Verslag plenaire vergadering
Verslag
Minister, u weet dat er daarnet een soortgelijke vraag is gesteld aan de minister van Welzijn, beantwoord door minister Dalle. U hebt dat gevolgd?
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, alleen op de hoek van de straat, geen idee waar je naartoe kunt en alles wat je bezit in een rugzak die je continu bij je draagt. Uiteindelijk moet je dan hopen op een sofa die af en toe eens vrij is bij een vriend en waar je even kunt blijven. Collega’s, beeld het je in: je bent jong en je moet onverwacht op eigen benen staan. Je hebt geen warme thuis meer, je hebt geen ouders of een oudere broer of zus die je kan bijstaan. Op wie moet je dan rekenen?
Helaas niet op de Vlaamse overheid. Dat is de realiteit vandaag in Vlaanderen voor heel veel jongeren. Een op de vijf dak- en thuisloze volwassenen is jonger dan 26 jaar. Het gaat over de belangrijkste grondstof in Vlaanderen. We hebben geen olie, we hebben geen gas, we hebben wel de toekomst: onze jeugd. Dat is hoe zij ervoor staan. Het zijn pijnlijke cijfers.
De vraag die we ons moeten stellen is hoe het zover is kunnen komen in een rijke regio als Vlaanderen. Naar de oorzaak moeten we niet lang zoeken want die staat in het rapport van de Koning Boudewijnstichting dat maandag is verschenen. Ik citeer even: “Het is voor jongvolwassenen in het algemeen een hele opgave om de ontwrichte huurmarkt te trotseren en zeker voor zij met een kleiner budget.”
Die jongvolwassenen zitten met vraagtekens en twijfels en met dilemma’s, zoals zo veel Vlamingen vandaag. Ze vragen zich af waar ze een woning vinden om te huren, waar ze een huis vinden om te kopen of tout court een dak boven hun hoofd.
Waar deze thuisloze jongeren tegen aanlopen – geen betaalbare woning vinden –, is ook het dilemma van veel Vlamingen. In het rapport lezen we duidelijk hoe het Vlaams woonbeleid wordt geëvalueerd. De bovenlokale overheid is sterk afwezig. De bovenlokale overheid – dat gaat over u, minister – leunt achterover.
Dat er in 2022 in een rijke regio als Vlaanderen nog mensen op straat moeten slapen, jonge mensen die de toekomst voor zich zouden moeten hebben, willen we toch niet meer. Hoe lang tolereren we dit nog? Ik ben ervan overtuigd dat niemand in het halfrond dit nog wil. Toch blijft het een probleem. Toch blijft de wooncrisis in Vlaanderen verder duren.
Minister, ik heb een heel simpele vraag voor u. Hoe zult u er als minister van Wonen voor zorgen dat er voldoende kwaliteitsvolle en betaalbare woningen voor deze jongeren zijn? (Applaus bij Vooruit)
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, ik dank u voor uw vraag.
Ik wil twee nuances aanbrengen aan de studie, zonder te ontkennen dat de problemen er zijn. De cijfers en de analyse die ze maken gaan niet enkel over Vlaanderen, maar gaan over het Belgisch niveau, ook over Charleroi en Luik. En wat de discussie met Welzijn en Wonen betreft, is het natuurlijk zeker dat die twee op een bepaald moment overlappen, maar ook niet meer dan dat. Als je in de studie ziet welke redenen worden aangegeven voor die dakloosheid en thuisloosheid, dan gaat het bijvoorbeeld in 37 procent over conflicten met vrienden of familie. Dat kan een welzijnscomponent hebben, maar dat hoeft niet noodzakelijk. Er is dus een overlap, maar niet geheel.
Nu, waar we het absoluut over eens zijn – en dat hebben we in de commissie ook al verschillende keren gezegd – is dat alles begint met een degelijke woning. Als je een leven wilt uitbouwen, Housing First, dan heb je die plaats nodig om die thuis te ontwikkelen, om van daaruit dat sociaal leven, werk, opleiding, hobby’s, wat dan ook, uit te bouwen. Daarvoor heb je die thuis nodig.
Wat doen wij dan precies vanuit de Vlaams overheid? Er wordt op de verschillende segmenten van onze woonmarkt ingezet, te beginnen bij sociale woningen. Daar hebben we een systeem waarbij we ons toewijzingsbeleid 20 procent voorbehouden – en dat is voor alles en voor iedereen – aan mensen die in dreigende dakloosheid of effectieve dakloosheid zitten. Daar is de lokale binding niet op van toepassing. Dat gaat over een versnelde toewijzing van een sociale woning en dat is eigenlijk een beetje de wachtlijst voorbijsteken om daar gebruik van te kunnen maken. U zult zeggen: 20 procent is te weinig en op sommige plaatsen is dat ook waar. Maar dan heeft ook het lokale bestuur de mogelijkheid om tot een derde van het volledige patrimonium effectief aan te wenden voor die versnelde toewijzing aan mensen van die specifieke doelgroep.
Een tweede punt is de private huurmarkt. Ook daar doen we heel wat zaken. U wijst heel algemeen op een tekort aan aanbod, zeker bij de onderkant van de private huurmarkt. Daar proberen we met geconventioneerd verhuren en andere initiatieven te zorgen dat dat aanbod vergroot.
Ten tweede geven we huurpremies en huursubsidies, ook specifiek voor die doelgroep. Mensen die van het OCMW een installatiepremie krijgen, kunnen ook beroep doen op die huursubsidie.
We hebben Het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen voor mensen die dreigen uit huis gezet te worden … Ik kan nog doorgaan.
Ja, u kunt dat maar dat mag u niet.
We hebben de huurwaarborglening, we hebben de noodwoningen, we hebben de experimentele woonvorm, de Vlaamse woonlening … Goed dat u ook verwijst naar het kopen van een woning … Daar hebben we de Vlaamse woonlening voor die kan helpen.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u, voorzitter.
Minister, wat is de essentie? U wilt die studie nuanceren maar dan vermeldt u wel niet die ene zin over de bestaande woonoplossingen die er vandaag zijn en dat die net voor die groep jongvolwassenen niet toegankelijk zijn. Daar gaat mijn vraag natuurlijk wel over. Ik was een beetje teleurgesteld vanmiddag dat u hier niet samen met minister Dalle toont dat u daarrond samenwerkt, dat u oplossingen wilt bieden.
Om de zoveel tijd staan we hier opnieuw te vragen wat u gaat doen voor dak- en thuisloze jongeren en telkens opnieuw somt u een reeks maatregelen op. U vermeldt er wel niet bij dat de helft ervan niet goed werkt of dat u uw budget niet op krijgt. Over de sociale huurwoningen en de bouw ervan, daar moet ik niet opnieuw over beginnen, maar meer dan 1 miljard euro niet uitgeven? Dat is toch geen toonbeeld van goed bestuur?
Er zijn specifieke zaken die wel kunnen werken voor die groep jongvolwassenen. Dat is, u haalde het zelf ook aan, de Housing First-oplossing, waarbij we zien dat minister Ketir en de Federale Regering daar 10 miljoen euro heeft voor vrijgemaakt en al in contact staat met 25 OCMW’s. Dat betekent dat zij wel het verschil willen maken in de Vlaamse steden. Dus kijk ik graag naar u. Hoeveel middelen voorziet u voor die Housing First? Hoeveel woningen zullen er zijn en waar? Wanneer zullen die waar beschikbaar zijn? Dat zijn de vragen die vandaag gesteld worden door die dak- en thuislozen. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me, in eerste instantie, aan bij de toegevoegde vraag van collega Veys. Ik was ook blij, minister, dat u meteen verwees naar het project Housing First, dat ook expliciet in ons regeerakkoord is opgenomen. We kennen het principe: eerst de bakstenen, dan de begeleiding. Maar we moeten eerst bouwen. Hoeveel wordt daarvoor voorzien? Wat is concreet de stand van zaken?
De bijkomende vraag die ik u wil stellen, gaat over dat nieuwe toewijzingsbeleid voor sociale woningbouw waar er inderdaad een versnelde toewijzing bij dreigende of effectieve dakloosheid kan gebeuren. Hoe gaat u ervoor zorgen dat elke medewerker bij elk OCMW of in elk wooninfopunt op de hoogte is van dat nieuwe toewijzingsbeleid? Ik weet dat er morgen onder andere een webinar wordt georganiseerd door het steunpunt Mens en Samenleving (SAM). Er zijn veel initiatieven, maar ik denk dat het buitengewoon belangrijk is omdat veel van de regels wijzigen en er ontzettend veel vragen binnenkomen bij de OCMW’s, bij andere, woonmaatschappijen … Hoe zorgt u ervoor dat alle mogelijkheden gekend zijn?
De heer D’Haese heeft het woord.
Wat gaat er hier nog allemaal gebeuren? Beste minister, beste collega’s, ik moet toch zeggen dat ik vind dat er vandaag bizarre reacties komen op schrijnende cijfers. Ministers komen in verspreide slagorde uitleg geven aan het parlement. Daarnet werd gezegd dat dakloosheid in de eerste plaats toch een welzijnsproblematiek is. Welzijn is hierbij uiteraard belangrijk, maar primair aan dakloosheid is volgens mij toch het ontbreken van een dak. Men indexeert evenwel de middelen niet voor organisaties die die welzijnsproblematiek moeten aanpakken. En dan komt de minister van Wonen hier met een hele resem maatregelen, te veel om op te noemen in twee minuten. Ik vraag me af, minister, als u die cijfers ziet, of u niet gealarmeerd bent. Stelt u uw beleid nu niet in vraag? Roept u dan niet iedereen samen op uw kabinet en vraagt u dan niet wat u anders moet doen? Dat heb ik hier niet gemerkt. Is die urgentie er niet? Is dat alarmisme er niet? Ik begrijp dat niet.
De heer Danen heeft het woord.
De cijfers zijn inderdaad schrijnend: uit de tellingen blijkt dat een op de vijf dak- en thuislozen jonger is dan 25 jaar. U moet het zich eens voorstellen dat u als jonge gast of als jonge vrouw op straat moet leven. Dat is echt verschrikkelijk. Ook in Vlaanderen, minister, want u zegt wel dat het Belgische cijfers zijn. In Vlaanderen is vooral geteld in de provincie Limburg en in Zuid-West-Vlaanderen, regio’s waarvan men misschien zou verwachten dat er nauwelijks daklozen voorkomen. Maar ook daar is dat het geval.
Minister, meten is weten, en ik vind het jammer dat we niet voor heel Vlaanderen over de cijfers kunnen beschikken. Mijn vraag is dus: bent u bereid om duidelijke en betrouwbare cijfers te verzamelen voor heel Vlaanderen, dus ook voor de grote steden als Antwerpen? Ik stel de vraag heel expliciet omdat het ons ter ore kwam dat u dat eigenlijk niet van plan bent. U kunt echter enkel beleid voeren als u dat effectief wilt doen. Mijn vraag is dus: wilt u dat doen?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, ik was niet van plan mijn punt dat ik maakte bij de actuele vraag aan minister Dalle opnieuw te maken, maar ik wil toch even terugkomen op het feit dat dit toch wel een welzijnsproblematiek is. Ja, ik vind dakloosheid bij jongvolwassenen meer een welzijnsproblematiek, wat niet wil zeggen dat er geen verantwoordelijkheid ligt bij de minister van Wonen, integendeel, dit gaat hand in hand. Ik wil de minister ook oproepen om de strijd samen aan te gaan met de minister van Welzijn. Want aan de ene kant is er heel duidelijk de huisvestingsproblematiek maar aan de andere kant zijn er ook heel wat onderliggende factoren, problematieken en moeilijkheden die ervoor zorgen dat iemand thuisloos wordt of is. Ik wil hier dus zeker aan de minister vragen om alstublieft die strijd aan te gaan. Ik ben er ook van overtuigd dat hij dat doet.
Ik heb niet meteen een bijkomende vraag, wel een suggestie. Misschien kunt u samen met de minister van Welzijn het actieplan ter bestrijding van dak- en thuisloosheid opnieuw onder de loep te nemen, om te kijken hoever het staat met de uitvoering en om eventueel ook de aanbevelingen van de Koning Boudewijnstichting mee te integreren in dat actieplan. (Applaus bij de N-VA en van Orry Van de Wauwer)
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Collega Veys, u refereert hier aan verschillende cijfers. Ik denk dat die ook wel genoemd mogen worden. Als we het hebben over de cijfers van die daklozen, gaat het namelijk voor 24,2 procent om jeugdhulpverlaters, voor 29,4 procent om Belgen zonder hulpgeschiedenis en – houd u vast, collega – voor 30,4 procent om nieuwkomers. Bij een op de drie daklozen ligt het probleem dus bij die nieuwkomers, waar onze linkse vrienden zo graag mee dwepen. Dat maakt nog maar eens duidelijk, voorzitter, dat we een directe halt moeten toeroepen aan die steeds meer toenemende migratie, want het loopt de spuigaten uit.
Minister, ik heb ook een bijkomende vraag voor u. Is het eventueel geen idee om jonge daklozen mee in te schakelen in de renovatie van sociale woningen en alles daaromtrent? Dan kunnen ze gedurende de renovatie van dergelijke woningen ook in die panden verblijven. Op die manier zorgen we voor activatie, zorgen we voor voorlopige opvang, voor een oplossing voor de tekorten in de bouwsector en zo leert men dat een bijdrage binnen onze samenleving iets positiefs is. (Applaus van Chris Janssens. Opmerkingen van Stijn Bex)
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Eerst en vooral, mijnheer Danen, ik heb u daarjuist ook horen zeggen, toen het ging over de studentenhuisvesting, dat er helemaal niets gebeurt. De collega’s van de commissie Wonen zullen u echter kunnen uitleggen dat er op het gebied van studentenhuisvesting, onder andere op initiatief van de parlementsleden, wel degelijk iets gebeurt. We hebben ook met de rectoren samengezeten en dergelijke. Dat was de vorige vraag. Maar nu opnieuw: u hoort dat wij niets doen rond tellen en initiatieven. Mocht u de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) gelezen hebben, dan zou u weten dat daarin staat dat er wel degelijk een initiatief genomen wordt om een betere kijk te krijgen op de precieze cijfers rond dakloosheid.
Want in dit geval – zoals gezegd: het is een studie van de Koning Boudewijnstichting afgenomen over heel België – is er een verschillend woonbeleid. Ik ben ervan overtuigd – dat zullen we binnenkort zien als we onze cijfers krijgen – dat er wel degelijk een verschil op zit. Ik kan dat niet met zekerheid zeggen, we wachten op de cijfers. Kom dan alstublieft niet zeggen dat we niets doen. Dat klopt gewoon niet! U had dat kunnen weten, mocht u het domein kennen. Dat ten eerste.
Ten tweede, die flauwe opmerkingen dat we niet samenwerken, zijn niet terecht. Er wordt wel degelijk samengewerkt, en niet alleen met Welzijn maar ook met andere beleidsdomeinen. Jeugd en Armoedebestrijding zitten erbij. Het is een beetje flauw om altijd het debat te voeren over hoe we het debat moeten voeren. Dat leidt ons af van het eigenlijke debat. Laten we ons bezighouden met het debat. We werken wel degelijk samen, we hebben het actieplan. Maar er is daar een zekere overlap, een vrij grote overlap. Dat heeft meestal te maken met multipolaire problemen, met heel veel verschillende zaken die bij één individu overlappen. Het is niet zuiver een inkomensproblematiek, er zijn vaak ook nog psychische problemen. Ik zal het u niet allemaal voorlezen, maar het gaat over een 10 procent. Het heeft niet altijd met Welzijn te maken, maar er is een overlap. We werken zeker samen, en zelfs heel goed.
Mijnheer Veys, u zei dat het niet toegankelijk was. Dat is een terecht punt, daar proberen we heel hard aan te werken. Het is ook daarop dat in het actieplan heel hard wordt ingezet. Dat is natuurlijk waar de link met Welzijn zeer belangrijk wordt, waarbij we die mensen kunnen vatten om hen naar onze hulpprogramma’s toe te trekken, om hen in te schrijven op een wachtlijst voor een sociale woning. Pas dan kunnen ze gebruikmaken van een versnelde toewijzing, en ga zo maar door. Daar moet wel degelijk op worden ingezet.
Mevrouw Jans had de vraag –, zeer terecht, want het is een constante bezorgdheid, en niet alleen voor de versnelde toewijzing – over de informatie die doorstroomt naar de lokale besturen. Niet alleen wij maar ook andere actoren, ook de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG), huurdersbonden, waarmee ik vorige week nog in een debat zat, OCMW-medewerkers, sociale werkers en dergelijke, zetten in op die informatiedoorstroming. Wij zien dat het ook omgekeerd moet gebeuren. Heel concreet: we hebben het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen geïnstalleerd, daar wordt weinig gebruik van gemaakt. Tijdens corona hebben we dat gemakkelijker gemaakt en hebben we drempels weggenomen, maar ook dan zagen we nog weinig gebruik. De uithuiszettingen zijn minder sterk gestegen door corona dan we eerst hadden gedacht. Twee jaar geleden dachten we dat dat ging ontploffen, dat is niet gebeurd. Nu hebben we opnieuw een paar maatregelen genomen om te zien of dat beter gebruikt kan worden. Vorige week heb ik OCMW-medewerkers gesproken; het is blijkbaar wel bekend maar het wordt niet gebruikt. We blijven er voortdurend aan werken om dat te verbeteren.
Afgelopen maandag zat ik samen met armoedeorganisaties. We hebben ruim de tijd genomen, en ik vind dat belangrijk en relevant. Daar zie je dat je over de domeinen heen moet beginnen met het ‘housing first’-principe, de woning als eerste stap. Daarvoor moet je wel degelijk samenwerken met de andere beleidsdomeinen, met Welzijn en de armoedeorganisaties. Die projecten staan echt op punt. We doen ons werk en we maken een verschil.
We zullen zien wat de uiteindelijke cijfers zeggen, mijnheer Danen, om de cirkel rond te maken. Ik hoop daar binnenkort zicht op te krijgen. Dan gaan we nog beter op maat kunnen werken om de problematiek aan te pakken.
De heer Veys heeft het woord.
Ik sluit me bij u aan, minister, het is inderdaad een beetje een flauw debat. U zegt dat u samenwerkt, maar waar zijn de resultaten? U verwijst naar het actieplan, maar ik zie hier staan: ‘Eén, we verruimen het aanbod betaalbare huisvesting. Awel? Twee, we consolideren de ‘housing first’-methodiek. Awel?’ Ik vraag hoeveel woningen en wanneer die er gaan zijn. Ik heb u alleen maar rond de discussie horen draaien. Maar misschien komt dat omdat het een flauw beleid is, eerder dan een flauw debat.
Jongeren die vandaag dit debat gevolgd hebben, kunnen maar één ding concluderen: deze regering is er niet voor mij, voor een jongere die niemand heeft, die rekent op een overheid die het verschil maakt, maar die geen betaalbare huurwoning vindt zodat hij wat kan sparen om te kopen. Als hij iets zou kunnen kopen, moet hij concurreren met investeerders en met mensen die rijkelijk gesponsord worden van thuis uit. Als het ergste gebeurt, als hij op straat belandt, moet hij nog meer hopen op een gammele sofa dan op uw Vlaams beleid.
U spreekt over verschillende maatregelen die allemaal niet werken. Er is echter geen tijd om daar dieper op in te gaan. Ik stel vast dat de Wetstraatwerkelijkheid waarin deze regering werkt echt wel het leven van Vlaamse jongeren kapotmaakt. Als ze niet kunnen bouwen aan hun toekomst, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig? Nondedju! (Applaus bij Vooruit en van Björn Rzoska)
De actuele vraag is afgehandeld.