's, dat die wel toegeleid worden naar langdurig werk. Er is geen bewijs van. Ten tweede werkt het ook de drempels niet weg waar langdurig zieken op botsen. Die vele drempels zijn in kaart gebracht: de combinatie van privé en werk, discriminatie en dat soort zaken. Het werkt die niet weg. Het is dus niet wat het zou moeten zijn.
De ene spreekt hier over gemeenschapsdienst. De minister neemt het woord niet in de mond, maar spreekt enkel over stages. We zien dat bij lokale besturen die erop intekenen, de prioriteit vaak is dat het een vervanging is van een bepaalde vorm van werkplekleren. De soep wordt dus niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend.
De lokale besturen die erop intekenen, minister, op welke manier zal dat geëvalueerd worden? Op welke manier zal er bijgestuurd worden? Op welke manier zal dat geanalyseerd worden? Want wat als er ongunstige effecten zijn? Wat als men ziet wat ik vrees, namelijk dat het niet tot toeleiding naar langdurig werk zal leiden? Op welke manier gaat u dan ingrijpen? Op welke manier gaat u evalueren en er daarna ook de juiste gevolgen aan verbinden?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, ik heb soms de indruk dat sommigen in dit halfrond niet goed weten wat voor instrument die gemeenschapsdienst, zoals het heet, wel is. Dat wordt gelanceerd in het kader van het pakket ‘Groeien en leren op de werkvloer’, afgekort GLOW – we korten alles af in Vlaanderen. En dat moet uiteraard de bedoeling zijn: een versterkend traject aanbieden richting een duurzame job op de arbeidsmarkt aan wie daar nu ver van af staat.
Lokale besturen zijn steeds meer partners van het arbeidsmarktbeleid, minister. We hebben niet alleen dit pakket, maar we hebben ook andere vormen van samenwerking, zoals het wijk-werken. Er wordt aan lokale besturen gevraagd om Oekraïense vluchtelingen naar VDAB toe te leiden en dergelijke meer. Het is belangrijk dat lokale besturen, schepencolleges en gemeenteraden, ook geïnformeerd worden over de realiteit van dat lokale arbeidsmarktbeleid en er dus periodiek gerapporteerd wordt door VDAB over de stand van zaken van het arbeidsmarktbeleid en van de arbeidsmarkt in de betrokken gemeenten. Zult u voorzien in zo'n rapportering, zodat we gemeenteraden en schepencolleges op een goede manier informeren over hoe het eraan toegaat op hun lokale arbeidsmarkt en daar meteen ook de acties aan koppelen die nodig zijn?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Ik zie dat wel zitten om te gaan preken van Kinrooi tot Diksmuide, samen met collega Ronse.
Wat het bijsturen van het wijk-werken betreft, collega Ronse: indien dat nodig is, gaan we daar zeker naar kijken, dat het zeker complementair is en dat de twee systemen op elkaar zijn afgestemd, en dat het ene het andere niet hypothekeert.
Collega Ongena, dat is een zeer goede suggestie, die ik genegen ben. Uit mijn persoonlijke belronde naar lokale besturen, om eens te horen hoe zij ernaar kijken, kwam dat naar voren. Heel wat kleine besturen, zoals ook mijn eigen lokale bestuur, wierpen dat op. Zij werken samen in hun regio’s op het vlak van lokaal werkgelegenheidsbeleid. Dat is wat mij betreft dus een zeer goede suggestie.
Collega’s Verbeurgt en Annouri, uw vragen zijn voor mij samen te beantwoorden met: ja, we moeten het evalueren. Het is belangrijk dat je een nieuw instrument de nodige tijd geeft om te implementeren en te kijken wat de effecten zijn, en dat je het dan ook evalueert.
Mevrouw Malfroot, we vragen de lokale besturen natuurlijk om die plekken aan te bieden waar dan samen met die partners en de werkzoekende kan worden gewerkt aan hun competenties die versterkt moeten worden en aan het versterken van hun generieke competenties, om weer kansen te krijgen op de arbeidsmarkt. Dat is wat wij vragen van die lokale besturen.
Collega Bothuyne, het is inderdaad belangrijk dat we de nodige rapportering voorzien aan de verschillende lokale besturen en hun gemeenteraden.
De heer Ronse heeft het woord.
Er zijn 28.000 mensen die al minstens vijf jaar een voltijdse werkloosheidsuitkering krijgen. We hebben hier met de Vlaamse Regering en met dit Vlaams Parlement iets geregeld waardoor die mensen stages kunnen doen en opleidingen kunnen volgen, via gemeenten, in veilige werkplekken, zodanig dat hun kloof met de arbeidsmarkt wordt gedicht. En er zijn hier collega's die zeggen: “Dat is een slecht systeem. Voer dat af, want je geeft die mensen daar geen loon voor.” Maar die collega's vergeten dat die mensen een voltijdse werkloosheidsuitkering krijgen.
Collega’s, wij mogen als samenleving toch minstens verwachten dat tegenover een werkloosheidsuitkering het engagement staat om een opleiding en stages te volgen en om op een werkplek die wordt ingericht door een gemeente, opnieuw competenties op te bouwen? Collega’s, als we dat al niet mogen verwachten, dan weet ik het niet meer. Ik hoop dat alle Vlaamse gemeenten zullen meedoen met de gemeenschapsdienst, want zo bouwen we onze sociale zekerheid opnieuw op. (Applaus van Philippe Muyters)
De heer Ongena heeft het woord.
Een op de drie beroepen in Vlaanderen is momenteel een knelpuntberoep. Een op de drie. Overal zijn er tekorten, overal werken mensen zich uit de naad om die tekorten op te vullen. Op hetzelfde moment zijn er meer dan zestigduizend Vlamingen die al langer dan twee jaar werkzoekend zijn, die, ondanks alle inspanningen, ondanks alle platgetreden paden die we ondertussen al volgen, collega Verbeurgt, nog altijd niet aan het werk zijn. Ik krijg dat niet uitgelegd, ik krijg dat echt niet uitgelegd aan al die werkende mensen, dat die zestigduizend al langer dan twee jaar werk zoeken in de huidige omstandigheden. Daarom geloven wij heel sterk in de gemeenschapsdienst om die mensen opnieuw aan het werk te krijgen, opnieuw arbeidsritme aan te leren. Wij rekenen erop, minister, dat u alles zult doen om van de gemeenschapsdienst een succes te maken, door de steden en gemeenten op te roepen en daarnaast door VDAB duidelijk te maken dat ze dat nieuwe instrument volop moeten inschakelen. We moeten echt nieuwe dingen beginnen te doen. De platgetreden paden helpen ons niet verder.
De actuele vragen zijn afgehandeld.