Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2023
Ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2023
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2023, het ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2023 en het ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2023.
Werk en Sociale Economie
We starten nu met het thema Werk en Sociale Economie.
Minister Brouns is nog niet aanwezig.
Minister Demir, kunnen we beginnen en kunnen we u voor dit thema als vertegenwoordiger van de regering beschouwen? (Instemming van minister Zuhal Demir)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega's, mevrouw de minister, welkom om te luisteren naar mij en naar de collega's die nog zullen volgen.
Collega's, we zijn het enige land ter wereld waar je eeuwig werkloos kunt blijven en een uitkering en allerlei sociale voordelen kunt krijgen. Op het einde van de rit krijg je ook nog een pensioen dat voor kort hoger lag dan dat voor mensen die wel hadden gewerkt.
Ik kan u zeggen dat een overgrote meerderheid van Vlamingen dit totaal onrechtvaardig vindt. We zijn er al jaren, tientallen jaren, over bezig om het af te schaffen en om de werkloosheidsuitkering in de tijd te beperken, wat wil zeggen dat we niet willen dat mensen eeuwig werkloos blijven.
Ik hoor de laatste weken enorm veel kreten om het eindelijk te doen, en ik ben er blij mee. Het maakt me niet uit wat jullie standpunt in het verleden was, maar nu moeten we vooruitgaan. We moeten ervoor zorgen dat werken wordt beloond in plaats van thuis te zitten.
In Vlaanderen zijn er meer dan 180.000 werklozen. Intussen staan er meer dan 300.000 vacatures open. Het zijn jobs waarvan werkgevers zeggen: “Wij willen dat jullie komen werken.” Ze raken maar niet ingevuld. Het is hallucinant.
De waarheid is voor iedereen duidelijk: we zitten gewoon met een systeem dat niet werken te veel beloont en werken te veel bestraft. Als je eeuwig een uitkering krijgt, als je al die sociale voordelen erbovenop krijgt, dan moet je niet verbaasd zijn dat mensen niet werken verkiezen boven een job.
Collega's, er is een meerderheid langs alle kanten. Ik stel voor dat we er nu echt werk van maken, want erover praten, lost niks op. De mensen verwachten dat we nu actie ondernemen. Het is een oproep naar iedereen in het parlement, van links tot rechts: laat ons werk maken van het stoppen van de eeuwige werkloosheidsuitkering.
We hebben het er vanochtend ook al over gehad. Ook in Vlaanderen ligt er veel werk op de plank. VDAB heeft veel personeel in dienst en ze werken op sommige vlakken heel goed. Minister, u weet dat als universele kenner van het Vlaamse beleid.
Maar het kan beter, collega's. Het grote probleem is dat VDAB niet gericht genoeg werkt. Collega Rzoska, u weet dat ook, zeker en vast, als lid van de commissie Werk. Mensen worden een beetje als eenheidsworst beschouwd. Ze krijgen geen vacatures op maat. Nog erger is dat ze amper worden gesanctioneerd. Collega Ronse, u weet dat. Hoeveel mensen zijn er definitief uitgesloten van een uitkering in 2022? Twee. Twee zijn er definitief uitgesloten. Twee. (Opmerkingen)
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Vande Reyde, ik stel het volgende voor. We doen een factcheck.
Ja, prima!
En als blijkt dat er 794 mensen definitief werden uitgesloten in het eerste semester van 2022, dan gaat u uw partijkaart ritueel verbranden, wordt u lid van de N-VA en nemen wij u op in onze fractie. (Opmerkingen. Gelach)
Akkoord? Collega Bothuyne is al lid geworden van onze fractie. Hij heeft zijn kaart ritueel verbrand. Kijk wat er van hem is geworden: hij pleit voor een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Volgende week komt hij met een voorstel van resolutie over het confederalisme. Het zou u dus ook goed doen.
Collega Ronse, ik weet dat het uw grote droom is dat ik een partijgenoot van u zou worden. Ik weet dat, ik voel dat in alles. We hebben ook een soort van romantische WhatsApprelatie met elkaar, maar we zullen er niet verder over uitweiden. (Opmerkingen)
Maar de cijfers zijn wat ze zijn – ik moet niet eens een factcheck doen. Ik kan ze u straks bezorgen; ze liggen op mijn bureau. Ik weet over welke getallen u het hebt, maar de definitieve uitsluitingen, zonder onomkeerbare terugkeer naar een uitkering, dat zijn er slechts twee.
Het is voor iedereen duidelijk dat dat sanctioneringsbeleid niet voldoende werkt. Ik heb u daar trouwens ook over bezig gehoord in de commissie en ik denk dat dat echt wel iets is waar we werk van moeten maken. De definitieve uitsluiting moet natuurlijk door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) gebeuren en dat is federaal. Maar VDAB moet wel zorgen dat die mensen daar naartoe geleid worden en dat gebeurt gewoon onvoldoende.
Een derde tekortkoming van VDAB, minister Demir, … (Opmerkingen van de voorzitter)
Sorry, minister Brouns, ik had u niet gezien.
Minister, mijnheer Brouns, Jo, … (Opmerkingen)
Ja, vorig jaar zaten we hier nog samen tijdens de begrotingsbesprekingen. Dat schept een band.
Een derde tekortkoming van VDAB, minister, is dat er bepaalde groepen gewoon vergeten worden. Mensen die bijvoorbeeld met brugpensioen zijn of mensen die langdurig ziek zijn, worden te weinig bereikt. Dat iemand langdurig ziek is, wil niet zeggen dat die ongeschikt is voor de jobmarkt. Dat wil zeggen dat die aangepast werk moet doen. Er is echt wel een gigantisch grote inactiviteitsval in Vlaanderen waar we samen met VDAB werk moeten van maken. Collega’s, als VDAB dat niet alleen aankan, is dat geen schande. Maar dan moet de dienst er gewoon meer werk van maken om private partners te betrekken, zorgen voor die tenderprojecten en dergelijke, zeggen dat ze als overheid de regisseursrol overnemen maar dat ze voor het sanctioneringsbeleid en het toeleiden naar werk volop private partners inschakelen die het werk ook doen zoals VDAB zelf wil doen maar er gewoon niet aan toekomt. Dat is een ideale oplossing waarvan ik denk dat niemand er iets kan op tegen hebben. Ik sluit af, collega’s, maar ik ben vaak onderbroken geweest.
Dan stoppen we de tijd.
Het was een test. Ik ken de regels goed. Ik ga afronden. Collega’s, soms lijkt het alsof werk iets is wat we moeten doen omdat het geld opbrengt, omdat het nodig is. Maar werk, collega’s, is emancipatie, zorgt ervoor dat mensen zingeving vinden en dat mensen hun talenten kunnen benutten. We moeten dat ook op Vlaams niveau volop waarderen en verder benutten. Dank u wel. (Applaus van Axel Ronse)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Minister, ik ben blij dat u ons ondertussen hebt vervoegd. Uw begrotingsbundel bevat een aantal goede dingen. Laat me daar duidelijk over zijn, maar wegens tijdsgebrek kan ik daar vandaag niet al te diep op ingaan. U weet natuurlijk ook dat mijn partij slechts een koele minnaar is van een aantal zaken die toch wel uitvoerig worden belicht. Ik neem u even mee en ik licht meteen toe waarom wij deze begroting niet zullen goedkeuren.
U vraagt, samen met onder meer het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka), om meer migratie om de talloze vacatures hier te kunnen invullen want België kent na Tsjechië de hoogste vacaturegraad in Europa, of anders gezegd, nergens in Europa zijn er meer vacatures per werkzoekende. Eind mei kwam ook de recentste oproep om meer arbeidsmigratie en niet alleen uit Europa maar ook daarbuiten. Maar het Vlaams Belang blijft bij zijn standpunt; Zet eerst de migranten die hier zijn aan het werk want die oefenen een grote druk uit op onze sociale zekerheid. Ik herinner u ook graag aan de cijfers. Zes op de tien vrouwen van niet-Europese herkomst is nog niet aan het werk. Vier op de tien mannen van niet-Europese herkomst werkt niet. Kunt u hen dan niet opleiden om de talloze vacatures die hier nu zijn in te vullen?
Migratie, en meer bepaald arbeidsmigratie, is voor uw partij misschien goed, want het idee dat erachter zit is niet slecht: we selecteren wie we kunnen gebruiken en de rest blijft buiten. Dat is de redenering. Maar het probleem is dat die strategie niet werkt want, hoe je het draait of keert, je importeert met arbeidsmigratie altijd mensen maar ook talen, culturen, familiebanden en dus gezinsherenigingen. Bovendien weet u ook dat, eerst onder Sammy Mahdi en nu onder mevrouw de Moor, een terugkeerbeleid veel makkelijker aan te kondigen is dan uit te voeren.
Minister, het is dus simpel. De lasten voor ons, Vlamingen, zijn helaas groter dan de lusten. Denk maar aan de huurmarkt, met 180.000 wachtenden op een sociale woning, aan het onderwijs, waar het niveau blijft dalen, onder meer door de taalachterstand, en vooral ook aan de druk op onze sociale zekerheid. Telkens zijn de kosten groter dan de baten. Minister, stop daar dus alstublieft mee. Stop met het importeren van armoede.
Het Vlaams Belang wil eveneens actie om het onderwijs beter te laten aansluiten bij de arbeidsmarkt, om het probleem van de knelpuntberoepen op te lossen. Het volgen van onderwijsrichtingen die leiden naar jobs, moet ook actief worden gestimuleerd, net als het levenslang leren, dat laagdrempelig kansen op herscholing moet bieden. Wie buiten zijn wil om werkloos wordt, moet tijdelijk een voldoende hoog vervangingsinkomen ontvangen. Dat klopt, maar het sanctioneringsbeleid dat we vandaag hebben, moet wel kordater worden gevoerd tegen steuntrekkers die liever gebruikmaken van overheidsgeld waarvoor anderen hebben gewerkt dan zelf een bijdrage te leveren. Ik herinner u ook even aan de cijfers. De heer Vande Reyde heeft daarstraks ook al mijn cijfers gebruikt die ik daarover had opgevraagd. Slechts twee werkloosheidsuitkeringen werden definitief geschorst in 2022.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Malfroot, opnieuw, die cijfers zijn fout. Er zijn 794 mensen die hun uitkering definitief hebben verloren in het eerste semester van 2022: 2 mensen omdat ze niet actief op zoek gingen naar werk en 792 mensen omdat ze niet ingingen op een aanbod van VDAB. Definitief uitgesloten. Ik vind u een verstandig en goed onderbouwd parlementslid, maar ik wil u alstublieft vragen om ook hier publiek heel nederig te zeggen: “Sorry collega’s, ik heb foute cijfers de wereld in gestuurd. Het zijn er 794.” (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Mijnheer Ronse, u probeert mij de mantel uit te vegen. U probeert dat goed, maar het is toch niet gelukt, want ik heb de cijfers op papier. Ik kan ze voor u afdrukken. Als u beweert dat die cijfers fout zijn, dan ligt dat aan het kabinet van de minister, dat mij verkeerde gegevens heeft bezorgd. Ik blijf bij de cijfers die ik heb gekregen. Er zijn er slechts twee die na een derde poging definitief zijn geschorst.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega, u ligt duidelijk wel in een hogere schuif bij collega Ronse, want mij heeft hij niet intelligent en dergelijke genoemd. Ik moest direct bij zijn partij gaan. Dat spreekt dus al voor u.
Ik acht u echter nog intelligenter, want u hebt inderdaad een punt in dezen. Ik heb hier ook de cijfers bij de hand. Iedereen mag ze komen bekijken. Dat zijn de officiële cijfers van VDAB. Daar valt eigenlijk niet over te discussiëren. Dat gaat over de verwittigingen die bij actieven zijn gedaan. Daar heb je een aantal uitsluitingsvoorwaarden. Degenen die definitief, onomkeerbaar van de uitkering zijn uitgesloten, dat staat hier op de laatste rij, en dat zijn er inderdaad 2.
Collega Ronse, u hebt het hier over een andere tabel. Ik weet het wel, dat is een iets andere definitie. U hebt dus zeker een punt als u stelt dat er ergens 792 vermeld staan, maar bij de definitieve, onomkeerbare uitsluitingen staat het cijfer 2 vermeld. Daar kun je niet omheen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, ik gun iedereen zijn plezier over cijfers, over sancties. De cijfers van collega Ronse wat de definitieve uitsluitingen voor het eerste semester betreft, zijn de juiste. Er zijn ook ongeveer 12.000 werkzoekenden die ofwel een sanctie ofwel een verwittiging hebben gekregen. Dat is een aanzienlijk aantal. Dat is bijna 10 procent van degenen die in bemiddeling zijn en die ook daadwerkelijk een sanctie of verwittiging hebben gekregen, en dat nog maar in de eerste 6 maanden van dit jaar.
Collega’s, men doet alsof de doelstelling van VDAB meer sanctioneren is. Conner Rousseau was de eerste om dat als een soort trofee voor te stellen in het debat de voorbije weken. Neen, de doelstelling van VDAB is zo snel mogelijk mensen naar een duurzame job begeleiden, mits opleiding, mits begeleiding, mits het aanbieden van passende vacatures. Collega’s, tenzij we dat willen veranderen, laten we het er alstublieft over eens zijn dat de doelstelling van VDAB het activeren van mensen en het invullen van vacatures is, niet het sanctioneren van werkzoekenden. Dat is niet de doelstelling van VDAB, en laten we dat er in deze discussie ook niet van maken.
De heer Ronse heeft het woord.
Voor de massale pers en het massale publiek die deze vergadering live aan het volgen zijn, is het belangrijk dat we het goed duiden. Het is zo: VDAB heeft een strop rond de nek. Als iemand uitkeringsgerechtigd werkloos wordt, dan bepaalt niet VDAB, maar Vivaldi wat VDAB mag verwachten van persoon X. Ofwel mag VDAB van persoon X verwachten dat die nog actief op zoek gaat naar werk. Dan moet VDAB week na week periodiek kijken naar wat hij gedaan heeft, wat zijn inspanning is. Is dat onvoldoende? Dan wordt die gesanctioneerd. Collega Bothuyne heeft de sancties daarrond meegegeven, en u hebt één cijfer van die sancties geciteerd, namelijk dat er twee mensen daarvan definitief uitgesloten zijn.
Persoon X kan ook toekomen bij VDAB met een ander Vivaldilabel, namelijk passief beschikbaar. Dat betekent dat VDAB niet mag verwachten dat persoon X actief op zoek gaat naar werk. VDAB mag aan die persoon niet vragen wat hij in de week gedaan heeft, wat zijn inspanningen geweest zijn. VDAB mag enkel met die persoon afspraken maken, bijvoorbeeld om een taalopleiding, een individuele beroepsopleiding (IBO) of een sollicitatietraining te volgen. Als die persoon de afspraken niet nakomt, kan VDAB daarop sanctioneren. Het is een heel omslachtige procedure, met afsprakenbladen, een eerste, tweede zoals bij facturen, aangetekend en dit en dat. Al 792 mensen zijn zo definitief onherroepelijk hun werkloosheidsuitkering kwijtgespeeld in 2022.
Als we eerlijk zijn, zeggen we nu allemaal: “Collega Ronse, net zoals collega Bothuyne het zei,” – ik hoor het hem graag zeggen, hij mag het straks nog eens een keer herhalen – “de cijfers die u aanhaalt zijn juist. Wij beseffen dat wij een totaal verkeerde perceptie gecreëerd hebben in de pers en de buitenwereld over de werking van VDAB. Wij beseffen dat wij daarbij ook de fantastische minister Brouns in een kwetsbaar daglicht gestoken hebben, dus collega Ronse, ‘shame on us’.” Maar ik ben vergevensgezind, we zijn het er nu allemaal over eens dat er 794 en niet 2 mensen hun ‘dop’ definitief verloren hebben. Mijn dag is dus geslaagd. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega Ronse, ik apprecieer en ik waardeer uw eerlijkheid. Ik zou u graag gelijk geven, maar het doet er hier in dit debat nu niet toe. Ik kan u wel gelijk geven op een aantal zaken die u daarstraks zei, want u zegt dat jullie voor een Vlaams arbeidsmarktbeleid zijn. U weet dat ook, wij gaan het nog straffer zeggen: maak Vlaanderen onafhankelijk, dan kunnen we alles volgens onze bevoegdheid doen. Ik deel uw mening zeker en vast deels, mijnheer Ronse. Op dat gebied gaat u bij ons zeker een partner vinden.
Minister, om mijn betoog nu verder te zetten, los van de vragen, wil ik het toch even hebben over een concrete knelpuntopleiding, die vandaag brandend actueel is: die van kindbegeleider. Ook daar wringt het schoentje. Ik ga vandaag natuurlijk niet het debat over de kinderopvang herhalen, maar ik wil toch wel even met u delen, net zoals ik ook tijdens de begrotingsbesprekingen al gedaan heb, dat kindbegeleider wel een knelpuntberoep is, erkend bij VDAB. Maar op het gebied van onderwijs zijn er toch nog wel een aantal problemen, omdat daar de opleiding bij de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) niet gefinancierd is als een knelpuntopleiding. Daardoor missen ze bij de CVO’s onder meer middelen om die opleiding inhoudelijk te versterken, maar ook om die beter te ondersteunen en beter in de markt te zetten. Ik verwees er al naar.
Minister, hebt u ondertussen dit probleem al opgenomen met de minister van Onderwijs om ervoor te zorgen dat er snel een kader voor komt zodat ook de CVO’s sneller aan de slag kunnen gaan met die knelpuntopleidingen en er vooral voor gefinancierd worden?
Minister, hoe staat u tegenover het inzetten van de logistiek medewerkers? Mevrouw Saeys had er daarstraks ook al naar verwezen, maar ik heb toch ook die vraag voor u.
Tot slot is er nog heel veel werk aan de winkel rond de langdurig zieken. De Vlaamse overheid scoort daar bijzonder slecht. Want waar de overheid het goede voorbeeld moet geven …
Mevrouw Malfroot, kunt u afronden?
Ja, ik rond af, voorzitter.
Waar ze moet uitvoeren wat ze predikt, slaagt ze er niet in. Want in plaats van de langdurig zieken kansen te geven, worden benoemde langdurig zieken vervroegd met pensioen gestuurd. Minister, hebt u op dat vlak met de minister van Binnenlands Bestuur al stappen ondernomen om die problemen aan te pakken zodanig dat ook binnen de Vlaamse overheid langdurig zieken ander aangepast werk kunnen krijgen?
Minister, gaat u op het einde van de ronde antwoorden?
Ja.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, het is net of de recentste peiling al is uitgekomen. Ik zie van bepaalde partijen nog maar één lid in de zaal zitten.
Collega’s, wat ik u de komende tien minuten ga brengen, is één droom. Ik ga u één droom meegeven. Ik ga – het uur is gekomen, het is al wat duisterder, het is al wat romantischer – twee liefdesverklaringen brengen. Minister, wees gerust, niet ten aanzien van u, ook al houd ik van u.
Wat is mijn droom? We hebben het vanmorgen al besproken. Er zijn vandaag 1,6 miljoen mensen op beroepsactieve leeftijd die allemaal voltijds een uitkering krijgen in dit land. Mijn droom is dat we daar het komende jaar een vijfde van aan het werk kunnen helpen. Dat zijn 320.000 mensen. Dat zijn de stad Gent en de stad Genk samen. Gent en Genk allemaal aan het werk krijgen, dat is driedubbele winst. Dat zijn uitkeringen die we niet meer moeten betalen, dat zijn mensen die sociale bijdragen gaan betalen, en dat zal een vliegwiel zetten op onze economie. Bedenk wat we daarmee kunnen doen in Welzijn, in Onderwijs en in weet-ik-welke dromen die hier vandaag nog allemaal zijn uitgesproken.
Om dat doel te halen, daar heb ik heel veel voor over. Twee liefdesverklaringen. Ik heb er echt veel voor over. Eén liefdesverklaring, collega Gennez, is aan u. Ik zou heel graag met VDAB doen wat u en uw voorzitter Rousseau met sp.a hebben gedaan, namelijk een serieuze elektroshock geven en het ABVV uit het bestuur schoppen. Collega’s, het ABVV heeft vorige week nog de ‘zure prijs’ uitgereikt aan VDAB omdat VDAB och god durft jobs voor te stellen aan mensen in een SWT-statuut (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag). Eigenlijk zegt het ABVV dat er in die mensen niets zit, die tellen niet meer mee, doe daar niets meer mee. Wel, het ABVV hoort niet meer in de raad van bestuur van VDAB thuis.
Meer nog, collega Gennez, ik vind dat u zinvol tussenkomt in de commissie, al heel de legislatuur trouwens. U hebt het erover dat VDAB korter op de bal moet spelen inzake sanctioneren, dat VDAB soms straffer mag sanctioneren, dat we voor een werkzoekende snel moeten bemiddelen. Wel, u zegt ook dat we meer op het actieve zoekgedrag van werkzoekenden moeten controleren. Ik reik u de hand om samen maatregelen uit te werken, uit te schrijven, om dat op zeer korte termijn hier in het parlement te bekrachtigen.
Een elektroshock voor VDAB, die uitstekend geleid wordt, maar qua governance toch wel wat mankementen heeft, en we gaan die er samen uit krijgen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Uw uitgestoken hand voor de elektroshock aan VDAB neem ik graag aan. Er is inderdaad een probleem van aansturing. We moeten inderdaad veel korter op de bal spelen, minister. We hebben nood aan meer transparantie in de data om niet keer op keer dat soort futiele discussies te moeten voeren over hoe vaak er nu geschorst is. De opdracht van de Vlaamse Regering, van de Vlaamse minister van Werk, van VDAB is: jobmatching doen. Werklozen, langdurig werkzoekenden, van wie de overgrote meerderheid – gelukkig maar – wil werken, toeleiden naar de 75.000 vacatures op onze arbeidsmarkt, dat is de opdracht. Hoe dat georganiseerd wordt, is voor ons van ondergeschikt belang, als de kat maar muizen vangt, collega Ronse.
Die liefdesverklaring en die schop naar de sociale partners vind ik een beetje voorbarig, dat vind ik een beetje goedkoop. Laten we alle stakeholders mee in het bad trekken. Laten we inderdaad kijken naar ons activeringsbeleid. Als ons sanctioneringsbeleid hervormd moet worden, ben ik bereid om daar mee naar te kijken. Eerst en vooral – en dat heb ik ook al vaak gezegd in de commissie – is het aan de regering om flankerend beleid te voeren. Werk alle drempels naar een job weg. Geef taalopleidingen. Zorg dat er een sterk en flexibel openbaar vervoer is. Creëer betaalbare en flexibele kinderopvang. Dat zijn de drempels die veel niet-actieven van de arbeidsmarkt houden. Laten we daarin investeren, daarop inzetten, en u zult, zelfs vanuit de oppositie, in Vooruit een zeer, zeer sterke en geëngageerde bondgenoot vinden.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Gennez, nog nooit heeft er iemand tegen mij gezegd: de liefdesverklaring was goedkoop, maar ik ben er toch op ingegaan.
Uw uitgestoken hand heb ik aangenomen, en we zien wel wat voor moois er dan nog kan bloeien.
Dank u wel. Ik zie dat toch als een acceptatie.
Maar er volgt een tweede liefdesverklaring. Collega Vande Reyde, u – en uw fractie – zegt mij wekelijks dat ik in de plenaire altijd eerst begin over federale thema’s. Wat doet u, collega Vande Reyde? Uw tussenkomst starten met te zeggen dat we de werkloosheidsuitkering in de tijd moeten beperken. Wel, collega’s, ik vind dat fantastisch, en het Vivaldi-regeerakkoord voorziet asymmetrisch beleid. Dat is een heel moeilijke term om eigenlijk te zeggen: we halen de strop weg van VDAB. We gaan ervoor zorgen dat Vlaanderen een aantal eisen kan stellen, zodat VDAB zelfstandig kan beslissen hoe hij werkt en dat hij zelf kan beslissen wat hij mag verwachten van een werkzoekende, dat VDAB zelf mag beslissen op welk type jobs een werkzoekende moet ingaan. Maar vooral ook: in dit Vlaams Parlement is er een meerderheid die wil dat stempelen in de tijd beperkt is, en dat dat kan.
Collega Vande Reyde, het mag al vanavond, of morgen, liefst niet later dan volgende week, maar ik zou zeer graag met u en met collega Bothuyne en mezelf of een andere persoon een resolutie maken waarin we de vragen die we eerder al stelden aan Vivaldi, aan de regering De Croo, hernemen en waar we eraan toevoegen dat we willen dat in Vlaanderen de werkloosheidsuitkering in de tijd kan worden beperkt.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Ik zie uw hand omhoog gaan, ik vermoed dat u nu al wilt stemmen voor die resolutie. Wat mij betreft kan dat. Ik weet niet hoe snel dat kan gaan, voorzitter, maar ik reken daar alleszins op. Plus est en vous!
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega Ronse, hoe meer liefdesverklaringen u uitstuurt naar mensen, hoe minder betekenisvol ze natuurlijk per definitie worden. Ik begrijp dus de koele ontvangst van collega Gennez wel enigszins. Toch bedankt voor uw kleine ode aan mijn adres, en u weet dat de gevoelens volledig wederzijds zijn.
Maar ik wil u toch even corrigeren. Ik vind niet dat u moet zwijgen over federale thema’s of Europese thema’s, of Chinese thema’s, dat maakt mij niet uit. Ik vind wel dat het niet uitmaakt waar die bevoegdheden op dit moment zitten, maar dat iedereen, iedereen, van de Federale Regering en Vlaamse Regering, moet doen wat hij kan om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen. Ik zou daar een heel positieve noot willen aan toevoegen, want we hebben eigenlijk veel negatieve elementen belicht. Het verbaast mij dat het nog niet aan bod gekomen is, maar de Vlaamse Regering heeft wel iets fantastisch gedaan om mensen aan het werk te krijgen, en juist in de doelgroep waar dat vaak het moeilijkst is: de mensen met de laagste lonen. Voor hen heeft de Vlaamse Regering nu de jobbonus ingevoerd. Ik zag dat minister Brouns vandaag ook heeft gecommuniceerd dat al meer dan een half miljoen mensen een aanvraag hebben ingediend voor die jobbonus. Die geeft een belastingvoordeel, of liever een extra premie tot 600 euro per werkende.
Collega’s, iedereen moet doen wat hij kan: VDAB op het vlak van activering, daar hebben we het al over gehad, het federale niveau op het vlak van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Dat moeten we doen en ik hoop op de steun van de linkse collega’s. Als iedereen zijn taak doet dan denk ik we de activiteitsgraad in ons land grondig kunnen verhogen. Bedankt, collega Ronse, om de uitgestoken hand aan te nemen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik heb een korte vraag voor de heer Vande Reyde, want ik vond het een heel interessant betoog, onder meer over de jobbonus. U weet dat wij de jobbonus ook steunen. Maar de bedoeling was dat dat activerend zou werken, om de mensen die momenteel niet aan het werk zijn toch de stap te laten zetten naar werk. Hebt u ondertussen al cijfers, heeft dat echt die activerende impact bereikt? Ik vind het heel goed dat iedereen met een laag inkomen daar ook recht op heeft, maar kunt u mij cijfers geven die aantonen dat het echt activerend heeft gewerkt? Dat was eigenlijk het doel waarvoor we die jobbonus in het leven hebben geroepen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega, de jobbonus is nu pas aangevraagd, dus als u een grondige analyse wilt, dan neem ik aan dat die zeker gemaakt zal worden.
Ik kan u wel cijfers en uitgebreide studies geven – gigabytes vol, maar dan niet van de servers van mijn eigen stad – die tonen dat de werkloosheidsval, het verschil tussen al dan niet werken, een primaire reden is voor waarom mensen niet aan de slag gaan of nog aarzelen om een betrekking aan te gaan. Die werkloosheidsval verkleinen, dat is net wat die jobbonus doet. Als mensen meer overhouden door te gaan werken – en relatief werkt die jobbonus net op die lonen waar het effect het hardste speelt –, krijg je automatisch het effect dat werken interessanter wordt, meer loont, en thuisblijven niet. Dat is wat deze jobbonus beoogt. Ik ben er zeker van dat we daar over enige tijd een analyse van te zien zullen krijgen.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega, u bent de eerste liberaal die ik ken die het moeilijk heeft met iemand die meerdere liefdesverklaringen uit, maar tot daar, collega Vande Reyde. (Gelach)
U begon uw tussenkomst met: “Het is hier een begrotingsdebat, een ernstig debat waar het gaat over de middelen die we hier in Vlaanderen kunnen aanwenden op Welzijn, op Onderwijs, allerlei maatschappelijke noden.” En u begon uw tussenkomst eigenlijk fenomenaal. U zei dat de werkloosheidsuitkering in de tijd beperkt moet worden, omdat dat meer mensen aan het werk zal krijgen en ervoor zal zorgen dat we minstens over meer onrechtstreekse inkomsten zullen beschikken om aan beleid te doen. Uw collega, Gwendolyn Rutten, die ongetwijfeld heel geboeid naar deze zitting aan het kijken is, zei me persoonlijk: “Plus est en nous. We moeten dit nu doen.” Wel, u hebt hier een meerderheid om vanuit het Vlaams Parlement de formele vraag te stellen – en ik kan u bevestigen dat de minister daar echt op aan het wachten is –, via een motie of resolutie aan de regering-De Croo, om minstens hier in Vlaanderen de autonomie te kunnen krijgen om via een asymmetrisch beleid de werkloosheidsuitkering in de tijd te beperken. Mijn simpele vraag aan u is: gaat u daarin mee, ja of nee?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega Ronse, heel kort: u mag mij die vraag formeel stellen, u mag mij die vraag informeel stellen, heel de dag lang, ik zal er altijd volmondig ‘ja’ op antwoorden. Ik wil dat die werkloosheidsuitkering beperkt wordt in de tijd, mijn partij wil dat al decennialang. Dat is zo klaar als een klontje. Ik hoor nu ook dat andere partijen dat willen. Ik zeg u: wij moeten daar verder mee aan de slag. Ik weet dat u dat steunt, maar ik hoop dat ook andere partijen ons daarin gaan helpen.
Ik zal helemaal afsluiten. U hebt gezegd dat ik blij zou zijn dat de activiteitsgraad kan verhogen, omdat we in Vlaanderen dan meer middelen zouden kunnen krijgen. Dat is niet helemaal waar. Ik wil dat die verhoogt, zodat mensen meer middelen krijgen, zodat mensen eigenwaarde vinden in het werk dat ze doen en niet eeuwig hoeven vast te hangen aan een werkloosheidsuitkering.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Vande Reyde, u hebt van mij een ontzettend gelukkig man gemaakt, want ik vertaal die ‘ja’ in een meerderheidsmotie – want die komt er meestal na zo’n begrotingsdebat –, waarin we minstens de steun geven aan de minister en de Vlaamse Regering om vanuit het Vlaams Parlement aan de regering-De Croo te vragen om de werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd. Mijn vraag aan u, minister, is: bent u nu ook gelukkig.
Minister Brouns heeft het woord.
Ja, ik ben heel gelukkig.
Ik wil starten met twee positieve berichten. Ik heb vastgesteld dat er een match is tussen collega Gennez en collega Ronse. Dat is al iets minder werk voor VDAB op dat vlak.
Twee, de werkloosheidsgraad en de werkzaamheidsgraad zijn zeer goed. De werkloosheidsgraad staat historisch laag, maar uiteraard is elke werkzoekende er bij wijze van spreken een te veel, in de zin dat we ook voor hem of haar maximale inspanningen willen leveren om die toe te leiden naar een job.
De werkzaamheidsgraad gaat richting 77 procent. We kennen de magische grens van 80 procent om ons welvaartsmodel in stand te houden.
Zijn we er? Neen, we zijn er nog niet. We zijn er nog niet. Werken moet meer lonen. Dat is hier heel vaak gezegd, en ik herhaal het heel graag. Het verschil tussen werken en niet werken moet in dit land groter. We hebben daar hervormingen voor nodig op het juiste niveau, absoluut. Het federaal niveau heeft een plan klaar. Dat moet worden gesteund, dat moet worden gestemd. Ook op het vlak van de arbeidsmarkt. Het federaal niveau moet daarvoor de nodige inspanningen doen, moet ons meer handvaten geven om een sterker Vlaams arbeidsmarktbeleid te voeren. Dat is absoluut waar. Ik voel daar heel veel steun voor in dit halfrond, waarvoor dank.
Collega’s, als we dan vandaag kijken naar die structurele uitdagingen op de Vlaamse arbeidsmarkt … Meer mensen stromen uit dan dat er instromen. Een verhouding van 100 op 80. Op jaarbasis zitten we met 400.000 vacatures. 400.000, en we hebben maar 180.000 werkzoekenden. Maar 180.000 werkzoekende, maar daar zal VDAB aanklampender dan ooit mee aan de slag gaan. We hebben 700.000 niet-actieven.
Ik was gisteren op bezoek bij VDAB, en ik heb goed geluisterd naar de bemiddelaars, heel goed geluisterd. Wat zeggen die bemiddelaars? Ze doen er elke dag alles aan om mensen toe te leiden, maar als op een bepaald ogenblik blijkt dat geen enkele arbeidsmarktactiviteit nog mogelijk is voor die mensen die ze willen toeleiden naar een job, dan is het werkloosheidsstatuut niet het juiste statuut voor die mensen. Dat moet durven gezegd worden. Het zijn de mensen van VDAB zelf die dat vragen. Het zijn de mensen van VDAB zelf die dat voorstellen. Zonder die mensen los te laten, collega’s.
We hebben daar door de band genomen twee groepen. Zij die ‘pijn hebben aan hun goesting’, en zij die om de een of andere reden in hun leven op dat ogenblik niet kunnen toegeleid worden naar werk. Maar we moeten op het punt komen dat de werkloosheidsuitkering niet het juiste statuut is waar die mensen zich in kunnen bevinden op dat ogenblik. VDAB heeft alles gedaan: opleiding, begeleiding, ondersteuning. Ze zijn uitbemiddeld. Dan moeten we durven te zeggen: voor u is op dit ogenblik een ander statuut meer en beter aangewezen.
Wat het sanctiebeleid betreft, wat de transparantie betreft, is VDAB een zeer transparante organisatie, die er vandaag in slaagt, collega Gennez, om 53 procent van diegenen die op zoek zijn naar werk, toe te leiden naar werk. Daar zitten we in het koppeloton in Europa.
Maar waar ligt de grote uitdaging? De grote uitdaging ligt bij de activering van de niet-actieven of de andersactieven in Vlaanderen. Dat zijn 700.000 mensen. Er is verwezen naar de langdurig zieken. Er is verwezen, collega Malfroot, naar vrouwen met een migratieachtergrond, een typische groep voor wie we een extra inspanning moeten doen om hen te activeren. Dat klopt. Wat kunnen we doen? We kunnen die mensen opleiden richting kinderbegeleiders. Dat is een dubbel antwoord op uw vraag. Dat doen we vandaag met specifieke programma’s om ook die groep meer dan vandaag te kunnen activeren.
Daar ligt voor mij een hele grote kans op het lokale niveau. Het lokaal bestuur, als netwerkorganisatie met haar partners, heeft een veel beter zicht op de groep mensen die vandaag niet actief zijn, om die in samenwerking met VDAB toe te leiden richting werk. We hebben het vanochtend gehad over de leefloners, ook zo’n groep. Ik denk dat daar de samenwerking tussen VDAB en de lokale besturen beter en sterker kan, om ook die groep meer kansen te geven op de arbeidsmarkt. Dat gaan we ook doen in 2023, met een werkgelegenheidsconferentie die heel sterk inzet op dat lokaal partnerschap, om met partners aan de slag te gaan, om ook de niet-actieven meer dan ooit te activeren, en te verleiden richting die vele vacatures. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
Omgeving
Dames en heren, we gaan nu over tot het thema Omgeving.
De heer Aerts heeft het woord.
Collega’s, ministers, het is koud buiten. Maar bij te veel Vlaamse gezinnen is het ook koud binnen. De kloof tussen arm en rijk wordt door deze energiecrisis alleen maar groter. Want wie kon investeren in een goed geïsoleerde woning, die voelt die hogere energieprijzen veel minder. Maar de Vlaamse woningen, globaal, horen wel tot de slechtst geïsoleerde woningen van Europa. Dus de lat ligt hoog, de uitdaging is groot: jaarlijks 100.000 woningen renoveren tot energielabel A. Vandaag worden er maar 30.000 woningen per jaar gerenoveerd, maar niet tot label A. Tot label A worden maar 2700 woningen gerenoveerd.
Het afgelopen jaar werden dan wel Mijn VerbouwPremie en Mijn VerbouwLening ingevoerd. Dat is een goede stap. Maar kijk naar die kloof tussen ambitie en werkelijkheid en dan weet je dat dit maar een muizenstapje is.
Veel mensen zullen opnieuw uit de boot vallen. Want wie bang is en zit te wachten op de eindafrekening van zijn energiefactuur, zal het niet aandurven om de stap te zetten om te renoveren, als hij al eigenaar is. Studies geven het aan: meer van hetzelfde doen, helpt niet.
Voor hernieuwbare energie klopt u zichzelf op de borst met cijfers om de goede explosie van hernieuwbare energie in de verf te zetten. Collega Vandaele heeft dat deze ochtend ook gedaan. Maar wat is de realiteit? Amper 9 procent, dat is het aandeel hernieuwbare energie in onze Vlaamse totale energievraag. 9 procent hernieuwbare energie in onze energievraag, daarmee zijn we de slechtste leerling van de Europese klas.
En om dat aandeel te vergroten, moeten we twee dingen doen: energie besparen, de energievraag naar beneden halen, en de productie van hernieuwbare energie naar omhoog brengen. Maar wat zien we dan? In Vlaanderen is nog geen 8 procent van de goed gelegen daken vol gelegd met zonnepanelen. En ja, er is op dit moment een rush bezig, maar dat is niet dánkzij het Vlaamse beleid, maar ondánks het Vlaamse beleid. En exemplarisch daarin is dat de Vlaamse Regering nu nog altijd niet weet op welke van haar eigen gebouwen ze vandaag zonnepanelen kan leggen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik zou ook een vraag willen stellen aan collega Aerts over hernieuwbare energie. Deze Vlaamse Regering doet enorm haar best. Maar als u moet kiezen tussen minister A, die er de afgelopen periode in is geslaagd om 600 megawatt aan windturbines te vergunnen en 400 megawatt effectief te plaatsen en minister B, die 0 megawatt heeft vergund en tot nu toe 0 megawatt windenergie op zee heeft gezet, voor welke minister kiest u dan? (Opmerkingen van Chris Steenwegen)
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega Steenwegen, u kunt ook uw vinger opsteken en dan uw vraag stellen.
Collega Aerts, een aantal van uw uitspraken verwonderen mij toch wel. U doet alsof het energie-efficiëntiebeleid fout is: 2700 ten overstaan van 100.000 woningen enzovoort, label A en label B. Maar wat is úw plan? En ik zou dan ook graag hebben dat u erbij vertelt hoe u aan 100.000 woningen per jaar geraakt en wat dat zal kosten. Hoe zult u het aanpakken?
Ten tweede, u zegt dat we niet goed bezig zijn op het vlak van hernieuwbare energie. Goh, qua zonne-energie per duizend inwoners staan we op nummer drie in heel Europa, voor windenergie staan we op nummer vier. Ik weet dus niet of we zo slecht bezig zijn. Als ik de cijfers vergelijk met Brussel en Wallonië, hinken zij heel erg achterop. Zelfs als het gaat over CO2-uitstoot voor de niet-ETS, kan ik enkel maar vaststellen dat het klopt dat België zijn doelstellingen heeft behaald, dankzij de overschotten van Vlaanderen, terwijl Brussel en Wallonië een tekort hadden.
Ik heb het u al verschillende keren gezegd: stop met dat betuttelende en belerende vingertje alsof we slecht bezig zouden zijn. Zijn wij slecht bezig? Nee, wij zijn niet slecht bezig. Kunnen we beter? Ja, we kunnen beter. Maar hier zo het idee geven dat we nog veertig keer meer moeten versnellen ... Hoeveel zou dat kosten? Wie zal dat betalen? Hoe zult u dat aanpakken? Dat verhaal hoor ik nooit.
Hernieuwbare energie? Wel, plaats dan nog zeshonderd windmolens bij. Maar ontwaar nu eens mee dat de mensen het niet altijd willen. Je moet ook moet kunnen aanvaarden dat mensen dat niet altijd willen. Want soms vinden ze dat het te dicht staat, enzovoort. Ja, slechts 8 procent van de beschikbare daken hebben zonnepanelen. Wat ga je doen? Ga je de zonnepanelen misschien door de strot duwen? En wat doe je dan als er geen zon is, als er geen wind is?
Wel, misschien moet je weer meer investeren in nucleaire energie. Maar daar spreekt u zich ook niet over uit. Dus stop met altijd dat belerende vingertje boven te halen. Doe gewoon waar we goed in zijn. Waar zijn we goed in? In energie-efficiëntie. Kunnen we beter? Ja, maar we zetten hele stappen vooruit. Kunnen we beter op het vlak van hernieuwbare energie? Ja, maar we zetten inderdaad stappen vooruit. En ten derde, misschien kunnen we inderdaad over de landsgrenzen heen gaan kijken wat we in onze eigen regio nog kunnen doen rond stabiele energieproductie.
De heer Aerts heeft het woord.
Allereerst was er de vraag van minister Demir. Om te beginnen, windmolens op land of windmolens op zee, qua complexiteit scheelt dat al. Daar zit al een gigantische kloof tussen. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Daarenboven heb ik ook bij u opgevraagd hoeveel vergunningen u geweigerd hebt – unaniem positief geadviseerde vergunningen, door alle betrokken experten positief geadviseerd, en toch geweigerd. Dat was heel wat: een op de drie werd gewoon unaniem van tafel geveegd. Dat vind ik heel wat. Dat vind ik een fnuiken van de windenergie. En ja, die windenergie, die sector is volop aan de gang op het land. Die is volop aan de gang. Maar dat maakt dat u daar gemakkelijk kunt zeggen dat u veel gerealiseerd hebt. Nee, er waren gewoon heel veel vragen, maar u hebt niet meer vergund.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega Aerts, u doet hier alsof we hier weer zo’n spelletje spelen: één en twee mogen, drie mag niet, vier en vijf mogen, zes mag niet. Er zal wel een reden zijn waarom het werd geweigerd. Dat is niet zomaar van ‘ping’, of ‘ik heb vandaag slechte koffie gedronken’. Neen, er zal wel een juridische reden zijn waarom het niet kan. Hou daar ook rekening mee als je zulke uitspraken doet.
Minister Demir heeft het woord.
Misschien ter correctie, want ik houd niet van halve waarheden. Dus als u zegt dat ik sommige dossiers die positief, gunstig geadviseerd werden niet heb vergund, dan zijn er ook negatief geadviseerde dossiers die we wél hebben vergund. Ik vind wel, mijnheer Aarts, dat als u het ene zegt u het ander ook moet zeggen. We hebben dat ook gedaan, zeker in het begin, met de hele grote megastallen, omdat we wisten dat die hele problematiek rond stikstof op ons afkwam. Daar ben ik, ondanks alle gunstige, positieve adviezen die werden verleend, ook niet op ingegaan. Dus sta mij wel toe dat wij op het kabinet nog altijd alles twee keer checken, ondanks de positieve adviezen. Je moet een positief advies niet altijd volgen, je moet wel de wetgeving altijd volgen.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, nu maakt u toch een rare vergelijking, vind ik. U zegt dat jullie, ondanks positieve adviezen, megastallen hebben geweigerd, omdat u vindt dat die megastallen geen plaats hebben in Vlaanderen, en daar kan ik u in volgen. Maar wat is dan uw redenering? Om ondanks positieve adviezen windmolens te weigeren, ook omdat u vindt dat die windmolens geen plaats hebben daar waar ze aangevraagd worden? Want dat is dan dezelfde redenering. Dat zou mij dan heel sterk verwonderen. Maar dat is wel degelijk wat er vandaag gebeurt: ongeacht de adviezen die u krijgt, of ze nu negatief of positief zijn, u gaat gewoon uw eigen weg. U houdt daar gewoon geen rekening mee, en u houdt een stuk van de ontwikkeling op die manier tegen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dat is nu toch wel echt van de pot gerukt. Alsof het politiek beleid iets is van ‘goh, ik ben goed opgestaan of ik ben slecht opgestaan’. Het is omdat het onderbouwd is, en omdat er bepaalde redenen zijn. En er kunnen veel positieve adviezen zijn, maar er zal toch nog wel ergens een probleem in zitten, ofwel juridisch, ofwel vanwege het draagvlak. En draagvlak is ook een belangrijke reden, collega Steenwegen. U kunt zeggen dat u alle adviezen positief gekregen hebt, maar toch is er geen draagvlak in die omgeving. Dan vind ik dat ook een belangrijk advies. Kunt u het anders bewijzen?
De heer Steenwegen heeft het woord.
Collega Gryffroy, wij pleiten al jaren om de lusten en de lasten voor windenergieturbines te delen – niet de lusten bij één persoon die een concessie verleent, en de lasten bij de rest van de inwoners. Nee, laat de inwoners deelnemen en participeren en ook de lusten meenemen. U weet zeer goed dat, daar waar dat gebeurt en waar dat allemaal vooraf goed overlegd is, dat daar de weerstand veel lager is. Maar kom niet af met het feit dat er geen draagvlak is. Als we als politiek alleen dingen kunnen doen als er voldoende draagvlak is, dus achteroplopen op de publieke opinie, dan gaan we niet geraken waar we moeten zijn.
Minister Demir heeft het woord.
ik zou toch wel een correctie willen inbrengen. Het gaat hier niet over een lottospel als wij zaken weigeren. Als het gaat over windturbines, collega’s, dan zijn daar meestal of zo goed als altijd gegronde redenen voor. Dat kan geluid zijn, dat kan natuur zijn, dat kan de Vogelrichtlijn zijn. Want soms denk ik ook dat dit een heel goed dossier is. Vaak is dat in de haven of aan een kanaal of noem maar op. Dan zit ik ook samen met de burgemeesters, en die burgemeesters zeggen mij dan dat dat toch een topligging is. Hier zouden ze toch wel die windturbines moeten zetten? Maar ik zit dan vast met de Vogelrichtlijn. Dan kan ik niet anders, collega's van Groen, dan inderdaad die dossiers te weigeren. Of jullie dat leuk vinden of niet, dat is nu eenmaal de wetgeving die we hier in Vlaanderen hebben. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
De heer Aerts heeft het woord.
Als de vogelrichtlijn wordt geschonden, dan ga ik ervan uit dat er niet unaniem positief wordt geadviseerd. Laat ons daarvan uitgaan.
U zei daarnet dat we moeten erkennen dat er ook dossiers zijn met negatieve adviezen, die toch vergund werden. Dat klopt. Maar tel die twee bij elkaar en u doet nog altijd netto verlies. Het grootste probleem is dat de windturbinesector met de handen in het haar zit, omdat ze het gevoel hebben dat er geen stabiel investeringsklimaat meer is. Dat is jaren werk, net omwille van die lange procedures. En op het einde van de rit zit er iemand die ‘zo, zo, zo’ doet. En men kan niet meer afgaan op gemeentelijke of provinciale windplannen. Dat is het probleem. (Opmerkingen van Chris Steenwegen)
Minister Demir heeft het woord.
Ik aanvaard deze beschuldigingen niet. Ik zou graag willen dat u, mijnheer Aerts, mij een dossier geeft waarvan u zegt dat ik de wetgeving niet heb nageleefd. Ik zou het wel eens willen zien. Het gebeurt inderdaad soms dat de administraties bepaalde zaken of bepaalde regelgeving niet hebben gezien. Maar als een parlementslid van Groen zegt dat ik het niet correct doe, dan wil ik graag een dossier zien waarvan u zegt dat de minister de wetgeving niet heeft nageleefd. Kom maar af met die dossiers, we zullen daar een reden voor geven. Want ik aanvaard dit niet.
Als het gaat over vergunnen – of het nu vergunningen zijn van golf in Knokke of windturbines of landbouw of industrie of wat dan ook – dan probeer ik altijd zeer integer te zijn. Ik probeer altijd de wetgeving te volgen. Maar ik weet dat windenergie jullie business is en dat jullie willen dat dat overal komt. Maar helaas, collega’s van Groen, er bestaan bepaalde gebieden waar dat niet kan.
Ik heb destijds heel veel kritiek gehad, bijvoorbeeld over de site van Mol die bestemd is voor een nieuwe kerncentrale. Ik heb gezegd dat we daar geen windmolens gingen zetten. Als u zegt, mijnheer Aerts, dat ik dat doe naargelang mijn goesting, dan heb ik graag dat u zegt in welk dossier dat is gebeurd, dan ga ik eens kijken wat daar aan de hand is, want wij doen dat niet. Ik vind dat een zware beschuldiging die u hier uit. (Applaus bij de N-VA)
De heer Aerts heeft het woord.
U verwijst zelf naar het dossier in Mol. Het studiecentrum voor kernenergie had het zelf aangevraagd, in plaats van een kerncentrale. Zij waren de vragende partij. Dat stond hun plannen niet in de weg. Er konden gerust op dat terrein windturbines staan. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Minister Demir heeft het woord.
Die beschuldiging van u en van Groen heeft toen ook in de krant gestaan. U moet eens lezen wat de raad daarover heeft gezegd. Men is toen naar de raad gegaan en de raad heeft gezegd dat de minister gelijk had met de weigering. Dus, collega’s van Groen, stop daarmee. Stop ermee om mij te beschuldigen van dingen die niet kloppen. Kijk wat de raad in dat heel concrete dossier heeft gezegd.
We hebben in Mol inderdaad windturbines geweigerd, omdat er gronden waren om te weigeren. En men vond dat niet leuk, men is naar de raad gegaan. De raad heeft gezegd dat de minister dit dossier correct heeft geweigerd. (Applaus bij de N-VA)
De heer Aerts heeft het woord.
Ik heb niet het gevoel dat we het eens zullen raken over windenergie. Ik ga het over het volgende thema, namelijk energiegemeenschappen, hebben. Die kunnen vanaf 1 januari 2023 van start gaan, maar slechts enkele projecten zullen ook van start gaan omdat er nog heel veel drempels zijn. Begeleiding en ontzorging zijn cruciaal, maar ontbreken vandaag. Ondertussen is er in Brussel al maandenlang met succes een facilitator aan de slag. Daar schieten de energiegemeenschappen als paddenstoelen uit de grond. Het voordeel is er zo groot, dat de energiedelers kunnen profiteren van tarieven die onder het sociaal tarief liggen. We zouden daarmee heel veel Vlamingen kunnen helpen. We hebben in de commissie een schitterend voorbeeld gekregen van een appartementsgebouw, waar we vandaag in Vlaanderen niet aan toe zijn.
Vlaanderen is veerkrachtig genoeg om samen de energiecrisis aan te pakken, maar dan moeten we een Vlaamse Regering hebben die er samen wil voor gaan.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik was toevallig op diezelfde commissie aanwezig.
De prijs die gehanteerd werd in Brussel, in het voorstel van dit appartementsgebouw in Anderlecht, lag niet onder maar net boven het sociaal tarief. Die man haalde zelfs aan dat, hoewel het sociaal tarief iets beter was dan wat zij uit de vereniging van mede-eigenaars konden verkopen, er toch mensen de opstap maakten. U moet de zaken niet omdraaien.
Ten tweede, in Brussel, de hoofdstad van Vlaanderen, heeft de regulator BRUGEL toegestaan dat de distributie- en transportkosten niet moesten worden doorgerekend vanuit de vereniging van mede-eigenaars, die elektriciteit verkoopt aan de eigenaars. Dat is een beslissing van de regulator. Deze vraag werd inderdaad ook ingediend bij onze regulator. U kent onze regulator: dat is de eend waarop je water giet, hij schudt een keer en dat water loopt er weer af. We zullen zien wat hun antwoord is. Maar dat is geen beslissing die wij als Vlaams Parlement kunnen nemen. Mochten wij dat als Vlaams Parlement doen, dan ben ik er 100 procent zeker van … Zoals we dat indertijd hebben gedaan met de terugdraaiende teller, dan zullen ze ons zeggen: “Beste parlementsleden, u hebt ingebroken in onze bevoegdheid. Dit mag niet! Wij gaan naar de rechtbank.” Dat risico nemen we dus niet. We hebben de vraag gesteld. We hebben ook aan de federale minister van Energie gevraagd: “Wat met het sociaal tarief? Wat als ik een VME heb en ik wil elektriciteit kunnen verkopen, en er is iemand met een sociaal tarief?” Daar hebben we tot op heden geen antwoord op gekregen. Er zijn daarover verschillende brieven vertrokken. In Brussel heeft men dat anders opgelost.
Collega Gryffroy, u bent ook niet ingeschreven als spreker.
Ik reageer op het energiedelen.
Dat zeg ik al de hele dag.
Al heel de dag? Ja, dat kan zijn. Als u mij laat uitspreken …
Mogen we nu verkopen aan mensen met een sociaal tarief of niet? Daar moet het federale niveau een antwoord op geven. We hebben daar nog geen antwoord op gekregen.
Bovendien hebt u op mijn vraag naar de energie-efficiëntie niet geantwoord.
De heer Aerts heeft het woord.
Over dit project waren de verschillen in de commissie zeer klein. Het ging over het sociaal tarief. In Saint-Gilles was het twee derde. In de Otterbeeksite, het enige proefproject dat er op dit moment loopt, is het ook onder het sociaal tarief. De mensen daar doen winst door te delen.
Men heeft anderhalf jaar gezegd dat het kader er is en dat men als eerste klaar was. Nu blijkt heel duidelijk dat de uitwerking niet klaar is, want het is niet gevolgd. We hebben daar hoorzittingen over gevraagd. Die hebben deze week plaatsgevonden, omdat het telkens werd uitgesteld. Men was nog niet klaar, het moest nog worden ingekanteld. De uitrol van de digitale meters was ook vertraagd. Dat hielp ons ook al niet. Maar het kader is niet klaar. Allee, het kader is klaar, maar de uitwerking niet. Dat is een probleem. Daar is te weinig op ingezet. Ik zie dat er in Brussel veel meer op wordt gefaciliteerd.
Ik begin nu aan het volgende thema. Dat is ongetwijfeld ook boeiend.
De klok staat op nul. Blijkbaar hebben jullie de tijd laten doorlopen.
U hebt nog een halve minuut, zeggen ze hier achter mij.
Nog een halve minuut? Ik heb de hele tijd geantwoord op vragen.
De klok stond stil. U werd wel regelmatig onderbroken. Laten we daar eerlijk over zijn.
Ook op het vlak van klimaat zitten we helemaal niet op schema. Dat zien we in de Klimaatcommissie, dat horen we van de sprekers, dat zien we in de cijfers. En wat hebben we daar nog te horen gekregen? Dat terwijl de Vlaamse steden pioniers zijn wat betreft klimaatbeleid in Europa, de Vlaamse Regering daar gekend staat als de remmende factor, als de rem op Europese ambities qua CO2-reductie, de rem op het niet-uitstappen uit een handvestverdrag dat de fossiele industrie beschermt. Dat zeggen ook de VN-klimaatwetenschappers.
Vandaag is er alweer een nieuw dossier waarop de rem wordt gezet. Dit weekend vindt een Europese top plaats over de Europese klimaatplannen. Wie gaat daar aan tafel zitten? De Europese Commissie, het Europees Parlement, de lidstaten. Ik zou graag zeggen ‘alle lidstaten’, maar neen, er is er een niet bij: België kan niet deelnemen door de blokkering door deze Vlaamse minister. Opnieuw blokkeert u hier alle onderhandelingsmarge om verder te gaan en om werk te maken van de klimaatplannen. U wilt zelfs niet aan tafel zitten. Wij zijn het niet eens met alles wat op tafel ligt. Dat zou bijzonder vreemd zijn. Maar het feit dat u niet eens aan tafel gaat zitten om daar werk van te maken en om te onderhandelen over die mogelijkheden, dat vinden wij zeer problematisch. Daardoor missen we kansen voor onze inwoners en voor onze bedrijven. Dat is zeer pijnlijk. (Applaus bij Groen)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik kom graag tussen over energie. We weten het allemaal: energie besparen is op dit moment bijzonder belangrijk, belangrijker dan ooit. De energiecrisis is in die zin ook een momentum, omdat heel veel mensen, soms pijnlijk, bewust zijn geworden van hun energieverbruik. We moeten dat structureel laten dalen en hen daarbij helpen. Deze begroting maakt daar middelen en mensen voor vrij, waarvoor dank. Het beleid met de renteloze leningen, verhoogde en inkomensgerelateerde premies via Mijn VerbouwLening en ontzorging en begeleiding via de energiehuizen, dat werkt, dat slaat aan. Duizenden aanvragen stromen binnen. Ondertussen vormen er zich ook al wachtrijen. U grijpt daar ook in, dat is goed, met extra middelen om bijvoorbeeld freelancers aan te werven bij de energiehuizen, zodat mensen effectief begeleid kunnen worden. Maar wellicht is meer nodig en nuttig. Wie mee wil investeren in de energietransitie, mag zeker niet worden tegengehouden en moet worden geholpen.
Als het gaat over investeringen, is zekerheid natuurlijk cruciaal. Minister, ik denk dat er op dat punt nog een aantal zaken beter kunnen. Ik heb een paar voorbeelden. Ik begin met eentje waar ik u al vaak over heb gesproken, namelijk de zonnepanelenpremie, maximum 1500 euro dit jaar, de helft volgend jaar. Het is een keuze die we twee of drie jaar geleden hebben gemaakt, nog voor de energiecrisis zich aandiende. Voor tienduizenden mensen zal die echter dit jaar de facto al worden gehalveerd. Door de wachtlijsten bij installateurs, het wachten op de te leveren zonnepanelen en vooral omvormers zijn er vertragingen bij de installatie. In vergelijking met waarop men heeft gerekend, zal men dan slechts de helft krijgen van wat men voorzien had. Voor veel mensen met een lager inkomen die ook willen meegaan in deze energietransitie, maken die premies wel degelijk een belangrijk verschil.
Daarnaast is er het probleem van de administratieve afhandeling. We zien nu al dat er bij Fluvius vertragingen zijn van vijf tot zes maanden voor de aanmelding van de nieuwe zonnepanelen. De keuringsdatum is wat u zult hanteren. Die mensen zullen hun premie wel krijgen, maar met zes maanden vertraging. Voor mensen met een laag inkomen die een investering van duizenden euro's doen, is dat wel degelijk significant. Wachten op zo'n premie is nefast voor die groep. Maar ze moeten ook wachten op een nieuw contract, want ze kunnen geen nieuwe terugleververgoedingen vragen voor de stroom die ze op het net zetten zolang de aanmeldingsprocedure bij Fluvius niet is afgehandeld. Dus hier moet een tandje worden bijgestoken, minister. Mijn concrete vraag aan u is of u met Fluvius een oplossing kunt vinden om de wachttijden opnieuw te gaan inkorten.
Een tweede element van zekerheid is bevoorradingszekerheid. Ook daar speelt Vlaanderen een bijzonder belangrijke rol met installaties in bijvoorbeeld de biogassector, biomassa-installaties en grootschalige zonnepanelenprojecten. Daar komen toch wel verontrustende geluiden van investeerders die zekerheid zoeken als ze miljoenen euro's willen investeren in Vlaanderen. Dus ook op dat punt is er werk aan de winkel.
Een derde element van zekerheid gaat over de procedures. Het is daarnet al gegaan over de vergunningen. We kunnen op dat vlak beter. Ik denk bijvoorbeeld aan de werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Voka zei vorige week al denk ik, dat we dat sneller en efficiënter moeten kunnen organiseren. Wat ons betreft, moet een uitspraak bij de raad binnen de zes maanden kunnen gebeuren. Dat moet de doelstelling zijn. Het is aan deze regering om dat mee te helpen organiseren.
Collega’s, over het capaciteitstarief ga ik het vandaag niet hebben, maar het lijkt mij wel belangrijk dat we ook op dat vlak zekerheid gaan creëren. De rechtszaak die hangende is, lijkt ons niet nuttig. U hebt het zelf gezegd in de commissie dat u daar geen verandering van verwacht, ook al krijgt u gelijk. Ik denk dat we verandering kunnen bewerkstelligen door aan de tafel te gaan zitten met de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG), met de sector en met dit parlement om gezamenlijk een evaluatie te maken en een snelle doorstart met een beter tarief te bewerkstelligen.
Zekerheid en sociaal beleid gaan wat ons betreft, hand in hand. Mijn VerbouwPremie is een bijzonder goed systeem: inkomensgerelateerd, snel en efficiënt. Volgens ons kunnen we hier meer premies inkantelen zoals de zonnepanelen. Ook de ondersteuning voor bijvoorbeeld wie aansluit op een warmtenet zou via dit systeem moeten kunnen geregeld worden. Dus geen nieuwe koterij, minister, maar integreren in Mijn VerbouwPremie is een laatste aanbeveling wat ons betreft.
Dat alles, minister, zal ertoe leiden dat we meer hernieuwbare energie in Vlaanderen kunnen bewerkstelligen, de ambities kunnen bijstellen. Dat is de laatste vraag die we u zouden durven te stellen: stel de ambities voor zonne- en windenergie bij, in de hoogte uiteraard. Er zijn mensen die willen investeren. Als wij erin slagen om die investeerders, klein en groot, zekerheid te geven, dan is meer energiebesparing en meer hernieuwbare energie in Vlaanderen zeker mogelijk. U kunt uiteraard op onze fractie rekenen om samen die ambities waar te maken. (Applaus bij cd&v)
Mijnheer Gryffroy, u hebt geen spreektijd hier.
Ik mag toch reageren op iets wat de heer Bothuyne zegt.
Dat mag u zeker, kort en bondig.
Collega Bothuyne, we hebben het er al over gehad in de commissie, maar in verband met het capaciteitstarief, ga ik niet helemaal akkoord met uw visie. Het komt er het eigenlijk de facto op neer dat u zegt: “Laat de rechtszaak vallen. Ga aan tafel zitten en probeer eruit te geraken.”
Ik wil toch aan de mensen hier iets zeggen. Een derde van de gezinnen heeft ondertussen een digitale meter. Als men een digitale meter heeft, denkt men dat men een correcte afrekening zal krijgen op jaarbasis en ook per maand. Neen, Fluvius slaagt er niet in om een correcte maandafrekening te geven, zelfs niet op jaarbasis. Ze gaan u wel een afrekening geven op maandbasis voor de kilowatt; dat lukt hen wel. Ik beschouw dat als ondemocratisch. Mensen met een digitale meter of zonder een digitale meter of met een sociaal tarief: het zijn drie verschillende capaciteitstarieven. Ik vind dat ondemocratisch. Ik vind dat we inderdaad moeten blijven vasthouden aan deze rechtszaak.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Gryffroy, ik deel een groot deel van uw kritiek. Alleen heeft de minister letterlijk in de commissie gezegd dat, ook al wint de Vlaamse Regering de rechtszaak die de minister heeft aangespannen, het niets zal veranderen. Ze is niet van plan om retroactief wijzigingen aan te brengen aan het tarief. Wat mij betreft, gaan we dan beter naar een strategie om samen met de VREG snel en rechtszeker een nieuw tarief uit te werken dat rekening houdt met uw terechte kritiek en ook met andere kritieken die ik zelf heb geformuleerd over bijvoorbeeld het systeem met de rollende kwartierpiek die door de VREG wordt gehanteerd. Ik denk dat we op dat vlak beter en sneller resultaat kunnen boeken voor de Vlaming en voor de energietransitie door weg te gaan van het conflictmodel dan door het conflictmodel aan te houden.
Minister Demir heeft het woord.
Ik zou graag drie zaken willen zeggen. Ik zal eerst beginnen met het capaciteitstarief. Het conflictmodel is niet het model dat wij in werking hebben laten treden. Collega Bothuyne, u weet dat. Ik heb talloze uren doorgebracht met de VREG. We hebben zelfs de UGent gevraagd om goed te analyseren waar het tarief moet worden aangescherpt, waar het moet worden verbeterd. Zeker als we kijken naar de kleine verbruikers, was het systeem gewoon niet rechtvaardig. De VREG wou er nooit naar luisteren.
Het was onze bedoeling om opnieuw naar de tekentafel te gaan en het rechtvaardiger en correcter te maken, maar de VREG heeft er nooit naar willen luisteren. Ze zeiden dat ze het zouden invoeren vanaf 2023. Ik heb ook heel duidelijk gezegd dat het midden in een energiecrisis niet de juiste timing is om dat in te voeren, en zeker niet op de manier hoe het nu is uitgetekend.
De VREG is een onafhankelijke regulator. Ik kon niet anders dan ze te dagvaarden. Het is een instrument dat het parlement in het decreet heeft ingeschreven en ik heb mij gewoon gebaseerd op het decreet om naar het hof van beroep te gaan. Ik heb publiekelijk gezegd maar ook aan de VREG gecommuniceerd dat ik hoopte dat we het konden intrekken zodra we tot een akkoord kunnen komen. Maar ja, de VREG wist het blijkbaar veel beter, en ze vinden dat ze dit moeten doen.
Ik kan u alleen maar meegeven dat men er nog niet klaar voor is. Ook de uitrol van de digitale meter zit nog maar aan 30 of 35 procent. Die mensen gaan wel het capaciteitstarief hebben en al de anderen niet. In die zin was het veel beter geweest dat ze opnieuw aan de tekentafel hadden gezeten, aan het herschrijven waren en het later zouden indienen. Maar ja, het is de verantwoordelijkheid van de VREG. Wij gaan verder met de rechtszaak en we zullen zien wat er uit de bus komt.
Punt twee betreft de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Ik ben het niet eens met u, collega Bothuyne, in die zin dat, toen we aan zet zijn gekomen 3 jaar geleden, de behandelingstermijn 18 maanden was. Wij hebben toen onmiddellijk volk aangeworven, ook 4 extra rechters. We zitten nu aan 12 maanden en de ambitie is om tegen 2024 naar 9 maanden te gaan, want het moet vooruit. Maar ik zou niet zeggen dat daar weinig is gebeurd. We komen van 18 maanden, we zitten nu aan 12 maanden, als je dat bijvoorbeeld vergelijkt met een federale Raad van State: daar zit men eigenlijk nog aan 26 maanden. Dat is toch wel heel wat anders.
Mijn derde en laatste punt gaat over Fluvius, over wiens werking ik zeer gefrustreerd ben. Ik zal dat ook meegeven. U weet dat daar lokale besturen in zitten, steden en gemeenten, allerlei burgemeesters en schepenen. Ik zit vaak met de CEO van Fluvius aan tafel om te zeggen wat de kerntaken zijn en dat is, onder andere, de uitrol van de digitale meter, dat gaat over die premies, uitbetalingen van zonnepanelenpremies, dat gaat bijvoorbeeld over energiedelen, waarvan we ook in Vlaanderen het wettelijk kader al een jaar geleden per decreet gemaakt hebben. Maar om een of andere reden slaagt men er bij Fluvius niet in om hun kerntaken rond energie waar te maken zonder al die wachtrijen. Ik heb dat al meermaals gebracht, ook op een raad van bestuur. Maar zoals u weet, zitten daar allemaal schepenen en burgemeesters in en zit Vlaanderen daar niet mee aan tafel en is het enige wat ik kan doen, de druk bij Fluvius te verhogen door daar altijd gesprekken mee aan te gaan. Ik hoop ook, collega Bothuyne, dat u – u hebt daar ook schepenen, u hebt daar ook de voorzitter – daar ook mee aan diezelfde kar trekt. Want ik maak mij grote zorgen, ook met de energietransitie waar we voor staan de komende jaren, over de vraag of Fluvius dat effectief gaat kunnen, want het is gigantisch waar we voor staan. Dat takenpakket is immens. En de vraag is of Fluvius, zoals dat vandaag de dag georganiseerd is, die energietransitie gaat kunnen waarmaken. Dat is iets waarover we ook met Fluvius in gesprek zijn.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, collega’s, ik ga mij niet in het technische debat mengen, maar wat mij toch wel een beetje pijn aan het hart doet als Limburger, is dat wij ervoor gevochten hebben dat Infrax, het vroeger Interelectra, inderdaad autonoom zou blijven. Maar ik moet u toch wel herinneren, collega’s van de N-VA, dat het vooral jullie geweest zijn die vonden dat Fluvius inderdaad een Vlaams instituut moest worden. Ik merk hetzelfde op als jullie. Weet je wat? Geef ons in Limburg Infrax en dan gaat het volgens mij beter en sneller gaan.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik ga op die laatste tussenkomst zelfs niet ingaan, collega’s, maar ik wil wel ingaan op zaken die de minister heeft aangehaald. Er zijn inderdaad stappen gezet rond de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Alleen moeten we verder gaan. Ik denk dat we als Vlaanderen hierin perfect een case hebben om aan te tonen dat we het inderdaad beter kunnen doen. Wat ons betreft, moeten we naar uitspraken binnen de zes maanden kunnen evolueren als we die raad op een efficiënte manier organiseren. Daar kunnen we ongetwijfeld nog op andere momenten op terugkomen.
Wat Fluvius betreft, minister, vind ik de manier waarop u over hen spreekt, een beetje vreemd. Het is u, uw administratie en deze regering en ook de regering daarvoor, die Fluvius telkens moeten vragen om hulp om premies uitbetaald te krijgen, om administratieve handelingen te verrichten zoals het aanmelden van zonnepaneelinstallaties en dergelijke meer. Dat zijn taken die in andere landsgedeelten, in andere landen van Europa, door de administratie worden gedaan. Dus als we daar problemen vaststellen, is het in eerste instantie omdat Fluvius u probeert te helpen, en het probleem blijkbaar nog te groot is om met de capaciteit van Fluvius alles opgelost te krijgen. Maar dat u dan Fluvius gaat beschuldigen dat ze het niet rond krijgen, is de wereld op zijn kop zetten. Het is Fluvius die u help. En, inderdaad, het probleem en de uitdaging van het verwerken van alle premieaanvragen zijn groter dan ooit.
Het is echter veeleer aan de overheid om dit op te nemen dan aan de netbeheerder.
Wat die netbeheerder betreft: tot op vandaag beschikken wij in Vlaanderen over een van de sterkste netten in Europa. Kijk naar Frankrijk, kijk naar grote delen van Zuid- en Centraal-Europa: daar is men, helaas voor hen, het uitvallen van dat net veel meer gewend dan wij. We hebben een heel sterk uitgebouwd net, gelukkig maar, en dat is dankzij Fluvius, dat is dankzij de steden en gemeenten die dat hebben bestuurd en bewerkstelligd. Minister, daar minnetjes over doen, is dus eigenlijk in uw eigen voet schieten, want u bent verantwoordelijk voor de Vlaamse energietransitie, u bent verantwoordelijk voor de doelstellingen die wij, dit parlement, u opleggen. Ik zou er toch voor pleiten dat u met die belangrijke partner die Fluvius toch is, probeert op goede voet te staan, in plaats van hier ook daarmee een conflictmodel te creëren.
Wat het conflictmodel met de VREG betreft, hebt u helemaal gelijk: u bent niet degene die het conflict heeft gecreëerd. U hebt het nu wel voor de rechtbank op de spits gedreven, en ik stel gewoon vast, samen met u, dat dat niet productief zal zijn voor de Vlaming. Collega Gryffroy, vorige week of twee weken geleden heeft de VREG nog aangegeven in de commissie snel werk te willen maken van een evaluatie en een impactanalyse van zijn nieuwe tariefstructuur. Minister, het beste zou zijn dat dat gezamenlijk gebeurt, dat we niet opnieuw twee, drie verschillende evaluaties krijgen over hetzelfde tarief, waarbij we bij de Universiteit Gent zelfs moesten vaststellen dat er fouten in de evaluatiestudie zaten, die toen tot verkeerde conclusies hebben geleid, maar dat we minstens gezamenlijk een evaluatie maken, zodat er een basis is om de discussie over het nieuwe tarief gezamenlijk te voeren. Oplossingen, dat is wat de mensen in Vlaanderen verwachten, zowel van u als van de VREG. Het zou goed zijn dat u daar ook samen de verantwoordelijkheid voor opneemt.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Bothuyne, oplossen doen wij elke dag. U verwijst naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen: ik zou graag willen weten welke rechtbank in dit land binnen de 6 maanden uitspraak doet. We zitten nu aan 12 maanden wat de raad betreft. Ik heb gezegd dat we duidelijk naar 9 maanden gaan. Federaal heeft de Raad van State op dit moment een doorlooptijd van 26 maanden. Ik zou daar dus zeker niet ‘minnetjes’ over doen, zoals u daarstraks ook zei.
Wat het capaciteitstarief betreft, denk ik dat elke partij moet bekijken hoe ze heeft gestemd binnen de raad van bestuur over de invoering van dat tarief. Meer wil ik daar niet over zeggen.
Wat Fluvius betreft: ik probeer hen uiteraard zo goed mogelijk te ondersteunen. Er zijn een aantal problemen. Ik ga dat ook niet onder de mat vegen. Hun probleem is natuurlijk ook mijn probleem. Die moeten gewoon worden opgelost. Collega Bothuyne, als daar problemen zijn, dan moeten die met alle partijen worden bekeken, en dan vind ik ook wel dat we vanuit Vlaanderen moeten bekijken in hoeverre we Fluvius verder en beter kunnen ondersteunen. Er zijn inderdaad die betalingen, maar er is ook dat energiedelen. Collega Bothuyne, dat is toch echt wel een kerntaak van Fluvius. We hebben dat probleem meermaals benadrukt. Ik wil bekijken hoe we dat moeten oplossen, maar helaas – en dat was eigenlijk mijn punt – is Vlaanderen op dit moment geen aandeelhouder of wat dan ook. Wij kunnen genoeg zeggen dat het zus of zo moet, maar het zijn natuurlijk wel de aandeelhouders van Fluvius die uiteindelijk zelf beslissen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Collega’s, ondanks de crisissen – men heeft het er vandaag al enkele keren over gehad, ik ben er zeker van dat ik ze niet nog eens allemaal moet opsommen – is ook dit jaar het werk dat te doen was, niet blijven liggen. De collega’s Claes en De Coninck nemen zo meteen Wonen en Ruimtelijke Ordening nog eventjes voor hun rekening, maar ik richt alvast graag even het woord tot u over ons leefmilieu.
Het afgelopen jaar was er eentje van snel schakelen. Na het uittekenen van de Blue Deal een jaar terug was dit het jaar waarin het plan volop kon worden uitgerold.
2022 was ook het jaar waarin de gezondheid van ons milieu en de impact van ons milieu op onze gezondheid helemaal op de voorgrond traden. In het voorjaar rondde de parlementaire onderzoekscommissie inzake poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) immers haar werk af, met adviezen voor alle bestuurlijke niveaus én de private sector. We leerden heel veel uit het dossier met 3M. Het verhaal is zeker ook nog niet ten einde: met de getrokken lessen moeten we natuurlijk ook nog aan de slag.
En ook in 2023 laten we de aanpak van PFAS natuurlijk niet los. Het komende jaar zien we de oplevering van verschillende beschrijvende bodemonderzoeken en de start van saneringswerken. Belangrijk daarbij is natuurlijk dat 3M, naast de kosten van de directe sanering, ook betaalt voor de aanpak van de PFAS-problematiek in Vlaanderen – dat is nogal wiedes. Maar daar mag het natuurlijk niet bij blijven. De link, de informatiedoorstroom tussen Omgeving en Gezondheid moet sterker, dat is ook heel duidelijk gebleken. De kennishub Omgeving en Gezondheid zal daartoe bijdragen.
Verder liggen in 2023 nog enkele heel belangrijke werven op ons te wachten. Wanneer we denken aan water, denken we natuurlijk aan de voortzetting van de Blue Deal als wapen in de strijd tegen droogte en waterrampen. Daarvoor zijn ook middelen voorzien. Onze regering schrijft maar liefst 150 miljoen euro extra in, gespreid over 2023 en 2024. Maar het werk is daarmee niet rond. Op de agenda staan nog een structureel en wetgevend kader voor de Blue Deal, werk op de plank voor dit parlement. In datzelfde kader blijven we inzetten op een verbetering van de waterkwaliteit via het integraal waterbeleid. Daarvoor wordt de komende vijf jaar 100 miljoen euro voorzien, ofwel 20 miljoen euro per jaar.
We werken ook verder – belangrijk – aan een asbestvrij Vlaanderen. Met de opvolging van het asbestattest, de inzet op het asbestvrij maken van sociale woningen en de premies en beter uitgebouwde ophaling hopen we niet alleen vooruitgang te boeken in het verwijderen van asbest, maar hopen we vooral dat we dat ook op een heel veilige manier kunnen gaan doen.
En wat betreft ons afvalbeheer blijven we ook voortbouwen op de eerder gezette stappen. De eerste projecten van de recyclagehub gaan van start, we richten onze blik op de verbeteringen die er nog mogelijk zijn in het kader van bedrijfsafval en we waken over de verwerkingshiërarchie hergebruik - recyclage - verbranding - storten, waarbij we ook nog eens binnenlandse verwerking bevorderen om het aantal gereden kilometers op de verwerking van ons afval terug te dringen en meer controle te kunnen uitoefenen op de wijze van verwerking.
Collega’s, het werk eindigt natuurlijk niet in 2023. We kijken stilaan uit naar verder, naar het afkloppen van een strategie over statiegeld en we werken verder op het vlak van natuurbeleid. Beschouwend, collega’s: veel plannen voor het komende jaar, ondanks de crisissen. (Applaus bij de N-VA en van Bart Dochy)
De heer Danen heeft het woord.
Het asbestattest is een dossier waar een aantal mensen fel aan getrokken hebben. Ik heb het gevoel dat er een vrij brede gedragenheid bestaat rond de aanpak van asbest in Vlaanderen. Ik juich dat toe. Het is belangrijk dat we de instrumenten die we vandaag uitrollen natuurlijk verderzetten, beter maken. Ik wil verwijzen naar het EPC-attest (energieprestatiecertificaat) in het verleden om de energieprestatie van je woning te kunnen bepalen. In het begin was er relatief veel draagvlak rond. Daarna is dat wat verdwenen, omdat er heel wat onbetrouwbare attestmakers op ronde waren. Minister, ik wil echt oproepen om dat goed in de gaten te houden, om te monitoren, om te controleren dat de kwaliteit van de attesten en van de mensen die de asbestattesten afleveren voldoende hoog is. Ik weet dat we in het begin van de EPC-attesten wat terughoudend waren om mensen eruit te gooien of op bijscholing te sturen. Daarna is dat wel gebeurd. Ik wil u echt vragen om dat goed op te volgen, dat het draagvlak voor de asbestaanpak in Vlaanderen hoog blijft en nog hoger kan worden.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Collega Danen, we hebben dit gesprek ook in de commissie gehad. Ik was het toen ook roerend met u eens dat we moeten waken over de kwaliteit van de opleiding van deze asbestcontroleurs en dat fraude met die asbestattesten opgevangen en tegengegaan wordt. Daarin begrijpen we elkaar heel erg goed. We zullen daar ook over blijven waken in de komende periode.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, zoals collega Perdaens zei, neem ik de tussenkomst over ruimtelijke ordening voor mijn rekening, onze ruimtelijke ordening in Vlaanderen, het kleine stukje grond aan de Noordzee dat wij als Vlamingen met elkaar delen. Het is dan ook onze verdomde plicht als Vlaamse volksvertegenwoordigers om goed zorg te dragen voor dat kleine stukje grond, zodat wijzelf, maar ook de toekomstige generaties hier goed kunnen leven.
Maar onze ruimte in Vlaanderen is beperkt en we slepen helaas ook een aantal fouten mee uit het verleden. Het is goed dat we een minister hebben met ambitie, een minister die ervoor zorgt dat Vlaanderen duurzamer, robuuster, leefbaarder, kwaliteitsvoller en properder is dan vroeger, een minister die knopen durft door te hakken, ook in moeilijke dossiers. Het komende jaar wordt dan ook een jaar waarin belangrijke beslissingen genomen moeten worden. Ik denk hierbij aan het mestactieplan en het stikstofakkoord. Laat ons hopen dat we hierin de nodige stappen vooruit kunnen zetten, dat we alle nodige informatie inwinnen, de betrokkenen horen en op basis daarvan goede en onderbouwde beslissingen en regelgeving nemen.
De beleids- en begrotingstoelichting zoals we die besproken hebben in de commissie voor het luik Omgeving bevatte heel veel concrete acties. We zien dat de plannen en visies rond Omgeving stilaan zichtbaar worden op het terrein. Er is ook samenwerking met de andere ministers om het omgevingsbeleid te versterken. Ik denk hierbij in het bijzonder aan de samenwerking met minister Weyts van de Vlaamse Rand voor bijvoorbeeld 11 hectare Kravaalbos, die er samen met andere initiatieven voor zorgt dat onze groene Vlaamse Rand versterkt wordt en dat het groene karakter behouden blijft. Ook het bosuitbreidingsplan ‘Meer bos in Vlaanderen’ behoudt deze hefboom voor een groener Vlaanderen.
Ik denk ook aan de samenwerking met minister Somers, waarbij de lokale besturen ondersteund worden bij het omzetten van harde in zachte bestemmingen via het Lokaal Bouwshiftfonds.
Met het voorstel van decreet Woonreservegebieden realiseren we de bouwshift. We zetten een stolp op de reservegebieden en beschermen onze open ruimte door daar een bewarend beleid rond te voeren. Ik hoop dan ook dat we hier in deze plenaire vergadering die voorstellen van decreet snel kunnen stemmen, zowel het voorstel van decreet Woonreservegebieden als het Instrumentendecreet. Collega’s, ik betreur de vertragingsmanoeuvres die we hier twee weken geleden hebben gezien van de oppositie, die tegelijk dan wel beweert dat alles sneller moet gaan. Die actie van twee weken geleden heeft daar alvast niet voor gezorgd.
Ook het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) speelt een belangrijke rol in de realisatie van de bouwshift. Het komende jaar zullen die plannen geconcretiseerd worden. In het bijzonder kijk ik uit naar de oprichting van het BRV-fonds, dat alle andere fondsen bundelt en zorgt voor de financiering van de bouwshift.
Het decreet betreffende de planologische neutraliteit zal belangrijk zijn om ervoor te zorgen dat er netto geen verharding meer bij komt en dat we de open ruimte in Vlaanderen verder beschermen. Hoe meer we zorgen voor ruimtelijk rendement zonder ruimtebeslag, hoe beter.
Die bouwshift realiseren doen we uiteraard niet alleen. Er wordt dan ook ingezet op partnerschappen met het middenveld, met de lokale besturen en met burgers. Die zijn cruciaal om dat effect te hebben op het terrein. Ik denk hierbij aan de samenwerking met de architectenorganisatie, het Netwerk Architecten Vlaanderen (NAV), maar ook aan de initiatieven om te ontharden, zoals het tegelwippen, waarbij gemeenten en burgers aangemoedigd worden om om het meest te gaan ontharden.
De heer Aerts heeft het woord.
Ik wil nog even tussenkomen op het Instrumentendecreet en het BRV-fonds. Wij zijn daar niet voor gevonden, omdat het ons geen stap dichter gaat brengen bij de bouwshift. We trappelen ter plaatse. De factuur wordt veel groter gemaakt. Er waren opmerkingen van de taskforce bouwshift, maar geen daarvan is meegenomen. Door de hele kostprijs te laten exploderen, wordt het veel minder haalbaar. Dat is probleem nummer één.
Dan wordt er nog een fonds voorzien. Probleem nummer twee is echter dat er in dat fonds 100 miljoen euro per jaar gaat, maar volgens de taskforce gaan ze minstens 240 miljoen euro nodig hebben. Dat is een heel grote gap. Wie moet die dichten? Dat zijn dan de lokale besturen. Dat wordt afgeschoven op de lokale besturen, en dat is een nieuw probleem dat we met dit voorstel hebben. Mijn collega, Mieke Schauvliege, heeft hierop een amendement ingediend. Als het dan toch explodeert, schuif dan ten minste niet de kosten door naar de lokale besturen. Neem dan ten minste uw eigen verantwoordelijkheid en neem de kosten voor uw rekening.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Collega Aerts, u zegt dat het Instrumentendecreet ons geen stap dichter brengt bij de bouwshift, maar we hebben in de commissie al tot in den treure gezegd dat het Instrumentendecreet niet de bouwshift is. Het Instrumentendecreet reikt instrumenten aan om aan ruimtelijk beleid te doen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van de bouwshift. Maar je zou het Instrumentendecreet evengoed kunnen aanwenden om inkomsten te innen en Vlaanderen te laten volbouwen. Dat is uiteraard niet onze bedoeling, wij wensen de bouwshift te realiseren. Dat is een belangrijke nuance: het Instrumentendecreet is niét de bouwshift. Het zijn instrumenten om aan ruimtelijk beleid te doen.
U hebt het dan ook over de kostprijs. We hebben het daar in de commissie al uitvoerig over gehad. Kijk, het is onze bewuste keuze om eigenaars die schade lijden door de herbestemming van hun grond een faire vergoeding te geven. Al dat gegoochel met cijfers, ook in de commissie, gaat alle kanten uit. Het decreet bepaalt dat er vijf landcommissies zullen worden aangesteld. Er zijn dertien parameters bepaald waarmee zij rekening zullen moeten houden en dan zijn er ook nog vijf zaken waar we echt prioriteit aan hebben gegeven in die berekening. Ik denk: laat ons dit decreet nu stemmen, laat die commissies hun werk doen. We gaan dat na een jaar ook monitoren en evalueren, en dan zullen we eindelijk kunnen zeggen wat die planschade gekost heeft. Nu varen we ook blind, nu weet je ook niet hoeveel het gaat kosten. Er zal eindelijk kunnen worden gewerkt met planschaderamingsrapporten en dergelijke meer, zodat je op een duidelijke manier een ruimtelijk beleid zult kunnen voeren.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Ja, collega De Coninck, het is een beetje triestig als u zegt dat wij voor de vertraging gezorgd hebben omdat we twee weken respijt hebben gevraagd om een aantal dingen na te kijken, terwijl u naar het parlement gekomen bent met een voorstel dat door iedereen afgeschoten is, door alle experten. Iedereen zei dat het onhaalbaar was en veel te veel zou kosten. Dat is dan verdwenen en komt dan zoveel maanden later terug, meer dan een jaar later. Er is niets aan veranderd. Alle experten zijn het opnieuw eens. U zegt dat die berekeningen alle richtingen uitgaan. Neen, die gaan niet alle richtingen uit. Iedereen, alle experten die u bevraagd hebt, alle mensen die advies gegeven hebben zeggen: dit is onuitvoerbaar en onbetaalbaar. En toch zetten jullie door. Een billijke vergoeding? Het spijt mij hoor, maar het is zo dat als je ooit een bouwgrond hebt gekocht, je een vergoeding kunt krijgen ter waarde van een bouwgrond. Maar als je ooit grond als landbouwgrond gekocht hebt die is ingekleurd als uitbreidingsgebied of als woongebied en je moet dan 100 procent van de huidige waarde terugkrijgen, dan drijft dat de prijs onnodig op en het zorgt ervoor dat je een shift krijgt van heel veel middelen van alle belastingbetalers naar een heel klein deel grondeigenaars, en vooral veel speculanten en immokantoren. Minister Demir schermt graag met het feit dat ze de wetenschap volgt. Ik ben geen wetenschapper, ik volg de experten. Wel, hier hebben alle experten gezegd dat dit onuitvoerbaar en onbetaalbaar is, en toch gaan jullie daarmee door. Dit gaat ons geen stap vooruithelpen, integendeel, dit zet alles opnieuw op losse schroeven, en we gaan hiermee geen enkele hectare minder bebouwen.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Collega, u zegt dat wij niet zouden geluisterd hebben naar de taskforce Bouwshift, opgericht door minister Demir. Dat klopt niet. Wij hebben daar wel degelijk naar geluisterd, en het decreet dat we in de commissie gestemd hebben is op een heel aantal punten gewijzigd vergeleken met het decreet dat we eerst hadden besproken. Denk maar aan de convenantcontractbenadering, maar ook de planbaten bij verdichting, verhandelbare ontwikkelingsrechten en dergelijke meer. Dus, zeggen dat wij niet naar die taskforce geluisterd hebben, dat klopt niet. Dat vind ik niet correct.
Wat die planschade betreft: ik denk dat het duidelijk is dat we elkaar daarvan niet zullen kunnen overtuigen, maar ik kijk er alvast naar uit dat we het debat zullen kunnen voeren in deze plenaire, als de adviezen van de Raad van State binnen zijn, om daarover uitvoerig te debatteren.
De heer Pieters heeft het woord.
Mevrouw De Coninck, u geeft zelf aan dat u nog tal van zaken veranderd hebt aan het decreet. Ik vraag me af waarom het dan niet terug naar de Raad van State gegaan is, wat wij ook gevraagd hadden. U hebt het snel willen doen. Eerst hebt u het op de lange baan geschoven omdat u niet overeenkwam. Naderhand hebt u de Raad van State niet meer gevraagd. Dat is nu net de reden waarom wij nu, samen met Groen, zaken naar voren hebben gebracht om u toch tot inzichten te brengen waar het nodig is.
Trouwens, heel dat Instrumentendecreet, u zegt inderdaad dat dat een basis is, maar als die basis dode letter blijft, dan hebt u daar ook niets aan. Want als u van het Klimaatfonds naar het BRV-fonds geld wilt overbrengen … Wat is dat nu voor een manier van handelen. Het parlement heeft absoluut geen vat op hoe die financiële stromen daartussen gaan. Mijn collega heeft daarover al in het begin gezegd dat we een aantal fondsen hebben, 62 van die fondsen, waar wij als parlement absoluut geen vat op hebben, geen zicht op hebben. En toch blijft u de zaken doorduwen. U hebt geen centen in dat BRV. Met honderd miljoen euro per jaar komt u absoluut niet toe. Voor u dat instrumentendecreet hier terug definitief voor stemming voorlegt, weigert u het nog eens naar de Raad van State te laten gaan. Had u dat direct gedaan toen wij het vroegen, had het al lang hier op de banken gelegen. Maar u weigert het gewoon. Waarom? Joost mag het weten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat collega Pieters zich vergist, en dat hebben we ook al eerder gezegd. We hebben, als ik in mijn geheugen graai, zelden in het verleden zo gedetailleerd rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State. Dus de wijzigingen die zijn aangebracht aan de teksten, zijn grotendeels opmerkingen van de Raad van State. Vandaar dat we toen ook oordeelden dat het bijna lachen met die mensen is om dat nog eens terug te sturen naar de Raad van State.
Het is ook een beetje een vreemde gang van zaken, voorzitter. De thema’s waren hier vorige week op de plenaire geagendeerd: het Instrumentendecreet en de woonuitbreidingsgebieden. We waren er allemaal klaar voor om het debat te voeren. De oppositie heeft gevraagd om toch nog eens de Raad van State te vragen. Tja, waarom niet, maar dat debat komt dus terug, na het reces neem ik aan. Niet binnen twee weken, zoals ik hier al hoor, want de Raad van State zal toch wel dertig dagen nodig hebben. Maar dat debat komt terug. Waarom we dat nu vandaag in het kader van de begrotingsbespreking zo gedetailleerd moeten voeren, dat ontgaat mij, voorzitter.
De heer Pieters heeft het woord.
Ja collega, als u toch zegt dat het allemaal in orde was met de Raad van State, waarom hebt u het dan naderhand niet nog eens ter bevestiging voorgelegd? Gewoon ter bevestiging, dat is gewoon een beleefdheidsactie die u volgt.
En trouwens, dat we dat hier op de begrotingsbespreking aanhalen … Ik weet niet wat ik hier vandaag gehoord heb, maar daar was weinig begrotingsbespreking bij. Maar het is wel zo dat in de begroting 100 miljoen euro is ingeschreven voor het BRV-fonds, en daar komt u er gewoon niet mee.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Dank u wel aan collega Vandaele om te duiden hoezeer we de Raad van State hebben bevraagd, en ook gevolgd hebben. In ons laatste amendement 12 – u mag dat naast het advies leggen, collega Pieters – zult u zien dat wij daar volledig aan tegemoetkomen.
Ik was bijna klaar met mijn tussenkomst. Ik wou nog één zaak in de kijker zetten. Dat is dat de minister ook werk maakt van digitalisering en vereenvoudiging. En ik denk dat dat ook nodig is in het omgevingsbeleid. Ook de mogelijkheid om binnenkort een bestemmingswijziging en -vergunning tegelijkertijd in te dienen, zorgt voor een betere dienstverlening, wat de burger alleen maar ten goede kan komen.
Conclusie, collega’s: met deze minister zijn we op de goede weg om van Vlaanderen, ook op het vlak van omgeving, een topregio te maken. En we hebben er als fractie dan ook alle vertrouwen in dat de minister de vele uitdagingen op haar departement tot een goed einde zal brengen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, dat u ambitie hebt, dat straalt u uit, en ik denk dat niemand dat ook ontkent. En minister, in uw begroting zien we dat er talrijke initiatieven worden genomen, of worden hernomen, om verder te bouwen aan een sterk omgevingsbeleid. In de beperkte tijd die beschikbaar is, moet ik selectief zijn, en ik zal dan ook enkel even stilstaan bij een aantal actuele elementen, en bij een aantal hangende vragen naar een stand van zaken.
Op het vlak van ruimtelijk beleid zijn er reeds enkele hordes genomen. De collega verwees er al naar: het Instrumentendecreet en de stolp over de woonreservegebieden liggen ter advies voor bij de Raad van State, maar de visie ís er wel. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ligt klaar, maar het is wel nog uitkijken naar de beleidskaders om operationeel te worden.
Minister, ik vraag u om werk te maken van deze beleidskaders, zodat we zowel een operationele visie hebben op de beschikbare ruimte in Vlaanderen alsook de instrumenten om deze verder te realiseren op het terrein.
Collega's, ik denk dat we allemaal tekenen voor een aangename en gezonde leefomgeving. We zijn wereldspeler in het sorteren, maar toch produceren we nog heel wat restafval, zowel huishoudelijk als bedrijfsafval. In de afbouw van het huishoudelijk restafval, collega's, minister, hebben ook de gemeenten een heel belangrijke rol. Zij hebben reeds bewezen dat ze dat kunnen waarmaken. In het verleden hebben zij daar financiële ondersteuning voor gekregen. We zien in de begroting dat die in de toekomst wordt afgebouwd. Minister, in de commissie hebt u aangegeven dat u met de gemeenten in overleg wilde gaan om dit te bekijken en te bespreken. Bij dezen wil ik u dan ook vragen of u dit reeds hebt gedaan en wat daarvan het resultaat is.
Collega's, ook op het vlak van statiegeld is de kogel eindelijk door de kerk. Althans, minister, dat hebt u eveneens heel duidelijk aangekondigd. We komen er ongetwijfeld nog op terug in de commissie, want er is nog een gedachtewisseling voorzien met u over het studiewerk en het voorbereidende werk dat u daarin hebt geleverd. Maar ik heb wel moeten vaststellen, minister, dat u ook bij de begrotingsbespreking steevast over een alternatief systeem spreekt. Ik wil hier dan ook alvast een procedurele vraag stellen: welke stappen voorziet u om effectief het statiegeldsysteem in te voeren en wanneer?
In verband met de Raad voor Vergunningsbetwistingen, minister, hebben we moeten vaststellen dat de termijn voor de uitspraak inderdaad verkort is, van achttien maanden naar twaalf maanden. Maar u hebt aangegeven dat u naar een streeftermijn van negen maanden uitkijkt, ik zou die zelfs nog op zes maanden durven te plaatsen. Welke initiatieven onderneemt u om die termijn te kunnen inkorten?
Collega's, vervolgens wil ik nog even stilstaan bij de olifant in de kamer: het stikstofbeleid. We gaan hier op dit moment het stikstofdossier niet verder kunnen uitklaren. Daarnet hebben we nog eens heel duidelijk gehoord, zowel van de minister van Landbouw als van de minister-president, dat alle bezwaren serieus moet worden genomen om tot een sluitend stikstofakkoord te kunnen komen. En daar rekenen we dan ook.
Maar wat me deze ochtend dan wel even verraste, waren de woorden van uw woordvoerder en een persbericht van u, als reactie op de voorstellen die een landbouworganisatie heeft gedaan. De voorstellen zouden te laat zijn, zo lees ik. U hebt mij ooit in het antwoord op een vraag in de commissie meegegeven dat u de bezwaarschriften die van diezelfde organisatie kwamen zeer goed had gelezen. Als ik de voorstellen van de landbouworganisatie naast het bezwaarschrift leg, dan moet ik vaststellen dat die voorstellen en opmerkingen ook in de bezwaarschriften werden meegenomen. Ik weet trouwens dat heel wat van die elementen van het voorstel u ook werden gesuggereerd door landbouwers op een infomoment in de mooie Antwerpse Kempen.
Minister, ik zou verwachten dat een overheid een sector die de hand uitsteekt om samen tot oplossingen te komen met open armen onthaalt. Met dit alles in het achterhoofd vond ik het deze ochtend dus een bijzondere reactie. Ik moet toegeven dat het naar mijn mening geen wijze reactie was. Ik wil u er dan ook toe oproepen om de uitgestoken hand net zoals alle bezwaarschriften ernstig te nemen en aan te grijpen om verder tot een degelijke besluitvorming te kunnen komen.
Ik heb nog drie vragen. Ten eerste, rond de WeComV die werd geïnstalleerd. Ik heb in de commissie gevraagd of er al een idee is van de timing van de werking rond de adviesverlening. U gaf ook daar aan dat er een timing, een tabel ging worden opgesteld. Wanneer zouden we de eerste adviezen kunnen verwachten?
Ten tweede, de opkoopregeling voor varkens werd reeds voor de zomer aangekondigd, met het engagement om die dit jaar nog operationeel te hebben. Kunt u er uitsluitsel over geven wanneer die aangekondigde opkoopregeling definitief zal zijn?
Ten derde, minister, wil ik opnieuw uw aandacht vragen voor de allocatie van de doelstellingen en de absolute noodzaak van het verkleinen en uitzuiveren van de zoekzones.
Ik rond af. Collega’s, de uitdagingen in het Vlaamse Omgevingsbeleid en Ruimtelijke Beleid zijn groot. In het verleden zijn er reeds grote stappen gezet en we zien dat hierop wordt voortgebouwd. Voor cd&v is het de ambitie om onze leefomgeving gezond en robuust te houden en om Vlaanderen ruimtelijk verder op punt te stellen. We willen dit in partnerschap doen met het middenveld en dit samen verder realiseren. Want alleen ga je misschien wel sneller, maar samen kom je nu eenmaal verder. (Applaus bij cd&v)
Minister Demir heeft het woord.
Bedankt. Ik zal antwoorden op de vraag van collega Rombouts. Ten eerste, wat de beleidskaders betreft: daar zijn wij de laatste hand aan aan het leggen, en ik hoop dat we, als de gesprekken afgerond zijn, dat naar de regering zullen brengen. Ik kijk daar eerder naar begin volgend jaar.
Wat het statiegeld betreft: dat alternatief systeem heb ik zelf niet uitgevonden. Dat staat ook in het regeerakkoord. Ik hoop dat we in de loop van de komende dagen in de schoot van de regering de besprekingen zullen aanvatten. Je hebt verschillende soorten statiegeld, maar een soort van statiegeld zal er sowieso komen. Wat ik zelf belangrijk vind als ik alles goed bekijk, is dat de blauwe zak eigenlijk goed werkt. Dat is dus toch wel iets waar we rekening mee moeten houden. Die blauwe zakken werken goed, mensen recycleren thuis bijzonder goed. Dus als je zegt dat we die blauwe zak gaan wegdoen, en iedereen gaat thuis met zijn zak plastic en nog van alles moeten verzamelen en ergens naartoe moeten gaan, dan vrees ik dat het cijfer rond recyclage niet veel beter zal zijn. Maar ik ga daar geen voorafname in doen. Laten we het gesprek aanvatten in de regering, dit jaar nog. En voor mij is dat wel cruciaal, die blauwe zak. Elke Vlaming werkt daarmee, elke Vlaming weet ook hoe dat systeem werkt. Dat zit er echt ingebakken. En wij zijn daar ook wel kampioen in, in vergelijking met andere Europese landen. Dat doen we bijzonder goed. Dus iets dat goed werkt overboord gooien, dat zou ik niet doen. Maar we moeten wel kijken hoe we met dat zwerfvuil kunnen omgaan, want dat is eigenlijk het probleem.
Wat de varkensregeling betreft: daar hebben we inderdaad melding gedaan aan Europa, omdat dat een financiële ondersteuning is vanuit de overheid die we geven aan een bepaalde sector. Europa heeft daar heel veel vragen over gesteld. Ik denk dat Europa meer vragen had over de varkensregeling dan over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), maar goed. We hebben alle antwoorden gestuurd. Daar hebben we dan nog eens heel veel vragen over gehad van Europa, dat was spectaculair. Want ik heb het daar ook wel moeilijk mee. Enerzijds zegt men dat je je stikstofuitstoot en het aantal varkens naar beneden moet halen. We hebben daar heel wat richtlijnen vanuit Europa. Oké, dan nemen we een aantal maatregelen, onder andere om die varkensstapel wat onder controle te brengen. We hebben daar die financiële ondersteuning. En dan krijgen wij vanuit Europa een resem vragen. We hebben ze beantwoord.
Ze hebben nu laten weten dat het de goede richting uit gaat, maar ze hebben toch nog een aantal weken de tijd nodig om die antwoorden nog eens goed te bekijken. Inderdaad, ik vind het ook heel frustrerend. Maar vroeg of laat hoop ik wel dat Europa daar zijn ei legt, want dat is wel iets heel belangrijks voor de sector, voor de varkenssector. Dat weet ik ook wel, dat besef ik ook heel goed.
Ten slotte, wat stikstof betreft: wat de minister-president heeft gezegd heb ik ook altijd gezegd, denk ik. We hebben een akkoord gemaakt. Er zijn heel wat bezwaren ingediend. Wat het voorstel van Boerenbond betreft: dat zat niet in het openbaar onderzoek. Ik heb Lode Ceyssens gisteren ook nog gesproken. Die geeft dat ook aan, dat dat niet in het openbaar onderzoek zat. En ik geloof wel wat hij zegt. Het zat daar ook niet in, dat voorstel.
Nu, wat het voorstel betreft: ik denk dat niemand de bedoeling heeft, ook niet in de schoot van de regering, dat we het uitstellen. Ik denk wel dat zowel de landbouwsector als de economie, iedereen, nood heeft aan eindelijk een stevig juridisch kader. Als we nu zeggen dat we dat scenario 8, dat door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) berekend is, en waar heel wat maatregelen in zitten, als we zeggen dat we die maatregelen eruit halen en er iets anders in zetten, dan begin je eigenlijk wel van nul. Dus dan moet je opnieuw een MER maken, dan moet je opnieuw een openbaar onderzoek houden, en dan ben je weer vertrokken richting 2024.
Ik moet het u niet zeggen: we hebben al een arrest gehad. Iedereen kijkt naar wat Vlaanderen gaat doen. Alle bezwaren die ingediend zijn, bekijken wij uiteraard, net zoals we dat ook in andere dossiers doen. En als we een dossier steviger kunnen maken, juridisch, dan zullen we dat ook wel doen. Dat spreekt voor zich, denk ik. Dat hebben ook alle collega’s gezegd.
Dan hoop ik dat we snel duidelijkheid kunnen krijgen, om begin volgend jaar met een regelgevend initiatief naar het parlement te komen. Voor mij is het essentieel dat het juridisch robuust is, wat we ook doen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het einde van deze legislatuur nadert en als minister van Wonen hebt u nog iets meer dan een jaar om uw stempel op het Vlaamse woonbeleid te drukken. Collega’s, de hoogste wachtlijst ooit voor een sociale woning – 82.436 – en het laagste aantal nieuw gebouwde sociale woningen – slechts 668 – zijn maar enkele van de niet mis te verstane cijfers die een blaam zijn op uw beleid, minister. Niet enkel de sociale woningmarkt, maar ook de private woningmarkt staat onder een immense druk, met torenhoge huurprijzen en bijna onbetaalbare woningen.
U gaf zelf al meermaals aan dat er twee grote factoren zijn die de wooncrisis beïnvloeden: gezinsverdunning enerzijds en migratie anderzijds. En dat migratie een immense druk zet op onze huizenmarkt, collega’s, blijkt duidelijk uit de bevolkingscijfers van Statbel.
In 2021 groeide de bevolking in Vlaanderen aan met meer dan 46.000 personen, waarvan meer dan 30.000 - bijna 65 procent - internationale migranten en rond de 15.000 interne migranten vanuit Brussel en Wallonië. Slechts 3 procent van de aangroei van de Vlaamse bevolking komt voort uit natuurlijke groei. Migratie is een federaal thema, maar zolang onze Vlaamse woningmarkt niet afgeschermd wordt van deze gelukzoekers en de migratie niet gestopt wordt, minister, zal elke maatregel van u, als minister van Wonen, slechts gepruts in de marge blijven en een druppeltje op een al veel te hete plaat. Camping Vlaanderen zit vol. Het is dan ook tijd om het bordje ‘Volzet’ te plaatsen.
Uit de controles op buitenlandse eigendommen van allochtone sociale huurders, blijkt duidelijk dat heel wat van deze migranten frauderen. Een op de twee van de gevoerde onderzoeken is positief. Dat het aantal gevoerde onderzoeken veel te laag ligt door het onaanvaardbaar en immoreel gedoogbeleid van heel wat sociale woonactoren, lijkt duidelijk. Dat is natuurlijk een probleem door enkel te controleren als er een vermoeden is. Dergelijke allochtone sociale huurders zouden evenwaardig gecontroleerd moeten worden, zoals onze eigen mensen streng gecontroleerd worden via de kruispuntbanken. Over deze duidelijke discriminatie hoor ik de moraalridders in dit halfrond nooit spreken.
We kijken, net als alle collega’s hier, uit naar uw eengemaakte woonmaatschappijen, die een versnelling in de bouw en renovatie van sociale woningen zouden moeten betekenen, met daaropvolgend een inkrimping van de enorme wachtlijst. U hebt tevens een aantal andere ingrepen gedaan in de sociale huisvesting, zoals de verstrenging van de taalkennisvereiste naar A2. Dat is volgens ons nog steeds te licht, maar het is een begin. Er zijn ook de verplichte inschrijving bij VDAB, de zogenaamde zwarte lijsten van sociale huurders die het te bont maken en dan voor drie jaar geschorst worden en de vermogenstoets die er ook zit aan te komen.
In het recente verleden hebben we gemerkt dat er bij de monitoring van sommige van deze kandidaat-huurdersverplichtingen wel degelijk iets schort. Dat hebben we gezien bij de taalkennisvereiste door een rapport van de afdeling Toezicht, waaruit bleek dat er amper of niet gecontroleerd werd op deze taalkennisvereiste. Denkt u dat de globale onderzoeken voldoende zijn om dit te onderzoeken? Zou u geen steekproeven laten uitvoeren over sommige vereisten en de opvolging ervan?
Hebt u inmiddels nagedacht over onze vraag om 65-plussers vrij te stellen van de onderbezettingsvergoeding? Met uw nieuwe maatregelen treft u vooral onze senioren, ofwel met een serieuze financiële kost, ofwel door hen tot 15 kilometer verder te verhuizen en hen weg te trekken uit hun vertrouwde omgeving, met het risico op vereenzaming. Daarover staat nochtans in het regeerakkoord dat deze regering dit wilde tegengaan.
In de commissie Wonen gaf u aan dat nog niet veel verhuurders de weg hebben gevonden naar Mijn VerbouwPremie. Op dit moment maken zij slechts 3 procent uit van de aanvragen. Hebt u er zicht op of dit inmiddels verbeterd is? U rekende er toch op als flankerende maatregel voor de bevriezing van de indexering van de huurprijzen?
Ik sluit af. Collega’s, de Verenigde Eigenaars hebben een klacht ingediend bij het Grondwettelijk Hof tegen die bevriezing van de indexering. De leden vrezen dat die bevriezing een blijver zal worden. Minister, het is niet de eerste keer dat er een klacht wordt ingediend naar aanleiding van een maatregel, naar aanleiding van uw beleid. Is er dan voor deze maatregel opnieuw geen overleg geweest met de stakeholders? Wat verwacht u van deze klacht?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, collega’s, 2022 was een belangrijk voorbereidingsjaar in het Vlaams woonbeleid. 2023 wordt een belangrijk scharnierjaar met historische maatregelen, hervormingen en ook innovatieve concepten. De uitdagingen op het vlak van het woonbeleid zijn bijzonder complex. Er is helaas niet één simpele oplossing. Een brede waaier aan concrete maatregelen maakt wel een verschil.
Minister, u neemt concrete maatregelen. Ze zijn gericht op het aanbod, de betaalbaarheid, de private markt, de sociale markt, op de eigenaars en ook op de huurders. Het is een soort van samenspel. De budgetten zijn historisch hoog. Dat kunnen we niet ontkennen, maar we weten allemaal dat het niet enkel een kwestie is van budgetten, maar ook van snelheid, van uitrollen, van uitbesteden, aanbesteden en ook van huizen bouwen.
Minister, bouwen zit u in het bloed of dan toch blijkbaar in uw familie. Ik weet dat u ook zelf huizen zou bouwen als u het zou willen. Maar zo werkt het niet. U onderneemt wel acties.
Er komen ook voorstellen vanuit de oppositie. Soms lijkt het wel dat we met de knoppen kunnen draaien voor een bijzonder complexe materie, maar de realiteit is helaas heel anders. We hebben bijvoorbeeld in de commissie een hoorzitting gehad over de opkoopbescherming. We kunnen helaas de buitenlandse voorbeelden niet copy-pasten naar Vlaanderen omdat we hier toch met een andere markt zitten.
Minister, u spreekt niet alleen over hervormingen, u voert ze ook uit. Vanaf 1 januari is de fusie van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en Wonen Vlaanderen een feit: een hervorming die we niet mogen onderschatten. Ook vanaf 1 januari wordt het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van kracht. Dat zorgt voor een extra bescherming voor de kwetsbare huurders. Dan kunnen we ook de huisjesmelkers sanctioneren. Op 1 juli vervellen de sociale huisvestingsmaatschappijen en de sociale verhuurkantoren (SVK’s) tot de eengemaakte woonmaatschappijen. Deze worden dan ook het enige aanspreekpunt in hun werkingsgebied voor de kandidaat-sociale huurders en kopers. Ik wil die toekomstige woonmaatschappijen bedanken voor hun professionalisme en inzet. De N-VA-fractie beseft heel goed dat dat geen gemakkelijke opdracht is geweest. Het had ook voeten in de aarde, al die beroepen die werden ingediend als gevolg van de gedeeltelijke vernietiging bij het Grondwettelijk Hof. Maar uiteindelijk zijn die beroepen van tafel geveegd.
Collega’s, niet alleen betaalbaar wonen is belangrijk. Ook de woonkwaliteit en de energiecrisis spelen op dit moment mee. Ik ben dan ook blij te horen dat sinds de lancering van Mijn VerbouwPremie vanaf 1 oktober 2022 er toch al meer dan 36.000 aanvragen zijn gebeurd. Dat is een enorm succes. Dat geldt ook voor Mijn VerbouwLening. Dat geeft toch aan dat de Vlaming de renovatie-uitdaging wil aangaan. Ook de maatregel voor de tijdelijke indexstop voor de energieverslindende huurwoningen en de verschillende raamcontracten moeten de energetische renovaties in de sociale woningbouw opkrikken.
Het nieuwe geconventioneerd huren van nieuwbouw en ook gerenoveerde woningen zorgt voor bijkomend betaalbaar aanbod. Er was aanvankelijk protest. Dat is uiteindelijk stilgevallen.
Minister, ik ben blij dat u hebt doorgezet, want straks realiseren we samen met die private partners een extra aanbod. In die gemengde projecten is minstens een derde geconventioneerd en een derde sociaal wonen.
Betaalbaar wonen staat hoog op de agenda van de Vlaamse Regering. Ik denk onder meer aan het ontwerp van decreet Wonen in Eigen Streek, dat zich focust op de dure steden en gemeenten. Dat komt in het voorjaar naar het parlement. Er wordt 20 miljoen euro voorzien voor het verstrekken van de huurwaarborgleningen en 1,3 miljard euro voor bijzondere sociale leningen. Ik zie ook dat die leningen werden opgetrokken met een bedrag van 250 miljoen euro. Ik heb ook een oefening gemaakt. Stel dat met dat extra budget gemiddeld een lening van 200.000 euro wordt aangegaan, dan kunnen we daarmee 1250 extra gezinnen ondersteunen. Dat zijn centen die de Vlaming kan gebruiken, en men voelt daar direct de effecten van.
Dit alles, collega's, neemt niet weg dat sommigen, net zoals in het verleden, het niet gemakkelijk hebben om een woning te kopen. Daarom is het heel belangrijk dat we die middelen gericht inzetten. Dat doet u ook. Ik heb zonet een aantal voorbeelden gegeven. We mogen ook niet vergeten dat we voor de eerste en enige woning de registratiebelasting verlaagd hebben van 6 naar 3 procent.
Minister, 2023 wordt uw jaar. Blijf gedurfde keuzes maken en blijf ambitieuze hervormingen doorvoeren. U hebt alvast de steun van onze fractie. (Applaus bij de N-VA)
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank aan de beide collega's voor hun tussenkomsten.
Mevrouw Blancquaert, u hebt het over enkele zaken die u misschien beter in een schriftelijke vraag kunt stellen. Ik ken de percentages en aantallen van controles niet uit het hoofd. Maar dien de vraag gerust in. We zullen er een gedegen antwoord op geven.
U maakt wel een deels juiste analyse, in die zin dat niemand, maar dan ook niemand zal ontkennen dat er heel wat uitdagingen zijn op onze woningmarkt. Die uitdagingen komen niet vanzelf, die zijn er voornamelijk wegens een demografische ontwikkeling die zich de laatste jaren heeft voorgedaan en die zich volgens vooruitzichten ook in de toekomst zal voordoen. Het is zo dat we tegen 2050 een kleine 400.000 wooneenheden bij zouden moeten hebben. Het is natuurlijk niet evident om die te realiseren. Daarvoor zijn er in grote lijnen twee redenen. Ik denk dat u ze omwisselt. De grootste oorzaak – niet de enige, want migratie is zeker ook een oorzaak – is wel degelijk de gezinsverdunning. (Opmerkingen van Adeline Blancquaert)
Oké. Excuus. Dat is dus de belangrijkste oorzaak van het feit dat we die extra wooneenheden nodig hebben.
Die uitdaging moeten we tot een goed einde brengen, gecombineerd met een paar andere moeilijkheden en uitdagingen die erbovenop komen. Dat is daarnet ook al aan bod gekomen. Het is niet toevallig dat het thema onder de koepel Omgeving zit, namelijk de open ruimte. Er is een heel brede consensus in Vlaanderen om die open ruimte te vrijwaren. Dan gaat het nog verder naar de kostprijs van wonen, circulariteit in de bouwsector en dergelijke meer. Dat zijn allemaal uitdagingen die we moeten aangaan, samen met de uitdaging om de komende decennia niet alleen woningen bij te bouwen maar ook het bestaande woningpatrimonium stelselmatig te verbeteren.
Er zijn drie grote delen op onze woningmarkt, en we nemen op al deze drie delen wel degelijk initiatieven. Maar bij alle drie spreken we altijd over een heel lage elasticiteit. De woningmarkt is per definitie een eerder traag reagerende markt, wat ervoor zorgt dat bij elke maatregel die je neemt, je moet vermijden om je te laten leiden door de korte termijn en snel gewin, want meestal heeft dat op lange termijn een negatieve uitwerking, waarbij we moeten gaan voor langetermijnaanpassingen.
We doen dat op alle mogelijke gebieden, om te beginnen op de eigenaarsmarkt. Mevrouw Claes heeft al aangehaald dat we daar de verlaging van de registratierechten hebben. Hoewel die uitdaging ook daar stijgt, zeker het laatste jaar met de gestegen rentevoeten, ben ik ervan overtuigd dat we jonge mensen een extra duwtje geven om op die eigenaarsmarkt te treden. We zien voorlopig ook nog in de cijfers dat de jongeren wel degelijk nog actief blijven op die woningmarkt. Dat is op zich een goede zaak. Maar het is evengoed iets dat we in de gaten moeten houden voor de toekomst.
Die eigenaarsmarkt is en blijft de grote ruggengraat van onze woningmarkt in Vlaanderen. Als je internationaal vergelijkt, zie je dat de uitdagingen waar andere landen mee worden geconfronteerd, nog vele malen groter zijn. Ik denk dat het iets is waar we moeten op blijven inzetten, ook op heel lange termijn, ook voor de toekomst, omdat het de beste sociale voorziening is die je kan geven: zoveel mogelijk mensen hun eigen woning helpen verwerven.
Een tweede onderdeel van die woningmarkt is de private huurmarkt. Daar is er een heel grote uitdaging aan de onderkant van de huurmarkt. Het gaat tenslotte nog altijd over de begroting, en je kunt het heel duidelijk afleiden uit de cijfers. We hebben nog nooit zoveel ondersteuning geboden met huurpremies en huursubsidies als vandaag voor mensen die aan de onderkant van die private huurmarkt zitten.
Daarnaast zorgen we ook voor initiatieven om het aanbod uit te breiden. We hebben al twee vormen van geconventioneerd verhuren. Eerst en vooral het betaalbaar wonen: een derde, een derde, een derde, waar mevrouw Claes ook naar verwees. Het andere is dat we nu ook verhuurders toegang geven tot de renovatielening, Mijn VerbouwLening, de renteloze lening in ruil waarvoor men ettelijke jaren aan een lager tarief moet verhuren.
Het laatste dat ik wil aanhalen, is de indexatie die we hebben tegengehouden of de regeling die we hier hebben goedgekeurd. Mevrouw Blancquaert, u vraagt of ze al naar het Grondwettelijk Hof zijn gegaan. Ik dacht van wel, maar die maatregel is hier nagenoeg unaniem goedgekeurd. Men heeft het recht. Ik begrijp ook wel dat de kalkoen tegen Kerstmis protesteert en ik heb daar op zich geen probleem mee. We zullen moeten zien dat we – en ik ben ervan overtuigd dat we dat ook kunnen – het uitgelegd krijgen aan het Grondwettelijk Hof dat het wel degelijk een proportionele maatregel is, rekening houdend met de uitdaging waarvoor we staan.
En dan kom ik natuurlijk bij de sociale woningen. Op het gebied van sociale woningmarkt hebben we altijd gezegd en in elke communicatie die er is gebeurd, heb ik zeer duidelijk aangehaald dat we altijd op twee sporen werken. Enerzijds is dat het aanbod uitbreiden, net zoals op de rest van de woningmarkt. Punt. We moeten extra sociale woningen hebben. De vraag is hoe je dat doet. We hebben meer geld, dat is het probleem niet. Niemand klaagt dat hier ook aan, niemand zegt dat er te weinig geld is. We moeten natuurlijk zien dat het geld omgezet geraakt in bakstenen. En daar zit de grote uitdaging. Wij hebben ervoor gekozen om een pitstop te maken voor de hervorming van de sociale huisvestingssector, de grootste hervorming van de sociale huisvestingsector die ze tot nu toe hebben meegemaakt. Die loopt nu. Het is nog een beetje afwachten de komende maanden, maar in de grootste delen van Vlaanderen loopt die wel degelijk zeer goed. Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat we de doelstellingen die we hebben – de professionalisering van de sector, het bouwritme vergroten, de begeleiding van sociale huurders en kandidaat-huurders, het lokale bestuur dat meer aan het stuur van het sociale woonbeleid komt te zitten –, wel degelijk zullen kunnen bereiken door de hervorming. Dat gaat niet van vandaag op morgen, maar het loopt.
Anderzijds is het zo dat we proberen om de schaarse sociale woningen die we hebben, zoveel mogelijk toe te wijzen aan die mensen die er recht op hebben en die er dus ook nood aan hebben. Dan doen we wel die controles. U klaagt aan dat we dat niet bij iedereen doen. Het lijkt me echt onzinnig en heel stigmatiserend om dat buitenlands eigendomsonderzoek voor alle sociale huurders te gaan doen. U wilt het natuurlijk alleen doen voor allochtone huurders, Vlamingen van vreemde afkomst, maar er zijn evengoed Vlamingen van Vlaamse afkomst die een vakantiewoning kunnen hebben in Kroatië of in Spanje of waar dan ook. Ook die mensen vallen daaronder. Het is zo dat binnenlandse eigendom al wordt gecontroleerd via de Kruispuntbank. Er moet een vermoeden zijn. Het gaat hier wel om 150.000 huurders, en je kunt niet bij alle 150.000 huurders die controle gaan doen. Trouwens, het voorstel van uw partij was nog veel minder: u wou dat aan de regering van het thuisland of het betrokken land vragen. Alsof die ons betrouwbare informatie zouden geven. Het verwondert mij nog tot op vandaag dat dat jullie idee is geweest.
Goed. We blijven dus wel inzetten op de onderbezetting, de taalkennis enzovoort. Vanaf 1 januari komen er nog een paar nieuwe bij, waaronder de verplichting om zich in te schrijven bij VDAB.
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee alle punten die zijn aangehaald, heb behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Sta me toch toe om misschien enkele dingen te verduidelijken. Ten eerste, het mag gerust volgend jaar, het mag gerust uw jaar worden, maar ik hoop voornamelijk dat het het jaar wordt van die vele sociale huurders die al jaren en tijden op een wachtlijst staan. Ik gun het hun net iets meer dan u, om eerlijk te zijn – maar tot daar. Ik gaf ook heel wat cijfers mee. Ik vroeg u er geen, ik ben er van op de hoogte dat dergelijke zaken via schriftelijke vragen opgevraagd moeten worden. Maar eerst enkele punten. Ik vroeg me ook af of en wanneer u in contact zou treden met uw federale collega-ministers over die immense emigratiedruk die momenteel op onze woningmarkt weegt.
Daarnaast, wat de klacht van de Verenigde Eigenaars betreft, ben ik mij er terdege van bewust, zoals ik ook aangaf, dat men al naar het Grondwettelijk Hof is gestapt. Mijn vraag is waarom er op voorhand geen overleg geweest is of waarom er niet gecommuniceerd werd met stakeholders.
Wat de controles op die buitenlandse eigendommen betreft, stel ik me toch vragen bij de grote discrepantie, bij de grote verschillen die er per provincie zijn. Van de 669 onderzoeken werd er 53 procent uitgevoerd in Limburg. De slechtste provincie is Vlaams-Brabant, met slechts 26 onderzoeken. Ik denk dat toch duidelijk uit de cijfers blijkt dat een op de twee van de onderzochte allochtone sociale huurders werd betrapt op een buitenlandse eigendom. Het systeem werkt, gebruik het systeem dan ook en zet die provincies aan, zet die woonactoren aan om te gaan controleren. Ik ben zelf gemeenteraadslid in Gent. WoninGent, met toch wel 10.000 woningen in zijn beheer, doet zelfs geen controles. Ze houden zich daar niet mee bezig. Ik heb daar ook al vragen over ingediend. Ik denk dat dat dus zeer belangrijk is.
Wat die zogenaamde vreemde maatregel betreft waarvan u zei dat we zogezegd zouden moeten vertrouwen op wat Marokko en Turkije ons aan informatie geven, lijkt het me toch niet meer dan logisch dat er geen verhuur is van sociale woningen aan onderdanen van landen die, ten eerste, al geen controle op de eigendomsvoorwaarden toelaten en dat sociale huurders met een vreemde nationaliteit toch op regelmatige basis een uittreksel uit het kadaster van het thuisland afleveren. Ik mag er toch op vertrouwen dat u, als Vlaams minister van Wonen, dat een Vlaamse Regering in staat is om frauduleuze gegevens te ontdekken, om dergelijke onderzoeken uit te voeren. U lacht, dan bent u daar blijkbaar niet toe in staat en bent u toch minder capabel dan ik gedacht had.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Blancquaert, wat uw laatste opmerking betreft: u kunt beter dan dat. U moet zich daar niet toe verlagen.
Maar goed, het zijn vier punten waar ik wil op reageren. Eerst en vooral, wat het overleg met de federale collega’s betreft, hebben we trouwens samen gezeten met mevrouw de Moor, vlak voor of na 11 juli. We hebben er in ieder geval mee samengezeten, en daar was het signaal wel duidelijk dat het druk zet op onze woningmarkt. Maar daar ging het voornamelijk over wat we wel gedaan hebben, namelijk de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Een van de belangrijkste redenen om dat te gaan doen vanuit Vlaanderen, was net om te zorgen dat die onmiddellijke druk op de Vlaamse woningmarkt niet nog meer zou toenemen door de influx van Oekraïense vluchtelingen. Ik denk dat, zonder ons al te veel op de borst te kloppen – want dat blijft natuurlijk een doorlopende uitdaging –, we daar wel degelijk behoorlijk goed in geslaagd zijn.
Een tweede vraag was of er overleg geweest is met de vereniging van eigenaars. Ja, er is overleg geweest. Maar wat denkt u dat dan geeft? Denkt u dat die akkoord zouden gaan? Ze gingen inderdaad niet akkoord. Wat moesten wij dan doen? Moeten wij dan zeggen dat wij het niet gaan doen? Zou dat uw reactie zijn, mevrouw Blancquaert? Ik begrijp heel goed dat de verhuurders het daar niet mee eens waren. Ik denk niet dat er ook maar enig middel was om hen ervan te overtuigen dat het wel een goede maatregel was. Dat is ook absoluut geen verwijt, want die mensen handelen uiteraard uit eigen belang. Je mag niet anders verwachten van die vereniging.
Maar desalniettemin zijn wij het, politici, die hier beleid moeten voeren en die het algemeen belang moeten gaan dienen, mevrouw Blancquaert. Dan blijf ik ervan overtuigd, en als ik het goed voorheb, heeft het parlement dat bevestigd door een bijna unanieme of toch nagenoeg unanieme goedkeuring van de maatregel. Het Grondwettelijk Hof zal zich daarover uitspreken en ik ben ervan overtuigd dat zij dat ook zullen inzien. Maar goed, ik moet niet in hun plaats spreken. Maar alsof dat overleg op voorhand ervoor gaat zorgen dat er helemaal geen weerstand of tegenstand meer is ... Die mensen hebben het recht om zich daartegen te verzetten. Ik kan u zeggen dat de huurders waar we mee gesproken hebben, tevreden waren, ook nadien.
Wat het derde punt betreft, hebt u gelijk. Ik heb mij daar ook al verscheidene keren over uitgesproken. Ik betreur dat niet elke sociale verhuurder in Vlaanderen, en dat kan zowel een sociale huisvestingsmaatschappij als een sociaal verhuurkantoor zijn, een beroep doet op onze subsidies om onderzoek te doen naar buitenlands vermogen of buitenlandse eigendom. Het punt is natuurlijk of we dat kunnen verplichten. En dan? Ik blijf vasthouden aan het systeem waarbij we werken op basis van een vermoeden. Als we elke sociale verhuurder daartoe gaan verplichten, dan gaan die gewoon zeggen dat ze nooit een vermoeden hebben, en dan staan we nog nergens. Dat opleggen helpt dus niet.
Dan het laatste. Neen, ik kan inderdaad niet met zekerheid onderscheiden of een document dat door een bepaalde buitenlandse overheid is verstrekt, laat ons zeggen de Russische overheid, want daarover gaat het ook, niet of wel waar is. Het verwondert mij echt uitermate dat u nog altijd op dat spoor zit om toch een document van een buitenlandse regering te gaan vertrouwen. Blijkbaar kunt u dat onderscheid wel maken. Ik niet. Ik beken dat gerust. Ik betrouw het ook helemaal niet. Ik vertrouw echter veel meer op het systeem dat wij nu hebben. Weet u wat? Ook de rechters doen dat. Tot nu toe is elke rechterlijke uitspraak over dat systeem immers in ons voordeel geweest.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik heb wel nooit gezegd dat dergelijk overleg dat op voorhand zou plaatsvinden met die stakeholders een dergelijke klacht zou tegenhouden. Nu legt u mij woorden in de mond. U bent beter dan dat. Verlaag u daar niet toe. Ik vroeg enkel of er overleg heeft plaatsgevonden.
Nog heel kort over wat u zei over het overleg met staatssecretaris de Moor over de Oekraïense vluchtelingen. We moeten die mensen uiteraard opvangen. U weet dat mijn partij een groot voorstander is van opvang in de eigen regio. Onze regio is die eigen regio. We moeten die mensen helpen. (Opmerkingen van minister Matthias Diependaele)
Het grote verschil is natuurlijk dat die Oekraïense vluchtelingen na verloop van tijd wel zullen terugkeren naar Oekraïne. Dat is ook de intentie van die mensen, van de meeste toch. Dat zijn toch de berichten die wij opvangen. U mag zich op dat vlak inderdaad op de borst kloppen, want Vlaanderen doet het inderdaad veel beter dan Wallonië wat de opvang van Oekraïense vluchtelingen betreft. Wij nemen een veel groter deel op dan we zelfs op voorhand hadden afgesproken. Wallonië heeft het daar moeilijker mee volgens de cijfers die ik heb gezien.
Laten we hopen dat er bij de volgende begrotingsbesprekingen meerdere zaken zijn waarover u zich op de borst kunt kloppen.
Minister Diependaele heeft het woord.
We hadden op voorhand 60 procent afgesproken op basis van de inschrijvingen in het Rijksregister, en we zitten nu aan 59,67 procent of zoiets. Dat is het jongste cijfer, echt er vlakbij, of er iets boven, ik weet het niet juist. Het punt is wel dat we vasthouden aan die 60 procent. We hebben ook zeer duidelijk de afspraak dat we het signaal geven aan de federale overheid dat we niet meer opnemen als we die 60 procent bereiken. We zullen er uiteindelijk weer onder gaan, en er weer boven. U kent het systeem, maar gewoon ter info.
Economie, Wetenschap en Innovatie
Dames en heren, we gaan nu over tot het thema Economie, Wetenschap en Innovatie.
De heer De Roo heeft het woord.
Voorzitter, ik merk dat de collega’s die nog in de zaal zitten, even enthousiast zijn als ik over het beleid van de Vlaamse Regering inzake wetenschappelijk onderzoek, innovatie en wetenschapscommunicatie. Voor hen die dat niet zijn, wordt het misschien een lange vijf minuten, maar goed, we zien wel.
Minister, beste collega’s, de energiecrisis wijst ons er nog maar eens op hoe hard we innovatie, technologie en onderzoek nodig hebben om de stap te zetten naar een meer houdbare en toekomstbestendige maatschappij zonder daarbij onze welvaart op het spel te zetten. Vlaanderen heeft geen grote olievelden of kostbare mineralen in de bodem, maar we hebben wel onze kennis, we hebben wel onze innovatiekracht en we hebben wel ons wetenschappelijk onderzoek. Die bieden een goede uitgangspositie om maatschappelijke uitdagingen zoals de energietransitie, zoals de digitalisering verder aan te pakken.
Maar, collega’s, ik wil de klemtoon leggen op drie b’s die we daarbij moeten doen. De eerste b is beveiligen. Twee, we moeten die bevorderen, en drie, we moeten die meer ‘bestoefen’.
Eén, beveiligen. Onze kennis mogen we niet gewoon te grabbel gooien. Het is een strategisch goed. Recent nog werd een Russische spion aan de universiteit van Tromsø ontmaskerd en opgepakt, maar ook onze bedrijven zijn meer en meer het slachtoffer van hacking, en ook van digitale diefstallen en inbraken. Rusland en China zullen in de toekomst hun pogingen om kennis te stelen uit de westerse universiteiten, onderzoeksinstellingen en bedrijven niet verminderen, wel integendeel. En in een digitale economie en een ‘verdigitaliseerde’ economie is die beveiliging cruciaal, en met het Vlaams Beleidsplan Cybersecurity zullen we daar onder meer de nodige inspanningen toe leveren, iets wat ook sterk in het beleid van de minister zit. Dus één, beveiligen.
Twee, bevorderen. Vlaanderen is Europese top op het vlak van technologie en innovatie. We spenderen meer dan 3,6 procent van ons bbp – ongeveer 10 miljard euro – aan onderzoek en ontwikkeling, en we mogen daar ook trots op zijn. Dat gaan we ook verder bevorderen. In de begroting staat dat ook duidelijk: 2 miljoen euro erbij voor de speerpuntcluster MEDVIA, die de positie van Vlaanderen als de Europese hoofdstad en hotspot voor ‘healthtech’ zal gaan verankeren.
We bevorderen ook door te investeren in de topdomeinen en ons topwetenschappelijk onderzoek. Denk aan het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB), waar we, minister, eerder deze week de kans kregen om het onderzoek en de samenwerking die ze hebben met succesvolle bedrijven te bewonderen. Die dotatie gaat omhoog met 4 miljoen euro. VITO krijgt 2 miljoen extra voor infrastructuurnoden, en ga zo maar door. Er zijn dus heel wat investeringen in de begroting.
En, collega’s, we bereiden ons ook voor op nieuwe Europese regelgeving, zoals de European Chips Act, met het oog op een centrale rol voor het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec). Vorige week nog maakte imec bekend dat ze chips gaan ontwerpen voor Rapidus. Dat is een Japans chipsbedrijf waar onder andere Toyota, Sony en zes andere Japanse bedrijven aan de wieg van stonden. Het toont nog maar eens aan dat imec echt wereldtop is.
Dus: beveiligen en bevorderen. En dat brengt mij tot mijn laatste b: ‘bestoefen’. We mogen, minister, beste collega’s, best wel wat trotser zijn over wat we hier in Vlaanderen in huis hebben, welk baanbrekend onderzoek op planten wordt verricht om ze aan te passen aan toekomstige weersomstandigheden, hoe onze ‘medtech’-sector werkt aan de genezing van kanker, hoe onze digitale economie artificiële intelligentie omzet tot maatschappelijk wenselijke toepassingen. En met 11 miljoen euro in de begroting, minister, voor wetenschapscommunicatie gaan we onder andere die uitdaging aan. Dag van de Wetenschap is een moment waarop topwetenschappers in Vlaanderen aan het woord kunnen komen om hun expertise te delen met de volgende generaties en waar we ook verder op mogen inzetten.
En ten slotte liggen er heel wat kansen in dat grote project dat eraan komt: Flanders Technology & Innovation (FTI). Dat zal Vlaanderen op de kaart moeten zetten rond die vijf actuele werven die al meermaals aan bod zijn gekomen. Ik kijk dan ook uit naar het plan van aanpak dat u samen met minister-president Jambon en alle ministers van de Vlaamse Regering op tafel zult leggen, en ook naar de uitrol daarvan in 2023.
Beveiligen, bevorderen en ‘bestoefen’. Kortom, collega’s, met de inzet van onze kennis en onze innovatiekracht en vanuit ons wetenschappelijk onderzoek zullen we onszelf opnieuw lanceren uit de crisis. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
De heer Gryffroy heeft het woord.
Beste collega’s, ik zal het niet hebben over de drie b’s van de vorige spreker, maar ik zal het hebben over de crisissen die de ondernemers hebben doorstaan: de coronacrisis in 2020 en 2021, een zware recessie. En dan hoopten we eigenlijk dat in 2022 het ergste weer achter de rug was. 2022 zou het jaar van de relance worden. Maar we staan opnieuw voor grote uitdagingen. Het herstel vertraagt, het vertrouwen is gedaald, de industriële productie daalt, de economische activiteit is laag, de inflatie is op het hoogste niveau sinds 1975, de lonen hier groeien door de automatische loonindexering sneller dan in onze buurlanden en maken ons minder concurrentieel, en de rente steeg van 1 procent begin dit jaar naar iets meer dan 3 procent vandaag.
We zien ook dat het aantal faillissementen toeneemt. Als het zo fel tegenzit, zou men al snel de schouders laten zakken, maar dat is niet wat onze ondernemingen doen. Bij de opeenvolgende crisissen getuigden ze van een enorme vastberadenheid, weerbaarheid en veerkracht. Zo slagen ze er telkens in om opnieuw stand te houden en verder te zetten. Het zijn ook onze ondernemingen die voor jobs zorgen en zo onze sociale zekerheid rechthouden. Het zijn onze ondernemers die welvaart creëren en instaan voor economische groei. En 2022 ging dus het jaar van de relance worden, maar toen viel Poetin Oekraïne binnen en we staan opnieuw voor grote uitdagingen. Vlaanderen investeert opnieuw voorzichtig om ook deze crisis te boven te komen, voorzichtig want de schulden van vandaag zijn immers de belastingen van morgen.
Dan begrijp ik de reactie van collega Rutten deze morgen niet goed. Ze is nu jammer genoeg niet meer aanwezig omdat ze geen debat wilde waar ze onderbroken kon worden, maar haar oproep rond het tijdelijk steunkader voor Vlaamse energiesteun is bizar, vooral omdat collega Rutten niet meldde waarom en hoe het bijgestuurd moet worden. Nochtans is het kader duidelijk. De Vlaamse Regering stut de bedrijven die zwaar getroffen worden door de energiecrisis en alleen ondernemingen die vandaag een operationeel verlies lijden door de gestegen energiekosten, komen in aanmerking. Het doel van de ondersteuning is om te vermijden dat de productie stilgelegd wordt of dat activiteiten naar het buitenland verplaatst worden. Alleen ondernemingen die voor de energiecrisis gezond waren, worden ondersteund, zodat ze niet over kop gaan. Vlaanderen neemt die gerichte steunmaatregelen zonder het tekort op de begroting te laten ontsporen, wat superbelangrijk is. Bedrijven die aanspraak maken op de steun, mogen dan uiteraard geen dividenden uitkeren aan de aandeelhouders. Dat is nogal logisch.
De afgelopen jaren had ik ook bijzondere aandacht voor het versterken van de kapitaalstructuur van onze ondernemingen, zoals de Winwinlening, het Vriendenaandeel en het Welvaartsfonds. Dat zijn krachtige instrumenten om het slapend spaargeld te activeren, maar minister, een turbo, vooral voor de Winwinlening, is wel degelijk nodig.
Jammer genoeg is ook fraudebestrijding broodnodig. Iedere gefraudeerde euro is er een te veel. Er wordt jammer genoeg gefraudeerd. Dat is jammer, want het imago van de goedmenende ondernemer wordt hiermee ondergraven.
In Vlaanderen moeten we het ook hebben van onze brains en van ons vermogen om vernieuwende oplossingen te vinden. Innovatie is ons belangrijkste instrument om de uitdaging van vandaag en morgen aan te gaan. Vlaanderen zet ook sterk in op die innovatie. We zijn innovatieleider binnen Europa. Innovatie moet dan ook vooral bottom-up aangestuurd worden en niet top-down, en moet in functie van de vraag zijn. Speerpuntclusters zijn hiervan goede voorbeelden. Maar de horizontale wisselwerking tussen de verschillende clusters kan nog verbeteren. We moeten vermijden dat we geen speerpuntclusters krijgen, maar net siloclusters.
Ten slotte wil ik ook hier even aanhalen wat ik gisteren in de commissie al gezegd heb aan de minister-president, dat Flanders Technology & Innovation een prachtig initiatief is. We moeten voor het buitenland en voor onze eigen mensen een herkenningspunt zijn. Als we spreken over Duitsland, spreken we van machinebouw en wagens. Spreken we over Italië, dan spreken we bijvoorbeeld over kledij en auto’s. Maar we moeten spreken over Vlaanderen als het gaat over innovatie en technologie. Dat moet voor de mensen een begrip zijn, niet alleen hier, maar ook in het buitenland. Om dat te kunnen bereiken, moeten we daar inderdaad hard op inzetten. Daarom vind ik het supertof en toch belangrijk dat we herinvesteren in Flanders Technogy, of toch in Flanders Technology & Trade, want dit is de toekomst voor Vlaanderen. (Applaus bij de N-VA en van minister Matthias Diependaele)
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Voorzitter, minister, waarde collega’s, het is een open deur intrappen als ik zeg dat 2022 een zeer uitdagend jaar was. Het herstel van de COVID-19-crisis was nog maar goed en wel op gang getrokken of de volgende crisis stond al voor de deur met de inval van Rusland in Oekraïne. Dit werd op zijn beurt dan gevolgd door een ongeziene energiecrisis. De inflatie schoot door het dak en bereikte niveaus waarvoor we tot in de jaren tachtig moeten teruggaan. Onze Vlaamse bedrijven krijgen af te rekenen met sterk gestegen productiekosten, problemen in de aanvoerketen, een looninflatie van meer dan 10 procent. Als zwaarste dobber waren er de torenhoge energieprijzen.
2023 belooft dan ook een zeer uitdagend jaar te worden, collega's. Het Internationaal Monetair Fonds verlaagde de groeiprognoses voor de wereldwijde economie in 2023 en verwacht voor de Europese economie bijna een stilstand. Als exportregio bij uitstek zal Vlaanderen hier dan ook een zeer sterke tegenwind ondervinden. Ik ben zeer blij, minister, dat we vanuit Vlaanderen onze bedrijven ondersteunen in deze moeilijke tijden. Het steunpakket is tijdelijk, doelgericht en voorwaardelijk. Controle zal van groot belang zijn om te zorgen dat de steun terechtkomt bij die bedrijven die het echt nodig hebben. Ik ben dan ook blij dat sinds maandag bedrijven steun kunnen aanvragen in het kader van de tijdelijke crisiskaderregeling.
Dit sluit perfect aan bij mijn tweede punt, namelijk het versnellen van de energietransitie voor onze Vlaamse economie. Vlaanderen is een van de meest innovatieve regio’s in de wereld. Onze bedrijven kunnen een zeer grote rol spelen in de energietransitie. We steunen daarom ten volle het impulsprogramma voor energiemaatregelen dat u aankondigde voor onze bedrijven, om die versterkt te ondersteunen bij die transitie.
Ik wil het ook nog eens kort hebben over de kmo-portefeuille. Dat is een van de meest toegankelijke instrumenten om ondernemingen te ondersteunen. Kmo’s kunnen via de kmo-portefeuille een deel van de kosten voor opleidingen en advies terugbetaald krijgen. Dat is voor heel veel ondernemers een grote hulp. Ik keur dan ook zeker de genomen stappen goed om dit instrument verder te verbeteren. Vanaf januari 2023 kunnen kmo’s enkel steun krijgen voor opleidingen rond toekomstgerichte thema’s en zal er een kwaliteitskamer worden ingericht om versterkt toe te zien op de kwaliteit van de opleidingen. We volgen dit graag mee verder op.
Afsluiten wil ik doen door te focussen op onze lokale economie. De lokale economie, horecazaken en traditionele weekmarkten zijn het sociale weefsel van onze economie. Zonder deze lokale economie zijn er geen bruisende steden of dorpskernen. In dat opzicht is het integraal handelsvestigingsbeleid en de regelgeving voor ambulante handel van groot belang. Met nieuwe regelgeving voor de ambulante handel kunnen we hopelijk de regelgeving en administratieve vereenvoudiging en tegelijk meer rechtszekerheid bieden aan de marktkramer of foorreiziger.
Minister, u weet ongetwijfeld uit de commissie dat de bescherming van handelskernen ons na aan het hart ligt. Ik kijk dan ook samen met u uit naar de uitrol van het wijzigingsdecreet Integraal Handelsvestigingsbeleid.
2023 belooft opnieuw een uiterst spannend jaar te worden. Wat mij betreft, geeft de Vlaamse Regering een duidelijke richting aan voor de economie van de toekomst met gerichte steunmaatregelen en de nodige aandacht voor ons lokaal weefsel. (Applaus bij cd&v)
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, ik zal even op een aantal zaken ingaan. De beveiliging is uiteraard een cruciaal gegeven, want we zijn inderdaad geroemd om onze kennis maar we mogen die ook beschermen. We mogen daarmee uitpakken, maar de bescherming is cruciaal. We zijn dan ook gestart met beleid daarrond samen met minister Weyts en minister-president Jambon om kennislekken van onze kennisinstellingen te voorkomen. Cyberveiligheid is een cruciaal thema, ook zeer actueel gezien de verschillende aanvallen op onze steden van de laatste dagen. We voelen heel goed dat onze ondernemers mee zijn op de digitale trein, maar op het vlak van cyberveiligheid kan nog een tand worden bijgestoken.
Innovatie, onderzoek en ontwikkeling zijn inderdaad deze week te gast geweest bij het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB). U zegt, mijnheer De Roo, dat we stoefen, maar we mogen best fier zijn op onze innovatiekracht en -vermogen. 3,6 procent van ons bbp of 10 miljard euro privé- en publiekkapitaal zetten we jaarlijks in op innovatie. Innovatie zal altijd een middel zijn om de grote uitdagingen van onze wereld te beantwoorden – ik geloof daar heel sterk in –, van klimaat tot gezondheidszorg. Het zijn thema’s die aan bod komen bij Flanders Technology & Innovation. We zijn vandaag koploper, we moeten die positie kunnen behouden, ook voor onze strategische onderzoekscentra zoals imec en het VIB is het belangrijk om daarin te blijven investeren. U verwees naar de Chips Act. Het is belangrijk dat we de polepositie in de wereld vanuit strategische autonomie en onafhankelijkheid, vanuit Europa, kunnen verstevigen.
Collega Gryffroy, ik deel uw mening wat de steun aan onze bedrijven betreft. Ik denk dat wij er inderdaad goed aan hebben gedaan om voorlopig vast te houden aan het tijdelijk crisiskader, zoals Europa initieel heeft voorzien. We moeten het wel goed monitoren in functie van de competitiviteit van onze bedrijven. Dat is ook de afspraak die we gemaakt hebben in de schoot van de regering. Voorlopig blijven we binnen de gestelde voorwaarden, bijvoorbeeld wat de operationele verliezen in de respectievelijke steunperiode betreft. Ik denk dat we die voorwaarde voorlopig zeker moeten durven aanhouden. We zullen dan in de komende weken heel nauw opvolgen in welke mate onze bedrijven er een beroep op zullen moeten doen. De verwachting is inderdaad dat de periode die voor ons ligt, het eerste kwartaal van 2023, bijzonder uitdagend is omdat er naast de energiekost en de grondstoffenkost ook de loonkost zal zijn. We zullen de 250 miljoen euro die we nu voorzien hebben voor de twee kwartalen, voorlopig zeker moeten aanhouden.
U sprak ook over de Winwinlening. Daar is een enorme turbo op gezet. De cijfers zijn best wel goed. We gaan daar morgen nog nader op in, bij uw vraag om uitleg, wat de concrete bedragen betreft.
Het stimuleren van de speerpuntclusters tot meer samenwerking: ook daarin ben ik uw bondgenoot. Ik denk dat we die verkokering maximaal moeten tegengaan. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) geeft aan dat die samenwerking best wel goed is, maar het blijft inderdaad een aandachtspunt.
Ik wil afronden, collega’s, met de trots die we best mogen uitstralen als het gaat over innovatie en technologie. De komende twee jaar maken wij werk van Flanders Technology & Innovation, samen met de minister-president en met alle collega’s in de regering. We laten aan Vlaanderen zien hoe toonaangevend wij op dat vlak zijn in Europa en in de wereld. We inspireren onze jonge mensen om te kiezen voor STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering and Mathematics), omdat wij ervan overtuigd zijn dat onze uitdagingen sterk beantwoord kunnen worden met technologie en innovatie. (Applaus van Loes Vandromme)
Onderwijs en Vorming
Dames en heren, we gaan nu over naar het thema Onderwijs en Vorming.
De heer De Witte heeft het woord.
Collega’s, het gaat niet goed met het onderwijs in Vlaanderen. Het lerarentekort was nog nooit zo hoog. De armoede stijgt, en scholen besparen op verwarming omdat de facturen de pan uitswingen, veel gebouwen slecht geïsoleerd zijn en de Vlaamse Regering de stijgende kosten niet volledig compenseert.
Minister, je kunt niet leren in een veel te koude klas, je kunt niet leren met een lege maag, en je kunt zeker niet leren zonder leerkracht voor de klas. Het gevolg is dat er druk staat op de kwaliteit van ons onderwijs. Die daalt tot een zorgwekkend niveau. Dat konden we vandaag nog lezen in een nieuw onderzoek. De Vlaamse Regering zegt dat ze het onderwijs bijzonder belangrijk vindt, en minister Weyts klopt zichzelf op de borst, zeggende dat het globale onderwijsbudget stijgt, maar ik wil toch drie kanttekeningen maken bij die stijging.
Ten eerste zitten we met een hyperinflatie waardoor de loonmassa – dat is veruit de grootste brok uit het onderwijsbudget – vanzelf stijgt. Dat is één. Ten tweede komen er jaar na jaar leerlingen bij, dus als we de kwaliteit op peil willen houden, dan is meer leerlingen gelijk aan meer budget. Dat is logisch. Ten derde is er een historische achterstand in de investeringen in schoolgebouwen en in digitalisering. De regering probeert die achterstand nu in te halen, wat natuurlijk extra uitgaven met zich meebrengt.
Het globale budget stijgt dus, maar dat neemt niet weg dat er op een aantal posten serieus bespaard wordt. Ik noem er vier.
Eén, de onvolledige indexatie van de werkingsmiddelen in het secundair onderwijs. Dat is natuurlijk een botte besparing, minister, zeker in tijden van hyperinflatie. Volgens de scholenkoepels kost die onvolledige indexering hen 300 miljoen euro in 2022. Het gevolg is dat er besparingen zijn op didactisch materiaal, op uitstappen, op warme schoolmaaltijden, et cetera.
Twee: ook de werkingsmiddelen van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) worden onvolledig geïndexeerd. Die trekken aan de alarmbel over de haalbaarheid van hun kerntaken. Hetzelfde geldt voor de pedagogische begeleiding, wat dan weer ten nadele komt van de onderwijskwaliteit.
Drie: het hoger onderwijs. Volgend jaar worden de kliks voor de universiteiten opnieuw niet toegepast, de vierde keer op acht jaar tijd. Daardoor gaat er een dikke 80 miljoen euro minder naar het hoger onderwijs. Dat betekent ongeveer tienduizend studenten die niet gefinancierd worden door de Vlaamse Regering. Gevolg: het inschrijvingsgeld gaat omhoog, terwijl het aantal leefloonstudenten nog nooit zo hoog was. Volgens de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) is de situatie onhoudbaar. Dat laatste is een citaat.
Tot slot wordt er ook in het volwassenenonderwijs bespaard, als je de knip van 6 procent in het begin van de legislatuur meeneemt.
Collega’s, minister, mijn fractie verzet zich tegen die besparingen, en vraagt een noodplan voor het onderwijs, rond energie, rond armoede en rond het lerarentekort. Drie weken geleden hebben we hier een debat gevoerd over armoede in het onderwijs, omdat de Vlaamse Scholierenkoepel aan de alarmbel trok over de stijgende loonkosten. We hebben gepleit voor onmiddellijke bevriezing van al die kosten en prijzen. De minister heeft dat vakkundig afgewezen.
Ik zal dat debat niet herhalen, maar ik focus in de tijd die me rest, voorzitter, op het lerarentekort. We moeten dringend meer leraren aantrekken, en we moeten ze langer houden. Mijn fractie vraagt drie maatregelen die budgettair perfect haalbaar zijn.
De eerste gaat over de begeleiding. Versterk de begeleiding, werkzekerheid en financiële zekerheid voor starters, zodat ze in het onderwijs kunnen blijven. Dat kan via een vervangingspool over de netten heen, en via meer tijd voor aanvangsbegeleiding, vorming en lesvoorbereiding voor starters.
Trek ten tweede de anciënniteit op die zijinstromers kunnen meenemen. Zij krijgen nu maar maximum tien jaar anciënniteit. Voor veertigers die de overstap maken, dat is de grootste groep die dat overweegt, betekent dat vaak nog steeds een verlies van om en bij de 400 euro. Dat is veel te hoog. Verhoog die anciënniteit naar twintig jaar. Dat zou volgens uw antwoord, minister, op mijn parlementaire vraag, 10 miljoen euro kosten. Dat is perfect betaalbaar. Er zijn verschillende scenario’s die u hebt uitgewerkt, of uw administratie, maar ze zijn allemaal betaalbaar.
Verhoog ten derde de werkbaarheid van het werk door met uw federale collega’s te vechten voor een betere eindeloopbaanregeling in het onderwijs, en door de planlast te verminderen, in plaats van te vermeerderen met heel het gesukkel rond de nieuwe eindtermen.
Ja, collega’s, die maatregelen kosten meer, maar het lerarentekort als dusdanig vormt natuurlijk ook een besparing voor deze regering, en de extra kosten wegen niet op tegen de baten. Investeren in onderwijs is investeren in de toekomst. Ik dank u. (Applaus van Lise Vandecasteele en Hannelore Goeman)
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, beste collega’s, niet-voetbalkijkers op dit ogenblik, ons Vlaams onderwijs staat in het oog van de storm van externe rampspoed. Asiel en migratie, corona, Oekraïne, energiecrisis, inflatie … Lesmateriaal wordt alsmaar duurder. Vooral de torenhoge energierekening neemt een flinke extra hap uit het schoolbudget. Scholen worden daar voor de keuze gesteld. Ofwel besparen, bijvoorbeeld op schoolmaaltijden, op personeel voor opvang, voor middagtoezicht, op waardevolle pedagogische initiatieven, of door noodzakelijke investeringen uit te stellen. Ofwel extra kosten doorrekenen aan de ouders, die deze facturen steeds minder kunnen betalen.
Wat heeft de Vlaamse overheid eigenlijk gedaan aan structurele maatregelen om de schoolrekening te beperken? Dat is naar ons aanvoelen toch bitter weinig.
Ja, er komt een energiecompensatie van 67 miljoen euro in 2022 en 55 miljoen euro 2023. Maar dat is onvoldoende ten opzichte van de kostenstijging voor de scholen.
Natuurlijk, ik weet het, de Vlaamse overheid kan nooit alle verhoogde kosten volledig mee dekken. Maar een crisis als deze vergt niet alleen ad-hoccompensaties, u moet ook terugkomen op de besparing op de structurele werkingsmiddelen. Secundaire scholen krijgen al jarenlang maar 60 procent van de indexering van hun werkingsmiddelen en dat terwijl ze de komende jaren net de grootste leerlingencohorten zullen binnenkrijgen.
Naast de externe dreigingen zijn er ook interne crisissen, waar de minister de ambitie had om de tanker te doen keren, maar waar de motor van die tanker toch serieus aan het sputteren lijkt. Ten eerste, wat de algemene onderwijskwaliteit betreft, is het voorlopig nog wachten op de initiatieven die in de pijplijn zitten, zoals het einde van de loopgravenoorlog rond de eindtermen, de dertien prioriteiten die u hebt gedestilleerd uit het rapport van de Commissie Beter Onderwijs en de inrichting van het Leerpunt.
Maar er zijn ook heel wat zaken op deze werf die al een hele tijd waren aangekondigd. Waar blijft het professionaliseringsplan voor onze leraren? Waar blijft het plan om de diplomaloze uitval uit het secundair onderwijs terug te dringen? Waar blijft de opwaardering van ons beroepssecundair onderwijs, zodat we weer meer gedegen vakmensen kunnen afleveren?
Ten tweede, is er het belang van een goede beheersing van het Nederlands. Dat is heel cruciaal, dat vindt u ook. Maar voorlopig hebben we nog te weinig zicht op de effecten van de KOALA-taalscreening en de bijbehorende taaltrajecten. Veel meer dan een steekproefje van een deel van de resultaten en een eerste kort verslagje vanwege de onderwijsinspectie hebben we daar nog niet van gezien. Voorlopig hebben we dus nog geen enkele indicatie die ons toont dat dit project effectief zoden aan de dijk brengt.
Dan komen we bij het loopbaanpact. U hebt de kwestie uitbesteed aan de Commissie van Wijzen, dat hebt u hier vorige week gezegd. Zo hebt u extra tijd gekocht. Maar u weet ook dat het verslag van die commissie er pas eind 2023 komt. Voor mei 2024 kunnen er dus geen grondige hervormingen meer komen die het lerarenberoep aantrekkelijker zullen maken. Verder betreuren we vooral de recurrente 46 miljoen euro die u bespaart inzake toekomstige onderwijsbeleidsimpulsen in de strijd tegen het lerarentekort. En daarnaast stellen we vast dat er voor de tweede keer 28 miljoen euro minder zal worden voorzien in het fonds Digisprong dat de digitalisering in ons onderwijs moet verankeren.
Dan kom ik bij het hoger onderwijs. Daar kijken we echt uit naar de effectieve invulling van het Studie-efficiëntiedecreet. Maar dat zal moeilijk worden, gezien een hele rits taken. Ik verwijs naar de verplichte remediëring voor studenten die niet slagen in hun starttoets, zelfs al is dat een student die er 0,0 procent van kent en wiens vooropleiding totaal niet aansloot bij de studierichting. In dat opzicht is het natuurlijk niet begrijpelijk dat men weer overgaat tot het overslaan van kliks voor de universiteiten. Maar dat betekent concreet dat de eventuele stijging van studentenaantallen en een toegenomen verwachting van de overheid niet gevolgd worden door voldoende middelen, hoewel die zijn voorzien in het Financieringsdecreet.
We wachten ook nog op de in het regeerakkoord aangekondigde evaluatie van de financiering van ons hoger onderwijs en de hieraan gekoppelde rationalisatie die het evenwicht moet houden tussen efficiëntie en een voldoende rijk onderwijsaanbod, ook in onze meer regionaal gerichte hogescholen en universiteiten.
Voorzitter, ik heb nog één paragraaf. Ik heb deze ochtend niets gezegd. Aangezien u clement bent voor anderen, mag ik misschien nog even? (Opmerkingen van de voorzitter)
Het volwassenenonderwijs krijgt 47 miljoen euro extra, maar er wordt hier 48 miljoen euro gegenereerd door een ‘open end’-kostendrijver. Er is dus geen structurele investering in het segment. Ik denk dat daar toch wel heel wat noden zijn die niet worden ingelost.
Voor het Vlaams Belang zijn dat voldoende argumenten om deze Onderwijsbegroting niet goed te keuren. Ik dank u.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het is al vaak genoemd vandaag: we bevinden ons in woelig water, en we gaan soms een keer kopje onder. Corona, de stijging van de energieprijzen, oorlog: het zijn allemaal zaken die ons uitdagen. Het zijn externe crisissen.
Maar we moeten het toegeven: er zijn ook een aantal crisissen die inherent zijn aan ons onderwijs, namelijk het lerarentekort. En soms, minister, is het heel simpel: voor elk kind een plaats op school, en in elke klas een leerkracht. Zo eenvoudig zou het kunnen zijn. Maar net zoals voetbal vanuit de zetel soms heel eenvoudig lijkt, zo is het niet zo evident om een ‘remontada’ ook echt uit te voeren. En er zijn grote zorgen, omdat we moeten kunnen waarmaken dat elk kind recht heeft op het beste onderwijs dat er is. En het lerarentekort is wellicht de grootste bedreiging voor de kwaliteit van ons onderwijs, want de kracht van onderwijs is de kracht van mensen, van leraren, van schoolteams. En ja, we leren ook uit de peilingsproeven die vandaag bekend werden gemaakt, want daar staat dat de leerkracht ertoe doet. En dat zijn ook de echte bouwstenen van ons onderwijs: de personeelsleden, het hele schoolteam, en in het bijzonder de leraren. De school is immers maar zo sterk als haar personeelsteam. En een lerarentekort tast dus ook de sterkte van onze scholen aan, en maakt hoogkwalitatief onderwijs bijna onmogelijk.
En toch, collega's, zijn er nog nooit zoveel personeelsleden in het onderwijs aan het werk geweest. Dat komt door het stijgend aantal leerlingen, maar evenzeer door de vele beleidsondersteuningen of beleidsbeslissingen die werden genomen door u en vorige ministers. En dat wil ik toch wel even benadrukken.
Het zal jullie wellicht niet verbazen, collega’s, maar ik blijf ervan overtuigd dat de oplossing net ligt bij die teams. Door hun ruimte en vertrouwen te geven, door hun de vrijheid te geven om de nodige beslissingen te nemen, kunnen we namelijk werk maken van de nodige zaken in ons onderwijs. En ja, er zijn een aantal zaken, een aantal maatregelen genomen, punctueel. Er is bijvoorbeeld de terugkeer van langdurig zieken. En ik kijk zeker ook uit naar wat we binnen het onderwijs kunnen doen voor mensen met een beperking. Maar eigenlijk is er meer nodig. U weet het, minister: er moet grondiger gewerkt worden, diepgaander, fundamenteler. Want er is een pact nodig, een lerarenpact – het woord is gevallen –, een pact met stakeholders, met werkgevers en werknemers.
Minister, u kon een cao afsluiten, en u hebt getoond dat u gelooft in het werk van een vakbond. En u toont dat het kan, op een bepaalde manier, om samen school te maken. U gelooft daarin. Ik herhaal dan ook mijn vraag, minister, om daarin te blijven geloven, en in volgende periodes ook samen te blijven werken met alle actoren. Ik reken er ook op, minister, dat de Commissie van Wijzen die u onlangs ook in het leven riep, geen dienst zal zijn om de dingen uit te stellen, maar om ze net vast te pakken.
Minister, vorige week kregen we een heel goede toelichting van de inspectie over de DataWijzer. Dat was echt ongelofelijk; chapeau wat die mensen gerealiseerd hebben. Ik heb er al heel vaak naar gevraagd hoe we ervoor gaan zorgen dat we scholen datageletterd maken. En ik wil toch wel nog een keer onderschrijven dat dat een heel sterk instrument is.
Maar als ik dan zie, minister, hoe we als parlementslid datageletterd zouden moeten zijn, dan merk ik dat we niet veel wijzer worden van de cijfers die we opvragen via schriftelijke vragen. Als controlerende macht is het niet zo evident om zonder data onze opdracht te vervullen. Dus dat is misschien een goed voornemen, minister, om iets transparanter te zijn in het geven van data.
Maar wat betreft efficiënt onderwijs en hoe we scholen moeten ondersteunen, is er een leerpunt geïnstalleerd dat onafhankelijk zou werken. Ik hoop dat dit oprecht is. Er is een kwaliteitsalliantie opgemaakt. Ik heb gevraagd om te blijven werken en met de boekenleveranciers aan de tafel te gaan zitten. We hebben de nieuwe eindtermen. We moeten daarover zeker luisteren naar het veld en ervoor zorgen dat ze op tijd aan de slag kunnen.
Maar kwaliteitsvol onderwijs, minister, betekent voor mij ook onderwijs voor wie recht heeft op ondersteuning. Er worden een aantal stappen genomen. Ik hoop dat we werk kunnen maken van die basiszorg en de verhoogde zorg in de scholen. Ik ben heel blij met de extra middelen voor de Luisterpuntbibliotheek. En ik hoop dat er ook werk gemaakt wordt van de blijvende koopkracht van scholen.
Minister, ik heb een woord van u geleerd: remontada. Ik kende dat niet. U zou het momentum gebruiken om de achterstand om te zetten naar voorsprong in onderwijs. Zoveel ken ik niet van voetbal, van onderwijs iets meer. Maar ik weet ondertussen dat, als je echt werk wilt maken van een remontada, je moet geloven in samenwerken en er moet staan met de hele ploeg. Ik hoop in elk geval dat u dat kunt doen met iedereen die een groot hart heeft voor het onderwijs. (Applaus bij cd&v en van Arnout Coel)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Voorzitter, ik zou willen vragen om mijn spreektijd aan de heer De Gucht te geven. Dan doet hij onderwijs en hoger onderwijs in één beweging.
Goed, omdat het bijna Kerstmis is.
Maar ik blijf wel luisteren, want hij gaat dat goed doen.
Hij had gezegd ‘zeven minuten’. Dat was eigenlijk de deal. Waar of niet waar?
Ik ben volledig akkoord. Het is volledig juist, voorzitter.
Zeven minuten, dus.
De heer De Gucht heeft het woord.
De onderwijsbegroting voor het verplicht onderwijs neemt met 15 miljard euro traditioneel een grote hap uit onze begroting. Ten opzichte van 2019 is dat een stijging van 3,2 miljard euro of 26,5 procent. Daarin zit natuurlijk wel de indexstijging van 1,5 procent, maar desalniettemin is dit toch een significante stijging.
Als we inzoomen op de keuzes die genomen zijn, kunnen we tevreden zijn, maar er zijn toch enkele bezorgdheden. Het is noodzakelijk dat we weer investeren in schoolinfrastructuur. We doen dit ook. Het is belangrijk dat er extra aandacht gaat naar het buitengewoon onderwijs. Dat maakt dat we in de huidige regeerperiode 3 miljard euro zullen investeren in deze infrastructuur. Al die extra capaciteitsmiddelen moeten ertoe leiden dat de keuzevrijheid van de ouders maximaal kan worden gerealiseerd.
De schoolinfrastructuur, die voor een groot deel met overheidsgeld wordt gebouwd, moet maximaal ingezet worden. Dat betekent dus ook buiten de schooluren. 60 procent van de scholen doet dit vandaag. Het is nu aan de overige 40 procent om hierin te volgen. Daarbij is het volgens onze fractie alvast belangrijk dat de lokale besturen een rol krijgen om hieraan de juiste invulling te geven, volgens de lokale noden.
De regering gaat onderzoeken in welke mate het GO!, net zoals de andere onderwijsverstrekkers, in de toekomst zou kunnen lenen voor het bouwen van die schoolinfrastructuur. Dat is een belangrijk punt voor onze fractie omdat het GO! op deze manier eindelijk de hefboom krijgt om zijn decretale opdracht, namelijk het inrichten van neutraal onderwijs, ten volle kan spelen.
Om bij de schoolinfrastructuur te blijven, vind ik het ook zeer positief dat de minister eindelijk werk gaat maken van een belangrijk punt uit ons regeerakkoord, namelijk dat bij een eventuele overdracht van een school van het officieel onderwijs in eerste instantie een overdracht binnen het officieel onderwijs moet worden onderzocht. U gaf in de commissie Onderwijs al aan dat u uw administratie de opdracht hebt gegeven om met een juridisch sluitend voorstel te komen, waarvoor mijn dank.
Het zal u misschien verbazen, of misschien ook niet, dat ik het even wil hebben over het levensbeschouwelijke aspect. Ik vind het zeer positief, minister Weyts, dat u binnenkort eindelijk de dialoog zult opstarten die ertoe moet leiden dat leerlingen die opteren voor een vrijstelling van levensbeschouwelijk onderricht, dit op een nuttige wijze kunnen invullen. Twintig jaar na de decretale invulling komt dit geen dag te vroeg.
Daarnaast is het ook enorm belangrijk dat leerkrachten levensbeschouwing zonder vereist bekwaamheidsbewijs zich verplicht bijscholen. Wat mij betreft mag het hier niet bij blijven en moet men zelfs verder gaan. Ik vind dat leerkrachten die na twee jaar nog steeds hun bekwaamheidsbewijs niet hebben behaald, niet langer voor de klas zouden mogen staan. Als men dan toch vindt dat levensbeschouwing thuishoort binnen de schoolmuren, dan is een leerkracht die bekwaam kan lesgeven toch wel het minimum dat wij als samenleving mogen vragen. Daarom ook dat de onderwijsinspectie strenger moet optreden. Minister, dat betekent ook dat we hiervoor de nodige inspecteurs moeten hebben.
Minister, dan nog iets wat u misschien in mijn tussenkomst niet had verwacht: de lege brooddoos. Wij laten dit niet los. In uw begrotingstoelichting gaf u aan dat u zelf een initiatief gaat nemen. Toen wij u in de commissie Onderwijs om meer duidelijkheid vroegen, was uw honger echter snel over. U zag eerder een rol voor uw collega’s van Welzijn of lokale besturen. Minister, het zal de kinderen die vandaag met honger op de schoolbanken zitten worst wezen wie het initiatief neemt. Wel staat vast dat er dringend actie moet worden ondernomen. (Applaus van Gwendolyn Rutten, Hannelore Goeman en Elisabeth Meuleman)
Daarnaast heeft de regering in de begroting middelen voorzien om het lerarentekort aan te pakken. Ik denk daarbij aan het optrekken van de anciënniteit voor zijinstromers, de campagne ‘Lesgeven is alles geven’, … (Opmerkingen van minister Weyts)
Voorzitter, de minister wil even tussenkomen over die lege brooddoos.
Neen, over de liberalen, maar dat is niet zo nodig.
… de proeftuinprojecten, het duaal lesgeven, het profiel van de senior leerkracht, waarmee we de aanzet geven voor het lerarenloopbaanpact. De Commissie van Wijzen die eind 2023 met voorstellen moet komen, is een goed initiatief, maar zoals hier reeds gezegd: die commissie mag niet leiden tot stilstand. Actie is, zoals u weet, nodig.
Het hoger onderwijs krijgt 83 miljoen euro extra op een totaal budget van 2,3 miljard euro. Dit gaat voornamelijk naar het verhogen van de startbasis voor een nieuw indexmechanisme. Vanaf 2023 stappen we over van het systeem van de gezondheidsindex naar dat van de spilindex. In de toekomst worden de loonkredieten met 2 procent verhoogd als die wordt overschreden. Deze structurele maatregel zal de basisfinanciering op lange termijn verbeteren. Belangrijk is ook dat er een energietoelage komt van 8 miljoen euro, recurrent. Dat laatste is niet onbelangrijk omdat anders een deel van de werkingsmiddelen letterlijk en figuurlijk in rook zou opgaan.
Voor het overige zijn er verschillende groeipaden ingeschreven voor een bedrag van 14,4 miljoen euro. Voor de graduaten komt er een extra budget van 1 miljoen euro.
Maar, minister en collega’s, de financiering van ons hoger onderwijs staat onder druk. Steeds meer jongeren starten met hogere studies. Dat is heel goed, maar het plaatst ons wel voor financiële uitdagingen. De drempels voor wie wil beginnen aan hoger onderwijs, liggen in Vlaanderen laag in vergelijking met de buitenwereld, maar onze hogescholen en universiteiten krijgen ook een tegemoetkoming voor kwetsbare groepen. Dat is op internationaal vlak vrij uniek. De Vlaamse overheid draagt daarnaast in grote mate bij tot de financiering van ons hoger onderwijs: 85 procent van de financiering gebeurt met publieke middelen. Het OESO-gemiddelde (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) is 67 procent. Dat mag ook wel eens worden verteld in dit halfrond.
Dit alles zorgt ervoor dat meer dan de helft van de Vlamingen tussen 25 en 34 jaar, 51 procent, een diploma hoger onderwijs behaalde. Het gemiddelde binnen de EU bedraagt 41 procent. Als kennismaatschappij mag Vlaanderen hier trots op zijn. Om dit in de toekomst te bestendigen moeten we de financiering van het hoger onderwijs herbekijken. Want ook ons hoger onderwijs moet zijn rol als kansenmachine kunnen blijven spelen. Daarom is het belangrijk dat we onze studenten tijdig begeleiden bij hun studiekeuze. Dat moet al beginnen in het secundair onderwijs, met het advies van de klassenraad en met de Columbustest. Eenmaal in het hoger onderwijs moet met tijdig kunnen remediëren. Het is dan ook goed dat vanaf het begrotingsjaar 2023 de hogescholen en universiteiten recurrent 2,1 miljoen euro ontvangen om die taak ernstig op te nemen.
Kortom, het gaat hier om de toekomst van Vlaanderen. Onderwijs was, is en zal de sleutel zijn. Om Kennedy te parafraseren: onze vooruitgang als samenleving kan niet sneller zijn dan onze vooruitgang in het onderwijs. Dus, voorzitter, wij hebben werk aan de winkel. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
De semantische discussie of de middelen voor Onderwijs nu stijgen of niet, daar kunnen we snel overheen gaan. Jullie zullen zeggen dat ze stijgen. Wij zeggen dat dat bij Onderwijs altijd het geval is, omdat het een openendfinanciering is en als je meer leerlingen hebt, de middelen stijgen. De lonen in het Onderwijs moet men indexeren. Uiteraard betekent dat ook een stijging van de middelen. Maar is er heel veel ruimte voor nieuw beleid, voor noodzakelijke investeringen? Neen, dat is er niet in deze onderwijsbegroting.
Bovendien is er de indexering van de lonen en een gedeeltelijke indexering van de werkingsmiddelen. Er is een indexering voor het lager onderwijs, maar geen volledige investering van de werkingsmiddelen van het secundair onderwijs. Dat zorgt ervoor dat scholen in de problemen komen. Scholen kunnen hun facturen niet meer betalen. U hebt gezorgd voor een injectie door middelen voor energie uit te trekken, maar die energiemiddelen zijn uitgestrooid op basis van het aantal leerlingen in een bepaalde school. Het is een snelle oplossing maar ook een gemakkelijkheidsoplossing. Dat betekent dat een school die net een nieuwbouw heeft gezet die heel energiezuinig is, evenveel extra middelen kreeg als een school die een verouderde infrastructuur heeft. Meestal zijn dat de scholen met de meest kwetsbare kinderen. Er is ook een link tussen gelijke onderwijskansen en infrastructuur. In de grote steden waar de meest kwetsbare kinderen zitten, is ook de slechtste infrastructuur. Die krijgen maar evenveel van die extra energiemiddelen als die goed gerenoveerde scholen. Is het echt een heel goede oplossing? Neen, dat is geen heel goede oplossing. Dat is een noodoplossing geweest, een doekje voor het bloeden. Dat is onvoldoende om ervoor te zorgen dat scholen hun facturen kunnen betalen.
Wat is het resultaat? Dat die facturen voor een stuk worden doorgeschoven naar de ouders. Wat zien we gebeuren? De Vlaamse Scholierenkoepel heeft dat ook aangeklaagd. De prijs van de schoolmaaltijden gaat omhoog, de kosten van de kopies gaan omhoog. Boeken, laptops, alles wordt duurder. Het resultaat is dat heel veel ouders met de schoolfacturen in de problemen komen.
De Vlaamse Scholierenkoepel heeft een oproep gedaan om de schoolkosten voor volgend jaar te bevriezen omdat te veel ouders in moeilijkheden komen, en te zorgen voor een maximumfactuur in het secundair onderwijs. Dat is dan ook onze heel concrete vraag vanuit mijn fractie, minister. Ik weet dat u daar niet echt voor openstaat, maar het is een echte vraag vanuit het veld. Zorg voor een maximumfactuur, een gedifferentieerde maximumfactuur, ook in het secundair onderwijs, om ervoor te zorgen dat scholen voor alle ouders betaalbaar blijven. Dat is mijn eerste punt.
Ten tweede, minister, bespaart u eigenlijk op onderwijs. U bespaart in die zin dat er heel wat leerkrachten niet gevonden worden en voor elke niet-gevonden leerkracht bespaart u op een leerkracht. Het is niet transparant, niet echt zichtbaar in de begroting hoeveel u daar precies mee bespaart. Dat is al voor een stuk verrekend. Desalniettemin betekent elk van die besparingen op leerkrachten die u zou inzetten in het onderwijs maar die u niet vindt, een ondermijning van onze onderwijskwaliteit. Dat is nefast voor onze onderwijskwaliteit.
Wat hebt u gedaan? U hebt ervoor gezorgd dat 20 procent van de niet-ingevulde lerarenplaatsen kunnen worden ingevuld via punten door ondersteunend personeel. Daarvan zegt het veld unisono dat dat veel te weinig is. Met die middelen kunnen zij een paar uur een orthopedagoog of een logopedist inzetten. Niemand doet dat voor een paar uur. Dat is een veel te kleine opdracht. De vraag, ook van onze fractie, is om dat percentage te verhogen, zodat er meer ondersteunend personeel naar scholen kan komen, zodat er schoolteams kunnen zijn die deels dat lerarentekort kunnen opvangen, al is het maar tijdelijk.
Collega Meuleman, kunt u aan uw derde punt beginnen?
Ten slotte mijn derde punt. Het gaat niet lang duren. Ik heb maar 50 seconden.
Minister Weyts mag u onderbreken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zou u toch wel graag onderbreken, want u poneert soms stellingen, en cours de route, in de hoop dat zo een foutje of een onwaarheid of soms zelfs een leugen toch wel wordt meegenomen en aanvaard. U spreekt bij herhaling over besparingen, over ingrepen. Ik weet niet hoe u dan een besparing definieert.
Het is misschien niet altijd eenvoudig om begrotingen te lezen, maar mogelijk kunt u wel grafieken begrijpen. Ik kan u deze tonen. (Minister Ben Weyts toont een grafiek.)
Dat is de evolutie van de middelen van Onderwijs. Het is een opwaartse.
Meneer De Witte, voor u kan ik ook meegeven ... Ik zal het u ook illustreren. (Opmerkingen van Kim De Witte)
We zitten met een stijging van 12 miljard euro in 2019 naar 15,2 miljard euro – we spreken enkel over leerplichtonderwijs, voor alle duidelijkheid – in de begroting 2023. Dat is plus 3,5 miljard euro. U kunt dan zeggen dat er een effect is van de index. Ik heb dat ook in de commissie heel duidelijk gemaakt: ja, dat is waar. Ruim gerekend, is het ongeveer 1,5 miljard euro van de index. Dat mag u ervan aftrekken. En u zegt dan – u zegt dat altijd – dat het gewoon een stijging van het aantal leerlingen is. Ik vraag u: hoeveel leerlingen zijn er nu?
Iets meer dan 1 miljoen.
Iets meer ... ja, 1,2 miljoen. Iets meer, ja. 200.000 meer dan 1 miljoen. En hoeveel waren er in het schooljaar 2018-2019?
U zegt dat het een examen is! Daar op het spreekgestoelte zegt u dat de stijging van de middelen louter en alleen te wijten is aan een stijging van het aantal leerlingen. Ik vraag u wat de evolutie is van het aantal leerlingen en u zegt: “Bwah, ik weet het niet zo.”
Een beetje serieus blijven, minister. Een beetje serieus blijven. Ik heb gezegd dat er drie factoren zijn die meespelen: de inflatie die volop meespeelt, de stijging van het aantal leerlingen en de achterstand in de schoolgebouwen en de digitalisering. Dat zijn drie assen. Als u die drie assen neutraliseert, blijft er niet veel over. Daarnaast bespaart u rechtstreeks op een aantal posten die het onderwijs pijn doen. Dat heb ik gezegd. Een beetje correct blijven alstublieft.
Ik heb u heel duidelijk gezegd dat er een stijging van de middelen is tussen 2018-2019 en vandaag met 3,2 miljard euro. Dat is plus 26,5 procent.
1,7.
Er is een stuk inflatie. 1,5 miljard euro is het effect van de index. Als je van 3,2 miljard euro 1,5 miljard euro aftrekt, hou je nog een serieuze marge over.
U zegt altijd dat het het effect van de index en de stijging van het aantal leerlingen is. Ik zal u eenvoudigweg het cijfer meegeven. In het schooljaar 2018-2019 waren er 1.179.634 leerlingen. In het schooljaar 2021-2022 waren er 1.198.016 leerlingen. Dat is een stijging met 18.373 leerlingen om precies te zijn, dus 1,5 procent. Om maar te bewijzen dat wat u hier verkondigt, samen met andere collega's van de oppositie, geen steek houdt. Geen steek houdt.
Er speelt een beperkt effect mee van de stijging van het aantal leerlingen en vooral van de inflatie en de index. Maar als je dat eraf neemt, dan is er nog altijd een zeer gevoelige stijging op het vlak van beleidsruimte inzake onderwijs.
Ik zeg het ook aan mevrouw Goeman. In het debat van deze voormiddag heeft collega Crevits aangehaald en een vergelijking gemaakt met wat jullie allen ter linkerzijde beloofden in de verkiezingsprogramma's en welke keuzes jullie maakten.
Ik vond het eigenlijk niet een volledig correcte vergelijking, want in vergelijking met 2019 ten opzichte van vandaag hebben we wel al verschillende crisissen meegemaakt. Dus dat is misschien niet volledig correct. Maar u maakt de vergelijking ten opzichte van september. Wij voeren vandaag het debat over de Septemberverklaring en de begroting die daaraan gekoppeld is. Dan kun je de vergelijking maken tussen de keuzes die jullie maken en de keuzes die wij maken als Vlaamse Regering. Dan kijk ik natuurlijk naar de keuzes die jullie voorgesteld hebben ten aanzien van die Septemberverklaring. Dan kijk ik naar Vooruit, dan kijk ik naar Groen. Dan hebben jullie duidelijke keuzes naar voren geschoven. Bij Vooruit waren dat een vijftal keuzes ter waarde van 1,5 miljard euro, 5 grote maatregelen over gratis elektriciteit, over steun aan zelfstandigen, kindergeld, investering in zorg, en voor Onderwijs 0 euro. Maar toegegeven, er stond een zinnetje dat luidde als volgt: “Wat ben je met een begroting als er geen leerkrachten meer voor de klas staan?” Daar werd 0 euro aangekoppeld. We zijn dat ook eens nagegaan voor Groen. De alternatieve begroting voor Groen was 2,5 miljard euro, en voor Onderwijs 0 euro. (Opmerkingen van Elisabeth Meuleman en Hannelore Goeman)
– Bart Tommelein, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Dit is onze begroting, maar ik denk dat uw begroting een ‘flatliner’ is, 0 euro. Dus ja, we voeren het debat over keuzes maken. Een begroting gaat over keuzes maken en dat is een ‘zero-sum game’ en dat je moet zeggen wat je voorkeuren zijn. En dan moet ik spijtig genoeg vaststellen dat, zowel wat Groen als wat Vooruit betreft, jullie niet kiezen voor Onderwijs. Als puntje bij paaltje komt, als je keuzes moet maken, zoals jullie gedaan hebben in het kader van de Septemberverklaring … Men heeft jullie gevraagd, ook vanuit de pers, om jullie alternatieve Septemberverklaring en alternatieve begroting voor te leggen. En wat was het resultaat? Nul en aan die kant nul. Wij maken met deze Vlaamse Regering een andere keuze.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister Weyts, als u toch zo veel extra middelen in Onderwijs steekt, kunt u dan eens zeggen waarom u bespaart op de werkingsmiddelen van die scholen? De dotatie van de Vlaamse Regering wordt volledig geïndexeerd, die van de secundaire scholen niet volledig, bij inflatie. Dat is kennis van een eerste bachelor Economie, minister Weyts. Als de inflatie 10 procent is en u geeft maar 6 procent, dan is dat 4 procent te weinig.
Ten tweede, als u toch zoveel extra middelen geeft, waarom trekt u dan de anciënniteit voor de zijinstromers niet op? Dat is toch een fundamenteel probleem. We hebben 202.000 leerkrachten, en u zegt in uw plan dat we aan 4.500 zijinstromers zitten en klopt u daarvoor op de borst. Dat is veel te weinig. Er is een immens lerarentekort. Als u toch zoveel geld hebt, waarom knipt u dan in de pedagogische begeleidingsdiensten en in de CLB’s? Die mensen zeggen dat ze niet kunnen doen wat ze moeten doen, dat ze de kerntaken niet meer kunnen doen. Als u toch zoveel geld hebt, waarom knipt u dan zoveel geld weg in het hoger onderwijs? De rectoren, waarmee u ook in debat mag gaan, zeggen dat 10.000 van de 133.000 studenten niet meer worden gefinancierd door de Vlaamse Regering. Dus: een beetje logisch blijven.
Inderdaad, er gaat meer budget naar Onderwijs. Ik heb nooit het tegendeel gezegd. Ik heb gezegd dat er drie kanttekeningen zijn: inflatie, meer leerlingen, meer studenten ook, die u nu ineens vergeet, en er is een achterstand in te halen rond digitalisering en schoolgebouwen. Daar gaat ook allemaal budget naartoe. Daarnaast bespaart u op een aantal assen, en dat vind ik verkeerd. Ik vind het absurd dat u dat blijft ontkennen. Dat is gewoon knettergek. (Applaus bij de PVDA en Groen. Opmerkingen van minister Ben Weyts)
De heer Danen heeft het woord.
Ik vind het een beetje een vreemd debat. De bedoeling van een begrotingsdebat is, lijkt mij toch, dat het parlement het beleid, de regering ondervraagt en niet dat, als er moeilijke vragen komen, de regering dan vraagt wat wij eventueel zouden hebben gedaan. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Maar goed, ik ga naar de kern van de zaak. Minister, u vergeet dat u in het begin van de legislatuur 6 procent hebt bespaard op een aantal werkingsmiddelen van een aantal onderwijsdomeinen. Dat calculeert u niet in. Als we dat allemaal samen nemen, staan de werkingsmiddelen nog altijd niet op hetzelfde peil als een aantal jaren geleden. U indexeert ze niet of beperkt. Ik wil het voorbeeld geven van het volwassenenonderwijs, want daar wordt vandaag helaas weinig over gesproken. Dat moet de motor worden van levenslang leren. Zij zijn al historisch ondergefinancierd op het vlak van werkingsmiddelen. Zij moeten heel belangrijke taken op zich nemen om mensen bij te scholen die kansen hebben laten leggen, en zij hebben veel te weinig werkingsmiddelen. Wat gaat u doen om hun de middelen te geven die ze verdienen? Ik vraag dat vooral omdat dat vroeger de zogenaamde avondscholen waren: in scholen die er al waren, deden ze ‘s avonds wat extra. Vandaag hebben zij echter heel wat dagonderwijs, en ze komen gewoon niet toe met wat ze moeten doen. Dat is een eerste vraag die ik voor u heb.
Een tweede vraag – ik ga het tot die twee beperken – betreft de groep van de busbegeleiders, ook een vergeten groep. Dat zijn mensen die vandaag voor dag en dauw opstaan, in de kou kinderen op de bus zetten van 6 tot 8 uur, half 9, die gebroken diensten hebben, nog eens opnieuw van 3 tot 5 uur. Zij werken 20 tot 22 uur per week. Zij verdienen samen 1100 à 1200 euro per maand bruto. In de vakantie zijn ze werkloos. Ze krijgen er een beetje bij. Ik wil u echt vragen om voor die groep wat extra te doen, want zij verdienen het en we hebben hen extra hard nodig, en ze zijn tot nog toe erg vergeten. (Applaus bij Groen en de PVDA)
Dat is echt niet waar.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hebben over de koopkracht van de scholen in het verleden al een aantal keren vragen gesteld en gedebatteerd. Ik denk dat we kunnen zeggen dat, als we de begrotingen bekijken, er toch wel wordt geluisterd naar de vraag om in extra middelen te voorzien om een mouw te kunnen passen aan die hogere energieprijzen. Minister, ik wil toch wel benadrukken dat we zeer tevreden zijn dat die extra middelen er zijn, maar onze fractie heeft ook altijd gevraagd om de koopkracht van de scholen ook te monitoren, om dat bij te houden, om de vinger aan de pols te houden voor als er echt problemen zijn. We weten immers dat scholen, zeker bij de vrije scholen, nog altijd een deel van het budget moeten bijpassen om bijvoorbeeld schoolgebouwen te plaatsen. Ik denk dus dat het belangrijk is dat we daar de vinger aan de pols blijven houden.
Er is ook 2,5 miljoen euro extra voor het volwassenenonderwijs. Ik denk dat dat toch ook wel een belangrijke som is. Als we het echter dan toch hebben over energieprijzen, dan denk ik dat we vooral moeten inzetten op de duurzaamheid van onze schoolinfrastructuur. Wat zien we daar? Dat scholen heel erg bereid zijn om daarop in te zetten, maar dat ze soms wel dat duwtje in de rug nodig hebben om de projecten daadwerkelijk uit te voeren. Ik denk dat we daar nog een tandje moeten bijsteken om de scholen extra te begeleiden. Ik hoop dus dat we daarop in de toekomst ook nog een positief antwoord kunnen krijgen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, u wijst naar de hogere kosten voor ons onderwijs. Ik begrijp dat vanuit uw standpunt. Dat gaan we zeker niet ontkennen. We hebben dat ook al toegegeven in de commissie en zo. Toch zijn er nog een aantal noden die op dit ogenblik echt niet worden gelenigd, onder meer omdat die indexering niet wordt toegepast, ook in het volwassenenonderwijs en zo verder. Dat is hier al herhaaldelijk gezegd. Minister, jullie zouden toch wat grondiger met de luizenkam door de subsidies kunnen gaan. Collega Van Rooy heeft er daarstraks op gewezen: 100 miljoen euro per jaar voor de integratie- en diversiteitsindustrie, ik denk dat er daar toch wel wat vet op de soep zit. Deze week las ik nog over een half miljoen euro steun aan chocolatier Vandenbulcke. Ik ben wel een chocoladeliefhebber, maar ik denk niet dat dat nu een prioriteit moet zijn. Dat zou men dringender in de scholen kunnen investeren dan op dit ogenblik gebeurt.
De heer Rzoska heeft het woord.
Het was deze namiddag eigenlijk bijna dezelfde discussie, minister. Om het voor u nog eens in herinnering te brengen – u zou dat moeten weten –: de doorrekening van de programma’s in 2019 is gebeurd door het Federaal Planbureau. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ja, het ging daar wel over. Want u komt hier ook opnieuw zeggen: “0 euro, 0 euro”. Eén zinnetje. Ook in de N-VA-doorrekening van het Federaal Planbureau staat niks over Onderwijs. 0 euro, 0 euro. Maar ik ben intellectueel niet zo oneerlijk als u om u dat aan te wrijven, om de heel eenvoudige reden dat het Federaal Planbureau daar toen duidelijk gezegd heeft aan elke politieke partij dat drie à vijf maatregelen die wij kunnen doorrekenen, niet elk model op het Federaal Planbureau kon doorrekenen. Dus eigenlijk moet u dan terugkeren naar wat mijn partij – misschien ook die van u – op tafel heeft gelegd in onze zuurstofbegroting richting 2014 en 2019. En daar zaten extra investeringen in voor Onderwijs. Dus ‘cut the crap’ en laat het parlement doen wat het parlement moet doen: een minister bevragen op zijn beleid, een regering bevragen op haar beleid en op de budgetten. En stop met dat kleuterniveau. Het wordt er echt niet beter op. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb het helemaal niet gehad, mijnheer Rzoska, over de doorrekening in het kader van de verkiezingsprogramma’s. (Opmerkingen van Björn Rzoska)
Ik heb het daar helemaal niet over gehad. Ik heb het gehad over een meer actuele promesse die u gemaakt hebt als partij, en ook de collega’s van Vooruit gemaakt hebben. In september heeft men de eerlijkheid aan de dag gelegd om een eigen soort septemberverklaring en een septemberbegroting … (Opmerkingen bij Groen en Vooruit)
Ja, maar moet ik u herinneren aan uw eigen promesses, waarbij dat voor Vooruit … (Opmerkingen bij Groen en Vooruit)
Weet u zelf niet meer wat u gecommuniceerd hebt in september? Waarbij aan u werd voorgelegd dat u zelf proactief keuzes hebt gemaakt in september om te zeggen wat jullie alternatieve septemberverklaring was en de begroting die jullie daaraan koppelen. En toen is door u voorgesteld, voor Vooruit: vijf grote promesses. 0 euro voor … (Opmerkingen bij Groen en Vooruit)
Ja, maar zoek dat anders even rustig op. Ik snap dat u wat nerveus wordt, maar wij leggen … Zoek het rustig op. Dan weet u wat u zelf hebt voorgesteld. Maar in het geval van Vooruit waren dat vijf grote maatregelen die werden voorgesteld. Vijf grote maatregelen op het vlak van de koopkracht, en die gingen onder andere over huurprijzen … (Opmerkingen bij Groen en Vooruit)
Ja, maar als het gaat over een alternatieve septemberverklaring, is dat een keuze die jullie gemaakt hebben. U verwijt ons nu, als Vlaamse Regering, dat we bepaalde keuzes gemaakt hebben. Wel, ik zeg u, ik denk dat ik u met recht en rede kan zeggen dat we duidelijke keuzes gemaakt hebben ten voordele van het onderwijs, waarbij we er niet voor gekozen hebben om 0 euro te gaan investeren, maar 1,5 miljard euro bijkomend, enkel en alleen in de begrotingsopmaak 2023. En ik denk dat dat een gerede keuze is.
Wat zit daar onder andere in? Mijnheer Danen, u moet ook echt de waarheid kunnen benoemen. Er zit daar inderdaad – collega Vandromme zei het – periodiek terugkerend 2,5 miljoen in voor het volwassenenonderwijs. Dus u kunt niet zeggen dat er niets in zit voor het volwassenenonderwijs. Nee, integendeel, voor het eerst zijn er periodiek terugkerende maatregelen ten voordele van de CVO’s.
Twee, als het gaat over anciënniteit, ja, oké, dan kunt u zeggen dat er twintig jaar anciënniteit moet worden toegekend, wanneer je de overstap maakt van de privé naar het onderwijs. Wel, nog maar anderhalf jaar geleden was dat nul jaar anciënniteit. En dat hebben we nu verhoogd in twee stappen: een eerste stap acht jaar anciënniteit, vervolgens tien jaar anciënniteit. En dan kun je zeggen dat het twintig jaar anciënniteit moet zijn. Maar ik heb u toch bij herhaling gezegd dat de Raad van State ter zake negatief heeft geoordeeld. Pascal Smet heeft dat geprobeerd en is direct van nul naar twintig jaar anciënniteit gegaan. De Raad van State heeft nee gezegd. ‘No can do’.
Wat doen wij nu? Ja, realistisch, pragmatisch, maar wel effectief: we gaan van nul naar tien jaar. Wat is het resultaat? 4500 mensen hebben de overstap gemaakt. Voordien, in 2019 waren het er ongeveer 900. Van 900 naar 4500, dat scheelt toch wel een slok op een borrel. Dat is een serieuze stap vooruit. Ja, dan kun je zeggen dat het een beetje weinig is, dat het te laat is – ‘j’assume’ –, maar het is onmiskenbaar een grote stap vooruit.
Sorry, maar de CLB’s krijgen extra middelen. Ik kan niet uit het hoofd zeggen hoeveel, maar ze krijgen extra mensen en middelen. Dat is onmiskenbaar, dat kun je ook in de begroting opzoeken.
En dan, als u spreekt over de busbegeleiders: dat ligt ook een beetje gevoelig, want voor het eerst wordt in de cao echt een apart luik aan de busbegeleiders besteed ,waarbij we de laagste lonen verhogen, en dat niet alleen. Het is trouwens ook niet alleen de categorie van busbegeleiders, het is een ruime categorie van meester-, vak- en dienstpersoneel, MVDP, een van de vreemde afkortingen opnieuw in het onderwijs. Deels specifiek voor die categorie verbeteren we de loonvoorwaarden en zorgen we ook, heel specifiek voor de busbegeleiders, voor de bestaanszekerheidsvergoeding. Op de momenten dat zij niet kunnen rijden, in de vakantiemaanden, bedroeg de vergoeding voordien 5 euro per dag per persoon. We verdubbelen dat naar 10 euro. Opnieuw kun je met recht en reden zeggen dat dat een beetje te laat en te weinig is – opnieuw: ‘j’assume’ –, maar dat is een verdubbeling, terwijl die in vorige cao’s nooit te berde gebracht werd. Ook dit is een gevoelige stap vooruit, waarbij we er echt voor zorgen dat we zowel op korte als op lange termijn maatregelen nemen.
We kunnen dus met recht en reden zeggen dat dit pakket dat nu voorligt voor het begrotingsjaar 2023, een gevoelige financiële injectie van 1,5 miljard euro, echt een stap vooruit is ten voordele van de kwaliteit van ons onderwijs.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik wil even inpikken op het leerlingenvervoer, wetende dat daar een oplossing uit de bus gekomen is. Ik zie dat de minister van Mobiliteit ook hier is. Minister Weyts is er al kort even op ingegaan. Maar de oplossing komt vanuit Mobiliteit.
Minister Peeters, kunt u even verder ingaan op deze kwestie voor de mensen die Onderwijs volgen?
Minister Peeters heeft het woord.
Ik ga er zeker graag even op in. U weet dat wij alles op alles zetten om kinderen onder de negentig minuten van en naar school te kunnen brengen. Daar hebben we zeker ook voor de komende jaren extra middelen voor voorzien. Daar waar we in het verleden een bedrag van om en bij de 70 miljoen euro hadden op jaarbasis voor het leerlingenvervoer bijzonder onderwijs, hebben we dat nu opgetrokken naar een goede 95 miljoen euro. Kortom: er komt 25 miljoen euro op jaarbasis bij, specifiek vanuit het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken. Voor Onderwijs, voor de busbegeleiding komt daar een bedrag van 11 miljoen euro bij. In het totaal gaat het over ruim 36.000 kinderen. Het aantal leerlingen in het bijzonder onderwijs zit in de lift, dat aantal stijgt. We doen al het mogelijke om de leerlingen op een zo kort mogelijke tijd naar school te brengen. (Applaus van Kathleen Krekels)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, het hoeft niet te verbazen dat het niveau van begrijpend lezen in Vlaanderen achteruitgaat, als zelfs de minister van Onderwijs er niks van bakt. (Applaus bij Vooruit)
Heel dat verhaal over een alternatieve Septemberverklaring: ik weet niet waar u het vandaan gehaald hebt. Dat klopt voor geen meter. Wat we wel gedaan hebben, minister Weyts, is het pakket van koopkrachtmaatregelen op tafel gelegd die ervoor moesten zorgen dat die 1,5 miljard euro die de Vlaamse Regering verdient van de Federale Regering omdat de inflatie zo hoog is, onmiddellijk geïnvesteerd zou worden in heel concrete maatregelen die bedrijven, gezinnen, mensen zouden helpen, die het onmiddellijk in hun portemonnee zouden voelen.
Dus dat klopt, ja. Als dat uw verwijt is, ‘j’assume’. Maar dat heeft helemaal niets te maken met de onderwijsbegroting. U mag hier zoveel met cijfers blijven zwaaien als u wilt. U mag hier zo vaak als u wilt uw goednieuwsshow komen afsteken. De mensen zien wat ze zien. Het gaat ongelooflijk slecht met ons onderwijs. De kwaliteit gaat achteruit, er zijn zelfs geen leerkrachten meer. En dan hebt u nog het lef om te beweren dat het onze schuld is, nadat u vijftien jaar in de Vlaamse Regering zit? (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Dat is niet waar. U komt hier zeggen dat wij niet willen investeren in het onderwijs. Sorry, dat is zo’n zever. Neem uw verantwoordelijkheid in plaats van hier te komen een rondje zwartepieten. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil punctueel op nog twee zaken ingaan. Over het volwassenenonderwijs heb ik nooit gezegd dat daar niets gebeurt. Vandaag zijn de uitdagingen zo enorm groot. Vroeger was dat avondonderwijs, vandaag is er ook dagonderwijs. Ik ben in Maasmechelen met de heren Coel en Coenegrachts op bezoek geweest. De lokalen zijn daar zo erg. Met 2,5 miljoen euro verspreid over alle volwassenenonderwijs van Vlaanderen, daarmee gaan we er niet komen. De werkingsmiddelen moeten structureel naar boven. Wat u vandaag voorlegt, is veel te weinig.
Twee, de busbegeleiding. Het feit dat de ritten korter zijn, wat wij ondersteunen – ik zal het even uitleggen voor de mensen die minder met de materie bezig zijn –, maakt dat de opdracht van de busbestuurders kleiner wordt en meer gebroken. Dat is nu van half zeven tot half negen ’s morgens en van drie tot vijf in de namiddag. Dat is vier uur per dag, vijf dagen per week, twintig uur per week. Ze verdienen zo’n 1200 euro per maand. U doet er een beetje loon bij, dat klopt. U voorziet 1 procent loonsverhoging. Die mensen hebben nog geen loon. Als ze halftijds werken, wordt zelfs het bestaansminimum bereikt. Dat is een probleem.
Ik roep u op om meer te doen voor hen dan wat u vandaag hebt gedaan. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Homans, ik wil eerst nog antwoorden ...
Mevrouw Homans?
Voorzitter, mijn excuses. Ik wil eerst nog antwoorden op minister Weyts. Ik ben eigenlijk begonnen met te zeggen dat er geen discussie over mag bestaan. De middelen in Onderwijs stijgen. De verklaring is dat dit grotendeels door de inflatie komt: de loonmassa gaat naar omhoog. Ook door de openendfinanciering, de Digisprong en de extra broodnodige investeringen in infrastructuur, omdat er een ongelooflijke achterstand is. Ja, de middelen gaan omhoog.
Maar, mag ik u ook een paar vragen stellen, minister? Nu stelt het parlement u vragen, mag ik dat ook doen? Is het waar of is het niet waar dat de scholen het moeilijk hebben om hun facturen te betalen? Worden die doorgeschoven naar de ouders? Worden de schoolmaaltijden duurder? De boeken? De laptops? Fotokopies? Klopt het dat de factuur omhooggaat en dat de mensen die niet meer kunnen betalen? Is dat waar of niet waar?
Daar komt ook al geen antwoord op. Het is nochtans net zo moeilijk als: met hoeveel leerlingen is het onderwijs in het voorbije schooljaar gestegen? Daar komt ook geen antwoord op.
Ik zal het u zeggen: het is waar.
Minister, klopt het dat als al het geld dat we zouden moeten voorzien, als alle vacatures voor leerkrachten ingevuld zouden worden, dat dat niet allemaal uitgegeven wordt? Is het waar of niet dat u daar onrechtstreeks en impliciet op bespaart? Is het waar of niet waar dat er meer geld zou gaan naar leerkrachten als alle vacatures ingevuld zouden zijn? Dat is waar, minister, ik zal het ook al verklappen.
De grote problemen zijn inderdaad dat het veel duurder wordt voor de ouders en dat wij vragen om een maximumfactuur. Dat wou ik zeggen, niet meer of niet minder. Wij vragen u om het geld dat u uitspaart omdat u geen leerkrachten kunt aanwerven, gebruikt om ander personeel aan te trekken.
Twee punten wou ik maken, en u bent beginnen freewheelen over van alles en nog wat. Korte samenvatting, Piet Huysentruyt doet dat ook; dan weet u wat wij hier met Groen vragen.
Mijn derde punt is – ik had maar drie punten, zo moeilijk was het niet – dat er ook nog investeringen nodig zijn. Wij zien de volgende prioriteiten: de CLB’s, want het gaat niet goed met het mentaal welzijn; de inspectie, want er zijn scholen die tien jaar niet gecontroleerd zijn, we hebben de resultaten daarvan gezien, ook daar moet een injectie komen; het OKAN-onderwijs (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers), want de wachtlijsten zijn verschrikkelijk lang; en natuurlijk het lerarentekort aanpakken en een aanpak van armoede. Dat zijn voor ons de prioriteiten. Daar moet in geïnvesteerd worden. Dat laat u na. Dat is het probleem met deze onderwijsbegroting en daarom gaan we ze niet goedkeuren. (Applaus bij Groen en Vooruit)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, waarom zouden alle mensen uit het onderwijsveld u vertrouwen als er in de toekomst nog een crisis komt in ons onderwijsveld, als u er zelfs niet in slaagt om de huidige crisissen in het onderwijs opgelost te krijgen?
Ik moet zeggen, minister, en collega’s, na het schouwspel van daarnet ben ik er absoluut niet geruster op geworden. Wel integendeel. Ik heb de indruk, minister, dat u wat de weg kwijt bent. Waar blijft uw beloofde onderwijshervorming? Het lerarenpact? Jawel, minister, u hebt in de jaren dat u minister van Onderwijs bent, aan verschillende knoppen zitten draaien en u hebt zaken gedaan. Maar ik zeg het heel duidelijk: onze fractie mist een gestructureerd hervormingsplan waar u op het einde van uw legislatuur mee wilt eindigen.
Wat is het gevolg? De crisis is groter dan ooit. De leerkrachten lopen steeds vaker weg, de resultaten nemen af en er is geen verbetering in zicht.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Vandenberghe, u zegt: waar blijven de heel grote hervormingen? Wel, ik kom heel veel in scholen, ik spreek met leerkrachten, en de mensen vragen eigenlijk niet om grote hervormingen. Men zegt: geef ons rust en stop nu eens met alles te hervormen. Dat is wat men vraagt. Ik denk dat we daar ook oor naar moeten hebben.
U vraagt wat we gaan doen aan het lerarentekort. U weet ook – en ik weet dat u die eerlijkheid hebt – dat je dat niet zomaar oplost. Het lerarentekort zit op het vlak van het aantrekken van mensen naar de lerarenopleiding, het zit ook in de lerarenopleiding zelf. Dat is de praktijkschok: er zijn mensen die afstuderen en zelfs niet naar het onderwijs gaan, of er maar eventjes blijven en dan vertrekken omdat ze vinden dat hun opleiding niet matchte. Het zit hem ook in hoe ouders omgaan met leerkrachten, en ook in het hr-beleid van scholen. Ik heb daar ook al verschillende vragen over gesteld, zoals naar exitgesprekken: waarom stoppen mensen? Het zit hem ook in het M-decreet, dat weet u ook. Dat is een van de grote problemen waarvan leerkrachten zeggen dat ze die differentiatie niet aankunnen. Met het decreet Leersteun pakken we dat aan. En dan zijn er nog heel veel maatregelen die je kleine maatregelen kunt noemen, maar die wel degelijk impact hebben. De LIO-baan (leraar in opleiding) heeft impact, de versoepeling voor voordrachtgevers, dat heeft impact. Het feit dat men uren kan omzetten in punten, dat heeft impact. Het feit dat het wervingsambt van beleidsondersteuners een selectieambt wordt, dat heeft impact. Als u van die maatregelen verwacht dat alles opgelost is, dan moet ik u teleurstellen. Dat zal volgend jaar en het jaar nadien ook niet zo zijn, en dat weet u ook.
Maar stap één in het onderwijs is wel: ervoor zorgen dat mensen opnieuw meester zijn van wat ze aan het doen zijn. Ik denk dat we dan net niet voor heel grote hervormingen moeten pleiten, wel voor bijsturingen. Onder andere een bijsturing van het M-decreet, want op dat vlak zitten mensen op hun tandvlees.
U vraagt ook naar een groot lerarenloopbaanpact. Dat debat hebben we hier al gehad en daarbij zie ik aan de ene kant de inrichtende machten en langs de andere kant de vakorganisaties. Alles wat op tafel komt is er de voorgaande jaren nooit doorgeraakt, bij verschillende ministers van alle mogelijke kleuren. We moeten er gewoon eerlijk in zijn dat dat strop zit. Ik denk dat het nu dan wijs is om die Commissie van Wijzen te installeren, wat de minister en de regering nu hebben gedaan, om op basis van wat daaruit komt, echt aan de slag te gaan. U kunt nu zeggen dat we dat al aan het begin van de legislatuur hadden moeten doen. Wel, er is gepoogd om daardoor te geraken, in die overlegmomenten – er is ook nog corona geweest –, maar het is helaas niet gelukt. Het is wel met die partners dat we het moeten doen. Uiteraard spreken we hier over de regering, collega’s, en over de maatregelen en de budgetten, maar u weet ook dat onderwijsbeleid ook in grote mate in de scholen zelf zit. En ja, die maatregelen die stap voor stap genomen worden, hebben wel impact.
Ik wilde dat toch even aanbrengen, want hier komen pleiten voor een grote hervorming? Leerkrachten zeggen al: “Neen, alsjeblieft, geef ons een beetje rust.” (Applaus van Karolien Grosemans)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Heel kort, mijnheer Daniëls: we zullen nooit ontkennen dat er een aantal kleine stappen in de goede richting zijn gezet, dat er aan een aantal knopjes is gedraaid, waarbij er misschien wat vooruitgang is geboekt, bijvoorbeeld die LIO-banen (leraar in opleiding). Dat is zeker geen slecht gegeven.
Maar ik begrijp niet dat u hier komt zeggen dat er geen grote hervormingen gedaan moeten worden, dat het veld dat niet vraagt. Ik snap niet waarom jullie dan nu, wat ons betreft veel te laat, een Commissie van Wijzen samenroepen, die moet werken aan een modernisering van het statuut van leerkrachten en een modernisering van het hr-statuut. Zijn jullie hier eigenlijk aan het zeggen dat dat niet nodig is, dat die grote hervormingen niet nodig zijn? Want wat wij zeggen is dat dat absoluut wel zo is, en ik zou eigenlijk zelfs zeggen dat dat eigenlijk al lang gebeurd had moeten zijn, want jullie hebben al negen jaar de kans om dat te doen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega Daniëls, u zegt dat er geen grote veranderingen nodig zijn. Het veld heeft rust nodig. Dat laatste begrijp ik heel fel. De leerkrachten hebben hun rust nodig, maar dit mag nooit, maar dan ook nooit een reden zijn om geen grondige oefening te doen over de toekomst van ons onderwijs. We zullen toch nooit op dezelfde manier verder doen. Ik pleit dus wel voor een groot lerarenloopbaanpact, maar ik wil dat op een zeer verstandige en goede manier aanpakken. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Dus ik wil ook niet de polarisatie in het onderwijsveld voeden, want daar wint niemand mee, collega Daniëls. We moeten leerkrachten durven in de ogen te kijken en zeggen dat we eigenlijk weten dat het fundamenteel anders moet.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
We hebben als Vlaanderen ontzettend veel geluk dat we experten hebben van wereldfaam. De heer Van Damme is daar wat mij betreft een van. Het is een goede zaak, denk ik, dat hij aan de slag gaat met een heel team. En eigenlijk heb ik dan een vraag voor de fractie van Vooruit. Als jullie je niet kunnen vinden in deze aanpak, kunnen jullie je dan ook niet vinden in de heer Van Damme? Want wij hebben daar in alle geval alle vertrouwen in. (Applaus van Kathleen Krekels en Loes Vandromme)
De heer Daniëls heeft het woord.
Inderdaad collega’s, je zet geen team op om te zeggen dat er niets moet veranderen. Als we de Commissie Beter Onderwijs hebben opgezet, dan denk ik dat er heel concrete zaken uit komen, die wel degelijk tot verandering leiden, die ook effect hebben in de klas en in de school, en die leerkrachten en directies ervaren als zaken die ze nodig hebben. Daar gaat het over.
En dat is inderdaad ook het geval met de Commissie van Wijzen, met de heer Van Damme, die over heel de wereld allerlei onderwijssystemen heeft gezien, en ook de impact heeft gezien op onderwijskwaliteit. We moeten die expertise, met alle andere mensen die daarin zitten, absoluut aanwenden. Maar waar ik het over heb – en dat is waar collega Vandromme ook naar verwijst, en waar leerkrachten en directies iets op zeggen – is als u spreekt over grote extra hervormingen … Neen, het mogen geen hervormingen zijn – en of die groot of klein zijn laat ik in het midden – die niet gedragen zijn door het veld, waar men ter plekke niet de meerwaarde van inziet.
En planlast is er zo ook een. Planlast is er zo ook een waar we al lang over bezig zijn. Wel, we hebben nu wel degelijk de intentie om een poster te maken, een blad dat je ophangt, met wat moet. En al de rest moet niet. En als iemand je zegt dat dat moet, dan ga je gewoon naar die lijst. Als het er niet op staat, moet het niet. Dat zijn ook hervormingen, maar die gedragen worden. Daar gaat het over.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Natuurlijk vinden we de heer Van Damme ‘the right man for the job’. Het zou er nog aan mankeren. Maar mijn vraag is vooral: waarom nu pas, mevrouw Rutten? Voor ons is dat het beste bewijs dat jullie zelf, als meerderheid, geen visie, geen ideeën hebben over wat er nu eigenlijk moet gebeuren met de modernisering van dat statuut. (Applaus van Katia Segers)
Minister Weyts heeft het woord.
Kijk, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn: iedereen wil hervormingen. Dat is, denk ik, een consensus. (Opmerkingen bij Vooruit)
De vraag is natuurlijk hoe we dat kunnen bereiken, hoe we dat kunnen realiseren. Want als u zegt, mevrouw Goeman, dat het maar kleine stapjes zijn, waarom zijn die stappen dan in het verleden al niet gezet? We kunnen zo elkaar allemaal de zwartepiet doorspelen, en vragen waarom dat niet gebeurd is onder minister Smet of minister Vandenbroucke. Waarom is de vaste benoeming toen niet aangepakt?
Wel, dus nú denk ik dat we erin geslaagd zijn om de uitwassen te beperken wat die vaste benoemingen betreft. Vroeger was het zo dat je iemand die vast benoemd was pas na vier jaar – na vier jaar! – kon ontslaan, nu na iets meer dan één jaar. Je kunt daarover redetwisten, maar het is een fundamentele stap vooruit.
Ten tweede zijn we erin geslaagd om de overstap van de privé naar het onderwijs te valideren met het meenemen van tien jaar anciënniteit. En je kunt zeggen dat dat te weinig is, maar tevoren was het nul en nu is het tien jaar anciënniteit.
Ten derde, voor het eerst hebben we een doorbraak – en alle respect voor de sociale partners dat we daaromtrent een akkoord hebben bereikt –, namelijk dat lerarenuren die door de scholen door het lerarentekort niet kunnen worden ingevuld, kunnen worden omgezet naar zogenaamde punten. Dat wil zeggen dat men die vrijelijk kan inzetten voor de aanwerving van mensen met een ander profiel. Dat is ‘du jamais vu’. Vroeger was dat onmogelijk. Dat zijn doorbraken die we hebben gerealiseerd.
En nu vragen we ons inderdaad af hoe we de patstellingen verder kunnen overstijgen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we ook nog fundamentele hervormingen kunnen realiseren ten aanzien van de bouwstenen van ons onderwijssysteem? Dan denken we dat het misschien verstandig is om dat te doen in de luwte en onder deskundig voorzitterschap van de heer Van Damme, met een vrij ruim panel van een vijftiental praktijkexperten, geen academici, om een blauwdruk op te leveren en zo stappen vooruit te zetten.
En dan kunt u zeggen: waarom doet u dat niet allemaal zelf? Maar u weet waarom, omdat dat in de praktijk niet werkt. En daarom volgen we een andere strategie. En die heeft wel zijn deugdelijkheid bewezen. Want hetzelfde zei u toen ik afkwam met de Commissie Beter Onderwijs, de commissie-Brinckman. Toen zei u net hetzelfde, dat dat niet zou werken en dat ik het uitbesteedde. Wel, uiteindelijk zijn we wel tot 58 aanbevelingen gekomen, waarvan we er 13 hebben gedistilleerd en naar voren geschoven, om te zeggen: ‘That’s the way to go’. Met de onderwijsverstrekkers hadden we daarover een consensus: dat waren de wegen die we moesten bewandelen. Dat is opnieuw een fundamentele doorbraak. En opnieuw kunnen we ons afvragen of we dat via een andere weg kunnen bewerkstelligen. Ik denk het niet. Maar het werkt.
Ik verwijs naar de Kwaliteitsalliantie over de kwaliteit van de leermiddelen. Tevoren bestond er gedurende tien à twintig jaar een algemene wrevel over de kwaliteit van de leermiddelen. En ook daar kun je tegen elkaar blijven opbotsen, ofwel kun je mensen rond de tafel brengen en iemand de opdracht geven om in de luwte te werken, om te bekijken in welke mate we verschillende partners kunnen bewegen tot concrete engagementen. Ook daarin zijn we geslaagd. Er is een Kwaliteitsalliantie met concrete engagementen. En opnieuw kun je je afvragen of je het wel zo moet doen. Ja, als het werkt, waarom zouden we die weg dan niet bewandelen?
Daarom denk ik dat de Commissie van Wijzen een weg is om structurele, fundamentele stappen vooruit te kunnen zetten. En we kunnen allemaal discussiëren over de werkwijze, of dat dat dan wel allemaal geoorloofd is in een parlementaire democratie. Uiteindelijk zal het dit parlement zijn dat ter zake zal beslissen over de fundamentele logistieke stappen die er worden gezet en ‘that’s it’. Maar als we via een verstandig voortraject kunnen komen tot betere voorstellen en meer draagvlak, welaan dan, laten we ervoor zorgen dat we die weg bewandelen om uiteindelijk structurele stappen en structurele hervormingen te kunnen realiseren.
De heer Van den Berghe heeft het hoort.
Voorzitter, vooraleer ik verder ga, zal ik antwoorden. Collega Daniëls, we zitten al vele jaren samen in de commissie Onderwijs. Ik ben een ex-schooldirecteur en ik weet als geen ander dat, als er zaken van bovenaf in de scholen worden geponeerd, het ene achter het andere, de leerkrachten en directies door de bomen het bos niet meer zien en dan inderdaad snakken naar rust. Dat weet ik als geen ander, u weet dat van mij, ik heb die ervaring meer dan tien jaar gehad. En dat is gebeurd. Herinner u bijvoorbeeld het M-decreet. Ik kom daar straks op terug.
Maar wij mogen het zonlicht van buiten de koepel – het is nu donker geworden – niet loochenen. Wij moeten beseffen wat er op het werkveld speelt. En ik kom daar straks in mijn verdere toelichting op terug.
Minister, ik vind het een beetje een zwaktebod om telkens te refereren naar meer dan tien jaar terug, van in de tijd van Vandenbroucke, van in de tijd van Smet. Hoeveel jaar zit de N-VA al in de Vlaamse Regering? We gaan dat optellen. Hoeveel jaar zit de N-VA al in de Vlaamse Regering? Men is dus mede verantwoordelijk, de regering is mede verantwoordelijk voor het beleid van het onderwijs. Refereer toch niet altijd naar meer dan tien jaar terug. Ik vind dat geen argument om uw beleid te gaan verdedigen.
Collega Rutten, collega Goeman heeft gelijk. Alle initiatieven die genomen worden om het onderwijs te verbeteren, daar hebt u met ons een partner aan. We hebben dat in de commissie ook altijd al positief benaderd. De opmerking van mijn fractieleider is terecht: waarom niet eerder? Maar ze heeft nooit gezegd dat we daar tegen zijn, integendeel. Alle ideeën daarrond hebben wij al altijd – collega De Gucht weet dat ook – positief helpen te benaderen.
Ik ga verder met mijn tussenkomst, minister, als ik mag. Ik heb het vanmorgen ook aangehaald: wat gebeurt er hier buiten die koepel? Wat gebeurt er buiten die koepel? En dan stellen wij vast dat het niet goed gaat met ons onderwijs. Ik ga mijn betoog van vanmorgen niet herhalen, maar toch wel een aantal zaken er uithalen. Uit het rapport-Brinckman blijkt dat geen enkel land qua leerprestaties in tien jaar tijd meer achteruitging dan Vlaanderen. De achteruitgang bedraagt 22 punten, wat ongeveer overeenkomt met een half jaar cognitieve ontwikkeling.
Ik geef nog een voorbeeld: bovendien blijken steeds meer leerlingen niet het minimaal nagestreefde niveau te halen als ik kijk naar het onderzoek van het Steunpunt Toetsontwikkeling en de peilingen die werden afgenomen in het basisonderwijs wat betreft de eindtermen Frans.
Uit de Onderwijsspiegel 2021 van de Vlaamse onderwijsinspectie blijkt dat meer dan 30 procent van de basisscholen de verwachtingen qua leereffecten niet realiseert, en dat quasi geen basisscholen de verwachtingen overstijgen. Dat wat betreft het basisonderwijs, mijn stokpaardje. En die signalen krijg ik ook vanuit de scholen.
Dan is er het secundair onderwijs – het is een greep uit de vaststellingen, want ik heb maar vijf minuten. Voor wiskunde daalt geen enkel deelnemend land sterker dan Vlaanderen, op Finland na. Slechts 45 procent van de leerlingen haalt de eindtermen maatschappij, blijkt uit de peilingstoetsen van 2019. En uit de Onderwijsspiegel 2021 van de inspectie blijkt dat bijna de helft van de doorgelichte secundaire scholen de verwachtingen qua leereffecten niet realiseert, en dat quasi geen scholen die verwachtingen overstijgen.
Dan zijn er de leerlingen met honger in de klas. Het is, evenals voor collega De Gucht, een stokpaardje van mij. Geen enkele leerling kan zich concentreren of op een ernstige manier in de klas zitten als ze met honger naar school komen. En mij interesseert het niet, minister, wie daar verantwoordelijk voor is. Maar ik vind het als directeur niet kunnen dat er ook maar één kind met een lege brooddoos of zonder eten in de klas zit. Ik geef één voorbeeld uit het secundair onderwijs, waar mijn vrouw een brooddoos opendeed van een leerling in de klas. Daar zaten rotte boterhammen in van vier dagen terug. Die leerling had niets mee in de voormiddag, en we zaten al een stuk in de namiddag. Hoe kun je je dan nog concentreren? (Applaus van Jean-Jacques De Gucht)
Dat zijn allemaal zaken, minister, die in de realiteit gebeuren, en die wij niet zomaar aan de kant mogen leggen. En dan mogen we hier debatteren, collega Daniëls, uren aan een stuk, en elkaar overtuigen. Dat is politiek, elkaar overtuigen. We hebben dat gedaan, en dat is niet voldoende gedaan. Maar ik zie, want ik bezoek ook scholen, in de realiteit hoe het op de werkvloer loopt. Het gaat niet goed met ons onderwijs. Er zijn heel wat leraren te kort, er zijn massa’s uren studies. De lat ligt niet hoog.
Die eerste commissie, dat ga ik wel herhalen. Toen zei minister Weyts dat ze de lat hoog zouden leggen; de N-VA zou dat doen in die vijf jaar. “Wij gaan dat doen”. Maar de lat is steeds lager aan het komen. Mijnheer Daniëls, het is aandoenlijk dat u de minister steunt, en dat moet u ook doen. Maar ik heb verhalen uit de realiteit. Ik heb ze genoteerd, ik heb ze opgevolgd, ik heb gesproken met directies, ik heb gesproken met de inspectie. Ik heb gesproken met ouders en met leerkrachten. Ik vind dat niet uit. Dat is geen oppositiepraat. Dat zijn verhalen waar ik zelfs de bronnen van kan geven, van leerkrachten, directies en dergelijke die mij die zaken zeggen. En dat mag u ons niet kwalijk nemen, dat wij met onze Vooruitfractie ons daar ernstige zorgen over maken.
Want uiteindelijk, voorzitter, en ik ga daarmee afsluiten, gaat het over één iets. In het onderwijs gaat het over één groep. Dat zijn de kinderen, de kleuters, de leerlingen in de lagere school, de leerlingen in het secundair onderwijs, en alle mensen die studeren. Over hen gaat het, en voor hen moeten wij hier elke dag onze verantwoordelijkheid nemen, samen. Daar heb je gelijk in. Maar laat ons alsjeblieft die politieke spelletjes van in het begin van het debat, waar ik mij echt aan heb gestoord, achter ons laten, in het belang van onze kinderen. Want over hen gaat het in de politiek. (Applaus bij Vooruit, Groen, de PVDA en van Gwendolyn Rutten en Jean-Jacques De Gucht)
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb op geen enkel moment gezegd, noch geïnsinueerd, collega Vandenberghe, dat die verhalen niet juist zijn. Ik krijg die verhalen ook, ik heb ook les gegeven. Toen, tien jaar geleden, waren er ook al lege brooddozen. Ik stel vast dat scholen daar pragmatisch mee omgaan. Op vele scholen is er brood en confituur te vinden om die leerlingen een maaltijd te geven. Het is niet onbelangrijk, collega’s, om ook het debat over de ouderlijke verantwoordelijkheid te voeren. Dat vind ik echt belangrijk. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Een basistip om aan ouders mee te geven is niet de vraag ‘hoe was het op school’ of ‘was het leuk op school’ maar ‘wat heb je geleerd op school’. Want vanmorgen zijn de resultaten van de basisgeletterdheid eindtermen eerste graad voorgesteld. Dat zijn niet de eindtermen, maar de basisgeletterdheid. Nederlands haalde 98 procent, dus dat zat goed voor de basisgeletterdheid. Bij wiskunde was het minder, maar in de B-stroom maken we ons ernstig zorgen. Minder dan 50 procent haalt daar de basisgeletterdheid. Dat is verschrikkelijk slecht.
Een van de zaken die we zien bij de criteria en de verklarende factoren, is het academisch zelfconcept. Dat is een geleerd woord, maar het gaat erover hoe belangrijk je onderwijs vindt. Hoe sta je ten opzichte van Nederlands? Dat zijn zaken die je in de school kunt doen, maar die ook langs de kant van de ouders een belangrijke factor zijn. Ik denk dat we dat moeten durven te zeggen. Leerkrachten geven aan dat ze dat niet alleen kunnen. Zij kunnen niet alle taken van heel de maatschappij overnemen in de school. Dat gaat niet. Dat is ook een verhaal, mijnheer Vandenberghe, dat we samen moeten brengen. U bent ook burgemeester, u hebt ook een OCMW. Dat is ook een kant waarop we moeten inzetten, in het belang van de kinderen en de jongeren. We moeten niet alle lasten van de maatschappij op de schouders van leerkrachten leggen, want daar gaan ze aan onderdoor. (Applaus van Kathleen Krekels)
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik denk eigenlijk dat we de tussenkomst van de heer Vandenberghe als iets heel positiefs moeten zien, namelijk een oproep om in dit halfrond geen discussie te voeren om de discussie, maar om samen te werken over oppositie en meerderheid heen. Het valt nu eenmaal moeilijk te ontkennen dat we in de shit zitten. Het gaat niet goed. Ik zeg niet dat dat door minister Weyts of door deze legislatuur komt, maar vandaag, anno december 2022, kunnen we alleen maar besluiten dat het niet goed gaat in het Vlaams onderwijs. En dat betekent dat we belangrijke stappen moeten nemen. Ik denk dat deze regering dat ook doet, maar er is meer nodig.
We mogen niet ontkennen dat er in deze maatschappij misschien minder verantwoordelijkheid door de ouders wordt genomen dan we zouden willen. Maar we moeten er als samenleving op dat moment voor zorgen dat die kinderen niet langer het slachtoffer zijn. We moeten geen discussie voeren over bij wie wat thuishoort. Of het nu over lege brooddozen, of over andere dingen gaat, als je sommige tussenkomsten van de intellectuelen van Vlaanderen leest – die zich afvragen of het volgende gratis sportschoenen zijn, uit te kiezen op woensdag – dan vraag ik me af waar we mee bezig zijn. Is dit het warme Vlaanderen waar we voor staan? Is dit de manier waarop we kijken naar de kennismaatschappij van morgen? Want die vormen we toch in die scholen?
Als je naar de cijfers kijkt, dan zeg ik dat we met een probleem zitten. Dan moet je alle factoren bekijken en een van die factoren is ervoor te zorgen dat kinderen op een goede manier kunnen studeren, en dat is ook door ervoor te zorgen dat ze een goede schoolmaaltijd hebben. Ik raad ieder van jullie die niet in de hoorzitting was, aan eens te kijken wat daar is gezegd, zowel door lokale beleidswerkers als door mensen die in het onderwijs staan. Ze waren het er allemaal over eens dat er actie ondernomen moet worden. Doet u het of doet iemand anders het binnen de regering? Het maakt mij geen barst uit, maar laat ons er alstublieft binnen dit halfrond werk van maken. (Applaus bij Open Vld, Groen en Vooruit)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Collega Daniëls, ik sluit af met te zeggen dat ik het volledig met u eens ben. Het is natuurlijk ook mijn verdomde plicht om te maken dat de leerlingen geen lege brooddozen hebben. Wij hebben in al onze basisscholen extra brugfiguren aangesteld die dat helpen monitoren met de leerkrachten, die dat helpen ondersteunen. Ik noem dat dan ‘lead by example’. Want wat voor zin heeft het dat ik hier kom staan en hier een pleidooi kom houden, als ik het in mijn eigen gemeente niet zou doen? Dat zou pas echt ongeloofwaardig zijn. Ja, ik heb erop ingezet. Omdat ik dat ook in het lokale beleid prioriteit nummer één vind. Ik noem dat ‘lead by example’. Dan komen we geloofwaardig over. Wat dat betreft ben ik het eens.
En nu sluit ik helemaal af. Collega De Gucht, dat was mijn punt. Ik heb mij daar ook al aan bezondigd. We zijn nu eenmaal politici. Maar laat ons nu eens stoppen met de zwartepiet naar elkaar door te geven: “Ik heb zoveel gedaan, en die hebben dat tien jaar geleden niet gedaan en wij moeten dat nu nog doen.” Ja, minister, over alle partijgrenzen heen. Ook daar moeten wij, ook de minister, de ‘lead’ doen ‘by example’. Over alle partijgrenzen heen moeten wij samenwerken, in het belang van elk kind in Vlaanderen, want daar gaat het over. (Applaus bij Vooruit, Groen, de PVDA en van Gwendolyn Rutten en Jean-Jacques De Gucht)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, onderwijs is inderdaad een belangrijke taak, een belangrijke bevoegdheid. Er gebeuren wijzigingen. Ik raad de collega’s aan om eens door de strategische doelstellingen te gaan. Tijdens deze regeerperiode worden op elk van die strategische doelstellingen stappen gezet. Collega’s, ik moet jullie ook teleurstellen. Als jullie verwachten dat als je de nieuwe eindtermen, de peilingsproeven, de koalatests voor Nederlands in het kleuteronderwijs invoert, je de dag nadien resultaat zult hebben, dan is dat natuurlijk niet zo. De PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) gaan over de 15- en 16-jarigen. Ik kan u nu al zeggen dat de volgende PISA-resultaten allicht minder goed zullen zijn. De reden is eenvoudig: als we bijsturen in ons onderwijs, zal het tien jaar duren vooraleer we de resultaten zullen zien. De collega’s die hier willen laten uitschijnen dat we van de maatregelen die nu worden genomen door deze regering volgend jaar de resultaten zullen zien, zeggen eigenlijk dat ze niet hebben begrepen hoe onderwijs werkt, hoe traag het gaat.
Om die reden, collega’s, denk ik dat het inderdaad goed is dat we die 1,5 miljard euro die erbij komt in Onderwijs naast inflatie en index gericht inzetten, onder andere op de taalscreening. Een screening is inderdaad niet het eindpunt. Ik las recent een artikel waarin stond dat ze na de taalscreening niet beter Nederlands spreken. Uiteraard niet! Het is het beleid dat je eraan koppelt. We hebben de taalbadklassen mogelijk gemaakt. Scholen kunnen dat. Als ze daar niet voor kiezen, is dat hun keuze. Als ze andere trajecten maken, is dat hun keuze. Maar de tools zijn er om dat te doen.
De invoering van de Vlaamse toetsen, collega’s, ... (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
… daar is hier en daar wat consternatie rond. Maar is het niet logisch dat als wij in dit parlement elk jaar 15 miljard euro uitgeven, wij hier de vinger aan de pols houden? Niet met peilingsproeven bij drieduizend leerlingen, maar bij alle leerlingen. Daarmee geven we in dit parlement namens de belastingbetaler aan dat wij die kwaliteit willen, dat wij willen dat daar weer op wordt ingezet. En mag er wat focus zijn? Ja! We kunnen nu het debat voeren dat wie focust op Nederlands en wiskunde zegt dat de rest niet belangrijk is. Neen, dat zeggen wij niet. Maar geschiedenis wordt wel een heel moeilijk vak als je de leerkracht niet verstaat, laat staan dat je hem zou begrijpen. Of neem wiskunde en vraagstukken. Vraagstukken, dat is begrijpend lezen. Je mag heel goed kunnen rekenen, maar als je het vraagstuk niet verstaat, kom je er niet. Mens en maatschappij en burgerschap zijn vakken waar je teksten leest. Die moet je begrijpen. Dus ja, dat is een focus die we inderdaad leggen. Maar dat is in het belang van die leerlingen. En als het gaat over kwetsbare leerlingen, collega’s: dat zijn die leerlingen. Waar zit de democratisering, collega’s? Onze maatschappij is een talige maatschappij. We moeten zorgen dat we daarop inzetten.
Het debat over het lerarentekort, collega’s, dat is niet weg. Dat debat zal de volgende jaren blijven woeden, net zoals het debat over welzijn, net zoals het debat over genoeg politieagenten, net zoals het debat van alle lokale besturen die op zoek zijn naar tig functies, mobiliteitsambtenaren, stedenbouwkundigen, maatschappelijk assistenten. In mijn eigen gemeente ook bij de Colruyt, in mijn eigen gemeente in de bouw, in mijn eigen gemeente in alle sectoren zoeken we volk. Dus, collega's, is de stap die we moeten zetten ervoor te zorgen dat onderwijs aantrekkelijk is. Als ik spreek met leerkrachten, dan denk ik dat we met deze regering twee belangrijke punten hebben gedaan: beter onderwijs en het Leerpunt van professor De Bruyckere om concrete tips voor leerkrachten te geven. Want, ik geef toe, collega's, op bepaalde momenten weten de leerkrachten het ook niet meer hoe ze het moeten aanpakken.
Dat is een oproep waar ik mee wil eindigen. We kunnen straks in dit parlement hopelijk met grote instemming 1,5 miljard euro extra voor onderwijs in de begroting van 2023 steken. Ik doe ook een oproep aan alle andere partners in onderwijs, zowel de ouders als de directies, de inrichtende machten en de pedagogische begeleiding: laat ons alstublieft samen focussen op die kwaliteit. Laat ons er samen op focussen dat een leerkracht les kan geven. Dat zal de aantrekking verhogen. Dat zal leerkrachten laten blijven. Dat zal ervoor zorgen dat de kwaliteit stijgt. (Applaus bij de meerderheid)
Mobiliteit en Openbare Werken
Dames en heren, we gaan nu over naar het thema Mobiliteit en Openbare Werken.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, het is goed leven in Vlaanderen. Ik vind dat we dat niet genoeg kunnen zeggen. Door nogal eens heel eenzijdig de focus te leggen op alles wat niet in orde is – dat moet uiteraard verbeteren en worden aangepakt – vergeten we heel vaak dat deze regio nog altijd een van de allerbeste is in de hele wereld om in te leven, om in te wonen, om in te werken, om te mogen vertoeven. Door soms een eenzijdige focus op alles wat fout is, krijg je vaak de indruk dat wakker worden in Oekraïne en in Vlaanderen zowat het ergste is wat een mens kan overkomen en dat moeten we elkaar vooral niet aandoen en we moeten nog minder elkaar dat beeld aanpraten. We kunnen nog altijd dingen. We realiseren nog altijd heel veel. Dat zie je heel erg in het domein Mobiliteit en Openbare Werken.
Ik wil gewoon een voorbeeld geven van slagkracht, ook als het gaat over grote infrastructuurwerken. Minister, het zal waarschijnlijk niet de geschiedenisboeken halen maar het verdiende het wel, namelijk de verhoging van de bruggen op het Albertkanaal. Ik zat zelf in de regering en we schrijven 2004. Het is de verdienste van de opeenvolgende ministers van Mobiliteit en Openbare Werken, toen Hilde Crevits, nadien Ben Weyts en nu u, Lydia Peeters, dat we die beslissing namen. Het was heel belangrijk om vierlagige containerschepen de kans te geven om over die kransslagader van de Vlaamse economie, de verbinding tussen de haven van Antwerpen en het Luikse industriebekken, de containervaart een kwantumsprong te laten maken. De achterliggende idee was uiteraard de modal shift, namelijk containervervoer en vrachtvervoer van op de weg te verkassen richting het water en op die manier alles wat te maken heeft met de vermindering van filedruk en met klimaatdoelstellingen een grote impuls te geven.
Volgend jaar, in 2023, worden de laatste twee bruggen opgeleverd. Er zijn in totaal 62 bruggen verhoogd. Wat toen een afspraak met sciencefiction leek, werd op korte termijn gerealiseerd. Dat is inderdaad de verdienste van de verschillende ministers maar ook van al degenen die aan de slag zijn bij De Vlaamse Waterweg en iedereen die daar van veraf of nabij iets mee te maken heeft.
Maar wat we intussen vooral hebben gezien, is dat het Luikse industriebekken noordwaarts is opgeschoven en dat je de bedrijvigheid en de bedrijfjes in alle formaten tegenkomt langs de oever van het Albertkanaal. De industrieterreinen liggen geprangd tussen de autosnelweg aan de ene kant en de waterweg aan de andere kant. Er zijn vandaag duizenden mensen aan de slag. Het bekendste bedrijf is Nike in Laakdal, op de grens van Antwerpen en Limburg, en het is niet het enige.
We zijn er dus wel in geslaagd – en dat is inderdaad belangrijk vanuit duurzaamheidsoverwegingen – om het eigentijds aan te pakken en vooral, we hebben het maar gedaan. Technisch is het ook een heel vernuftig werk. Het is iets wat we ook moeten durven in de markt te zetten.
Minister, tezelfdertijd geraken de goederen over het water in de bedrijven die liggen langs de oever in Antwerpen en in Limburg. De goederen zijn er, maar het grote probleem is vandaag dat het heel moeilijk is om medewerkers van de fabrieken en bedrijven die zich op een duurzame manier naar het werk willen verplaatsen, daar te krijgen. Als je in Vlaanderen wilt proberen om met het openbaar vervoer of de fiets op een industrieterrein te geraken, is dat niet evident. Daar moeten we absoluut een tandje bijsteken, want al die bedrijven en werkgevers worden geconfronteerd met het inflatiespook. Het speelt over de hele wereld en daardoor vlakt het ook een beetje uit. Alles wat te maken heeft met mobiliteit hebben we zelf in de hand, dat is geen verantwoordelijkheid van de mensen in het zuidelijk deel van het land. Het heeft ook niks te maken met de wereldproblematiek. Het is iets wat we absoluut moeten aanpakken.
Dan maak ik spontaan de brug naar 2023, ook een sleuteljaar voor het openbaar vervoer, met basismobiliteit en basisbereikbaarheid. We hebben voor die tweede optie gekozen, om een vraaggestuurd, klantvriendelijk openbaar vervoer in de markt te zetten. Ook daar is het ideaal de vijand van het goede en leek alles vast te lopen in allerhande praktische en andere problemen. U hebt de moed van uw overtuiging gehad en gezegd ermee van start te gaan en geen tijd meer te verliezen. Dat is vooral belangrijk voor de lokale besturen, want zij hebben enorm veel tijd en energie geïnvesteerd in die vervoersregioraden om het vervoer op maat, maar ook het openbaar vervoer op het niveau van steden en gemeenten – waar de mensen wonen en dus ook de reizigers vertoeven – in een vorm te gieten en op papier te zetten. Ze dachten dat ze eraan waren voor de moeite, dat er weer een legislatuur overheen zou gaan en er een nieuwe minister zou komen die het geweer nog eens van schouder zou veranderen. Al die inspanningen zijn dan verloren energie.
We steken nu inderdaad van wal. Het is vooral belangrijk als signaal naar de lokale besturen dat, als de Vlaamse overheid op hen een beroep doet om te helpen om openbaar vervoer vorm te geven, die inspanningen ook worden gehonoreerd en mee worden verdisconteerd.
Minister, belangrijk is ook bereid te zijn om dingen aan te passen en bij te sturen. Als er extra budgetten nodig zijn, moet de minister van Financiën, die naast u zit, u volmondig steunen. Een moderne regio hoort ook te beschikken over een performant, klantvriendelijk openbaar vervoer. (Applaus bij Open Vld en cd&v)
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Collega Keulen, ik ben blij dat u zo optimistisch bent. Het is goed leven in Vlaanderen, hoor ik u zeggen. U hebt het over de modal shift en over goederenvervoer over het water, en dat is uiteraard op zich een positieve zaak. Wat u niet vermeldt, is dat tegelijkertijd de files dag na dag toenemen. We hebben nog nooit zo lang allemaal samen in de file gestaan. In oktober 2022 is het filerecord verbroken en de stilstand neemt alleen maar toe.
Als ik u hoor spreken over een belangrijk jaar voor het openbaar vervoer, dan kan ik alleen maar vaststellen dat deze regering al jarenlang een grote big bang belooft op het vlak van openbaar vervoer, maar dat er in de praktijk eigenlijk niets verandert en dat we meer en meer naar onbereikbaarheid gaan in plaats van naar basisbereikbaarheid. We gaan achteruit, De Lijn draait vierkant, lijnen en haltes worden geschrapt.
Eigenlijk is het deze Vlaamse Regering die de vervoersarmoede van morgen creëert. Ik wil u een concreet voorbeeld geven, collega Keulen. Op dit moment zijn er studenten die in de kou staan, omdat De Lijn niet de middelen heeft om extra diensten in te leggen om ze naar huis te brengen. Ik ben vorige week als burgemeester gecontacteerd door een leerling die dagelijks van Welle naar Sint-Truiden het openbaar vervoer neemt, die een abonnement heeft en die nu de komende 14 dagen 3 uur onderweg is. De Lijn geeft als antwoord dat ze geen middelen heeft om die extra diensten te voorzien. Dus legt u dan maar eens uit, aan Julie in dit geval, hoe goed het leven in Vlaanderen is en hoe deze Vlaamse Regering haar vooruit helpt om op school te komen en haar examens goed af te leggen. (Applaus bij Vooruit)
De heer Bex heeft het woord.
Ik heb ook een vraag over basisbereikbaarheid, collega Keulen. U bent een van de meest ervaren leden van dit parlementair halfrond en u weet dat we al zeer lang met deze hervorming bezig zijn. De minister heeft ook deze legislatuur al, en soms op een schaamtelijke manier, moeten zeggen dat we het weer niet gingen halen, dat we het opnieuw moesten uitstellen. Nu komt u hier vandaag zeggen dat u erin gelooft dat dat deze legislatuur nog een succes gaat worden, dat dat het begin gaat zijn van een grote modal shift en u vraagt hier, bij de begrotingsbesprekingen, op het beleidsdomein van uw eigen minister, extra geld voor die bevoegdheden die de minister dus blijkbaar niet heeft kunnen binnenhalen bij die begrotingsbesprekingen. Ik vind het jammer dat collega Diependaele is weggegaan – neen, hij zit daar –, maar ik hoop dat hij ook een antwoord heeft op die vraag. (Minister Matthias Diependaele zit op de publiekstribune wanneer Stijn Bex hem aanspreekt.)
Minister Diependaele, u hebt een collega die wel weet wat ze zou moeten doen om ons van de files af te helpen. Een fractiegenoot van haar zegt dat ze gewoon meer middelen moet hebben, maar ze heeft die blijkbaar niet binnengehaald in de begrotingsbesprekingen. Was u het dan die hebt tegengehouden dat de Vlaming eindelijk uit de file gehouden kan worden? (Applaus bij Groen)
De heer Keulen heeft het woord.
Ik vind het twee pertinente opmerkingen van collega Robeyns. Ik denk dat, als we vervoersarmoede en modal shift willen aanpakken, dat nooit gaat lukken met de toverstaf. Dat gaat altijd een combinatie van maatregelen zijn. Weet u dat 52 procent van de verplaatsingen gaat over verplaatsingen die minder dan 5 kilometer bedragen? Als we eens allemaal de discipline zouden hebben om die verplaatsingen van minder dan 5 kilometer, die 52 procent van de totale verplaatsingsgedrag uitmaken, te voet of met de fiets zouden maken, zou dat inderdaad inzake auto’s op de weg een wereld van verschil kunnen maken.
Als we als eens zouden kunnen gaan naar een klantvriendelijke vraaggestuurd openbaar vervoer, zouden een aantal mensen die vandaag nog met de wagen gaan, ook bereid zijn om de overstap te maken naar het openbaar vervoer. Als we in onze steden en gemeenten zouden kunnen komen tot het concept van het autodelen, en met de vergrijzing van de bevolking geloof ik echt waar dat we daar ook stappen fundamenteel voorwaarts kunnen zetten, lijkt me dat ook een van die dingen te zijn die absoluut kunnen helpen om de filedruk te verminderen.
Als het dan gaat over modal shift en goederenvervoer: als we een deel van dat vrachtvervoer zouden kunnen verkassen richting het water – ik heb het daarnet gehad over het Albertkanaal en het verhogen van de bruggen –dan zou dan een combinatie zijn van een heel deel maatregelen om de filedruk te verlagen. Goede collega Robeyns, ik heb nog de tijd meegemaakt – en hier zit nog iemand tegenover mij, Gwendolyn Rutten die kabinetchef was van de minister van Financiën en Begroting – dat de bomen budgettair, financieel tot in de hemel groeiden, dat we ruzie maakten over hoe we de overschotten gingen verdelen en toen kreeg De Lijn – het kon niet op – 40 miljoen, terwijl ze 10 miljoen gevraagd hadden. Nooit zat er minder volk op de bus dan toen. Het beeld van lege bussen die rondreden is een beeld dat alle tv-camera’s heeft gehaald.
Als wij het hebben veranderd, is het niet omdat Lydia Peeters of iemand anders van blauwe strekking gezegd heeft dat ze het zouden kapotmaken. Neen, het was omdat niemand tevreden was. Daniel Termont, Renaat Landuyt, toen jullie burgemeesters van respectievelijk Gent en Brugge, maar ook burgemeesters van alle andere steden en gemeenten en van alle politieke strekkingen zeiden dat je met De Lijn niet kon samenwerken en Mechelen besliste. Het was bijna of we in de Rooms-Katholieke Kerk zaten: Mechelen beslist, de kardinaal beslist en de anderen moeten maar volgen en je kreeg als burgemeester een keer per jaar de provinciale directie op bezoek en die kwam dan zeggen wat ze beslist had en daar mocht je dan ‘ja’ en ‘amen’ op zeggen. ‘Ja’ was ook al genoeg en als je ‘neen’ zei, maakte dat niets uit. Dat was top-down. Toen hebben we toch met z’n allen gezegd dat dat anders moest. Het kostte handenvol geld en niemand was tevreden, want anders hadden we die hervorming nooit gedaan. Dus weet heel goed wat je aanbidt en wat je afbrandt.
Wat de budgetten betreft, we hebben dat ook gedaan inzake het leerlingenvervoer in het bijzonder onderwijs. Als mocht blijken op het einde van de hervorming, op het einde van de rit dat het klantvriendelijk is en dat we meer mensen kunnen bewegen om de bus te nemen, dan ben ik de eerste om daarvoor op te komen als daar een extra factuur is, zoals we dat ook hebben gedaan voor de kinderen in het bijzonder onderwijs. Dat heeft minister Peeters, samen met de hele regering, want alleen kun je dat niet, ook kunnen forceren. U hebt dat ook erkend. Dat is heel sportief. Mocht dat nu zo zijn met de rest van het openbaar vervoer, dan moet dat maar. (Applaus van Gwendolyn Rutten)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Ik heb een repliek op de opmerking van collega Keulen dat een van de oorzaken van de files zou zijn dat men niet ofwel te voet ofwel met de fiets gaat als het minder dan 5 kilometer is. Collega Keulen, ik volg u daar natuurlijk in. Minister Weyts stelde daarnet vragen. Ik ga u ook een vraag stellen. Lieve collega, weet u waarom men onder de 5 kilometer vaak de fiets niet neemt? Als het brede, veilige fietspaden zouden zijn, dan zou men niet twijfelen. Ik wil hier toch ook wel eens zeggen dat het niet de schuld is van de mensen dat ze niet fietsen onder de 5 kilometer. Vaak durven ze dat niet. (Applaus van Kurt De Loor en Jeremie Vaneeckhout)
De heer Keulen heeft het woord.
Maar wie heeft de recordinvesteringen in fietsinvesteringen tot ongekende hoogten opgedreven? Dat is toch Lydia Peeters. Het zal vooral zaak zijn om al die kredieten omgezet te krijgen in veilige fietspaden, maar zij heeft de politieke discussie gevoerd, heeft de moed van haar overtuiging gehad en heeft ook de regering daarmee op sleeptouw genomen. Ze kan in de tabellen nauwelijks nog worden geklopt, want dat zit boven de 350 miljoen euro. Dat is ten opzichte van tien jaar geleden inderdaad maal tien, maal vijftien zelfs. (Applaus bij de meerderheid)
Neen, collega Lambrecht, ik geef collega Robeyns nog kort het woord en dan komt u hier naar voren, want dan is het uw beurt.
Maar het is een repliek. Iedereen mag toch repliceren.
U bent van dezelfde partij, toch?
Ja, maar het gaat over iets anders.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Collega Keulen, uiteraard gaat het over een combinatie van maatregelen en is er geen toverstaf om alles op te lossen. We hebben het hier vandaag echter wel over een begroting, en een begroting betekent dat we het hebben over middelen en over keuzes. Dat is juist de essentie van het verhaal. Het klopt dat minister Peeters niet bespaart op De Lijn, maar het is wel zo dat er twaalf jaar lang is bespaard op De Lijn, tot op het bot. De middelen waarin nu extra wordt voorzien, zijn juist voldoende om de extra kosten te dekken. U bespaart inderdaad niet, maar het is wel niet zo dat deze regering er resoluut voor kiest om werk te maken van sterk, kwaliteitsvol openbaar vervoer, van voldoende aanbod. Dat is juist het grote verschil tussen jullie en wat wij als Vooruit zouden doen. (Applaus bij Vooruit)
De heer Keulen heeft het woord.
Misschien een korte repliek. Ik zit hier al heel lang en herinner me de tijd van ReTiBo (Registratie-, Ticketing- en Boordcomputer), het informaticasysteem om te meten hoeveel reizigers er waren. Dat mocht in jullie tijd nooit operationeel worden, want dat zou het totale demasqué betekenen van de eigenlijk altijd maar endogeen gestegen kredieten. Dat de reizigers niet volgden en dat dat geld dus niet functioneel werd ingezet, dat is een heel pijnlijke historie. Dat heeft handenvol geld gekost, 150 miljoen euro. Het heeft een eeuwigheid geduurd voor dat operationeel mocht worden, want budget is één zaak, maar reizigers met een klantvriendelijk vervoer overtuigen, dat was toen absoluut niet het geval. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Ik ga eerst nog een korte repliek geven, als dat kan. De collega schepte op over ...
Uw partijgenote heeft net een repliek gegeven.
De collega schepte op over de vele miljoenen die er nu zijn voor het fietsbeleid en dat dat zo goed is. Dat is natuurlijk goed, maar er zijn zes fietsdoden per dag. Er kan wel geld zijn, maar het moet ook wel veilig zijn.
Wat dat betreft, gaan we elkaar zeker en vast geen vliegen afvangen. Als het over mensenlevens gaat, alstublieft, laat dan van links tot rechts de bekommernis dezelfde zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Bex, eerst en vooral mijn excuses, maar ik denk dat ik het grootste deel van het debat echt wel heb gevolgd. Je krijgt hier op den duur doorligwonden. Om te antwoorden op uw zeer directe vraag, de verleiding is natuurlijk groot om gewoon ja te antwoorden, maar als het dan mijn schuld is dat er ergens geen geld naartoe is gegaan, dan zou het natuurlijk ook mijn verdienste zijn dat er naar al die andere dingen wél geld is gegaan: de fietspaden, welzijn, onderwijs, al die voorbeelden die hier al zijn genoemd.
Maar ik vrees dat u mij daarmee een beetje te veel macht geeft. Het is zo dat ik er natuurlijk verantwoordelijk voor ben om in de gaten te houden dat we met die begroting gezond blijven, dat die redelijk blijft, dat we die opnieuw richting een structureel evenwicht sturen. Maar daarnaast is het de ploeg die moet beslissen. En dat is eigenlijk heel het debat dat we vandaag gevoerd hebben. En ik vond het bij momenten zelfs een goed debat. Maar dat zijn puur de keuzes over wat wij nu het belangrijkste vinden om met beperkte middelen op in te zetten. Hadden we middelen op overschot, dan was het niet moeilijk, hoor. Dan moesten we hier niet samenzitten. Dan waren we vanavond naar het voetbal gaan kijken. Maar we hebben nu eenmaal beperkte middelen, dus moeten er keuzes gemaakt worden over waar we op willen inzetten. En dat is de keuze die we met deze ploeg gemaakt hebben, zo eenvoudig is dat.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, met de Vooruitfractie blijven wij stevig op onze honger zitten en we beschouwen dit opnieuw als een verloren jaar voor de mobiliteit in Vlaanderen.
Een jaar van stilstand, dat mag u eigenlijk gerust letterlijk nemen, want we hoorden het al: nog nooit stonden we allemaal zo lang stil in de file. En we zijn graag kampioen, maar dat we filekampioen zijn, vinden we niet zo leuk. En we zijn filekampioen. Oktober 2022 was de op een na zwaarste filemaand sinds het begin van de tellingen in 2011. En in uw toelichting in de commissie Mobiliteit gaf u zelf aan dat terugkeren naar business as usual na corona voor u helemaal geen optie is. En toch lijkt het dat wat u nu aan het doen bent. De uitdagingen zijn torenhoog. Overal gaan alarmbellen af. En u staat daar, u kijkt ernaar. En record na record sneuvelt.
We zitten met een heel triest record. Het aantal verkeersdoden – en de collega zei het al: daar is iedereen het over eens en iedereen vindt dat even ernstig – in Vlaanderen stijgt. De eerste negen maanden van dit jaar stierven 171 mensen in het verkeer, het hoogste aantal sinds 2016. En wat ook onrustwekkend is, is een stijging van die fietsdoden – heel erg – van 28 naar 36. Dat is een stijging met 29 procent in een jaar. En achter al die cijfers zit inderdaad heel wat menselijk leed, zitten heel wat gezinnen die hun dierbaren moeten missen. Dit kunnen wij toch niet langer negeren?
Het is uw ambitie om naar nul fiets- en voetgangersdoden te gaan tegen 2040, en nul verkeersdoden in het totaal in 2050, maar u gaat dat niet halen. Het is heel duidelijk. Als u niets onderneemt, als u geen extra maatregelen neemt, dan gaat uw Vision Zero nooit bereikt worden. U kunt dat idee nu beter opbergen, want wat vandaag gebeurt met uw beleid is niet voldoende.
En u ‘stoeft’ in de commissie – en uw lieve collega ook – met die miljoenen euro’s, die miljoenen die worden uitgegeven voor fietsinfrastructuur. En natuurlijk is dat goed, heel veel geld hebben. We zouden maar gek zijn als we zeggen dat het jammer is dat we veel krijgen. Maar we zien het niet vertaald in cijfers. We merken er niet veel van op het terrein. Het resultaat is niet meer verkeersveiligheid. Het aantal fietsers dat sterft op de weg, stijgt in plaats van te dalen.
En sommige maatregelen – u weet het – liggen voor de hand. Ik ga ze nog eens opnoemen. Het verlagen van de algemene snelheidslimiet in bebouwde kom naar 30 kilometer per uur als de verkeersveiligheid niet gegarandeerd is. We hebben hoorzittingen gehad: alle experten waren het erover eens dat dit een positief effect zou hebben. En ook de cijfers liegen niet. Drie vierde van de dodelijke verkeersongevallen gebeurt met voetgangers in die bebouwde kom. Dat terwijl de bebouwde kom, collega’s, eigenlijk de plaats zou moeten zijn waar we ons veilig moeten voelen, waar kinderen spelen, waar kinderen naar school gaan, waar senioren vertoeven. Dus, minister, ga toch voluit voor die zone 30 in bebouwde kom. Zorg dat mensen – zoals collega Keulen het zei – durven wandelen, die fiets durven nemen in bebouwde kommen, dat ze niet bang hoeven te zijn, dat de snelheid er minder hard is.
En u zei in de commissie ook dat het laaghangend fruit inzake verkeersveiligheid allemaal al geplukt is. Wel, wij zijn het daarmee niet eens. Dat laaghangend fruit ligt er nog voor die zone 30, voor die bebouwde kom, voor die verlaagde snelheid.
Dat kunnen tientallen doden per jaar minder zijn, honderden gewonden per jaar minder. Waar wacht u op? Hoeveel studies – ik vind dat niet uit, ik ben gesteund door studies, collega Bex en ik, wij steunen ons op studies – moet u nog zien om u te overtuigen?
Minister, wij zijn met Vooruit teleurgesteld en net als de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) hadden we meer verwacht. Er is weinig om vrolijk over te zijn vandaag. De files stijgen …
Collega De Gucht wil u onderbreken over verkeersveiligheid.
Natuurlijk is elke verkeersdode er een te veel. Daar gaat nooit iemand over discussiëren, zeker niet. Daar moeten we inderdaad alles aan doen. Maar als ik uw betoog hoor, dan had u toch eens moeten luisteren naar het begin van het betoog van collega Keulen. (Opmerkingen van Annick Lambrecht)
U moet dat eens proberen. Dat is ook een beetje naar de goede zaken in het leven kijken. Echt waar, dat kan deugd doen.
De manier waarop u hier tussenkomt, is alsof wij inderdaad in een vreselijke regio leven waar er niks gedaan wordt. We hebben een minister van Mobiliteit die erin slaagt om echt enorme bedragen in fietspaden te steken. Ik kan dat vertellen, want ik ben schepen van Mobiliteit in mijn stad. We hebben nog nooit zoveel middelen gekregen. We zitten op een constante manier binnen de regio te werken. We hebben nu inderdaad een structuur die ervoor moet zorgen dat we inderdaad verbinding leggen daar waar dat vroeger totaal niet het geval was. Als je naar u luistert – ik zit niet met u in de commissie, we kennen elkaar alleen van in het halfrond – zou je er triest van worden. (Opmerkingen bij Groen en Vooruit)
Je moet eens proberen te kijken naar wat daarin geïnvesteerd wordt. Gaat dat van de ene op de andere dag? Natuurlijk niet, maar als je gewoon lokaal kijkt wat er gebeurt. Daarnaast verwacht u dat de minister van Mobiliteit gaat ingrijpen bij de lokale besturen op de manier waarop zij omgaan met hun stedelijke of gemeentelijke kern. Het zijn de lokale besturen die dat moeten doen. “Wij zijn diegenen die dat in handen moeten hebben. Wij weten toch wat er lokaal gebeurt”. De minister zorgt ervoor dat we de middelen hebben en samen gaat ze met ons aan de slag. U zit hier een verhaal te vertellen dat eerlijk gezegd totaal niet overeenkomt met wat ik op lokaal vlak meemaak. (Applaus bij de meerderheid en van minister Lydia Peeters en minister Matthias Diependaele)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Collega De Gucht, het siert u dat u uw minister volgt, maar ik zie wat de cijfers zijn. Ik zie de verkeersdoden. Ik zie de vele ongevallen. Als u over de goede mobiliteit praat, zie ik hoeveel mensen geen bus meer hebben of hoeveel bussen er niet komen opdagen. Het is goed dat u een hoeraverhaal doet, u mag dat. Ik zeg niet dat er niks gebeurt voor het fietsbeleid. Het zou er nog maar aan mankeren, met zoveel miljoenen euro's. Maar er gebeurt niet genoeg. Er is structureel geen daling meer van de verkeersdoden en -gewonden. Zolang dat dat zo is, moet je je beleid in vraag stellen en moet je je afvragen hoe het kan dat als je zoveel miljoenen euro's hebt, het toch niet beter gaat en dat iedereen, oppositie en meerderheid, niet continu zegt: minister, u doet dat zo. De Lijn werkt zo. Alle mensen hebben massa’s bussen. Ze zijn zo content. Ze zouden niet meer in de file willen gaan staan, want de bus komt altijd. Die rijdt ook ’s avonds, ook in het weekend en die rijdt ook vaak. U mag uw minister steunen, maar ik mag ook in naam van velen zeggen dat heel veel mensen niet content zijn op dit moment. Zeg ik dat er niets gebeurt? Helemaal niet. Het zou er nog aan mankeren. En elke stad doet heel veel. Maar als je steden hebt die hardleers zijn en geen zone 30 willen invoeren waar er geen vrijliggende veilige fietspaden zijn, dan vind ik dat de minister van Mobiliteit haar verantwoordelijkheid moet nemen en dat moet kunnen opleggen. Dat is ook een mening. U mag uw mening hebben, maar wij hebben met velen een andere mening. (Applaus bij Vooruit en Groen)
– Kris Van Dijck, oudste lid in dienstjaren, treedt als voorzitter op.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik hoor langs de ene kant mevrouw Lambrecht die volgens bepaalde mensen een horrorverhaal brengt. Langs de andere kant hoor ik collega De Gucht, maar de cijfers zijn de cijfers. We hebben het hoogste aantal fietsdoden sinds 2016 in Vlaanderen. Daar kun je niet omheen. Het aantal letselongevallen met fietsers is gestegen. Dat zijn vaststaande feiten.
We mogen ook niet zeggen dat er wel iets gebeurt, op onze lauweren rusten en zeggen dat het allemaal ‘hunky-dory’ is. Dat is het niet allemaal. Wat de remedies zijn volgens mij en wat de heer De Gucht zegt, klopt: in mijn eigen stad is er nog nooit zoveel geïnvesteerd in fietsinfrastructuur en -palen. We hebben het Kopenhagenplan gehad, dat was een succes. We zien ook dat ook AWV de spades in de grond steekt, dat zien we.
Maar natuurlijk, overal zone 30 opleggen, dat kan een lokaal bestuur nu al. Zo simpel is het. We moeten gewoon schepenen van Mobiliteit hebben met ballen aan hun lijf die dat invoeren waar nodig. Dat is gewoon de lokale verantwoordelijkheid. (Opmerkingen van Gwendolyn Rutten en Jean-Jacques De Gucht)
Gaat u verder, mijnheer Meremans.
Sorry voor mijn ‘niet-wokeness’. Ik was het even vergeten. Ik zal mezelf straks straffen. Ik ben dan ook een witte vijftiger, daar kun je niets goeds van verwachten. Maar goed, dit geheel terzijde.
Wat wel nodig is, is dat we die infrastructuurwerken blijven aanhouden. Wat er vooral mankeert, zijn data. We weten op dit ogenblik niet wat de oorzaken zijn van al die ongevallen. Dat is belangrijk. Dat moeten we eerst weten: wat is de oorzaak van al die fietsongevallen en letsels. Geen hoerastemming dus, ik denk ook geen horrorverhalen, maar de ‘sense of urgency’ moet er wel zijn.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Ik blijf zeggen – ik ben misschien een zeur daarin – dat je moet werken aan die sensibilisering. Ik merk nu nog altijd, als je fietsstraten of -zones invoert, dat automobilisten die dat niet weten, een fietser gewoon voorbijrijden. Die zijn zich soms van geen kwaad bewust. Het is belangrijk dat we aan de sensibilisering daar verder werken. Ik ben inzake de veiligheid op fietspaden een voorstander van het Nederlandse systeem waarbij men op fietspaden binnen de bebouwde kom een snelheidslimiet zet. Ik ben daar persoonlijk voorstander van. In een zone 50 kan men voor fietsen de snelheid beperken tot 30 kilometer per uur. Wie sneller wil gaan, kan op de rijweg in de bebouwde zone. Dat zijn mijn bedenkingen.
De heer Keulen heeft het woord.
Wat de filedruk betreft: laat ons blij zijn dat de economie nog altijd niet geïnfecteerd is door de energiecrisis. De energiecrisis heeft nog altijd niet geleid tot een economische crisis. Er is gelukkig nog altijd werk in overvloed. Eigenlijk hebben alle bedrijven als grootste probleem talent vinden, arbeiders vinden om alle bestellingen en opdrachten uitgevoerd te krijgen.
Er zit meer volk dan ooit op de fiets, gewoon kwantitatief, doordat er meer volk op de fiets zit, zijn de risico’s op ongevallen statistisch ook groter.
Attitude dan: mocht van het gemotoriseerd verkeer iedereen zijn manieren houden, en zich aan de regels houden, we hadden twee derde van de ongevallen minder. Dat is een zaak van opleiding, via de rijbewijzen, via trajectcontroles, en via handhaving om daar performanter op te treden.
30 kilometer per uur in de bebouwde kom, dat is overal allang beslist, waarom zou men dat niet doen? Overal in alle steden en gemeenten werken verkeerscommissies en die werken goed. Het is op sommige plaatsen zelfs niet aangeraden, als de weg en de omgeving niet is ingericht op een 30 kilometerzone, werkt dat net averechts en gaat men net verkeersgevaarlijke situaties creëren.
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, ‘optimism is a moral duty’ heb ik al vaak gehoord vanuit Open Vld. Het is iets waar ik zelf volledig kan achterstaan. (Applaus bij Jean-Jacques De Gucht)
Maar, als we in 2022 geconfronteerd worden met de files waar Vlaanderen vandaag in zit, en men vindt dat goed, omdat het een teken is dat de economie draait, als men in 2022 geconfronteerd wordt met het aantal verkeersdoden en -gewonden die Vlaanderen kent, en men zegt dat men toch fel zijn best doet, is dat niet genoeg.
Het is vandaag perfect mogelijk om het verkeer zo te organiseren dat je weinig of heel weinig files hebt en dat je heel weinig tot geen verkeersdoden hebt. (Opmerkingen van Gwendolyn Rutten en Jean-Jacques De Gucht)
Als dat niet uw ambitieniveau is, dan is het ambitieniveau van Open Vld in deze regering te laag, zo simpel is dat. (Applaus bij Groen)
De heer De Gucht heeft het woord.
Na uw tussenkomst zou je bijna denken ‘populism is a moral duty’. Wat je hier zegt is eigenlijk compleet naast wat ik daarjuist zei in mijn tussenkomst, en ook naast de tussenkomst van de heer Keulen. Wat wij eigenlijk zeggen is heel eenvoudig dat elke verkeersdode er één te veel is. Dat was mijn eerste zin. En daarnaast dat we enorm veel geld steken in fietspaden en dat het duidelijk bewijs daarvan bij de verschillende lokale besturen gezien wordt, iets waar collega Meremans me trouwens in bijgetreden is. Dat er daarnaast ook nog verschillende factoren belangrijk zijn en dat we daaraan moeten verder werken, dat zal niemand ontkennen.
Er is inderdaad een stijging van de verkeersdoden, wat een ongelooflijk jammere zaak is, en we moeten alles in het werk stellen om dat opnieuw naar beneden te halen. Maar je kunt niet ontkennen dat vandaag meer en meer mensen de fiets nemen. Je kunt niet ontkennen dat je daar een modal shift hebt, in de manier waarop we daarmee omgaan. En het is waar dat de manier waarop sommige mensen zich gedragen veiligheidsrisico’s meebrengt, waartegen opgetreden moet worden, dat kun je niet ontkennen. (Opmerkingen bij Groen)
Laat ons alstublieft het debat een beetje proper houden, en zeggen dat er ook belangrijke investeringen gebeuren, en dat kan ook de oppositie niet ontkennen. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, het klopt dat meer mensen de fiets nemen, maar dat zal alleszins niet opwegen tegen al de miljoenen die er nu meer zijn om dat veilig te laten gebeuren. Dat kunt u niet ontkennen. Dat is ook iets waar we even over kunnen nadenken.
Ik treed collega Meremans helemaal bij, maar ik wil benadrukken dat als u zegt dat we niet willen opleggen voor de steden, dat er nu ook opgelegd wordt. Nu zit je met het systeem dat 50 de norm is, en dat je als lokaal bestuur mag afwijken tot 30 als je vindt dat het veilig genoeg is. Wat wij zeggen, net als vele experten, is dat 30 de norm moet zijn en dat het lokaal bestuur mag afwijken naar 50, als men bijvoorbeeld kan aantonen dat er veilige afgescheiden fietspaden zijn. Ik ben zelf schepen van mobiliteit geweest, en ik weet dat er velen zijn zoals u, en honderden anderen die het heel goed menen en fantastisch bezig zijn op het lokale niveau op het vlak van fietsbeleid. Maar er zitten er een paar tussen die vinden dat snel rijden niet gevaarlijk is, en dat een minuut te laat komen met de auto wel vervelend is. Het is om die mensen in de hand te kunnen houden dat er in de bebouwde kom een bepaalde regelgeving nodig is voor trager rijden. Niet voor het merendeel, maar wel voor diegenen die hardnekkig blijven vinden dat veilig verkeer niet de grootste prioriteit is. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Minister Peeters heeft het woord.
Er is natuurlijk al het een en ander gezegd, zowel door de heer Keulen als door de heer De Gucht, maar ik wil toch even tussenkomen op wat u hier gezegd hebt, mevrouw Lambrecht.
U zegt dat we de ambitie van de Vision Zero mogen opbergen, omdat we die niet zullen halen. Dat wil ik juist niet doen. Een aantal collega’s heeft al gezegd dat elk slachtoffer er een te veel is. Aan het begin van deze eeuw hadden we ruim achthonderd dodelijke slachtoffers in het verkeer. Nu schommelt dat rond de driehonderd, en dat zijn er driehonderd te veel. En dan zijn er nog al de mensen die lichamelijk letsel oplopen in het verkeer en dat is ook allemaal te veel. We zetten daar iedere dag opnieuw op in. U blijft bij hoog en bij laag beweren dat alles staat en valt met 30 kilometer per uur, maar, en collega Keulen heeft het daarnet ook al gezegd, heel veel wegen zijn niet ingericht om daar een snelheidsregime van 30 kilometer per uur in te stellen.
We hebben het in de commissie al heel vaak gehad over de leesbaarheid van de weg, de zelfverklarende weg. De weg moet zodanig ingericht zijn, dat mensen automatisch voelen welke snelheid hier van hun wordt verwacht. Dat is één. Daar zetten we volop op in. En vandaar dat wij een afwegingskader gemaakt hebben voor zone 30, dat we ter beschikking gesteld hebben van alle lokale besturen, zodat zij zelf de afweging kunnen maken waar het best een snelheidslimiet van 30 kilometer per uur komt, en waar dat hoger mag, en waar dat zelfs lager mag. Waar gaan we naar 20 kilometer per uur?
Ik heb het al vaker hier gezegd: er zijn ook een aantal steden die overgaan tot een woonerf, en die kiezen zelfs voor 20 kilometer per uur. En ik geloof daarin, mevrouw Lambrecht. U doet dat niet, maar ik doe dat wel. Ik geloof daar in die subsidiariteit. Ik heb vertrouwen in die lokale besturen. Die lokale besturen zijn zeker ook bezig met verkeersveiligheid, en hebben zelf al heel veel fietszones ingevoerd, fietsstraten ingevoerd, en heel veel zones 30 of woonerven ingevoerd, om zodoende die snelheid te verlagen.
En wat hebben wij daarbovenop gedaan? Wij hebben daarbovenop ook nog gezorgd dat de lokale besturen de tools in handen krijgen om ook over te gaan tot handhaving, in die zone 30, maar ook in die zone 50. Ze kunnen daar met GAS-boetes en dergelijke meer aan de slag gaan om die snelheid te doen naleven. Want zonder meer overal verkeersborden zetten … U zegt dat u zelf schepen van Mobiliteit geweest bent. Ik weet niet hoeveel zones 30 er in uw stad, in Brugge, zijn, maar alleszins had u dat in het verleden kunnen doen. Maar het gaat niet op om overal zonder meer snelheidslimieten op te leggen die niet gehandhaafd worden, of die niet gerespecteerd worden. Louter en alleen een bord plaatsen dat het verboden is harder te rijden dan 30 kilometer per uur, dat werkt niet. Neen, de weg moet als dusdanig ook ingericht zijn, en dat is waar we op focussen.
De ene bebouwde kom is absoluut niet de andere. Als je kijkt naar een stedelijke context, dan is die heel anders dan in het buitengebied. Ik zie dat u het daar niet mee eens bent, maar tegelijkertijd, mevrouw Lambrecht, moet u ook toegeven, en het is een spijtige vaststelling, dat er ook in zone 30 slachtoffers vallen.
Slachtoffers in het verkeer, collega’s, dat heeft niet alleen te maken met infrastructuur. En geef dat nu ook eens toe, mevrouw Lambrecht. Het heeft ook heel veel te maken met het gedrag in het verkeer. Ik heb de heer Meremans daarstraks horen zeggen dat we ook de diepteonderzoeken moeten hebben van die slachtoffers in het verkeer, zeker van die talrijke fietsongevallen. Wel, heel vaak heeft het te maken met het gedrag, met afleiding, met overdreven snelheid, en heel veel met rijden onder invloed. Dat zijn en blijven nog altijd onze drie killers in het verkeer, en daar blijven we ook op inzetten, om ook daar een antwoord op te bieden.
Dus stop met continu te zeggen dat we overal zone 30 moeten hebben, en dat alles dan in orde is. En stop ook met te zeggen dat we onze ambities moeten opbergen. Dat zal ik absoluut niet doen. Wij blijven vasthouden aan onze ambitie, zowel die Vision Zero tegen 2050, maar liever vandaag al, liever onmiddellijk al. En we hebben ook ambitieuze tussentijdse doelstellingen. We blijven alles op alles zetten. We blijven alles monitoren en bijsturen, om die ambitieuze doelstellingen wel te halen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Maertens heeft het woord.
Collega Lambrecht, ik krijg een klein beetje de kriebels van dit debat. Kriebels bedoel ik niet positief, in dit geval. Als ik u hoor razen en praten, dan denk ik dat mocht iedereen even snel rijden met de wagen, als dat u raast op dit moment, dat we veel meer verkeersongevallen zouden hebben dan vandaag in Vlaanderen. Dat is één.
Twee. Als het gaat over het bestrijden van de verkeersonveiligheid, dan denk ik dat u niet mag ontkennen, en zult ontkennen, dat elk lokaal bestuur in Vlaanderen daar vandaag al bijzonder veel inspanningen voor levert. Soms zijn die inspanningen bijzonder onpopulair. Denk maar aan het verlagen van de snelheidsgrens op gewestwegen van 90 kilometer per uur naar 70 kilometer per uur. Ik weet nog heel goed, en zeker in onze provincie, mevrouw Lambrecht, dat daar heel veel discussie, heel veel maatschappelijk debat over is geweest. Was dat gemakkelijk te slikken? Neen, maar we zien wel de effecten op het vlak van verkeersveiligheid.
Ook over het flitsen in zone 30 of in zone 50, iets wat deze regering heeft ingevoerd, was heel veel discussie. Waar we dat doen, heeft dat resultaten.
Als het gaat over fietsveiligheid en dergelijke meer: ja, laat ons maar doorgaan.
En dan is er het element waarvan ik in dit debat echt de kriebels kreeg: zone 30. Vlaanderen heeft gedaan wat het moet doen op de gewestwegen. Maar als het gaat over de lokale wegen, laat ze dan alstublieft toch een klein beetje vertrouwen hebben in die schepenen van Mobiliteit, zoals u er zelf een bent geweest. Hebt u in alle straten in het centrum van Brugge met niet-afgescheiden fietspaden zone 30 ingevoerd? Ik denk het niet. (Opmerkingen van Annick Lambrecht)
Ik denk het niet, mevrouw Lambrecht. Wij pleiten daar dus absoluut niet voor. Laten we alstublieft dat handvat aan die lokale besturen geven. Laten we er alstublieft voor zorgen dat zij keuzes kunnen maken met de realiteit voor ogen, met de lokale praktijk voor ogen. Geef die lokale besturen wat bestuur. Want wat is het volgende? Wilt u dat Vlaanderen beslist waar er in Brugge speelpleinen kunnen komen, waar er bossen kunnen komen? Is het dat wat u wilt? Nee. Dus laten we alstublieft Vlaanderen de regels laten vormen voor wat Vlaams is en laat de lokale autonomie voor wat bij de steden en gemeenten ligt. Alstublieft. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, ik wil daar graag kort op verdergaan. Die lokale besturen zijn een enorm belangrijke partner in het realiseren van meer verkeersveiligheid. Men heeft daar historische bedragen en investeringen in fietsinfrastructuur voorzien. U ondersteunt de lokale besturen daar ook; wanneer zij investeren, past u daar zelf bij. Dat zijn allemaal goede zaken.
En toch zijn er verschillende redenen waarom er nog zo veel verkeersongevallen gebeuren. U hebt er een aantal van opgesomd. Collega Meremans zegt terecht dat we niet altijd over de juiste data beschikken om alles volledig in kaart te brengen en maatregelen te nemen. Maar we hebben natuurlijk ook die dynamische lijst met die zwarte punten. Per ongeval is er daar een dynamische optelsom en zo weten we wat de oorzaken van die ongevallen zijn.
Ik wil het hier weer aankaarten, want de helft van die zwarte punten komt uit de provincie Antwerpen. Ik wil vandaag gewoon een oproep doen, minister. Aan de hand van die dynamische lijst weten we wat de oorzaken zijn van de ongevallen en wat er daar zou moeten gebeuren. Ga alstublieft ook nog verder en nog meer samenwerken met de lokale besturen en alle informatie delen, zodat die lijst met zwarte punten volledig kan worden weggewerkt.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag rond de gevaarlijke punten. Want het is niet zoals mevrouw Lambrecht beweert dat we alleen maar met miljoenen euro’s smijten inzake fietsinfrastructuur. Nee, we hebben ook een andere bestuurlijke aanpak, een andere procesaanpak, ons hele MIA-verhaal (Mobiliteit Innovatief Aanpakken), waarin we bekijken hoe we de gevaarlijke punten van die dynamische lijsten versneld kunnen wegwerken. En dat doen we effectief als we kijken naar de lijst van 2022 met de flashback van de voorbije drie jaar van waar er dodelijke en zware ongevallen zijn gebeurd. Wel, ik kan u meegeven dat wij nu al twee derde van de punten op die gevaarlijke lijst effectief hebben weggewerkt en/of bezig zijn met de uitvoering. We gaan dus ook versneld over tot het wegwerken van al die punten op die zwarte lijsten.
Tegelijkertijd zetten we proactief in op de lijsten met grijze punten, waar er nog geen ongeval is gebeurd, maar wel bijna. We zetten er volop op in om snel bij te sturen en daarop te werken. We doen wat dat betreft dus heel veel. We investeren in onze veilige en comfortabele fietsinfrastructuur. Maar daarnaast doen we ook heel veel aan die gevaarlijke punten, op het vlak van verkeersmanagement, het afstemmen van de verkeerslichten, conflictvrije kruispunten. Kortom, we zetten continu ook bestuurlijk in op een heel gamma, om toch maar voor veel meer verkeersveiligheid te zorgen.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, u moet wel eerlijk zijn. Ik ben een trouw lid van uw commissie, ik ben daar heel vaak. En heel vaak wanneer iets goed is, zeg ik u dat ook. Als we het over trajectcontroles, handhaving of sensibilisering hebben: ik zeg het u altijd.
Ik wil u dus vragen om niet te zeggen dat ik alles denk op te lossen met zone 30. Dat heb ik nog nooit gezegd. Ik herhaal wat ik heb gezegd. Ik zeg dat die zone 30 in de bebouwde kom laaghangend fruit is. Dat zijn zaken die voor u zeer snel tot betere cijfers inzake verkeersveiligheid kunnen leiden. En ik vind mij niet belangrijk genoeg om dat zelf te zeggen.
Mijn collega's hier van de commissie zaten in de hoorzitting, met de beste experten op verkeersvlak, met de beste experten. En die hebben het allemaal gezegd, gestaafd door cijfers. Dat wil ik hier toch wel duidelijk stellen.
Ik zeg niet: zone 30 en geen handhaving, en dan zullen we nul verkeersdoden hebben. Dat zeg ik niet. En ik zeg ook niet: zone 30 en stop. Ik zeg, en velen met mij: zone 30, als de verkeersveiligheid niet gegarandeerd is. Want anders – en de collega’s weten dat, als ze eerlijk zijn –, kan zone 50. En inderdaad, lokale besturen hebben al heel wat goede dingen gedaan. Maar we zitten met een minderheid die bepaalde dingen niet wil doen, en daardoor voor blijvende accidenten blijft zorgen. Het is daar dat ik wil dat we kunnen optreden.
Dit gezegd zijnde, ga ik mijn betoog beëindigen. Minister, net als de Mobiliteitsraad van Vlaanderen hadden wij meer verwacht. En ik heb het allemaal geschetst. Maar als we nu de mobiliteit zien met die lange files, met de stijging van het aantal mensen dat het leven laat in het verkeer, met die afbouw van het openbaar vervoer, dan kunnen we toch niet zeggen dat het hier een groot hoeraverhaal kan zijn voor de mobiliteit in Vlaanderen vanavond. En als u bereid bent om echt te investeren in dat openbaar vervoer, in veilige infrastructuur, maar ook in meer verkeersveiligheid, dan vindt u bij ons zeker een partner, maar die stilstand vandaag, daar kunnen wij niet in meegaan. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Minister Peeters heeft het woord.
Voorzitter, ik wil daar toch nog even op reageren. We hebben het daarstraks gehad over verkeersveiligheid, dat ga ik zeker niet herhalen.
Mevrouw Lambrecht, ik blijf er wel bij dat ik absoluut niks heb tegen 30 kilometer per uur. Maar ik laat daar opnieuw de bevoegdheid daar waar ze hoort: ik laat het aan de lokale besturen om te beslissen waar zij op hun grondgebied een zone 30 willen.
Maar ik ben het alleszins niet met u eens dat het stilstaat inzake alles wat mobiliteit aangaat. En als u eerlijk bent … U zei daarstraks zelf dat u in de commissie vaak zegt wat goed gaat. En er gaat heel veel goed. We investeren enorm veel, en ja, daar ben ik trots op. We hebben bij aanvang van deze legislatuur met deze regering gezegd dat wij een investeringsregering willen zijn. We hebben 635 miljoen euro als steil groeipad in het Departement Mobiliteit en Openbare Werken dat we extra wilden investeren met deze Vlaamse Regering, in alles wat onze infrastructuur betreft.
Was het dat, die 635 miljoen euro? Neen. We hebben bijkomend in het kader van de relancemiddelen … Ik heb daarstraks de heer Rzoska horen zeggen dat er niets wordt geïnvesteerd richting mensen. Wel, mijnheer Rzoska, ik wil u daar toch ook nog even op terugpakken. Ook mevrouw Lambrecht zegt dat er niet wordt geïnvesteerd. Wel, wij hebben in het kader van de relancemiddelen van die 4,3 miljard euro, mijnheer Rzoska, 885 miljoen euro aangewend om te besteden in infrastructuur. Ik was telkens de eerste om te zorgen dat die middelen ook werden vastgelegd.
Waar hebben we in geïnvesteerd als antwoord op de files? In meer duurzaamheid, meer duurzaamheid inzake goederentransport. De heer Keulen heeft terecht al het hele verhaal geschetst van het Albertkanaal, de belangrijkste waterloop in heel Vlaanderen, de belangrijkste bevaarbare waterloop: meer dan 40 miljoen ton goederen. Wel, er kan een derde meer goederen getransporteerd worden over dat kanaal in 2023, als de laatste bottlenecks zijn weggewerkt. We hebben daar 100 miljoen euro extra voor op tafel gelegd. Toen ik pas bevoegd werd voor Mobiliteit hadden we amper 40 van de 62 bruggen verhoogd. Wel, nu zitten we op 59, en in de loop van volgend jaar zullen alle 62 bruggen verhoogd zijn.
We investeren ook in De Lijn, dus stop alsjeblieft met te zeggen dat we niet investeren in De Lijn. We hebben in de zomer ons openbaredienstencontract goedgekeurd met De Lijn, waarbij we De Lijn voor de komende vier jaar inkomensgaranties geven inzake investeringen, met name een extra budget van 120 miljoen euro, boven op het reguliere budget van 140 miljoen euro, exclusief die beschikbaarheidsvergoedingen. Dus daar gaan ook extra middelen naartoe.
We hebben bij de Septemberverklaring ook nog extra middelen voor het Pensioenfonds …
Oké …
Ja, voorzitter, maar men moet stoppen met te zeggen dat het allemaal stilstand is.
Maar u bent de hele begroting aan het afhandelen …
Er gebeurt immens veel inzake het hele mobiliteitsbeleid. Dus stop alsjeblieft met te zeggen dat daar niets gebeurt. Daar gebeurt enorm veel.
Ik wil nog even stilstaan bij de basisbereikbaarheid. U zegt, mevrouw Lambrecht – en ik heb het ook mevrouw Robeyns horen zeggen – dat alles stilstaat en dat er niets gebeurt. Wel, we zitten vandaag nog altijd in dat oude verhaal van basismobiliteit. Iedereen is het erover eens dat dat efficiëntie mist. We hebben de efficiëntieverhoging, klantvriendelijkheid en duurzaamheid, de drie kernwoorden van ons openbaredienstencontract, centraal gesteld.
Dat betekent dat we overschakelen naar basisbereikbaarheid, waarbij alle lokale besturen mee hebben bepaald waar de haltes komen en hoe de nieuwe OV-plannen er zullen uitzien. U hebt dat mee bepaald, mevrouw Robeyns, en dan komt u hier zeggen dat het allemaal kommer en kwel is en dat het niet werkt. Wel, vanaf januari 2023 gaan we starten met de uitrol van de basisbereikbaarheid. Als de nieuwe OV-plannen die de lokale besturen hebben goedgekeurd en het vervoer op maat waarvoor extra middelen op tafel zijn gelegd, worden uitgerold, dan zal het een pak beter zijn. Dat heeft tijd nodig. (Opmerkingen van Stijn Bex)
Let op de elementaire beleefdheid.
Het eerste uitstel, mijnheer Bex, was op vraag van de lokale besturen. Dat weet u zelf goed genoeg. Het tweede uitstel kwam door het feit dat er een uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) was, dat er procedures waren bij de Raad van State rond onze mobiliteitscentrale.
Stop met telkens te zeggen dat er niets gebeurt. Er gebeurt immens veel. Er wordt veel geïnvesteerd in het openbaar vervoer en mobiliteit staat absoluut niet stil. (Applaus van Rita Moors en Karin Brouwers)
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, het klopt inderdaad dat er investeringsmiddelen zijn voor De Lijn. Het grote probleem is dat er geen werkingsmiddelen zijn voor De Lijn. (Opmerkingen van minister Lydia Peeters)
Weet u tot wat dat leidt? U moet dat eens vragen aan mensen die in Antwerpen of Gent de tram nemen. Wij hebben spiksplinternieuwe trams, maar de tramsporen zijn versleten waardoor de tram aan een tempo van een snelwandelaar door de stad moet rijden. Dat is de efficiëntie van uw openbaar vervoer.
Ik ga u het voorbeeld van Julie nog eens geven, want ik vind het zo pijnlijk. Julie is een meisje dat drie uur moet wachten omdat er geen extra bus kan worden ingelegd voor de examens, voor een busrit van 12 kilometer. Dat is de realiteit en dat is, spijtig genoeg, de efficiëntie van het openbaar vervoer in Vlaanderen. Het is triestig en beschamend. En ik blijf daarbij. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Om het lange antwoord van de minister te beantwoorden, wil Vooruit op drie dingen wijzen. Zorg voor meer en beter betaalbaar openbaar vervoer. Zorg voor betere cijfers verkeersveiligheid. En pak de files aan. Eens u daarin geslaagd bent, met welke maatregelen ook, dan gaan we u voluit steunen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, collega’s, Vlaanderen staat voor grote uitdagingen: een vlotte mobiliteit en een goed uitgebouwd vervoersnet zijn broodnodig met het oog op de verdere economische ontwikkeling van Vlaanderen enerzijds, en het verbeteren van de leefbaarheid anderzijds.
Er staan nog wel wat werken op het lijstje. We hebben het dan over de uitbouw van onze zeehavens, het waterwegennet, de uitbouw van veilige fietsinfrastructuur, investeringen in De Lijn, de werken rond Oosterweel, de ring rond Brussel. Het zijn maar enkele voorbeelden. Niemand twijfelt aan de maatschappelijke en economische belangen van die investeringen. Het zijn uitdagingen die we alleen aankunnen als we ook inzetten op technologische ontwikkelingen. Die technologie moet ten dienste staan van die infrastructuurwerken, maar ook van de mobiliteit van de toekomst. Die mobiliteit zal niet alleen elektrisch zijn. Alternatieve brandstoffen zoals waterstof, biosynthetische en e-brandstoffen zullen eveneens een belangrijk aandeel hebben. Op dat laatste wordt, naar onze mening, veel te weinig ingezet.
Verkeersveiligheid is en blijft voor de minister absoluut topprioriteit, met bijzondere aandacht voor de actieve weggebruiker. Maar de ambitie om te streven naar nul fiets- en voetgangersdoden tegen 2040 en nul verkeersdoden tegen 2050 staat onder druk.
Het aantal verkeersdoden in België is de eerste 9 maanden van 2022 met meer dan 16 procent gestegen tegenover dezelfde periode vorig jaar. Meer dan een kwart van die slachtoffers was inderdaad een voetganger of een fietser. Het aantal fietsdoden steeg naar 49, het hoogste aantal van de afgelopen 10 jaar.
We kunnen niet ontkennen dat fietsen inderdaad in de lift zit. Daarom hebben we moderne en veilige fietsinfrastructuur nodig. We steunen dan ook die hoge investeringen in veiliger fietsinfrastructuur.
Minister, Vlaanderen heeft heel veel inkomsten uit belastingen op mobiliteit. Maar wat krijgt de Vlaming daarvoor terug? Oplossingen voor het dreigende verkeersinfarct alleszins niet. Deze regering kijkt naar de fiets en naar het openbaar vervoer, maar laten we eerlijk zijn: deze vervoersmodi zijn niet voor iedereen een oplossing. Basisbereikbaarheid moest een oplossing bieden, maar de problemen en vertragingen waren legio. U neemt dan maar de vlucht vooruit, minister, en gaat nu over tot een geforceerde uitrol vanaf 1 januari van volgend jaar. Men benadrukt dat men daarbij steeds de belangen van de reiziger voor ogen zal houden. Wij houden in ieder geval ons hart vast.
Zelfs vanuit de vervoerregio’s, minister, horen we toch enig voorbehoud bij het succes van die uitrol. Zo verklaarde de voorzitter van mijn vervoerregio gisteren nog in de gemeenteraad dat ze helemaal niet wist wat ze nog van die uitrol moest verwachten. Dat wil toch wel wat zeggen, want dat zijn mensen die van in het begin bij het project betrokken geweest zijn. Wij zullen het autogebruik in ieder geval altijd blijven verdedigen, omdat die basisbereikbaarheid wel mooi oogt maar in de praktijk volgens heel wat verkeersspecialisten zal leiden tot vervoersarmoede.
En toch zijn de Vlamingen bereid om het openbaar vervoer te nemen, zeker in onze steden. Reizen met het openbaar vervoer is vandaag echter verre van aangenaam: defecte bussen, geschrapte ritten, slechte stiptheidscijfers, onvoldoende budgetten voor extra voertuigen en chauffeurs en zelfs geweld. Die maken deze ervaring allesbehalve efficiënt en zorgeloos. Een duidelijk lik-op-stukbeleid voor gewelddelicten, minister, blijft uit.
Het Vlaams Belang blijft erbij dat de middelen die worden ingezet om de veiligheid van het personeel en de reizigers te garanderen onvoldoende zijn. U wilt die modal shift koste wat het kost realiseren door sturende maatregelen te nemen, ondanks het gebrek aan alternatieven. De Vlaamse Regering slaagt er nog altijd niet in om van het openbaar vervoer een kwalitatief alternatief te maken voor de auto. De potentiële combinaties van tram-, metro-, bus- en treinverbindingen zijn momenteel te beperkt om zich vlot te verplaatsen, dus zijn de Vlamingen aangewezen op hun auto, zeker op het platteland.
Minister, toch wilt u, ondanks die inefficiëntie, die Vlaming naar dat openbaar vervoer en die andere vervoersmodi drijven. En daarvoor worden dan zogenaamde ‘sturende maatregelen’ genomen. Elk jaar wordt het autorijden duurder. Maar daarnaast krijgt de autobestuurder meer en meer te maken met trajectcontroles, lage-emissiezones, autovrije zones en straks ook de zogenaamde ‘gebiedsdekkende kilometerheffing’. Deze sturende maatregelen lijken meer en meer het etiket ‘dwingend’ te krijgen. En het arsenaal aan pestmaatregelen groeit enkel aan. Steeds strengere deeltjestellingen zorgen nu al voor een slagveld onder dieselrijders. En alsof dat nog niet genoeg is, kondigt men ook de start aan van een deeltjestelling voor benzinewagens. Wel, minister, dat zal ertoe leiden dat nog meer mensen in vervoersarmoede gedreven worden.
Het openbaar vervoer moet en zal een belangrijke rol spelen maar dat wil niet zeggen dat we geen ruimte moeten vrijmaken voor autogebruik, want daar draait het nu wel op uit. Het Vlaams Belang zal dus de vrijheid om de auto te gebruiken altijd blijven verdedigen.
Mobiliteit moet in dienst staan van de Vlamingen en momenteel loopt die op heel wat vlakken achterop. Het toekomstbestendig maken van ons mobiliteitsnet is daarom essentieel. Investeringen moeten doelgericht gemaakt worden met een langetermijnvisie in gedachten. Oplapwerk, procedureslagen en communautaire kwesties maken de achterstand op onze buurlanden alleen maar groter. Wat ons betreft, zult u dus de rest van de legislatuur nog een serieuze tand bij mogen steken. Wij zullen deze begroting dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Peeters heeft het woord.
Ik wil heel kort reageren op de heer Verheyden. Mijnheer Verheyden, wij zullen te allen tijde voorkomen dat er vervoersarmoede ontstaat. Specifiek als het gaat over het openbaar vervoer, dan doen we dat juist door nu eerst die laagste vervoerslijn, dat vervoer op maat, uit te rollen en dan pas in te kantelen richting de andere, dus door dan pas het kernnet en het aanvullend net uit te rollen. We doen dat juist om vervoersarmoede te voorkomen. Dat is het eerste wat ik wil zeggen.
En twee, u zegt dat wij van alles doen om auto's weg te pesten. Neen, integendeel. Wij investeren ook heel wat in weginfrastructuur, spitsstroken, tunnels, bruggen en dergelijke meer. De trajectcontroles, daar blijf ik wel achter staan. De snelheidslimieten die we opgelegd hebben, zijn nog altijd veiligheidslimieten. We willen allemaal meer verkeersveiligheid. Wel, handhaving is en blijft het sluitstuk inzake verkeersveiligheid. Daarom blijven we volop inzetten op trajectcontrole, niet om mensen te pesten maar wel om ervoor te zorgen dat de snelheidslimieten, de veiligheidslimieten wel degelijk worden gehonoreerd.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, wat de vervoersarmoede betreft, wil ik nog even terugkomen op de woorden van de voorzitter van mijn vervoerregio die zelf zegt dat zij niet meer weten wat ze moeten verwachten. Ze vrezen zelf dat er inderdaad vervoersarmoede zal ontstaan. Nochtans stonden zij in het begin heel positief tegenover uw verhaal. Maar ondertussen, met alles wat we hebben zien passeren – er is zelfs een audit bij het Rekenhof bezig rond die basisbereikbaarheid – kan men toch geen vertrouwen meer hebben in dit project. Dat is inderdaad doorgesijpeld naar de lokale niveaus. Dat zit inderdaad ook bij de vervoersorganisaties en mensen die opkomen voor de gebruikers van het openbaar vervoer. Die mensen zeggen ook dat dit een verloren legislatuur is voor het openbaar vervoer en voor de basisbereikbaarheid. Wel, ik denk niet dat die mensen niet weten waarover ze praten.
Wat betreft het wegpesten van de automobilist, blijf ik bij dat standpunt, minister. Er is de saga van de roetfilterdeeltjes die we de laatste weken gezien hebben. Laat ons eerlijk zijn, u gaat de termijn nu een beetje verlengen, maar het is de bedoeling dat mensen uit de wagen gedreven worden. Zij moeten naar andere vervoersmodi. U moet koste wat het kost de doelstellingen van de modal shift bereiken. Ik weet dat u nu waarschijnlijk al vreest dat u dat niet gaat halen en alle middelen goed zijn om dat sowieso te bereiken. Wel, wij blijven achter de automobilist staan. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Bex heeft het woord.
Na de partij van de auto is het nu aan Groen. Minister, de grote lijnen van uw beleid zijn inzetten op de fiets, inzetten op verkeersveiligheid en inzetten op duurzaamheid. Ik heb u tijdens de begrotingsbesprekingen gezegd dat dat eigenlijk ook de keuzes van Groen zijn. Meer zelfs, er is hier in Brussel een minister, Elke Van den Brandt, die dat in de praktijk brengt. Er moet gebouwd worden, collega Rutten. Maar als u vanochtend de minister de vrouwelijke Bob de Bouwer noemde, dan is dat toch om te verbergen dat die drie werven die de minister als prioritair naar voren schuift, grandioos mislukt zijn. Als we Open Vld hier bezig horen, dan is het inderdaad een beetje de familie Planckaert: “Wij zijn goed bezig, ook al zeggen ze van niet.” Maar hoort u buiten Open Vld iemand die zegt dat het mobiliteitsbeleid vandaag in Vlaanderen goed is? Ik niet en ik hoor veel mensen die daarmee bezig zijn. (Opmerkingen)
Het pijnlijkste uit zich, collega De Gucht, op het vlak van verkeersveiligheid met ongevallencijfers die steeds opnieuw stijgen. Op stevig ingrijpen van de minister durven we inderdaad niet meer te rekenen. Minister, u waagt het zelfs om te zeggen dat het laaghangend fruit inzake verkeersveiligheid geplukt is.
De Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) heeft gezegd dat er te weinig zicht is op de plannen van de minister en de mate waarin ze ze kan realiseren. Ik geef het voorbeeldje van de stadskernen die volgens het regeerakkoord door De Lijn vanaf 2025 emissievrij zouden worden bediend. Dat is intussen helemaal opgegeven en intussen plaatst u zelfs twijfels bij de doelstelling om in 2035 heel Vlaanderen emissievrij te bedienen. In 2018 heeft minister Weyts nog aangekondigd dat er dankzij een budgetverhoging maar liefst 925 elektrische bussen besteld konden worden. U zegt nu dat de eerste bestelling vertraging heeft en dat er in 2023 99 elektrische bussen kunnen worden gekocht, een tiende van wat minister Weyts in 2018 zei.
Het Rekenhof stelt vast dat de zeer hoge inflatie een enorme impact heeft op de geplande werken, maar hoeveel, dat weet u nog niet. Ik geef opnieuw een voorbeeld: het Kopenhagenplan voor fietspaden. Ik wil gerust erkennen dat deze Vlaamse Regering veel doet voor fietsinfrastructuur. 150 miljoen euro relancemiddelen gingen naar lokale besturen als die daar 300 miljoen euro bovenop zouden leggen. Er zijn concrete dossiers ingediend. Intussen swingen de bouwkosten de pan uit en we weten allemaal dat de lokale besturen het bijzonder moeilijk hebben en op dit moment niet in staat zijn om meer dan hun engagement op te nemen.
Ik heb u tijdens de begrotingsbesprekingen gevraagd wat er daarrond zou gebeuren en of Vlaanderen een oplossing heeft om die projecten zeker te kunnen realiseren. U hebt er geen antwoord op gegeven. U hebt er, denk ik, zelfs nog niet eens over nagedacht hoe dat moet worden opgelost.
Wat het openbaar vervoer betreft, gaat u de uitrol van basisbereikbaarheid versnellen. Dat is ongeveer de grootste newspeak die ik in het Vlaams Parlement heb gehoord sinds ik hier zit, want basisbereikbaarheid is gewoon begraven. U hebt De Lijn opnieuw in het centrum van ons openbaarvervoersysteem moeten zetten omdat het alternatief dat deze meerderheid had uitgedacht, niet van de grond geraakt.
Minister, als wij tijdens de begrotingsbesprekingen kritiek uiten, als wij vragen stellen nadat dit parlement heeft beslist dat het Rekenhof de hele hervorming moet analyseren, dan zegt u dat wij niet zo kritisch moeten zijn en vraagt u vertrouwen dat het allemaal wel goed komt. Welnee, ik denk dat er enkel nog bij Open Vld vertrouwen is dat die hervorming van basisbereikbaarheid goed komt.
Waarom is dat? Dat is het probleem dat ik daarnet heb aangehaald toen minister Diependaele hier ook aanwezig was. Het komt simpelweg omdat Vlaanderen niet bereid is om te investeren in het openbaar vervoer om het echt performant te maken.
U pronkt met 142 miljoen euro extra werkingsmiddelen voor De Lijn, maar daarvan gaat minstens 100 miljoen euro naar extra kosten zoals hogere personeelskosten, duurdere benzine en compensaties voor corona. Het is wel waar, want u hebt het gezegd in de commissie. U moet dus niet ‘neen’ schudden. Bovendien gaat van de resterende 42 miljoen euro nog eens 23,4 miljoen euro naar leerlingenvervoer en busbegeleiding, wat een goede zaak is. Maar kom dan niet zeggen dat er geld is om een beter aanbod te voorzien. Die 20 miljoen euro extra waarmee De Lijn kan werken, is peanuts op haar totaalbegroting. Er gaat niets van beter bestuur van kunnen komen.
Collega's, ik maak dan inderdaad graag de vergelijking met Brussel, dat in orde van grootte, zowel wat investeringsmiddelen als wat werkingsmiddelen betreft, evenveel aan openbaar vervoer uitgeeft als heel Vlaanderen. Mocht het nu nog zoveel zijn als in de provincie Antwerpen, dan zou u er nog enigszins mee kunnen wegkomen, maar dit is gewoon beschamend. Vlaanderen investeert niet genoeg in het openbaar vervoer om reizigers uit de file te halen en op het openbaar vervoer te krijgen.
Voorzitter, ik rond af. Ik herhaal het amendement dat wij ook in de commissie hebben ingediend. Het krijgt blijkbaar steun bij Open Vld, want ook collega Keulen zei dat er meer geld nodig is om De Lijn haar werk te kunnen laten doen. Samen met collega Robeyns dien ik opnieuw het amendement in om 100 miljoen euro extra werkingsmiddelen toe te kennen aan De Lijn.
Minister, ik nodig u uit om u daarover uit te spreken. U hebt mijn uitleg mist. Ik vat het bondig samen: Vlaanderen geeft ongeveer evenveel uit aan openbaar vervoer als Brussel. Het moet gewoon echt omhoog als je het performant willen maken. Collega Keulen heeft het gezegd. Ik hoop dat u dit kunt beamen. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
De heer Keulen heeft het woord.
Er zijn genoeg internationale benchmarks waaruit blijkt dat Vlaanderen De Lijn zeker niet onderfinanciert. Je moet eens kijken hoe elders de financiering is opgebouwd. Men kijkt er iets meer naar de reiziger, maar dat is hier in Vlaanderen helemaal taboe. In Nederland wordt gekeken naar de bijdrage van de reiziger. Uit al die gereputeerde internationale onderzoeken blijkt dat Vlaanderen verhoudingsgewijs heel veel investeert in openbaar vervoer. (Applaus van Paul Van Miert en minister Matthias Diependaele)
Minister Peeters heeft het woord.
Voorzitter, ik wil ook kort reageren.
Mijnheer Bex, het is absoluut niet zo dat wij onze ambitie inzake emissievrije kernen hebben opgeborgen, integendeel. Wij bestellen en er worden elektrische bussen geleverd. We hebben er vorig jaar besteld, we hebben er dit jaar besteld. Recent werden op de raad van bestuur gelede elektrische bussen besteld, werden trambussen besteld, werden midibussen besteld. Kortom, er worden heel veel elektrische bussen besteld. In combinatie met de hybride bussen zal wel degelijk worden vastgehouden aan de ambitie om emissievrij te rijden.
Nu, collega's, de exploitatiemiddelen van De Lijn zijn gestegen en schommelen vandaag op jaarbasis rond 1 miljard euro, en ook de investeringsmiddelen zijn gestegen en schommelen rond 300 miljoen euro. We investeren wel degelijk, zowel in de onderhoudsachterstand, de tramsporen en de busvloot, als in de vergroening van onze bussen. We zullen dus zeker vasthouden aan de zero emissie.
De heer Bex heeft het woord.
Collega Keulen, een manco in die vergelijkingen tussen wat Vlaanderen investeert in openbaar vervoer en het buitenland, is dat er in Vlaanderen minstens nog één beleidsdomein is dat slechter beheerd wordt dan Mobiliteit, en dat is Ruimtelijke Ordening. Daar moeten we ook rekening mee houden. Vlaanderen is te versnipperd om echt een goed openbaar vervoer op een goedkope manier te kunnen organiseren. Maar we gaan toch niet wachten tot de ruimtelijke ordening op orde gezet is om een goed openbaar vervoer te organiseren.
Minister, ik vind dat uw optimisme u siert, en ik zei al dat het een ‘moral duty’ is, maar in het regeerakkoord staat dat we in 2025 de stadskernen emissievrij gaan bedienen. We zijn nu eind 2022 en u hebt gezegd dat uw eerste bestelling nu nog niet geleverd wordt maar hopelijk in het begin van volgend jaar. U gaat dan kijken welk van de twee leveranciers de beste was en dan gaat u een nieuwe bestelling in de markt zetten.
We bestellen al en de pachters zijn ook volop bezig met de uitrol.
U blijft dus beweren dat in 2025 de stadskernen emissievrij zullen worden bediend. Ik wil gerust toegeven dat de mislukking van de basisbereikbaarheid niet alleen uw schuld is, maar u blijft beweren dat basisbereikbaarheid een succes wordt. U gaat ocharme – of liever, De Lijn gaat dat doen – een vijftigtal lijnen verbeteren vanaf januari. Maar u haalt de doelstellingen van basisbereikbaarheid niet om meer mensen op het openbaar vervoer te krijgen, om een sterkere groei in de reizigerscijfers te krijgen, omdat die hervorming niet goed voorbereid is door uw voorganger. Het zou u soms deugd doen om te erkennen dat u een bepaalde doelstelling niet haalt in plaats van altijd krampachtig het licht van de zon te blijven ontkennen. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, beste collega’s, traditioneel komt Vias na 9 maanden met een update van de verkeersveiligheidsbarometer. Vorig jaar waren de cijfers niet goed, dit jaar zijn ze nog slechter. Het aantal verkeersdoden steeg van 166 in 2021 naar 171 in de eerste 9 maanden van 2022, het hoogste aantal sinds 2016. Het zijn hallucinante cijfers, minister, terwijl u ongeziene bedragen investeert in veilige infrastructuur. Maar, minister, was het maar zo simpel, zo eenvoudig.
Helaas is verkeersveiligheid meer dan alleen investeren in onze infrastructuur, het is ook een maatschappelijke kwestie, die de betrokkenheid van iedereen vraagt maar vooral van de weggebruiker zelf. Het start met respect voor elkaar en het te allen tijden vermijden van risicogedrag.
Beste collega’s, we gaan hard moeten werken om de vooropgestelde doelstellingen te halen. We moeten blijven bijsturen, blijven onderzoeken, ook in samenspraak met onze lokale besturen. Het stemt me dan ook positief dat onderzoek gedaan wordt naar de effectiviteit van de genomen maatregelen in het verkeersveiligheidsplan en er deftige analyse komt van de bestaande risico’s van de nieuwe uitdagingen. Het verkeersveiligheidsplan is dan ook terecht een dynamisch document. Laat het duidelijk zijn: verkeersveiligheid is en blijft voor onze een absolute topprioriteit. Meer dan ooit moeten we onze kwetsbare weggebruikers beschermen in de verkeersarena en met stip onze jongste weggebruikers in en rond de schoolomgeving. Iedere dode is er een te veel. Laat ons daar samen werk van maken. In onze fractie vindt u alvast een bondgenoot om dit samen aan te pakken. Het doel is duidelijk: een slachtoffervrij verkeerssysteem.
Minister, het aantal fietsers stijgt jaar na jaar. Het is dan ook terecht dat deze regering het hoge investeringsniveau van meer dan 300 miljoen euro voor fietsinfrastructuur aanhoudt, met een belangrijk investeringsbudget voor de aanleg van nieuwe én de verbetering van bestaande fietspaden. Samen met onze lokale besturen moeten we blijven inzetten op veilige fietsinfrastructuur. We vragen echter wel dat er voldoende aandacht blijft voor de effectieve uitvoering van alle werken. Dat blijft de grootste uitdaging. De middelen zijn er, maar we willen ook effectief nieuwe fietspaden zichtbaar zien langs de Vlaamse wegen.
Beste collega’s, 2023 wordt ook het jaar van basisbereikbaarheid. De geleidelijke invoering moet het mogelijk maken dat het een haalbare start is. Het mag echter niet zo zijn dat de geleidelijke invoering zorgt voor een mindere service of de afwezigheid van openbaar vervoer in de uithoeken van Vlaanderen. Minister, zoals u zelf zegt: het vervoer op maat moet voorkomen dat er blinde vlekken zijn, voorkomen dat er vervoersarmoede is en ervoor zorgen dat alles feilloos op elkaar aansluit.
Het stemt me zeer positief dat er actie wordt ondernomen wat het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs betreft en dat er extra middelen vrijkomen om de rittijden onder de negentig minuten te houden. Er zal ook bij de uitrol van de nieuwe regelgeving rond het leerlingenvervoer rekening worden gehouden met de evaluatiestudie van Deloitte en de aanbevelingen uit onder andere de conceptnota en de resolutie van ons parlement. We hopen hierbij op een duurzame oplossing voor al de leerlingen.
Ook wat de modal shift betreft, kunt u op onze steun rekenen. De doelstelling is helder: het aantal duurzame vervoersmodi moet voor heel Vlaanderen toenemen tot minstens 40 procent. Ook het vrachtvervoer moet echter de omschakeling maken naar duurzame logistiek en transport. In de pers lezen we dat het vrachtverkeer zich hier steeds meer vastrijdt. Investeren in projecten zoals Seine-Schelde en de nieuwe Vlaamse havenstrategie zijn in dezen alvast een stap in de goede richting. Zo halen we veel vrachtwagens van de weg.
Minister, verder wens ik u nog te feliciteren met de intentieverklaring rond de estuaire vaart, een belangrijk politiek engagement om te werken richting ontwerpverdrag. Als we nu nog eens een doorbraak kunnen hebben voor het kanaal Bossuit-Kortrijk, dan stemt u mij als West-Vlaming helemaal tevreden.
Tot slot, beste collega’s, laat me duidelijk zijn: er is nog heel veel werk aan de winkel, meer dan ooit, zou ik durven te zeggen. De mobiliteitsuitdagingen zijn immens. We moeten werk maken van onze verkeersveiligheid. Onze wegen slibben dicht. De ecologische impact op ons leefmilieu vraagt doorgedreven, duurzame en innovatieve oplossingen. Minister, we gaan echter stap voor stap vooruit en onze fractie staat voor 100 procent achter het beleid dat u voert. We zullen dit dan ook goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
We hebben het beste voor het einde gehouden.
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, dank u. Al die complimenten. En ze zijn welgemeend, merk ik.
Collega’s, toen ik vorige week het lijstje kreeg van sprekers voor deze avond, net als jullie allemaal, dacht ik: “Tiens, ik ben de laatste, ik kan misschien heel geruisloos de Vlaamse onafhankelijkheid uitroepen hier in het parlement.” (Applaus bij de N-VA en het Vlaams Belang)
Zo geruisloos is dat niet, maar bij dezen heb ik nogmaals mijn overtuiging onderstreept.
Voorzitter, collega’s, het gaat hier echter over Mobiliteit en Openbare Werken. Ik heb maar een paar minuten. Ik zal mijn best doen om mij daaraan te houden.
Dat zult u doen.
Minister, het besturen en beheren van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken als minister van deze Vlaamse Regering, dat gaat in mijn ogen in essentie over drie woorden: investeren, investeren en investeren. Ten eerste gaat dat over het investeren in meer verkeersveiligheid voor de voetganger, voor de fietser, de automobilist of de vrachtwagenchauffeur. Ten tweede gaat dat over investeren in de veelbesproken modal shift, en dus meer mensen op de fiets en het openbaar vervoer in plaats van in de wagen, en meer goederen transporteren via het water en het spoor in plaats van over de weg.
En ten derde, investeren in de toekomst. Investeren in een duurzamere manier van vervoer met de elektrificatie van het wagenpark, het vergroenen van de schepen en de verledding van de verlichting langs onze wegen.
En zoals gezegd: ik heb nog maar een goede drie minuten om hier iets te vertellen, dus keuzes maken is wat het is. En ik heb het met u heel vaak – en hier ook in de plenaire vergadering – over De Lijn. Ik zal het daar daarom vandaag niet meer over hebben.
Maar ik wil hier vanavond twee oproepen doen aan uw adres. Ik wil hier twee domeinen aanhalen waar u en waar deze regering, volgens mij, heel terecht in investeert en waarin u dat, volgens mij, ook moet blijven doen, en zelfs nog meer dan vandaag, als het van mij persoonlijk afhangt. Minister, wanneer we de modal shift willen doen lukken, dan moeten er ten eerste nog meer mensen op de fiets in plaats van in de wagen, en zelfs meer mensen op de fiets in plaats van op het openbaar vervoer. De investeringsbudgetten voor veilige fietspaden en fietsroutes zijn nooit hoger geweest dan vandaag, onder deze Vlaamse Regering, en daar moet u nu echt gebruik van maken. Daar moet u gebruik van maken om tijdens deze regeerperiode een echte kwantumsprong te maken en nog een pak meer Vlamingen op de fiets te krijgen.
En collega’s, als het gaat over fietsen en fietsbeleid, dan moeten we volgens mij focussen op drie cruciale verbindingen, in volgorde ook van de prioriteiten. Eén, de weg van thuis naar school, voor onze kinderen, voor onze kleinkinderen. De weg naar school en terug naar huis uiteraard. Twee, de weg van thuis naar ons werk, en terug, voor de job. En drie, de weg naar de sportclub, de cultuurvereniging, de jeugdvereniging, de cultuurzaal en ga zo maar door. Met de fiets naar school, naar het werk en naar de vrijetijdsbeleving: ik denk dat we die wegen als prioritair moeten beschouwen voor ons Vlaams fietsbeleid. Onveilige schakels op die trajecten moeten we zo snel mogelijk en volledig wegwerken met conflictvrije kruispunten, afgescheiden fietspaden waar mogelijk en verkeersremmende maatregelen voor auto’s, en handhaving uiteraard voor wie zich niet aan de regels kan houden. En minister, u kent ook mijn stokpaardje als het gaat over fietspaden: ook fietsers met een goede verlichting, alstublieft, want daar ontbreekt het in Vlaanderen soms te veel aan.
Het tweede element, minister. Wanneer we de modal shift willen doen slagen, dan moeten we niet enkel spreken over het personenvervoer, maar dan moeten we het ook hebben over het vervoer van goederen. En ook daar is de ambitie van deze Vlaamse Regering en van u bijzonder groot, en terecht. Wij willen dat het aandeel van transport via binnenvaart in de hele logistieke keten 20 procent bedraagt tegen 2030, dus over een kleine tien jaar. En dat vergt verregaande investeringen en werken in het verhogen van bruggen op onze kanalen, zoals het Albertkanaal in uw regio, zodat er meer containers kunnen passeren, investeren in het project Seine-Schelde, inclusief het rivierherstel en natuurbehoud, fors investeren in de nieuwe sluizen voor de haven van Zeebrugge en Antwerpen, meer mogelijkheden voor de estuaire vaart – we hebben het er samen al enkele weken over – en investeren in het in stand houden van onze bestaande waterwegen, zoals het kanaal Roeselare-Leie, minister, dat, zoals u weet, al langer mijn bijzondere aandacht vergt. En ik hoop dat dat ook van u die bijzondere aandacht krijgt en in elk geval uw inzet en uw investeringsmiddelen verdient.
Ik had beter het begin gehouden voor het einde, als ik zie wie hier nu zit, maar toch bedankt voor deze fijne dag en avond. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.