Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Coel heeft het woord.
Goedemiddag, minister. Vorige week was er een interessant rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) waarin de effecten van de Bijzondere Financieringswet op onze inkomsten en die van de andere deelstaten worden beschreven. Zoals u weet, regelt die Bijzondere Financieringswet voor een belangrijk deel de financiering van de gewesten en de gemeenschappen. Ik kan niet erg in detail ingaan op de Bijzondere Financieringswet zelf. Die is zeer complex en is al verschillende keren gewijzigd.
Ik wil wel even stilstaan bij een aantal opmerkelijke evoluties die de SERV becijferd heeft. Ten eerste stelt de SERV vast dat de overdrachten uit de Bijzondere Financieringswet naar de gemeenschappen en gewesten nominaal blijven stijgen tot 2039, maar trager dan de Belgische economische groei, waardoor in relatieve termen eigenlijk alle deelstaten, en dus ook Vlaanderen, inkomsten verliezen. Die daling van de inkomsten is niet voor alle deelstaten gelijk. In Vlaanderen is dat een aantal procenten maar als men naar de andere deelstaten kijkt, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Franse Gemeenschap, gaat het over 10 procent en meer. Daartegenover staat natuurlijk dat de voorbije tien jaar er wel een overgangsmechanisme aan het werk was waarbij een aantal deelstaten overgefinancierd werden, juist om hun de kans te geven om orde op zaken te stellen en een financieel stabiele basis te leggen om vanaf 2025 in staat te zijn om met minder inkomsten aan de slag te gaan.
Minister, mijn vraag aan u is tamelijk eenvoudig: hoe evalueert u het rapport van de SERV en welke impact ziet u de komende jaren op de Vlaamse begroting?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Coel, voor een vraag over een thema dat ons zou moeten bezighouden. Mijn conclusies daaruit zijn natuurlijk een beetje dezelfde als de vaststellingen die de SERV doet.
Ik wil eerst en vooral de SERV danken voor het werk dat zij hebben gedaan. Ik denk dat het zeer nuttig en waardevol is voor ons allemaal om eens gewoon niet meer dan een feitelijke doorkijk te maken van wat de verwachte parameters zijn – demografie, economische groei enzoverder – die een rol spelen in de Bijzondere Financieringswet en die eens op lange termijn, tot 2039, uit te zetten. Dat is een heel mooi werk. Ik wil de studiedienst van de SERV daar heel uitdrukkelijk voor danken.
Die conclusies lopen gelijk met wat u zegt: een nominale stijging voor de deelstaten, maar er is een relatieve daling door het feit dat niet de volledige economische groei die België de komende jaren zou meemaken – dat is natuurlijk een vooruitzicht – doorgerekend wordt in de dotaties aan de deelstaten.
Ik zou zeker de voorzitter van de commissie uitnodigen om dat eens te bespreken in de commissie. Dat lijkt me heel nuttig want dan kun je het volledige veld bekijken. Ik haal er een paar punten uit. Zo zit er bijvoorbeeld de bijdrage in de sanering in. Sinds 2014 wordt er door de gemeenschappen en de gewesten bijgedragen in de sanering van de federale overheid. In totaal gaat het over 3,4 miljard euro. Vlaanderen alleen geeft in een jaar, 2023, 2,1 miljard euro. Dat om u maar aan te geven dat wij vanuit Vlaanderen en ook vanuit de andere deelstaten in dit land wel degelijk een heel grote bijdrage leveren aan de sanering van de federale overheid.
Een tweede punt dat ik zeker wil meegeven – dat staat niet letterlijk in de studie, maar het is wel zeer belangrijk om te weten – is dat de punten die hier aangegeven worden, de verrekeningen die hier gebeuren, al in onze meerjarenraming zitten. Zoals gezegd gaat het om een toepassing van de parameters demografie en dergelijke meer, op de Bijzondere Financieringswet. Want wij doen dat ook al in onze meerjarenraming, ook al is dat maar voor vijf jaar.
Het overgangsmechanisme – laat me daar nog iets over zeggen – is eigenlijk het belangrijkste dat wegvalt. Daaruit valt ook af te leiden dat de gevolgen van de Bijzondere Financieringswet, zoals die vandaag is, voornamelijk voor Wallonië en Brussel zeer zwaar zijn, boven op de al heel slechte situatie van vandaag. Dat betekent niet dat ze minder krijgen, maar dat betekent eigenlijk dat de compensatie, die zij de laatste tien jaar kregen, wegvallen.
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, minister, voor die bijkomende toelichting. Bij ons zeggen ze: als iedereen voor eigen deur veegt, is de straat proper. Ik denk dat het goed is dat Vlaanderen een correct begrotingstraject heeft uitgestippeld, en dat we op dat evenwicht afstevenen tegen 2027. Maar helaas hebben de andere deelstaten in dit land van die opportuniteit van de voorbije tien jaar geen gebruik gemaakt om orde op zaken te stellen. Mijn vrees is een beetje dat de Vlamingen daar ook mee de prijs voor betalen, want op geconsolideerd Belgisch niveau zijn we natuurlijk mee verantwoordelijk voor die opgebouwde schuld.
Daarom ben ik ook een beetje verbaasd dat ik dan stemmen lees in de pers die zeggen dat het nu zal gebeuren, dat ze nu geresponsabiliseerd worden, dat ze nu in de fase komen waar de tering naar de nering gezet moet worden, in Brussel, in Wallonië, in de Franse Gemeenschap, ook federaal. Welke garantie hebben we daartoe, als je ziet dat ze er in de tien jaar dat ze nog extra middelen kregen, niet in geslaagd zijn om een ordentelijk begrotingsbeleid te voeren? Wat zal er dan toe leiden dat ze dat de volgende tien jaar met minder inkomsten wel gaan doen?
Mijn vraag aan u is: welke garanties ziet u? Hoe voorkomen we dat de Vlamingen finaal mee opdraaien voor de factuur?
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Ik ook blij dat de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen aangetoond heeft dat de Bijzondere Financieringswet al heel lang op maat van Franstalig België geschreven is. De federale staat heeft trouwens goed voor zichzelf gezorgd met diezelfde wetgeving, die Bijzondere Financieringswet, door bijvoorbeeld de overdracht aan de regio’s slechts gedeeltelijk te koppelen aan het binnenlands product. Er blijkt dus heel duidelijk uit die studie van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, dat Vlaanderen eigenlijk de Belgische nationale solidariteit volledig betaalt. Het is heel mooi dat dat in een rapport gezet is. Het is spijtig genoeg verankerd in een wettelijke basis, namelijk die Bijzondere Financieringswet.
Mijn vraag aan u, minister, is dus: als u in de toekomst de kans krijgt om te onderhandelen op dat niveau, hou dan zeker in het oog dat Vlaanderen niet meer zoveel benadeeld wordt als we nu benadeeld zijn door die Bijzondere Financieringswet. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik lees daar toch totaal iets anders in dan wat de vorige collega heeft gezegd. Als je het cijferrapport goed leest, dan zie je toch dat er ook een aantal goede elementen in die laatste Financieringswet staan. De perverse effecten zijn veel kleiner in de toekomst dan in het verleden. Ik denk dat dat toch een heel belangrijke lijn is. De transfers zullen stelselmatig worden afgebouwd, en dat is ook door de heer Coel gezegd. De andere deelstaten zitten in veel slechtere papieren, en dat zal de komende jaren alleen maar erger worden.
We hebben – en als medeonderhandelaar kan ik dat weten – de demografische factoren benadrukt, die ook heel duidelijk in die Financieringswet staan. De 80-plussers spelen ook in het voordeel van Vlaanderen. Ik denk wel – en dat lees ik in het SERV-rapport – dat die laatste Financieringswet heel sterk in het voordeel van Vlaanderen speelt, zeker op termijn.
Dat de deelstaten wat meer zullen bijdragen op federaal niveau … Voor Vlaanderen is dat maar een heel klein percentje: 10 procent ten opzichte van onze 60 procent. Laat ons ook niet vergeten dat het federale niveau bijdraagt aan onze pensioenen, vooral Vlaamse pensioenen, en ook aan de pensioenen van onze Vlaamse ambtenaren. Uiteindelijk zijn daar ook heel wat Vlamingen actief.
Ik heb een suggestie, minister: ik moedig u en de hele Vlaamse Regering aan om, op basis van deze gunstigere criteria dan in het verleden, verder te werken aan het evenwichtspad dat is uitgestippeld naar 2027, dat ons concurrentieel een heel sterk voordeel zal bezorgen tegenover de andere deelstaten, zonder evenwel maatschappelijke uitdagingen, zoals op welzijnsvlak, uit het oog te verliezen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Heel interessant, mijnheer Coel, om hier vragen te komen stellen die eigenlijk aan ministers van een andere regio in dit land gesteld zouden kunnen worden. U kunt zich trouwens altijd verkiesbaar stellen in Wallonië, dat is perfect mogelijk. Er is een zeer sterke oppositie in Wallonië, de PVDA, maar u kunt altijd proberen om erbij te komen zitten en ook uw job daar te doen.
Maar wat Vlaanderen betreft, minister: iedereen is hier precies heel blij dat Wallonië het met minder geld moet doen. Ik vraag me af waar je dat soort blijdschappen gaat halen. Maar Vlaanderen moet het ook met minder doen. Dat wordt hier wel vergeten. Als ik mij niet vergis, minister, gaat het over ongeveer 250 miljoen euro minder in gelijke koopkracht van vandaag, gecorrigeerd voor inflatie. Denkt u dat dat een optie is, en waar bent u van plan om dat te gaan halen? Want we hebben alle kosten van de vergrijzing, we kennen de noden in de kinderopvang, in de sector voor personen met een handicap, in ons onderwijs, en zo verder. Waar denkt u dat er nog eens 250 miljoen euro van de soep kan? Zouden we niet beter zorgen dat alle deelstaten op een goede manier gefinancierd worden?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik ga iedereen in zijn wijsheid laten wat betreft de invulling of de interpretatie van de studie. Ik denk wel dat het nuttig zou zijn om daar een keer over te debatteren of er een gedachtewisseling over te houden in de commissie. (Opmerkingen van Koen Van den Heuvel)
Dat is al gepland? Oké. Dat is nog niet tot bij mij gekomen, maar dat is een heel goede zaak.
Mijnheer Van den Heuvel, eerst en vooral, ik neem zeker uw uitgestoken hand aan om verder te blijven werken naar dat evenwicht toe. Ik denk inderdaad dat dat belangrijk is. Er zijn wel een paar zaken. Ik zou niet te snel stellen dat de transfers worden afgebouwd vanaf 2024, 2025. Het is natuurlijk maar een klein deel van de transfers dat via de dotaties verloopt; het gros zit nog altijd bij de sociale zekerheid en dergelijke meer.
Daar is de situatie nog veel moeilijker. De laatste financieringswet was niet in het voordeel van Vlaanderen. De laatste financieringswet heeft eigenlijk op twee zaken ingespeeld: in de eerste tien jaar heeft men de kans gegeven aan Brussel en Wallonië om orde op zaken te stellen, waarna dan die compensatie afgebouwd zou worden. Dat is ook zo uitgedrukt in die tijd, in 2011, toen dat akkoord gesloten is. Dat is puur wat er toen is afgesproken, en wat nu effectief realiteit wordt.
Voor die responsabiliseringsbijdrage betalen wij al. Wij betalen wel degelijk al een responsabiliseringsbijdrage voor onder andere de pensioenen waar u naar verwijst. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Mijnheer D’Haese, ik ben zeer blij dat de PVDA ook bezorgd is om het budget, echt waar. Dat siert u. Ik hoop maar dat u er dan ook van overtuigd bent – net zoals dat de logica is in elk huisgezin in Vlaanderen – dat je de tering naar de nering moet zetten. Je kunt niet meer uitgeven dan dat er binnenkomt. Dat is hoe je deftig financieel beleid gaat voeren op lange termijn. Dus ik hoop u te mogen verwelkomen in de commissie Financiën en Begroting. We gaan het er nog verschillende keren over hebben.
Ik heb daarjuist mijn drie conclusies niet kunnen meegeven die ik afleid uit de studie, omdat ik een beetje te lang in de techniciteit ben blijven hangen. Maar eerst en vooral: niets doen is geen optie. Je mag zeggen wat je wilt, maar als je deze cijfers bekijkt en de gevolgen die dat heeft voor Brussel en Wallonië met name, dan is dat onhoudbaar. Ik denk dat zowat iedereen die een beetje financieel doorzicht heeft u dat zal bevestigen. Daar hebt u mijn en onze overtuiging niet voor nodig, dat is gewoon een feit. Niets doen en deze situatie blijven aankijken, zou een zeer zware vorm van schuldig verzuim zijn, en dat mogen we de toekomstige generaties niet aandoen.
Ten tweede, en neen, mijnheer D’Haese, er is geen enkele vorm van leedvermaak in mijn woorden, geen enkele, integendeel. Ook Vlaanderen is hier slachtoffer van. U mag niet vergeten dat internationale financierders, waar wij ook een beroep op doen om ons te financieren, die situatie wel degelijk een deel meerekenen in de rente die wij moeten betalen. Ik denk dat, mochten wij een onafhankelijke regio zijn, wij minder rente zouden betalen dan als we deel uitmaken van dat Belgisch geheel. Dus de zware financiële situatie van Wallonië en Brussel, en zeker federaal, weegt ook bij ons. Wij zijn daar mee slachtoffer van. Dus op geen enkele manier is daar enig leedvermaak.
Nu, de derde conclusie die ik eruit trek, en uit alle studies die hierover verschenen zijn, is dat er maar één manier is om iets als dit op te lossen, en dat is zorgen dat men zelf financieel verantwoordelijk is voor de keuzes die men maakt. Dat is op alle domeinen zo, dat is altijd zo. Die responsabilisering, het responsabiliseren van een politieke klasse, is de enige manier waarop je die mensen effectief ertoe aanzet om een verantwoordelijk beleid te voeren tegenover hun bevolking. Dus ik denk, welke stappen er in de toekomst ook gezet worden, dat het met dat voor ogen is, of we gaan gewoon weer de volgende miserie organiseren. (Applaus bij de N-VA)
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, minister.
Collega D’Haese, maak u geen zorgen: het is vanuit een bekommernis over de Vlaamse factuur dat ik de vraag hier stel, zeker als ik dan een federale Open Vld-staatssecretaris hoor zeggen dat de gemeenschappen misschien wat minder moeten uitgeven aan Onderwijs en dat dat dan ook kan bijdragen aan de federale solidariteit. Anderen hier dromen ervan om de Waalse en de Brusselse socialistische succesrecepten vanaf 2024 in Vlaanderen toe te passen. Ik denk niet dat we er zo gaan komen.
Er zitten inderdaad een aantal responsabiliserende effecten in de Bijzondere Financieringswet, maar door dat dotatiefederalisme gaat de echte responsabilisering verloren. Dat is niet ons model. Wij kiezen voor eigen keuzes maken met eigen centen en ook verantwoordelijk zijn voor de eigen schulden. U weet wat ons voorstel is: dat is confederalisme. En dat zal de welvaart van de Vlamingen veiligstellen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.