Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de financiële toestand van universiteiten en hogescholen
Actuele vraag over de financiering van het hoger onderwijs en het inschrijvingsgeld
Actuele vraag over het voorstel van de rectoren om het inschrijvingsgeld aan de universiteiten te verhogen
Actuele vraag over de oproep van de rectoren om het inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs te verhogen
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, kunnen gaan studeren aan een universiteit of hogeschool zonder je zorgen te moeten maken of jij of je ouders dat wel kunnen betalen, was decennialang vanzelfsprekend. Meer zelfs, decennialang was dat de motor van vooruitgang in Vlaanderen. Het was de manier om jongeren kansen te bieden, om hen hun talenten te laten ontwikkelen en zo als samenleving collectief vooruit te gaan.
En net die motor staat vandaag onder druk. Studeren kost steeds meer geld, zodanig dat steeds meer studenten en ouders zich de vraag stellen of ze dit nog wel kunnen betalen en of studeren aan een hogeschool of universiteit wel nog iets voor hen is. En net op dat moment komt deze week de cri du coeur van bepaalde rectoren om het inschrijvingsgeld drastisch te verhogen. Niet per se omdat ze dat zelf willen, maar vanuit de vaststelling dat de middelen die ze van de Vlaamse overheid krijgen onvoldoende zijn om te doen wat ze willen doen.
De Vlaamse rectoren zeggen heel duidelijk dat de basisfinanciering die zij krijgen niet volstaat. Zij hebben meer middelen nodig. De onvolledige en niet-indexering van de werkingsmiddelen vreet aan de financiering. Als wij als Vlaamse Regering, als Vlaamse overheid, als Vlaams Parlement onderwijs echt belangrijk vinden – wat u en uw partij telkens opnieuw zeggen, minister – dan is mijn vraag: waar blijft die financiering? Waarom bespaart u jaar na jaar op de werkingsmiddelen? (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
U noemt mij een leugenaar. Ik heb dat gehoord, minister. Dat pik ik niet. De Vlor zegt letterlijk: 82 miljoen euro minder door de niet- en onvolledige indexering van de middelen. Dat zijn niet mijn woorden, minister. De Vlaamse Onderwijsraad en de rectoren zeggen duidelijk dat u bespaart op de werkingsmiddelen.
Als u het niet eens bent met de rectoren dat de inschrijvingsgelden verhoogd kunnen worden, hoe gaat u er dan wel voor zorgen dat ons onderwijs betaalbaar en toegankelijk blijft voor iedereen? (Applaus bij Vooruit en van Björn Rzoska en Kim De Witte)
De heer Warnez heeft het woord.
Er zijn inderdaad drie rectoren, van de drie grootste Vlaamse universiteiten, die pleiten voor het verhogen van het inschrijvingsgeld voor de studenten. Voor alle duidelijkheid – ik vind het belangrijk om dat daarbij te vermelden –: ze geven ook aan dat ze sociale correcties willen, hogere studiegelden, uitbreiding van de groep die studiegelden krijgt. Maar voor de grote massa, voor de meeste studenten, moet het dus omhoog, aldus de drie rectoren.
Volgend academiejaar betalen de studenten 1092 euro voor een academiejaar. Rector Van Goethem spreekt erover om dat te verhogen naar 2000 euro. Voor rector Sels mag er 300 à 350 euro bij. Rector Van de Walle spreekt over 400 euro.
De redenen van die uitspraken kennen we natuurlijk. Dat is de oefening die op de Vlaamse universiteiten aan het lopen is, de zoektocht naar besparingen. We moeten daarbij vertellen dat de kliks een van de redenen zijn waarom die besparingen lopen. Maar daarnaast zijn er de afgelopen jaren en maanden natuurlijk ook de onverwacht stijgende energieprijzen, de onverwacht stijgende bouwkosten, de onverwacht stijgende personeelskosten, de onverwachte inflatie.
Laat het duidelijk zijn dat besparingen nooit op de kap van de studenten mogen gebeuren. Besparingen kunnen niet door de inschrijvingsgelden te verhogen. Ik zal nooit een handtekening zetten onder dat decreet. Maar het is wel een signaal van onze universiteiten om te zeggen dat het lastig is.
Het is nooit onze bedoeling geweest om universiteiten kopje onder te duwen, en dat zal ook nooit onze bedoeling zijn, natuurlijk. Minister, onze studenten zijn de grondstof van Vlaanderen. We moeten die koesteren. Het is tijd om te handelen en te onderhandelen. Het financieringssysteem is bijzonder complex, maar de doelstelling moet in elk geval duidelijk zijn: de studenten mogen nooit de dupe zijn.
Welke stappen zet u al en zult u nog zetten, minister, om een visie op lange termijn te kunnen ontwikkelen over de financiering van ons hoger onderwijs, zonder dat studenten daarvan de dupe zijn? (Applaus van Willem-Frederik Schiltz)
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, ik denk dat we een unicum hebben vandaag. We staan hier allemaal, en niet voor een ballonnetje dat u hebt opgelaten, maar de rectoren deze keer. Het is ook een slecht ballonnetje, in die zin is het zeer gelijklopend. Maar het is toch een unicum. Het spijt me zeer, maar het is wel zo.
De universiteiten willen het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs verdubbelen naar 2000 euro. Dan vraag ik me af: spreken die rectoren af en toe met hun eigen studenten? Want toen een tijdje geleden werd aangekondigd dat het inschrijvingsgeld volgend jaar al meer dan 1000 euro zou bedragen, heb ik veel berichten gekregen van studenten die zeggen dat ze dat niet meer trekken. Ze doen al twee studentenjobs om hun studies te kunnen betalen, ze zitten al in een kot met schimmel omdat ze niet beter kunnen betalen.
Ja, ons onderwijs is kapot bespaard. Er is keihard bespaard op ons hoger onderwijs. En ja, onze hogescholen en universiteiten hebben vandaag torenhoge energiefacturen. Maar de oplossing daarvoor is niet de factuur door te schuiven naar de studenten, echt niet. De oplossing daarvoor is ons onderwijs opnieuw deftig te financieren en die grote energiemultinationals aan te pakken. Ik kan me dus hoegenaamd niet vinden in het voorstel om het inschrijvingsgeld te verhogen. 2000 euro: u moet zich eens indenken dat u twee of drie kinderen hebt en dat u niet alleen inschrijvingsgeld moet betalen maar ook een kot, transport, boeken, lesmateriaal.
Waar de rectoren wel gelijk in hebben, en absoluut een punt hebben, is dat die besparingen in het hoger onderwijs zijn doorgeslagen. Het gaat over 80 miljoen euro nog dit jaar. Het cijfer van de Vlor was tekenend: van 133.000 universiteitsstudenten in Vlaanderen, is er voor 10.000 geen financiering. En u noemt dat geen besparingen.
Minister, mijn vraag aan u is dus: gaat u eindelijk stoppen met die besparingen op ons hoger onderwijs en starten met een herinvestering in ons hoger onderwijs? Mijnheer Warnez, u zegt dat u nooit uw handtekening zult zetten onder beleid dat bespaart op hoger onderwijs en waarbij een verhoging van het inschrijvingsgeld wordt doorgevoerd. (Opmerkingen van Brecht Warnez)
U hoeft dat niet meer te doen, want u hebt dat al gedaan in de vorige legislatuur: 400 miljoen euro aan besparingen en een verhoging van het inschrijvingsgeld, dat vandaag op meer dan 1000 euro komt. (Applaus bij de PVDA. Opmerkingen van Brecht Warnez)
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, de rector van de Katholieke Universiteit Leuven, de heer Luc Sels, deed in december een oproep: laten we eens nadenken over het verhogen van het inschrijvingsgeld voor onze universiteiten en hogescholen. Het gaat dan om gezinnen met hogere inkomens. De rectoren van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent hebben zich daar nu bij aangesloten. Ze benadrukken wel dat het niet enkel gaat om inkomsten voor de universiteiten. Ze willen er met dat geld ook voor zorgen dat meer studenten recht hebben op een studiebeurs. Over de bedragen zijn de heren rectoren het nog niet eens. We lezen in de krant van een bedrag van 400 euro dat erbij zou komen tot een verdubbeling tot 2000 euro. Minister, mijn vraag voor u is eigenlijk heel kort: zal men het inschrijvingsgeld voor de 60 procent studenten uit gezinnen met hogere inkomens verdubbelen?
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de collega’s vóór mij, met de vaststelling dat we weten dat we in ons land eigenlijk geen grondstoffen hebben. We moeten het hebben van jonge mensen die willen studeren, die zich ontwikkelen, die het verschil maken in hun leven. Daarom is het hoger onderwijs zo ongelooflijk belangrijk. Dat kost handenvol geld. Dat kost een investering van de overheid, maar dat kost ook voor ouders bijzonder veel. Dat is niet alleen het inschrijvingsgeld. Daar komt nog van alles bij. Daar komen boeken bij. Daar komt een kot bij. Heeft iemand de evolutie van de kotprijzen de afgelopen maanden en jaren nog gevolgd? Dat rijst echt de pan uit. Met andere woorden, dat is voor ouders een serieuze investering om te dragen.
De basisfinanciering van de universiteiten staat onder druk. Het studentenaantal neemt toe, maar die basisfinanciering volgt eigenlijk niet. Het is om die reden dat universiteiten naar ouders en studenten beginnen te kijken. Ze zijn overal aan het zoeken hoe ze dat onderwijs kwalitatief kunnen garanderen. Ik denk dat de boodschap hier, los van partijgrenzen, duidelijk is. Dat is nog niet dikwijls gebeurd. Het is misschien omdat het valentijn is dat alle partijen tezamen zeggen: “Weet je wat, bij de ouders en bij de studenten moet je het niet gaan halen.” Minister, dat wil dan echter wel zeggen dat wij dringend het debat moeten opstarten voor de komende jaren over hoe we onze universiteiten financieren, over hoe we die basisfinanciering herstellen en hoe we ervoor zorgen dat we de enige grondstof die we hebben, hersenen, ook de komende jaren vitaal en levend houden. (Applaus bij Open Vld en Vooruit)
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Wil ik, willen wij als Vlaamse Regering spreken over de financiering van het hoger onderwijs? Ja. Net daarom hebben we ook de opdracht gegeven tot de uitvoering van wat men met een dure term een ‘spending review’ noemt. Daarbij nemen we inderdaad de financiering van het hoger onderwijs, die toch vrij complex is, onder de loep, in alle rust en sereniteit. Het debat is inderdaad recent opgeflakkerd en daarbij zijn er verschillende voorstellen gelanceerd door diverse rectoren. Een van de voorstellen was inderdaad om het inschrijvingsgeld te verhogen tot 2000 euro voor de 60 procent hogere inkomens. Dat was één voorstel. Dat heeft het debat misschien geen deugd gedaan, want vervolgens zegt men bij de PVDA dat het grote gevaar om de hoek loert, dat we dra naar 2000 euro inschrijvingsgeld gaan. De opzet van die studie is niet het doorschuiven van de factuur naar de studenten of de ouders. De opzet is wel ten eerste zorgen voor meer transparantie. Er zijn immers heel veel verschillende parameters en zelfs niet alle hogeronderwijsinstellingen hebben een volledig duidelijk zicht op welke parameter welke financiering oplevert.
Twee: ze zorgen inderdaad voor een correcte financiering.
Drie: we moeten de verhouding tussen kwantiteit en kwaliteit durven te bekijken. We moeten namelijk de vraag stellen in welke mate een studentgedreven financiering, wat er nu absoluut in zit, ertoe geleid heeft dat er wat concurrentie is en dat veel hogeronderwijsinstellingen proberen zoveel mogelijk studenten te vergaren. En je ziet trouwens ook dat dat ongelofelijk goed lukt, want steeds meer mensen stromen door naar het hoger onderwijs. Er wordt hier een apocalyptisch beeld geschetst dat er de afgelopen jaren een daling van het aantal studenten in het hoger onderwijs zou zijn, maar het tegendeel is waar. Er is een sterke stijging, maar we zien ook dat die studentgedreven financiering ertoe leidt dat sommige studenten niet op hun plaats zitten. 25 procent verlaat het hoger onderwijs zonder een diploma en dat is geen goed cijfer. We moeten de verhouding tussen kwaliteit en kwantiteit zeker ook in rekening brengen en daarover durven te spreken.
Maar wil dat zeggen dat we intussen op onze handen zitten en dat ik, als het gaat over de financiering van het hoger onderwijs, hier sta met het schaamrood op de wangen? Nee, absoluut niet. Je moet bekijken wat we extra hebben geïnvesteerd en ja, ook extra hebben bespaard. Die besparingen zijn afgesproken bij de start van de regering en ik wil die ook kwalificeren. Het gaat namelijk over het overslaan van twee kliks. Dat is voor de buitenwacht waarschijnlijk Latijn, maar u weet waarover ik het heb. Daar is een prijskaartje aan verbonden, net zoals aan het overslaan van één opstap in het integratiedecreet en de inkanteling van de graduaten. Dat samen maakt dat we in deze volledige regeerperiode een besparing van 190 miljoen euro hebben gerealiseerd. En vervolgens ga ik eens kijken naar wat we hebben gedaan qua investeringen, en dan kan ik u een heel lange opsomming geven – een veel langere opsomming die me te ver zou brengen – die onder andere gaat over de onderwijsbelastingseenheden waaraan we 20 miljoen euro extra hebben gegeven voor de hogescholen en de cao hoger onderwijs.
Maar wat we vooral ingrijpend en fundamenteel hebben gedaan, is het herbekijken van de indexering van de lonen. Tot vandaag werd er gewerkt met een soort fictieve index die eigenlijk van de reële index afweek en die quasi altijd in het nadeel was van de hogescholen en universiteiten en hen veel geld heeft gekost. We zetten dat recht en hebben extra middelen uitgetrokken om de vertrekbasis op te trekken, want als je gaat indexeren op grond van de reële index en met een indexprovisie werkt, dan is het vertrekpunt van cruciaal belang.
De som van al die maatregelen maakt in deze regeerperiode 390 miljoen euro. Dus een investering van 390 miljoen euro en een besparing van 190 miljoen, dat is een netto saldo van 290 miljoen euro, zonder covidmaatregelen en de oplopende kost van de studiebeurzen. Ook daarover kan ik nog een boompje opzetten. De studiebeurzen zijn, in vergelijking met het begin van deze regeerperiode, ongelofelijk gestegen, namelijk met 29 procent. Dus dat tel ik er zelfs nog niet bij. Dat maakt – en misschien hebben de rectoren dat ook wel vermeld in hun interviews en heeft die positieve boodschap de mediacensuur niet gehaald, dat weet ik niet – dat ik kan zeggen dat we met deze regering inderdaad naar de toekomst kijken en onder ogen zien dat er een correcte en transparante financiering moet komen en dat we dat doen met een spending review en we alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat we dat doen op grond van gedegen inzichten en cijfers. Maar ondertussen moeten wij hier niet staan met het schaamrood op de wangen. Alles kan absoluut beter, maar we hebben als Vlaamse Regering een gedegen investering in het hoger onderwijs gedaan waar we absoluut niet beschaamd voor moeten zijn. (Applaus van Koen Danïels)
U hebt één fan.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Het applaus is overweldigend, minister. En het is wellicht veelzeggend, want u hebt zonet niet alleen mij voor een leugenaar uitgemaakt, maar ook de rectoren. Want u zegt dat ze zonder reden klagen, dat er niet is bespaard en dat er meer geld is. De rectoren kennen toch de realiteit van hun instellingen? Die zien toch de noden die zij hebben?
Bent u recent al eens in een auditorium geweest in het begin van het academiejaar, waar studenten op de trappen moeten zitten wachten? Bent u al eens gaan kijken hoeveel een kot kost? Dus de kosten stijgen en de kwaliteit daalt.
Minister, u maakt hier een opsomming en geeft een complexe uitleg over alles wat u doet om toch maar de realiteit niet onder ogen te hoeven zien. Dat is de realiteit waar studenten, docenten en rectoren elke dag mee geconfronteerd worden: dat u bespaart op de basisfinanciering. U zorgt ervoor dat er minder middelen per student zijn. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Nee, minister, u mag zeggen wat u wilt, een student die in 2014 100 euro waard was, is er vandaag minder waard, terwijl het leven duurder is geworden. U geeft minder geld. U belooft naar de toekomst te kijken, na vier jaar ministerschap belooft u een onderzoek. Wat de universiteiten vandaag vragen, zijn middelen. Wat gaat u vandaag doen om extra middelen te voorzien voor ons hoger onderwijs? (Applaus bij Vooruit, Groen en van Kim De Witte)
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u hebt gelijk dat financiering in ons hoger onderwijs enorm ontransparant en zeer complex is. Er zijn in elke instelling, denk ik, zelfs mensen die narekenen of wat ze krijgen wel klopt en of ze wel genoeg krijgen van de Vlaamse overheid, terugsturen als ze te weinig krijgen et cetera. Het is dus goed dat we daar een oefening in doen via de spending reviews. Maar in het begin van de legislatuur had u ook nog wel wat meer ambitie: u ging ook de inputfinanciering aanpassen. Mag ik uit uw antwoord concluderen dat het niet meer de bedoeling is om deze legislatuur die inputfinanciering aan te passen, ook in het kader van snellere oriëntering en heroriëntering?
Het is natuurlijk niet het eerste signaal dat er komt vanuit de universiteiten dat ze het moeilijk hebben. We hebben daar in december nog een vraag over gehad van collega Daniëls, naar aanleiding van uitspraken van rector Sels over de verhoging van het inschrijvingsgeld. Het is niet het eerste signaal. Dat komt uiteraard door een aantal onverwachte zaken: personeel et cetera. Hebt u in de tussentijd ook al even samengezeten met de rectoren om ook wel een keer een inschatting te maken van hoe groot die cri de coeur is, of dat een terechte cri de coeur is, en of we daar iets aan kunnen doen, aan moeten doen?
De heer D’Haese heeft het woord.
Eerst en vooral minister, denk ik dat u niet hebt geantwoord op de vraag van een aantal collega’s of u achter een verhoging van het inschrijvingsgeld staat. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Laat u mij even uitspreken in plaats van onmiddellijk zo nerveus te reageren. U hebt het niet gezegd. (Opmerkingen van minister Weyts)
Kalm, kalm. Mag ik verder?
U mag verder, en u, minister, moet zwijgen.
Oké heel goed. Ik denk, als ik iedereen hier heb gehoord – straks hebben we nog wel interventies uit de zaal, waarschijnlijk – dat er in dit parlement een consensus is om niet naar een verhoging van het inschrijvingsgeld te gaan. Mijn vraag aan u is dus: is er een garantie dat we deze legislatuur niet naar een verhoging van het inschrijvingsgeld gaan? (Opmerkingen)
Ik denk het ook, maar ik zou graag de bevestiging van de minister horen. Amai, het is hier niet gemakkelijk om vandaag een tussenkomst te doen.
Uw filmpje zal niet goed zijn.
Voorzitter, filmpjes daar ben ik echt niet mee bezig. (Gelach. Opmerkingen)
Ik ga niet over andere collega’s spreken.
Om het toch een beetje serieus te houden: u mag hier met heel veel cijfers en cijfertjes afkomen, maar de realiteit is dat de financiering per student daalt en dat het hoger onderwijs daar al jaren aan de alarmbel trekt, zeker vandaag in de energiecrisis, en ik vind dat u dat onderschat, minister. Men zit in de problemen om die facturen te betalen, en ik vind dat u dat probleem onderschat.
En dus is mijn vraag opnieuw: gaat u dat vastpakken? Ik ben blij voor die grote studies, ik wil het ook wel eens hebben over de gesloten enveloppen, over de input-outputfinanciering. Daar is heel veel mis mee. Maar bent u bereid om vandaag te zorgen voor een correcte financiering zodat de universiteiten en hogescholen hun facturen kunnen betalen zonder het geld bij de studenten te moeten gaan halen? (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik ben in ieder geval tevreden dat er een groot debat zal worden gevoerd over de toekomstige financiering van de hogescholen. En dat mag dan ook heel open en eerlijk gevoerd worden, met alle cijfers op tafel. Ik lees dat de universiteiten nu ook geld vragen voor hun infrastructuur. Uit cijfers van collega Daniëls blijkt dat zij toch op een berg van 3 miljard euro zitten aan beleggingen. Dat is toch een stevige financiële reserve, die elk jaar oploopt. Die is voorzien voor investeringen, voor studentenvoorzieningen, voor innovatie. Dat mag dan ook wel op tafel komen.
Wordt ons hoger onderwijs kapot bespaard, zoals ik hier een collega hoor zeggen? Neen, absoluut niet. Ons hoger onderwijs wordt totaal niet kapot bespaard. Er komt 200 miljoen euro bovenop. De universiteiten en hogescholen krijgen meer geld, maar dat stijgt inderdaad niet recht evenredig met het aantal studenten. Maar daar moeten we ook eerlijk in zijn: er zijn heel wat studenten die niet al hun studiepunten opnemen, die daar jaren blijven hangen zonder dat ze hun diploma behalen en die eerder geheroriënteerd moeten worden. Maar dat is ook meteen de verantwoordelijkheid van de universiteiten.
Ik kijk uit naar het grotere debat. Misschien kunt u er nog iets meer over zeggen of die review al klaar is en wanneer we starten met dat debat. (Applaus van Kathleen Krekels)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, er is door de collega’s aangehaald dat de financiering van het hoger onderwijs weinig transparant is. Maar wat er wel duidelijk aan is, is dat de basis van het geheel basisfinanciering is die moet dienen om hoger onderwijs en universitair onderwijs in te richten voor de studenten. Dat is als het ware de eerste pijler in je financiering. Daarnaast heb je een tweede, een derde, een vierde pijler en nog een aantal kleinere, meer particuliere financieringsvormen.
Pijler twee is gestegen, pijler drie is gestegen, pijler vier is gestegen, ongeveer met tussen de 35 en de 40 procent. Daar wordt in geïnvesteerd. Dat gaat over fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, projecten.
Maar pijler één, minister, het basisonderzoek, het geld dat we nodig hebben om voor de studenten onderwijs te organiseren, dat is eigenlijk een beetje achterop gebleven. Die stijging is niet 35 à 40 procent. Die is 15 procent. En dus zien we dat het aantal beschikbare middelen per student daalt in plaats van toeneemt of gelijk blijft.
Minister, tenzij dat u wilt – en niemand van ons wil dat – dat men dat bij de ouders gaat halen, is het onze verplichting om dat geld te voorzien en die basisfinanciering te garanderen. Dat kan op verschillende manieren. Bent u bereid om het parlement te betrekken bij deze oefening? Want het is een fundament van onze kenniseconomie. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz)
De heer Danen heeft het woord.
De kern van het debat hier gaat over de betaalbaarheid van ons hoger onderwijs. Een gebrek aan financiële middelen zou nooit een reden mogen zijn voor studenten om niet verder te gaan studeren. En dat is vandaag steeds meer het geval. Ik maak me daar zorgen over, vooral omdat ik zie dat onder andere de kotprijzen stijgen. En ook de inschrijvingsgelden zijn al met 11 procent gestegen, maar de studietoelagen volgen geen gelijke tred. Die zijn maar met 5 procent gestegen.
Mijn vraag is dus tweeledig, minister. Wilt u de studietoelage met gelijke tred laten stijgen als het inschrijvingsgeld? En wilt u voor de allerkwetsbaarste studenten de studietoelage fors verhogen? (Applaus bij Groen)
De heer Slagmulder heeft het woord.
Wij van het Vlaams Belang zijn alleszins geen voorstander om het inschrijvingsgeld te verhogen, want dat zorgt ervoor dat er meer beursstudenten bij zullen komen. Wij zien ook liever andere maatregelen om die onderfinanciering aan te pakken. Deze regering moet de hogeronderwijsinstellingen geven waar ze decretaal recht op hebben, zoals het toekennen van de groeipaden, en hen ook meer slagkracht geven, zodat ze de extra taken die ze erbij hebben gekregen, goed kunnen uitvoeren.
Er zitten momenteel ook te veel studenten in richtingen waarvan je weet dat ze die eigenlijk niet aankunnen. En dat kost handenvol geld. Daarom pleit onze fractie ook voor meer bindende toelatingsexamens, zodat we jongeren van wie we weten dat hun slaagkansen zeer klein zijn, tijdig kunnen tegenhouden om een foute beslissing te nemen. Dat, gecombineerd met strenge studievoortgangsmaatregelen, zorgt voor een kleinere, maar meer kwaliteitsvolle studentenpopulatie. Op die manier kan de Vlaamse overheid meer geld investeren per student. En dat komt uiteindelijk iedereen ten goede. (Applaus van Jan Laeremans)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zit natuurlijk op vrij regelmatige basis samen met de rectoren. Zij weten ook dat er een spending review wordt besteld en uitgevoerd. Ik herhaal dat het doel daarvan niet is om de factuur door te schuiven naar de studenten en de ouders. Dat heb ik daarstraks ook al eens gezegd. Bij deze doe ik het nogmaals. Wel is het doel om te kijken naar transparantie en naar de verhouding kwantiteit-kwaliteit en inderdaad te zorgen voor een correcte financiering.
Zoals gezegd, is dit het parcours dat we met deze regering gereden hebben: netto 200 miljoen euro in deze regeerperiode.
Maar vervolgens zegt u dat we die cijfers gewoon in de wind moeten slaan en dat dat allemaal niet klopt. Ik geef u gewoon de cijfers mee die u ook in de begroting kunt lezen.
We kijken ook naar de toekomst. Ik denk dat dit een positief palmares is. Mijnheer Verbeurgt, als u zegt dat dit allemaal niet waar is, dat het is allemaal veel te weinig is, dan verwijs ik naar de passage van de socialisten. We hebben toen onder andere een ‘Smetbelasting’ gekregen, die niet alleen refereert aan een smet op de financiering van het hoger onderwijs, maar ook aan de bedenker ervan. Als u het hebt over de niet-indexering van de werkingsmiddelen op het hoger onderwijs: dat is net door de socialisten ingevoerd. De factuur is ondertussen al opgelopen tot een 100 miljoen euro.
Er is nog een tweede ‘Smetbelasting’ ingevoerd, namelijk de lineaire besparing op het hoger onderwijs vanaf 2012, denk ik, met jaarlijks 16 miljoen euro, een factuur van bijna 200 miljoen euro, dat is tot op heden een factuur van 300 miljoen euro. Ik zou uzelf dus toch niet te zeer naar voren schuiven als diegene die de beste recepten voorhanden heeft. Wij kunnen hier in deze regeerperiode – opnieuw, we bekijken de toekomstige financiering – een positief palmares voorleggen van 200 miljoen euro.
Wat betreft de studiebeurzen wil ik toch ook duidelijk maken dat die zijn gestegen, dat heb ik daarstraks gezegd. Je hebt enerzijds de indexering, je hebt anderzijds het gegeven dat ondertussen 26 procent van de studenten een studietoelage krijgt; 2 procent zijn bijna-beursstudenten. Maar 26 procent krijgt dus een studietoelage en krijgt dus ook een lager inschrijvingsgeld. En het is altijd zo dat de studietoelage hoger is dan het inschrijvingsgeld. Ook dat is een waarheid die we moeten zeggen, en die maakt dat we, onder meer daardoor, kunnen spreken over een heel democratische toegang tot ons hoger onderwijs. Daar is een kostenplaatsje aan verbonden. Alleen al voor deze regeerperiode zijn we voor die studietoelagen alleen geëvolueerd van 97 miljoen euro in 2019 naar, denk ik, 126 miljoen euro tot 2022. Dat is een toename van 29 procent. Dat is, denk ik, billijk. Het is ook extreem nodig, zo blijkt uit de praktijk. Maar dat zorgt ervoor dat we inderdaad kunnen spreken over een heel democratische toegang. Dat willen we absoluut behouden, garanderen, en we willen er ook voor zorgen dat die financiereng in de toekomst wordt aangepast: een correcte en transparante financiering, die ook een correcte verhouding tussen kwantiteit en kwaliteit in rekening brengt. (Applaus bij de N-VA)
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, het is bijzonder veelzeggend dat u in de verdediging van uw eigen beleid niet verder geraakt dan een reflectie op een verleden toen u zelf op een kabinet werkte en ik buiten op straat stond te betogen. Maar dat is voor onze eigen rekening. De realiteit van uw beleid, minister, is dat u nog niet aan de enkels komt van het beleid dat socialistische ministers op Onderwijs hebben gevoerd: invoering van een maximumfactuur in het lager onderwijs, open-endfinanciering voor het leerplicht onderwijs, kliks ingevoerd; allemaal manieren om de betaalbaarheid van ons onderwijs te garanderen. En wat stelt u daartegenover? Een studie die ooit eens, wellicht tijdens de volgende legislatuur, tot oplossingen zal moeten leiden.
Minister, voor ons is het glashelder: op een moment dat mensen verzuipen in de facturen kan er van een verhoging van het inschrijvingsgeld geen sprake zijn. Wat er wel moet gebeuren, is een Vlaamse Regering die haar verantwoordelijkheid neemt, die zorgt dat er voldoende middelen zijn. Want het is misschien niet het doel van uw beleid, maar wel het resultaat ervan: de factuur komt uiteindelijk altijd weer bij dezelfde mensen terecht, bij de studenten en bij de ouders. Dat is het resultaat van vier jaar Vlaamse Regering, van vier jaar Ben Weyts. (Applaus bij Vooruit)
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, er is met heel wat cijfers gegoocheld en gesmeten in alle richtingen, en soms weet je niet meer wat klopt en niet helemaal klopt. Ik denk dat we daar een heel grondig debat moeten over voeren.
Ik wil nog even terugkomen op het topic dat mevrouw Grosemans heeft aangebracht over de financiële reserves. Het is ook iets wat collega Daniëls regelmatig aanhaalt, de grote financiële reserves bij de universiteiten. Ik denk dat de collega’s ook wel weten dat daar een groot stuk sociaal passief in zit. Maar we moeten er ook eens objectief kunnen over spreken, of het te veel of te weinig is. Ik vind het altijd moeilijk met die grote bedragen te gaan smijten, alsof die universiteiten rijke bastions zijn.
Laat ons dat debat naar de commissie brengen. Ik heb goesting om deze legislatuur nog wel eens iets te doen rond die financiering, en niet alleen die onderzoeken af te wachten. Laat ons daar in de commissie verder over spreken, voorzitter. Het hoger onderwijs is namelijk veel te belangrijk om gewoon links te laten liggen.
Dank u wel.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, als het niet lukt om als volgende job die van minister-president vast te krijgen, kunt u nog altijd een carrière als goochelaar beginnen, denk ik. Want goochelen met cijfers is natuurlijk wel echt uw specialiteit. 200 miljoen euro, u kunt daar mee schermen, maar u weet heel goed, minister, dat als je daar de evolutie van de studentenaantallen en de inflatie van de afgelopen jaren naast legt, je er niet komt. U weet heel goed dat je dan uitkomt bij de cijfers van de universiteiten, namelijk: minder centen per student. Dat weet u heel goed.
En u hebt natuurlijk gelijk dat u niet bent begonnen met de besparingen. Dat is inderdaad al veel langer begonnen, onder minister Pascal Smet. Als student heb ik mee op straat gestaan voor een herfinanciering van ons onderwijs. U zat hier toen in het parlement, hebt op het knopje geduwd en hebt al die besparingen doen passeren. (Opmerkingen)
Dan staat het verkeerd op Wikipedia. U was in ieder geval ondervoorzitter van de N-VA en zal er ook wel iets over te zeggen hebben gehad.
De legislatuur daarna, minister, kwamen besparingen onder Hilde Crevits op het hoger onderwijs: verhoging van het inschrijvingsgeld. U was toen minister van Mobiliteit in de regering. U hebt dat allemaal laten passeren. Ik stond toen – het zal u misschien niet verbazen – opnieuw op straat om te betogen tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld, en heb daar trouwens mevrouw Crevits voor het eerst ontmoet.
U bent nu minister van Onderwijs en zet u nu al die besparingen recht, waar u zoveel kritiek op hebt? Maar nee, u doet er gewoon nog een schepje bovenop. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Het is toch waar, of niet? Hebt u de besparingen van de vorige legislatuur rechtgezet, ja of nee? Ik denk het niet. Hebt u er nieuwe aan toegevoegd? Ik denk het wel. De tijd is op om van dit onderwijs iets beters te maken. Ik doe dus toch een oproep, minister, om niet te blijven wachten op studies en commissies, maar eindelijk eens te handelen en te zorgen voor een goede financiering van ons hoger onderwijs. (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Collega's, ik onthoud dat er 200 miljoen euro bovenop komt voor het hoger onderwijs.
Twee, wij voeren een debat over een correcte en transparante financiering van het hoger onderwijs. Dat doen we hier in het parlement, maar dat kan zeker ook in de commissie. En een verhoging van de inschrijvingsgelden is niet aan de orde.
Minister, in 1979 – wij waren toen 9 jaar – kwamen de studenten op straat. Ze waren toen woedend vanwege de verhoging van het inschrijvingsgeld naar 10.000 frank. We moeten absoluut voorkomen dat de studenten nu, anno 2023, op straat gaan komen voor een verhoging van 80.000 frank. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, het klopt dat studiebeurzen in ons systeem veel goed maken. Maar voor u met die cijfers – ik ga toch ook het woord ‘goochelen’ gebruiken – goochelt, doe ik misschien één vaststelling. De studiebeurzen zijn in de afgelopen periode geïndexeerd met 0,7 procent. 0,7 procent, terwijl de inflatie, minister, op hetzelfde moment 12 procent bedroeg. Het kan best zijn, dat er vanwege de economische toestand meer mensen gebruik moeten maken van die studiebeurzen, maar of die nog de werkelijke kost dekken, vind ik het bestuderen waard. Het ligt op de tafel en moet wat ons betreft op de tafel komen, om te gaan kijken dat als we studiebeurzen geven, mensen daar ook effectief nog mee toekomen. Ook dat werk – de commissievoorzitter was hier – leg ik op de tafel van de commissie Onderwijs. Ik heb uw uitgestoken hand goed begrepen. Als u er geen tijd voor hebt, minister, zullen wij er in het parlement werk van maken. (Applaus bij Open Vld en Vooruit)
De actuele vragen zijn afgehandeld.