Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het stijgend aantal kinderen jonger dan 12 jaar dat wordt aangemeld bij de zorgcentra na seksueel geweld
Actuele vraag over de bereikbaarheid van de vertrouwenscentra kindermishandeling voor de door zorgcentra na seksueel geweld aangemelde casussen
Verslag
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, collega’s, kindermisbruik is een woord dat er bij mij, als moeder van twee jonge dochters, altijd in slaagt om koude rillingen te veroorzaken. Dat gaat ongetwijfeld niet alleen bij mij het geval zijn.
Afgelopen week was helaas weer zo’n moment, meer specifiek op maandag, toen Het Laatste Nieuws kopte dat almaar meer kinderen jonger dan 12 jaar seksueel worden misbruikt. Wat blijkt, collega’s? Van alle slachtoffers die de eerste 5 maanden komen aankloppen in een zorgcentrum na seksueel geweld, was maar liefst 13,5 procent – ik herhaal 13,5 procent – jonger dan 12 jaar. Ik weet niet of iedereen het goed gehoord heeft, maar op slechts 5 maanden tijd is dat een stijging van maar liefst 2,5 procent ten opzichte van het volledige voorgaande jaar.
Dan schrik je, collega’s. Dan stel je jezelf als parlementslid, en als beleidsmaker de vraag: wat kunnen wij hieraan doen? Wat moeten wij hieraan doen? Is hier sprake van een trend? Zijn er ‘dark numbers’ waar wij niks van weten? Of vinden meer slachtoffers, ouders van slachtoffers, de weg naar de meldpunten en de hulpverlening?
Nu, mijn vraag voor u, minister, is op zich zeer eenvoudig, maar tegelijk misschien ook moeilijk om eenduidig te beantwoorden. Maar ik ga ze toch stellen: waar zouden volgens u deze cijfers aan te wijten zijn? Is er binnen het Vlaams jeugdhulpverleningslandschap, en in het bijzonder de vertrouwenscentra voor kindermishandeling, ook sprake van een gelijkaardige trend?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, het blijkt inderdaad uit cijfers die we deze week te lezen kregen van de zorgcentra na seksueel geweld dat, gedurende de eerste 5 maanden van vorig jaar, op een totaal aantal van iets meer dan 1100 aanmeldingen maar liefst 13,5 procent ging over slachtoffers jonger dan 12 jaar.
Dat is een hallucinant cijfer en dat is een stijging van 2,5 procent meer jonge slachtoffers tegenover het jaar voordien. Dan kunnen we ons natuurlijk afvragen – en dat moeten we ook doen – wat de redenen, de oorzaken daarvan zijn. Is er effectief meer seksueel misbruik ten aanzien van jonge kinderen? Is die aangiftebereidheid waar we altijd zo de nadruk op leggen, effectief vergroot? Is er meer alertheid bij de maatschappij, bij mensen in de omgeving? Hoe dan ook, we moeten acties ondernemen. Minister, Vlaanderen heeft een actieplan tegen seksueel geweld. Dat is vorige week nog besproken in de commissie Justitie. Mijn vraag na deze nieuwe cijfers is nu: welke acties zijn er bijkomend nodig, specifiek naar deze doelgroep om dat seksueel geweld ten aanzien van jonge slachtoffers te voorkomen?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb een andere invalshoek: het gaat over de kinderen van wie we het weten, de kinderen die aangemeld worden die slachtoffers geworden zijn van misbruik. Dan moeten we twee dingen doen: hen in veiligheid brengen en zorgen dat het misbruik zich niet opnieuw kan herhalen en hen dan de kans geven om wat er gebeurd is te verwerken. Nu, om dat mogelijk te maken, werken de zorgcentra samen met de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK’s) waar Vlaanderen voor bevoegd is. Zij zijn overspoeld door veel vragen. Zij lijken niet langer de capaciteit te hebben om elk kind dat aangemeld wordt ook daadwerkelijk snel te zien, om telefonisch vragen om aftoetsing van dat zorgcentrum met hen mee in te schatten en te beantwoorden en om kinderen van wie de zaak naar het parket gestuurd wordt, verder te begeleiden. Die vallen zonder hulp. Dat lijkt me heel zorgwekkend want als we weten dat een kind gevaar loopt, dat er een risico bestaat op herhaling, dan moeten wij ervoor zorgen dat dat niet meer kan gebeuren. Minister, wat kunt u doen om de VK’s te versterken opdat we, wanneer er meer kinderen aangemeld worden, wanneer we het weten, ook echt iets kunnen doen om die kinderen te helpen? (Applaus bij Vooruit)
Minister Crevits heeft het woord.
Uit Kortrijk en West-Vlaanderen, dat is duidelijk. (Opmerkingen van Hannelore Goeman en Kurt De Loor)
Collega’s, even glimlachen, maar het thema waar het over gaat is absoluut niet om te lachen. De cijfers die we in de krant konden lezen, zijn zeer zorgwekkend. Collega Verheyen, of het nu gaat over het feit dat er meer getelefoneerd wordt omdat men rapper de weg vindt – wat ik hoop – of dat er veel meer misbruik is: in de twee gevallen is het niet goed. Het hoort absoluut niet in onze samenleving thuis dat iemand, laat staan een minderjarig jong kind misbruikt wordt en nog eens seksueel misbruikt wordt. Dat is afschuwwekkend. We moeten inderdaad als regio alles op alles zetten om mensen van instrumenten te voorzien om dat te vermijden.
Er zijn twee invalshoeken. Collega Van den Bossche heeft het correct gezegd. Een invalshoek is preventie: hoe gaan we ermee om? Er is het actieplan van minister Demir, dat eigenlijk alle ministers in de Vlaamse Regering responsabiliseert. Daar zijn ook een aantal zaken voor mij van belang. Vanuit mijn vorige bevoegdheid in Onderwijs heb ik ook mee geïnvesteerd in het vlaggensysteem omdat het voor mij superbelangrijk is dat jonge kinderen op school al leren om grenzen te trekken, om erover te spreken als ze voelen dat er iets niet in de haak zit. Dat kan via preventietechnieken die op school aangeleerd worden, dingen die vandaag bestaan. Dat vind ik superbelangrijk.
In het kader van de beslissingen van de Vlaamse Regering heb ik in november ook budget kunnen vrijmaken om een nieuwe campagne te voeren rond veiligheid van kinderen in allerhande situaties, dus ook bescherming tegen seksueel misbruik. Die campagne zal de komende maanden uitgerold worden. Die kadert ook in een betere preventie en een betere bespreekbaarheid van het thema.
Daarnaast zijn er ook extra budgetten voorzien voor Nupraatikerover.be. Die werken heel goed samen met alle andere online- en website-initiatieven. Daar is ook extra geld voor voorzien.
Maar dat is niet voldoende, collega's. De andere thematiek is: wat als er effectief feiten gemeld worden? Dat is de thematiek die u aanhaalt, collega Van den Bossche. Daaromtrent hebben we vanmiddag nog contact opgenomen met onze vertrouwenscentra, omdat ze eigenlijk heel goed samenwerken met de federale centra, zo werd ons gemeld. Voor mij is het van belang om te weten of er na de extra investering met tien medewerkers, die we een jaar geleden gedaan hebben, nog extra noden zijn. Voor mij is het cruciaal dat elk kind begeleid kan worden, als er iets gebeurd is. Als uit het overleg dat we zullen hebben, en waarover we vanmiddag een eerste gesprek hadden, effectief blijkt dat er grote zorgen zijn, dan moeten we daar ook extra middelen voor voorzien. Maar de centra moeten zich natuurlijk ook organiseren. Op een bepaald moment moet je prioriteren: aan het ene prioriteit geven, en het andere moet dan wat wachten. Ook daarover wil ik het gesprek voeren.
We gaan niet alleen een overlegronde doen met onze vertrouwenscentra. Ik wil ook de federale staatssecretaris voor Gelijke Kansen zien, omdat die ook bevoegd is voor de zorgcentra. Ik denk dat we de cijfers die vorige week in de krant stonden zeer au sérieux moeten nemen.
Dus ja, op alle fronten komt er extra initiatief en komen er extra gesprekken om te kijken wat nog meer nodig is. Ik heb wel nog geen definitieve cijfers voor 2022, dat wil ik ook nog meegeven. Die komen pas in maart. Dat zijn de cijfers van de vertrouwenscentra. We zullen daar hier dan wellicht ook nog wel een debat over hebben. Maar ik wacht niet op die cijfers om het nodige te doen, onder andere rond de mogelijke hiaten of rond de preventie, waar collega Schryvers naar verwijst, en om volop in acties te investeren.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. In mijn eerste ronde heb ik bewust niet gevraagd naar extra maatregelen, maar meer over de context van die cijfers. Maar, zoals u zegt, het is allebei niet goed. Ik ben blij dat u wel initiatieven gaat nemen, want als beleid moeten we hier echt handelen.
We zien ook dat wanneer jonge kinderen seksueel misbruikt worden, dit vaak gebeurt in de privésfeer, door mensen die ze kennen in de familie of bij vrienden. Er is dan vaak ook sprake van verontrustende opvoedingssituaties. Mijn bijkomende vraag is: hoe gaat u inspelen op die context van verontrustende opvoedingssituaties waar er effectief sprake is van seksueel misbruik?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik denk dat zorgcentra na seksueel geweld en de verdere uitrol daarvan absoluut een goede zaak is. De samenwerking die er is tussen de zorgsector, de ziekenhuizen, politie en parket, kan meer slachtoffers op een goede manier helpen. Maar we moeten natuurlijk ook proberen om die slachtoffers te vermijden. Uit cijfers blijkt dat 38 procent van de slachtoffers het slachtoffer zijn van iemand die ze kennen, iemand uit hun omgeving. Dat betekent dus voor minderjarigen dat er wellicht veel zijn die in de thuisomgeving of in de omgeving van de bredere familie of van een vereniging, eigenlijk niet in veiligheid zijn. Daarbij kunnen de vertrouwenscentra natuurlijk een heel belangrijke rol spelen. Daarom is het belangrijk, minister, om te monitoren of zij meer aanmeldingen krijgen – gezien het stijgende aantal bij de zorgcentra na seksueel geweld – en te zorgen voor voldoende capaciteit.
Minister, ik wil ook nog een vraag stellen over de campagne #WijGrijpenIn. We weten allemaal dat veel te veel mensen nog zwijgen en omkijken, op straat, op het openbaar vervoer, enzovoort. U hebt samen met Sensoa een actie #WijGrijpenIn. Die actie is erop gericht om omstaanders meer te sensibiliseren om in te grijpen. Het is gericht op vijf A’s: aanspreken, afzonderen, aanwezig blijven, afleiden, … en ik ben er een vergeten. Minister, hoe zal er verder werk worden gemaakt van die campagne?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, eerst en vooral bedankt om met de vertrouwenscentra samen te zitten. Het lijkt er namelijk sterk op, gezien uw recente uitspraken, dat zij ondanks de extra middelen er toch niet toe komen om elk kind te zien en elk kind werkelijk te kunnen volgen. Het is fijn dat u er nu voor openstaat om daar iets aan te doen.
U hebt het over prioriteiten stellen. Waar ik in dat verband voor zou willen pleiten is om, eerder dan sommige kinderen en gezinnen te lossen, die gezinnen die soms heel lang in de vrijwilligheid worden gevolgd – dat is een opmerking van het parket – en waar de situatie van het kind niet verbetert, waar de veiligheid niet terugkeert, om sneller door te sturen naar het parket, in plaats van andere kinderen helemaal niet te helpen. Wanneer we doorsturen naar het parket moet er een heel duidelijke afspraak zijn over hoe het kind ondertussen wordt geholpen. Ofwel wordt het geplaatst, ofwel niet, maar als het niet wordt geplaatst en terug naar een onveilige thuissituatie wordt gestuurd, in afwachting van het moment dat het gerecht zijn werk doet, dan laten wij dat kind in de steek. Als u met het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling in overleg gaat, wilt u er dan alstublieft voor zorgen dat er altijd iemand is die het kind niet loslaat?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is enorm schrijnend, die cijfers, zeker omdat het gaat om heel jonge kinderen. Dat is zeer verontrustend. We kunnen ons de vraag stellen of het gaat over het feit dat de mensen de weg vinden en dat er daardoor meer aanmeldingen zijn, of dat het echt over een stijging van misbruik gaat. Is dat een nawee van corona? Die vragen kunnen moeilijk worden beantwoord. Wij kunnen zorgen voor goede opvolging en zorg, maar de preventie is zeer belangrijk. Hoe voorkomen we dit?
Hebt u cijfers over de factoren die kunnen zorgen voor een verhoogd risico op seksueel misbruik?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het is heel erg belangrijk dat de zorgcentra na seksueel misbruik er zijn. Ze verrichten heel belangrijk werk. Het zijn heel schrikwekkende cijfers, maar we horen dat er meer aanmeldingen zijn omdat de drempels verlaagd zijn en dat is juist hoopgevend. Steeds meer mensen vinden de weg om aanmeldingen te doen en vinden de weg naar zorgcentra na seksueel geweld.
Nog steeds is er een groot verschil tussen het melden van seksueel geweld, ervaring met seksueel geweld en aangifte daarvan, of ermee aan de slag gaan. Er zijn nog steeds heel wat mensen die ermee blijven zitten. We merken dat vooral de drempel voor meisjes en vrouwen, die niet in centrumsteden wonen en waar dus geen zorgcentrum na seksueel geweld is, nog steeds hoger is om daarmee naar buiten te komen. Hoe gaat u de drempels verlagen voor mensen die verder van de centrumsteden wonen om de weg te vinden naar de zorgcentra?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het is inderdaad een schokkend cijfer om te horen: een op de zeven slachtoffers onder de 12 jaar. We weten heel goed uit onderzoek al jarenlang dat België en Vlaanderen historisch hoog scoren. Ook internationaal hebben we een ‘dark number’ van niet-aangifte. Tijdens de pandemie zagen we dat slachtoffers geïsoleerd waren en nog minder geneigd om hulp te zoeken. Nu zijn er zeven zorgcentra, van Antwerpen tot Charleroi, van Roeselare over Brussel tot Luik. Er komen er nog drie extra op federaal initiatief, waarvan een in Vlaanderen, waar slachtoffers gezien en geholpen worden en zich hopelijk echt veilig gaan voelen. Misschien zien we dat in de cijfers, dat weten we inderdaad niet, zoals de collega zei.
Er zijn heel veel dingen gedaan om het taboe te doorbreken. Een van de dingen waar toen voor gewaarschuwd werd, is dat we nu boven de waterlijn gaan komen waar vrouwenorganisaties al jarenlang voor strijden om er meer aandacht voor te hebben. Is dit nu het misbruik dat toeneemt? Of is het meer zichtbaar en zien we het nu?
Minister, op welke manier gaat u in samenspraak met het federale niveau onderzoek doen naar deze cijfers? Waar gebeurt het, thuis en op school, in de jeugdhulp en het jeugdwerk, wanneer ouderen en jongeren uitgaan? Op welke manier gaat u preventief en parallel acties ondernemen om deze mensen nog beter te begeleiden?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Collega’s, een op de zeven slachtoffers van seksueel geweld is jonger dan 12 jaar. Dat zijn kleine, jonge kinderen, minister, en dat zijn ook verschrikkelijke cijfers waar mijn haren van rechtkomen. Deze minderjarigen vallen ten prooi aan seksuele roofdieren, want in mijn ogen is een dader niet meer of niet minder dan dat, en dat is ronduit schrijnend. Uiteraard is dergelijke stijging onder andere te wijten aan het feit dat er steeds meer zorgcentra openen, en dat de bekendheid hiervan ook groter wordt. Dat is positief. Maar nog belangrijker is dat we, ongeacht de bekendheid van deze centra, dat cijfer net naar beneden moeten halen.
Het is dan ook onze, maar voornamelijk ook uw plicht, minister van Welzijn, om ervoor te zorgen dat onze kinderen een onbezorgde, veilige kindertijd en jeugd tegemoet kunnen gaan. Ik heb geen bijkomende vragen, want er zijn al heel wat terechte vragen gesteld, maar onze fractie vraagt, minister, dat u zo snel mogelijk in gesprek gaat met uw federale collega, de minister van Justitie, en dat u als Vlaams minister met uw vuist op de tafel slaat om de kinderen te beschermen tegen dergelijk laf en degoutant geweld. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor alle aanvullende vragen, die ook het hele spectrum een beetje beslaan. Ten eerste: voor mij is het van belang om inzicht te krijgen in hoe het komt dat een kind seksueel mishandeld wordt, en waar die mensen zitten die dat doen. Want het is altijd iemand. Wat mij enorm treft, is dat in het minder dan één op vijf van de gevallen, in 16,6 procent van de gevallen, een onbekende is. In alle andere situaties, is het een bekende van het kind. De cijfers van Sensoa – die hebben we – spreken wat dat betreft boekdelen. Dat maakt het nog moeilijker om in te grijpen. Als het iemand is die een vertrouwenspersoon is, die totaal de grenzen gaat overschrijden … Dat spectrum kan heel breed zijn. Het kan iemand van de familie zijn, een begeleider … Soms is het een partner, een ex-partner, een vriend, een vriendin. Het is dus een heel breed spectrum aan mogelijke daders, maar heel vaak in de vertrouwenssfeer van de kinderen.
Als we campagnes voeren inzake preventie, moeten we ook werken op die weerbaarheid van kinderen. Vandaar dat ik daarnet sprak over dat vlaggensysteem waarbij kinderen ook kunnen melden wanneer hun integriteit geschonden wordt. Het is zo belangrijk dat de kinderen dat ook aanleren. Het moment dat ze dat mogen zeggen, dat moet bespreekbaar zijn.
Als samenleving denk ik, collega’s, dat we een hele weg afgelegd hebben. Als je de voorbije vijftig jaar bekijkt … vroeger bleef veel in het verborgene. Nu verspreiden we hier met zijn allen de boodschap: praat erover! Zeg het! Het moet gedaan zijn. We hebben campagnes richting mensen die dader zijn, om te zeggen: stop ermee! Je doet dat niet, de integriteit van kinderen aantasten. En dat is op zich een hele goede zaak. Dus als er daardoor meer meldingen komen, ben ik op dat vlak blij. Maar ik kan natuurlijk maar tevreden zijn als er minder meldingen komen, en er effectief ook minder feiten zijn. Boven de waterlijn kunnen we actie beginnen te ondernemen, omdat we het weten. Maar wat er onder de waterlijn zit, weten we nog niet allemaal, zeker niet die zaken die in de huiselijke sfeer gebeuren.
Vandaar kom ik ook op de vragen die jullie gesteld hebben. Collega Verheyen, we doen enorme inspanningen om ook de familiale problemen die er zijn, intrafamiliaal geweld, goed op te volgen. Zo kom ik bij collega Van den Bossche. Ik begrijp absoluut uw standpunt. Je moet zorgen dat de kinderen niet losgelaten worden. Deze ochtend was ik toevallig op de taskforce jeugdhulp, die we een paar weken geleden in het leven hebben geroepen. Een van de acties daar ging net daarover: hoe kun je ervoor zorgen dat het kind niet losgelaten wordt in de veelheid van zaken die gebeuren rond een kind op een bepaald moment, bijvoorbeeld bij een overdracht, of als het parket ingeschakeld wordt. Mensen hoeven geen slechte bedoelingen te hebben, maar omdat iedereen denkt dat er ergens iets of iemand bezig is met dat kind, kan een kind losgelaten worden. Dat moet duidelijk worden gemaakt, ter bescherming van de kinderen. Ik ben dus absoluut akkoord. Ik zal dit ook bespreken met onze vertrouwenscentra, en ook met de zorgcentra die er zijn.
Collega Saeys, ik heb geprobeerd een antwoord te geven op de vraag waar het verhoogde risico zit. Dat is dus vaak in de kring van bekenden.
Collega Schryvers, de campagne met de vijf A’s – wonderbaarlijk dat u ze alle vijf nog kende – blijft lopen en er wordt ook fors op ingezet. We merken dat ze effect heeft, maar het zijn allemaal kleine steentjes in de rivier die verlegd worden.
Er loopt ook een zeer interessant project bij Domus Medica, waar artsen worden opgeleid om signalen van misbruik te herkennen als er iemand bij hen op consultatie komt. Het is superbelangrijk dat er andere ogen zijn die goed kunnen interpreteren wat er in een bepaald gezin en in een bepaalde situatie aan het gebeuren is. Dat is een goede zaak maar het toont ook aan dat er niet één grote remedie bestaat.
Collega's, er is nog veel werk aan de winkel. We hebben gelukkig een actieplan dat loopt tot 2024 en dat pas geëvalueerd is. Maar ik zal alles op alles zetten om waar nodig extra's en extra middelen te voorzien, vooral in het belang van die minderjarigen voor wie de integriteit zo belangrijk is en zoveel extra kansen kan bieden in hun komende leven. Ik zal ook alles op alles zetten om die op een betere wijze dan vandaag het geval is, te beschermen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega's, ik maak me geen illusies. Het vergif dat seksueel misbruik is, of het nu gaat om minderjarigen of meerderjarigen, dat zullen we helaas nooit volledig kunnen uitroeien. Maar laat één ding duidelijk zijn: mijn fractie en ikzelf zijn hier ontzettend strijdvaardig in. De aanpak van seksueel misbruik en het correct omgaan met de slachtoffers blijft voor ons een prioriteit. Mijn collega Elke Sleurs en minister Demir hebben dat in het verleden ook al bewezen met de oprichting van de zorgcentra na seksueel geweld. Maar daar stopt het niet, collega's. Ik denk dat wij er allemaal een verantwoordelijkheid in hebben te nemen. Mijn engagement om dat hier aan de kaak te stellen als wij dreigen te slabakken, dat hebt u alvast, minister. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega's, seksueel geweld is een pest. Seksueel geweld is onaanvaardbaar. Seksueel geweld verwoest levens. Dat geldt a fortiori als het gaat over jonge kinderen. Als nu uit cijfers blijkt dat bij alle slachtoffers het aandeel kinderen beneden de 12 jaar stijgt, dan moeten we een analyse maken van die cijfers en dan moeten we zoeken naar wat de oorzaken daarvan zijn om daaruit acties te kunnen ondernemen over beleidsniveaus heen en over beleidsdomeinen heen, gaande van preventie, aangiftebereidheid verhogen, meer alertheid bij omstaanders, bestraffing, opvolging van daders tot hulpverlening aan slachtoffers. Dat is allemaal broodnodig want de integriteit van onze minderjarigen moeten we veiligstellen. (Applaus bij cd&v en van Marino Keulen)
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik denk dat de campagnes er alvast voor zorgen dat er sneller over wordt gepraat en dat ook jonge mensen sneller kunnen inschatten – het gaat niet enkel over durven aangeven maar ook kunnen inschatten – wat misschien niet hoort. In hun leefwereld is het heel moeilijk om te weten wat normaal is en wat niet normaal is. Zodra ze erover vertellen, moeten we er iets mee kunnen doen. Die laatste stap is zo’n cruciale stap. Welke boodschap geef je aan een kind als je zegt: “Je hebt het nu eens allemaal verteld en wij zeggen jou dat het niet oké is wat er met jou is gebeurd, maar wij veranderen jouw situatie niet.” Welke boodschap geven wij dan aan het kind? Dat is mijn oproep aan u: laten we ervoor zorgen, nu u samen zit met die vertrouwenscentra, dat we voldoende mensen aan zet hebben in die vertrouwenscentra, bij het parket, overal op elke plek om ervoor te zorgen dat die kinderen meteen in veiligheid worden gebracht en kunnen starten met het verwerken van wat hun is aangedaan. (Applaus bij Vooruit en van Marino Keulen)
De actuele vragen zijn afgehandeld.