Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het nieuwe Leersteundecreet
Actuele vraag over het nieuwe Leersteundecreet
Actuele vraag over het Leersteundecreet
Actuele vraag over het garanderen van het recht op redelijke aanpassingen in het kader van het toekomstige leersteunbeleid
Actuele vraag over inclusie voor leerlingen met speciale zorgnoden
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Collega’s, afgelopen vrijdag keurde deze Vlaamse Regering het voorontwerp voor een nieuw Leersteundecreet goed. En zoals het dan vaak gaat, wordt de minister om een reactie gevraagd. Daarop zei hij: “We gaan resoluut voor inclusie.” Nu, als we het voorontwerp van decreet nader bekijken, zien we daar eigenlijk heel weinig van terug.
Minister, u doet eigenlijk meer van hetzelfde van wat het M-decreet deed, waarvan we weten dat het niet goed of niet goed genoeg gewerkt heeft. Waarom zou u door hetzelfde te doen, iets anders verwachten? Dat is niet alleen onze mening. Heel wat experten stelden al snel dat kinderen met zorgnoden sneller naar het buitengewoon onderwijs zouden worden toegeleid, nog sneller dan vandaag het geval is. Want zoals u weet, minister, zijn er vandaag 53.000 kinderen die in het buitengewoon onderwijs les volgen, meer dan ooit. We zijn op dat vlak Europees kampioen. En daarnaast zijn er nog nooit zoveel kinderen geweest met een verslag in het gewoon onderwijs. Ook op dat vlak zijn we Europees kampioen.
De ondersteuning als gevolg van het M-decreet schoot fel tekort. Daar was vriend en vijand het over eens en u liet er een commissie over gaan die zei dat het gewoon onderwijs versterking kan en moet gebruiken op paramedisch, op sociaal en psychologisch vlak. Dan kunnen inderdaad meer kinderen met een lichte beperking in het gewoon onderwijs les volgen. En dat hoeft niet eens zoveel extra te kosten, want u weet ook dat een kind in het buitengewoon onderwijs een hogere kostprijs heeft dan een kind in het gewoon onderwijs. Als we die middelen heroriënteren, kunnen we met een gelijk speelveld vertrekken.
Minister, hoe zult u de scholen en de leerkrachten beter voorbereiden om leerlingen met beperkte zorgnoden op te vangen in het gewoon onderwijs?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega’s, we zijn het er allemaal over eens dat er moest worden gesleuteld aan het M-decreet. Dat was een vraag van leerkrachten, leerlingen, ouders en directie, en dat is gebeurd. Ook de commissie-Struyf gaf aan dat er eigenlijk op drie domeinen moest worden gewerkt.
Ten eerste moest het buitengewoon onderwijs zijn onmisbare rol kunnen blijven spelen in een gespecialiseerde setting.
Ten tweede was het dringend nodig dat we experten, dat zijn onze ondersteuners, een statuut gaven. Dat doen we nu via de leersteuncentra. Het worden er 46, ze worden dus nabijer. De expertise komt nabij.
Ten derde was het ook belangrijk dat het gewoon onderwijs werd ondersteund samen met de leerkrachten om de leerlingen die er nood aan hadden, beter te begeleiden en te ondersteunen. Dat is de brede basiszorg of de zogenaamde verhoogde zorg.
Minister, wanneer we het voorontwerp nu nalezen, dan zien we dat er ongelooflijk veel artikelen gaan over leersteun en de leersteuncentra maar dat er eigenlijk nog niet zoveel artikelen zijn geschreven over die brede basiszorg en die verhoogde zorg. Ik lees in artikel 4 dat de modaliteiten voor die basiszorg en verhoogde zorg zullen worden vastgelegd door de Vlaamse Regering. We zullen dus de schoolteams wapenen en ondersteunen om die sterke basiszorg en die verhoogde zorg aan te bieden. Maar, minister, wat zijn dan de concrete voorstellen, en vooral, zullen die er zijn tegen 1 september 2023?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, op maandag 11 juli kondigde u het langverwachte decreet aan en gaf u aan dat het groen licht had gekregen van de Vlaamse Regering. En eigenlijk is het een heel symbolische datum, want ons Vlaams onderwijs is heel lang een van onze voornaamste krachten geweest die Vlaanderen op de kaart zetten, met het gewoon en het buitengewoon onderwijs als twee volwaardige onderwijsvormen naast elkaar.
Wat het M-decreet betreft, waren er altijd twee grote verzuchtingen: de administratieve rompslomp en het feit dat er te veel kinderen waren met zeer zware zorgnoden in ons gewoon onderwijs. U geeft twee belangrijke antwoorden.
U legt in het Leersteundecreet de nadruk op de onderlinge samenwerking van de scholen, de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), de ondersteuningsnetwerken – die nu leersteuncentra zullen heten – en de pedagogische begeleiding. Die uitdaging zal erin bestaan dat deze instellingen zullen moeten vertrouwen op hun onderlinge deskundigheid. Want ik hoor de CLB’s graag zeggen dat ze veel te veel planlast zullen hebben. Ik ben het daar niet mee eens. Zo zullen zij voor het gemotiveerde verslag naar de scholen moeten gaan en aan de scholen vragen wat zij hebben verzameld in hun leerlingvolgsysteem. Zij moeten dat bundelen, met alle actoren aan de tafel gaan zitten en dan beslissen of ondersteuning vanuit het ondersteuningsnetwerk nodig is. Meer wordt er eigenlijk niet gevraagd.
Minister, u geeft ook aan dat u de brede basiszorg en de verhoogde zorg zult versterken door daar bijkomend in te investeren zodat onze leerkrachten veel meer in de fase van de verhoogde zorg, kunnen inzetten op het compenseren, differentiëren en remediëren van de leerlingen, en hen daarbij naar het gemeenschappelijk curriculum kunnen toeleiden . Zo hebt u bijvoorbeeld ook al 23 miljoen euro extra in het zorgbeleid van de scholen geïnvesteerd.
Minister, wat ik vandaag en gisteren in de kranten lees, baart mij eigenlijk zorgen. Ik vind dat de mensen naar dit nieuwe decreet kijken met oogkleppen op. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de leerkrachten die dit nieuwe decreet zullen moeten vormgeven, de vrijheid en het vertrouwen dat u hun geeft, ook zullen kunnen opnemen? (Applaus bij de N-VA)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, ik ga er iets korter over zijn. Het M-decreet werkte niet. Dat was eigenlijk een fiasco. Het doet pijn aan mijn hart om dat te zeggen, omdat ik daar destijds heel hard achter stond. De idee van inclusie van kinderen met een beperking in het regulier onderwijs is een zeer goed idee. Diezelfde denkwijze gebruiken we ook in de rest van de samenleving: maximale inclusie. Alleen hebben we de voorbije jaren gezien dat dat niet werkt.
Ik heb daar geen commissie-Struyf of anderen voor nodig, ik praat gewoon met die leerkrachten. Als je er met tien leerkrachten over praat die daarmee te maken hebben gehad, dan ga je twaalf keer hetzelfde verhaal horen: schaf dat af, doe daar iets anders mee, dat werkt in de praktijk niet. De ondersteuningsnood is te groot.
Minister, dan kom ik bij u, want ik vind het heel goed dat u er een ander systeem voor wilt bedenken. We hebben het uiteraard ook mee goedgekeurd. Daarvan komt u nu met de grote contouren, de grote lijnen. U kunt het misschien verder verduidelijken, maar ik zie nog niet helemaal waar het grote conceptuele verschil zit. Ik zie dat u extra ondersteuning wil geven aan de leerkrachten en ook die centra wil oprichten om extra begeleiding te brengen. Dat lijkt ergens wel op dingen die er ook wel waren, weliswaar versterkt, maar ik ben er zeker van dat er meer achter uw plan zit. Kunt u misschien toelichten hoe u er echt voor gaat zorgen dat de denkwijze van het M-decreet verandert in dit nieuwe leersteundecreet?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, als voormalig schooldirecteur weet ik als geen ander hoe lastig het kan zijn om voor iedereen een juiste plaats te geven op school, en ook hoeveel we vragen aan onze leerkrachten en ons schoolteam en ook hoe moeilijk de afwegingen zijn voor een schoolteam, meer dan eens. Als de scholen alle kinderen alle kansen willen geven, dan botsen ze op beperkingen, wat bijzonder frustrerend is. Nogmaals, ik kan getuigen: leerkrachten geven nooit maar dan ook nooit een kind op.
Minister, u bent het beste geplaatst en u schat het ook in – u zegt dat – dat leerkrachten in de klas zelf moeten kunnen bepalen met hun knowhow op welke plaats welke leerling behoort. Maar ik moet er wel bij zeggen dat de leerkrachten die afweging pas kunnen maken, als ze een eerlijke kans hebben om dat te doen. Daarmee bedoel ik: als ze genoeg middelen, tijd en ondersteuning hebben om dat te doen. Dat is een duidelijke oproep van het gewoon en het bijzonder onderwijs. In de eerste plaats vragen zij extra tijd en middelen om elk kind de juiste ondersteuning te kunnen geven. Onze fractie is duidelijk: een school is een plaats waar elk kind zich thuis moet kunnen voelen, met de juiste ondersteuning. Zo kunnen kinderen samen opgroeien, vriendjes maken, elkaar leren kennen en ervaringen opdoen in voor- en tegenspoed. Daar heeft elk kind recht op. Maar het moet natuurlijk haalbaar zijn voor de leerkrachten die dagelijks voor de klas staan. Minister, daarom mijn concrete vraag: hoe garandeert u dat elk kind de juiste ondersteuning zal krijgen en dit niet bepaald wordt door een gebrek aan correcte middelen en ondersteuning? (Applaus bij Vooruit)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, weer toont u zich als de minister van de aankondigingen, als de minister die zegt: “We gaan het allemaal wel oplossen.” Maar opnieuw baarde de olifant een muis. Eigenlijk is het een lege doos.
De kritieken uit het veld zijn niet mals. Ik citeer er twee: “Niet veel meer dan naamsverandering”, zegt Stefan Grielens van de vrije centra voor leerlingenbegeleiding. Hij zegt ook: “De manier waarop kinderen ondersteuning krijgen, blijft ei zo na hetzelfde. Als je meer van hetzelfde doet, krijg je dezelfde problemen.” “Het decreet leersteun (...) is niet wat men kan verwachten van een regering die inclusie van personen met een handicap nastreeft. Integendeel, op heel veel vlakken blijft men stilstaan of gaat men zelfs achteruit”, zegt Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP).
Minister, collega's, inclusief onderwijs is een recht. Wij ondertekenden dat recht tien jaar geleden. Het is een recht, maar Vlaanderen blijft het slechtste van Europa. Vlaanderen zit in de staart van Europa, is de slechtste speler van Europa.
En uw ambitie om te zeggen ‘ja, we gaan dat oplossen’ is werkelijk miniem. Het M-decreet was al een mislukking voor het werd ingevoerd omdat er veel te weinig middelen waren. Dat was net het probleem. Inclusie heeft een slechte naam gekregen omdat er te weinig middelen waren om dat mogelijk te maken in het regulier onderwijs.
De centrale vraag is dus, minister en collega’s, zijn er meer middelen? Is er voldoende omkadering en steun in het Leersteundecreet om ervoor te zorgen dat het beter gaat? Wat is het antwoord? Neen.
U geeft het een nieuwe naam. U geeft het een andere verpakking. Maar de problemen blijven dezelfde. Daarenboven – dat is wat het veld zegt – brengt het extra planlast en meer administratie terwijl planlast en administratie tot de zware oorzaken behoren van de uitval van zoveel leerkrachten.
Minister, mijn vraag is simpel en concreet: wat is uw antwoord op al die kritiek uit het middenveld vandaag? (Applaus van Jos D'Haese)
Minister Weyts heeft het woord.
We kennen al jaar en dag de problemen waar het M-decreet aan leed en tot op heden nog altijd aan lijdt. Na jaren wordt het eindelijk aangepakt en dan hoor ik de kritieken waarbij de ene zegt dat het veel te radicaal is en ‘een schande, zo ingrijpend’, dat de rechten van ouders te grabbel worden gegooid en dat ik op vlak van inclusie een spookrijder ben. Aan de andere kant zegt men dat het niet ingrijpend genoeg is, dat men geen verandering ziet. De heer De Witte slaagt erin om die twee kritieken in één kritiek te formuleren. Dat is yin en yang, zwart en wit. Ik sta natuurlijk altijd open voor kritiek. Het is normaal dat, als je er na zulke lange discussies van jaren uiteindelijk in slaagt om met een alternatief te komen, er punten van kritiek zijn. Maar wij hebben hier in deze een realistisch haalbaar evenwicht nagestreefd en ik denk dat we dat ook hebben behaald.
We gaan inderdaad voor inclusie, maar het moet realistisch en haalbaar zijn. Daarom investeren we, zowel beleidsmatig als financieel, in zowel het gewoon onderwijs als in het buitengewoon onderwijs. Waar liggen de grote verschillen? Als het over het gewoon onderwijs gaat, gaan we extra investeren in het sterker maken van de ondersteuners die de leerkrachten in het gewoon onderwijs ondersteunen, van het hele leersteunmodel, van de kwaliteitszorg en van de leerkrachten zelf. En daarenboven kijken we ook naar de andere zijde, namelijk naar een versterking van het buitengewoon onderwijs.
Als ik kijk naar het gewoon onderwijs en het versterken van de ondersteuners enerzijds, dan betreft dat het volgende: we geven die ondersteuners – die vroeger trouwens versnipperd waren over honderden instellingen, zonder een statuut of een ambt – duidelijkheid en zekerheid. We geven hen een vast statuut en goede arbeidsvoorwaarden waarbij ze worden verloond als bachelors of als masters, en we gaan zelfs nog verder. We zorgen er ook voor dat er zekerheid komt. We zetten namelijk diegenen die nu al genieten van een benoeming of een tijdelijke aanstelling voor lopende duur, onmiddellijk in bij hun nieuwe werkgever.
We gaan ervoor zorgen dat we sterke profielen kunnen aantrekken en kunnen behouden zodat ze sterker geprofessionaliseerd worden. We trekken daar ook middelen voor uit, met name 4,3 miljoen euro. Noteer de bedragen want er gaan er nog komen. Dat is 4,3 miljoen euro extra om ervoor te zorgen dat die ondersteuners geprofessionaliseerd worden. Vandaag is het spijtig genoeg het geval dat sommigen rechtstreeks van de schoolbanken komen en geen specifieke expertise hebben ten opzichte van bepaalde beperkingen, maar wel verondersteld worden om de gewone leerkrachten, die al veel meer jaren expertise en ervaring hebben, te gaan ondersteunen. Daar willen we echt komaf mee maken. We zorgen ervoor dat ze een goed statuut hebben, een aantrekkelijke job, goede verloning en dat zij geprofessionaliseerd worden.
Het tweede betreft een totale reorganisatie van het model. Ik had gezegd dat er geen versnippering is onder verschillende ondersteuningsnetwerken. Wel, we gaan die 3666 ondersteuners onderbrengen in een 47-tal leersteuncentra. We zorgen ervoor dat ze afdoende kritische massa hebben om te garanderen dat men quasi ten aanzien van alle beperkingen en types, de nodige kennis en expertise in huis hebben om te kunnen zorgen voor een betere ondersteuning van leerkrachten in het gewoon onderwijs. We voorzien voor die leersteuncentra 5 miljoen euro extra middelen. We hadden er al 30 miljoen euro extra voor gegeven. Tel op. Dit is opnieuw een forse investering, zowel beleidsmatig als financieel.
Die leersteuncentra worden geen eilanden op zich, maar we zorgen er ook voor dat scholen als het ware aandeelhouder worden van die leersteuncentra. De scholen krijgen middelen a rato van het aantal leerlingen en het aantal verslagen. Het gaat er dus over in welke mate ze kampen met een problematiek. Die middelen kunnen ze inbrengen in een leersteuncentrum, maar ze kunnen die ook bepalen, want we denken natuurlijk ook net grensoverschrijdend. Men kan dus zelf naar zo'n leersteuncentrum toestappen en wanneer men niet tevreden is over de dienstverlening kan men zeggen: oké, dan gaan we naar een ander leersteuncentrum waar we hopen op een betere dienstverlening, en we nemen onze middelen mee. Ook dat is professionalisering.
We hebben ook met aandacht voor planlast het decreet geschreven, dus geen verplichtingen inzake afsprakennota's, samenwerkingsovereenkomsten. We zeggen ‘keep it simple’, verzin geen documenten, zeker niet als wij ze niet verwachten.
Ja, we houden in dit model ook wel de rol van de CLB’s. Ik begrijp goed dat de CLB’s zeggen dat zij zich liever ook op andere taken zouden kunnen concentreren. Maar ik denk wel dat we wat soelaas bieden. We behouden de rol van de CLB's als poortwachter. Er moet iemand finaal de diagnose kunnen stellen en bepalen of voor een bepaalde leerling in een bepaalde klas de schoolinterne ondersteuning op het vlak van die brede basiszorg of verhoogde zorg onvoldoende is en dat uitgebreide zorg via het leersteuncentrum noodzakelijk is. Ook daar hebben we gezorgd voor een vereenvoudiging van procedures. We hebben dat trouwens ook al eerder gedaan.
We brengen kwaliteitszorg in. Ervoor was er eigenlijk geen sprake van standaarden of afspraken over hoe een kwaliteitsvolle ondersteuning eruit moet zien. Wel, de onderwijsinspectie zal dit samen met het onderwijsveld ontwikkelen. Tot nu toe was er geen kwaliteitscontrole. We zullen ervoor zorgen dat vanaf september 2023 ook de onderwijsinspectie zal toezien op de controle, de kwaliteitscontrole van het hele systeem.
Als het gaat over het versterken van het gewoon onderwijs, dan zijn dat natuurlijk ook de leerkrachten zelf. Wij verwachten van leerkrachten dat ze maar duizendpoten zijn. Gelukkig zijn er heel veel die opereren als een duizendpoot, maar we willen hen versterken.
Leerkrachten in spe willen we versterken in het kader van de lerarenopleiding op het vlak van basiszorg en verhoogde zorg. Daar hebben we 2,3 miljoen euro uitgetrokken voor pilootprojecten, die net die doelstelling hebben. Maar ook de bestaande leerkrachten willen we versterken, zij die vandaag bezig zijn. We willen hen versterken, professionaliseren op het vlak van verhoogde zorg en basiszorg. Ook daar hebben we opnieuw middelen voor uitgetrokken. We hebben de pedagogische begeleidingsdiensten heel specifiek een budget gegeven van 3,5 miljoen euro met als doelstelling het versterken en professionaliseren van leerkrachten op het vlak van basiszorg en verhoogde zorg. We zullen nog extra initiatieven nemen. U hoort ook daar nog van. We willen dat samen bekijken met de oprichting van het kenniscentrum.
Quid de uiteindelijke beslissing? Ja, de uiteindelijke beslissing, indien er discussie is, komt bij de klassenraad. Vandaag is er een decretale regeling, alleen moet ik vaststellen dat die amper gekend is en dat veel scholen klagen over druk en zeggen: ‘we moeten…’ Neen, neen, u moet niet. Er kunnen verschillende afwegingen gemaakt worden. Je moet erkennen dat niet elk kind met elke beperking terechtkan in elke klas in elke omstandigheid. Je moet ook kijken naar het recht op kwaliteitsvol onderwijs in hoofde van alle andere kinderen in de klas. Het moet haalbaar en realistisch zijn voor de betrokken leerkracht om te zorgen voor dat kwaliteitsvol onderwijs.
Net daarom investeren we ook in dat buitengewoon onderwijs. Dat is het tweede luik. We hebben ondertussen al een inspanning gedaan van 47.000 naar 52.000 plaatsen. Op drie jaar tijd zijn er 5000 plaatsen extra bij gekomen. Ik weet dat sommigen dat niet goed vinden, dat men het niet goed vindt dat we investeren in extra capaciteit in het buitengewoon onderwijs. Wel, ik schaam mij verre van voor het buitengewoon onderwijs want er gebeuren fantastische dingen. Voor heel veel kinderen is dat eenvoudigweg de beste plaats, de beste oplossing. Het gaat dus niet op om zomaar te zeggen dat ze allemaal moeten terechtkunnen in het gewoon onderwijs. Dat gaat niet. Laat ons daar toch realistisch mee omgaan en er dus ook voor zorgen dat we die contouren, dat kader creëren. Ja, dat is niet zonder slag of stoot gegaan, maar nu ligt er tenminste een realistisch kader voor.
En we gaan ervoor zorgen dat er op grond van onder andere de capaciteitsmonitor ook nog extra plaatsen gecreëerd zullen worden in het buitengewoon onderwijs. Dit jaar geven ze zelfs prioriteit aan capaciteitsinvesteringen in het buitengewoon onderwijs. Van de totale pot van 180 miljoen euro gaan we al 35 miljoen euro prioritair als eerste investeren in infrastructuurprojecten in het buitengewoon onderwijs. We maken het ook gemakkelijker om dat buitengewoon onderwijs te programmeren. Vroeger moest je daarvoor minstens twee types programmeren. Nu kan dat ook met één type, dus ook daar is een vereenvoudiging.
En vooral belangrijk is – mevrouw Vandromme, u hebt het er al enkele keren over gehad – hoe we ervoor kunnen zorgen dat er minder beschotten bestaan tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs. Ook daar hebben we toch de mogelijkheid voor het buitengewoon onderwijs verruimd om een vestiging van de school op te richten op een campus van het gewoon onderwijs, dat die effectief op dezelfde locatie zit. De schoolbesturen kunnen dus resoluut kiezen voor die gedeelde campussen. Leerlingen uit het gewoon onderwijs kunnen deeltijds les volgen in het buitengewoon onderwijs. Leerlingen uit het buitengewoon onderwijs kunnen met het oog op hun terugkeer naar het gewoon onderwijs bijvoorbeeld ook twee jaar les volgen in het gewoon onderwijs. We laten daar veel meer mogelijkheden, veel meer ruimte om de beschotten tussen gewoon en buitengewoon onderwijs weg te werken en ervoor te zorgen dat die deur – als die er al tussenstaat – tenminste twee klinken heeft en dat je van het gewoon onderwijs naar het buitengewoon onderwijs kunt en evengoed omgekeerd. Conclusie: radicaal of niet? Radicaal genoeg, wel we investeren hier alleen al in het gewoon onderwijs met deze doelstelling met betrekking tot inclusie 195 miljoen euro op jaarbasis, enkel voor deze doelstelling, extra middelen voor buitengewoon onderwijs waarmee we onze ambitie willen realiseren, er maximaal voor zorgen dat kinderen en jongeren op de juiste plaats terechtkomen. En ja, in het begin in het gewoon onderwijs, maar als het nodig is in het buitengewoon onderwijs. (Applaus bij de N-VA en van Marino Keulen)
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik denk niet dat het vandaag gaat over wie radicaal is of wie niet radicaal genoeg is. Het gaat erover of wat voorligt voldoende is om stappen vooruit te zetten richting inclusief onderwijs. Ik moet zeggen dat ik vandaag weinig experten gezien heb die dat toejuichen. Niemand. U zegt wel dat er er zijn die het goed vinden, er zijn er die het niet goed genoeg vinden, maar ik zie heel weinig stemmen in het debat die het goed of goed genoeg vinden. Dit gezegd zijnde, u begint meestal redelijk sterk, maar op het einde vervalt u soms in oneliners of in zaken kort door de bocht. Niemand wil dat ineens alle kinderen met een beperking in het gewoon onderwijs terechtkomen. Niemand wil het buitengewoon onderwijs afschaffen. Daar gaat het vandaag niet over. Het gaat erover wat we kunnen doen om stappen vooruit te zetten richting inclusief onderwijs.
U hebt ook gezegd dat u een denkoefening gaat laten maken door de commissie over wat inclusief onderwijs moet zijn. U bent al drie jaar minister, waarom nu pas? Waarom dit niet eerst en daarop het nieuwe decreet enten in de plaats van andersom? U spant de kar voor het paard. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de antwoorden op mijn vraag. Dat zijn duidelijke stappen. Het is belangrijk dat die ook duidelijk zijn voor het veld. Voorzitter, collega’s, ik denk dat een aantal collega’s hier het ontwerp van decreet er zelf nog niet op nagelezen hebben. Want in de toelichting van het decreetontwerp staat letterlijk dat we een verdere en geleidelijke realisatie van het inclusief onderwijs beogen conform artikel 22 van de grondwet, dat bepaalt dat iedere persoon met een handicap recht heeft op volledige inclusie in de samenleving met inbegrip van het recht op redelijke aanpassingen. Dat staat zo letterlijk verwoord in wat u vrijdag goedgekeurd hebt, minister. Onderwijs gaat over visieontwikkeling, visie op inclusief onderwijs. Minister, u haalde het al aan: een van de wegen die onze fractie graag naar voren schuift, is die van de inclusieve campussen waar het buitengewoon en het gewoon onderwijs samen school kunnen maken. Hoe kunnen we dat nog veel meer gaan stimuleren? (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
Collega’s, ik blijf toch teleurgesteld over de wijze waarop naar dit nieuwe decreet gekeken wordt. Ik ga ook iets citeren, uit Het Nieuwsblad: “Alle experts zijn het erover eens: een Vlaamse regering die voluit voor inclusie kiest, die ondersteunt kinderen maximaal in de gewone school in plaats van ze in hokjes te duwen.” Dat laatste wil ik toch echt nadrukkelijk tegenspreken. Er wordt hier niemand in een hokje geduwd. Er wordt hier gewoon heel duidelijk gekozen voor de beste onderwijskansen voor elk kind, die we willen versterken via die brede en verhoogde zorg. Ook met de leersteuncentra, van waaruit het paramedisch, het sociaal en het psychologisch personeel gestuurd wordt, komen we tegemoet aan een verzuchting van de scholen, namelijk de vraag naar en de nood aan deskundigheid. Minister, u geeft aan dat de leersteuncentra netten- en koepeloverschrijdend georganiseerd zullen kunnen worden. En van de leerkrachten horen we vaak dat ze daar heel hard voorstander van zijn. Maar van de netten en de koepels horen we dikwijls het tegenovergestelde.
Minister, op welke manier zult u deze mogelijkheid faciliteren? (Applaus bij de N-VA)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, ik heb een kleine suggestie voor jullie voor deze vakantie. Als jullie echt een beetje willen vatten waarover het hier gaat, dan moet je – in september dan, dan hebben we ook nog altijd vakantie – eens naar een school voor buitengewoon onderwijs gaan. Ik denk dat jullie er in de buurt of regio allemaal wel eentje hebben. Je moet daar eens echt een les volgen. Je moet eens praten met die leerkrachten om te weten wat het is om les te geven aan kinderen met een mentale of fysieke beperking. De evolutie van die leerlingen gaat niet in stijgende lijn voor de meeste kinderen, zoals jullie denken. Dat verandert elke dag en zij moeten daar elke dag weer op inspelen. Ze doen dat met enorm veel passie en wilskracht, dat is heel schoon om te zien. Wij hebben soms een beetje gêne om te zeggen dat kinderen daar goed op hun plaats zijn. Wij vatten inclusie op alsof het betekent dat kinderen absoluut naar het regulier onderwijs moeten. Van die gedachte moeten we, denk ik, af.
En dan kom ik tot mijn vraag. Ik vind de maatregelen die u in het leersteundecreet neemt, goed, net als de bedragen die u vermeldt, de extra ondersteuning, de steunzolen die aan die leerlingen in het regulier onderwijs worden gegeven. Maar mijn fundamentele vraag blijft: gaan we ooit die keuze maken dat echte inclusie voor bepaalde leerlingen die een bepaalde zorgnood hebben, betekent dat ze het best in het buitengewoon onderwijs zitten? En dan mag u die scholen combineren met mekaar, dan mag u op dezelfde campus zitten, maar we moeten toch eigenlijk af van te denken dat we het allemaal met het regulier onderwijs moeten mengen. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz, Elke Sleurs en Axel Ronse)
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, het is ook altijd een kunst. Het verleden kunnen we niet meer veranderen, maar we kunnen er wel uit leren. Als in de praktijk met het M-decreet blijkt dat een maatregel niet werkt en er ingegrepen moet worden om meer ondersteuning te geven, dan moet je dat doen. Zowel uw voorganger als uzelf hebben verzaakt dat te doen, terwijl de alarmbellen al veel langer afgingen. In uw nieuw decreet wordt de ondersteuning voor die scholen opnieuw niet significant aangepast. Men praat dan soms over het verhaal van de ezel en de steen. En ik vind het bijzonder pijnlijk dat leerlingen door een gebrek aan ondersteuning van de leerkrachten, teleurgesteld afhaken. Dat zijn kinderen die wel nog langer in het gewoon onderwijs zouden kunnen blijven, maar dat door gebrek aan ondersteuning niet kunnen doen. Ik zal u een concreet voorbeeld geven. In het derde leerjaar in mijn voormalige school heeft de leerkracht zeven serieuze zorgkinderen. Die moet dat helemaal alleen doen door gebrek aan middelen en ondersteuning. De motivatie is er wel.
Minister, bent u ervan overtuigd, sijpelt het tot u door dat het nieuwe decreet voldoende en verregaand genoeg is om ervoor te zorgen zoveel mogelijk leerlingen in het gewoon onderwijs te houden en echt wel in te zetten op de inclusie, en dit zonder de werking van het bijzonder onderwijs te minimaliseren, want daar heb ik gigantisch veel respect voor? (Applaus bij Vooruit)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, het gaat niet goed met de inclusie in Vlaanderen, dat is net het punt. Het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs is nergens zo groot als bij ons. En het stijgt. Dus nee, het gaat niet goed, dat is de context. Nu somt u een aantal maatregelen op. Sommige zijn goed, maar dat zijn kleine maatregelen. Leersteuncentra, een beter statuut voor de zorgwerkers, wij zijn ervoor.
Maar mijn vraag was: wat antwoordt u op de kritieken van de mensen in het veld die zeggen dat er door meer financiering via de attesten – wat u invoert – extra planlast zal komen?
Twee, het feit is dat er nog altijd veel te weinig ondersteuning is. Minister, wilt u meer kinderen in het regulier onderwijs houden? Want natuurlijk zegt niemand – mijn collega’s hebben het allemaal herhaald – dat we het buitengewoon onderwijs moeten afschaffen.
De vraag is: meer inclusie of minder inclusie? En daarop antwoordt u niet. (Applaus van Jos D'Haese en Hannelore Goeman)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Collega’s, minister, dit thema ligt me ook heel nauw aan het hart, maar ik heb met opzet geen actuele vraag gesteld, omdat het decreet 152 bladzijden telt en voor ons pas gisteren om 14 uur online stond. Op die tijd kan ik dat onmogelijk verwerken en ik vind dat het debat sereen moet worden gevoerd. Het gaat over de meest kwetsbare mensen in onze samenleving en ik zal hier niet proberen om op hun kap politiek te scoren met oneliners.
Minister, wij zullen het decreet ook beoordelen op zijn verdiensten. Het moet er effectief voor zorgen dat leerlingen, ongeacht hun zorgnood, op de juiste plaats zitten, dat de werkdruk voor de leerkrachten kleiner wordt en dat de kwaliteit van ons onderwijs in het algemeen er zeker en vast op vooruitgaat.
Ik wil nog even benadrukken dat ik uiteraard ook hoop dat dit geen M-decreet light wordt en dat er dus echte verandering komt: zowel versterking van ons gewoon onderwijs, maar natuurlijk ook versterking van ons buitengewoon onderwijs.
Ik zal het decreet in de vakantie grondig doornemen en ik hoop daarover dan met u van gedachten te kunnen wisselen in de commissie.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Beckers, ik denk dat de procedure in dezen toch gevolgd is, het is zo dat … (Opmerkingen van Roosmarijn Beckers)
De documenten zijn vanaf maandag al beschikbaar op de website van de Vlaamse Regering. Ongetwijfeld hebben alle vraagstellers die 152 bladzijden op maandagavond onmiddellijk allemaal doorgenomen. Zo is de heer De Witte op basis van de lectuur van die 152 bladzijden bijvoorbeeld tot de conclusie gekomen dat het niet radicaal genoeg is en ook veel te radicaal. Op grond van de lectuur van die 152 bladzijden kon men misschien tot die conclusie komen. Moeilijk, maar het is blijkbaar doenbaar.
Het verhaal van inclusie komt bij dezen niet ten einde. Ook dat hebben we opgenomen in het decreet: we zeggen ook dat er nog stappen moeten worden gezet en dat we er ook effectief een commissie zich over zullen laten buigen om ons te adviseren over de volgende stappen. In dezen geven we wel alvast een duidelijke boodschap en visie mee, al komen er dus nog verdere stappen.
Ten tweede is er de hele discussies over of dit de groei van het aantal verslagen zal inperken of niet. Dat is eigenlijk een kwestie die ook mij nauw aan het hart ligt. Is er overdiagnose en hoe gaan we die dan inperken? Ook daar hebben we effectief rekening mee gehouden, zonder alles te gaan dichtschrijven. Daarbij denk ik dat we de groei van de verslagen enerzijds kunnen inperken door het versterken van de leerkrachten op het vlak van basiszorg en verhoogde zorg, zodat men zelf sterker staat in de klas om met die diversiteit en diverse beperkingen om te gaan. Dat is dus zowel voor de nieuwe leerkrachten die instromen via de lerarenopleiding, als via de versterking en professionalisering van de bestaande leerkrachten. Daarvoor hebben we gelabelde middelen bezorgd aan de pedagogische begeleidingsdiensten, om daar nu al mee aan de slag te gaan.
Anderzijds moeten we scholen natuurlijk ook responsabiliseren, net zoals de leersteuncentra. Wat bedoel ik daarmee? Dat is ook een element van discussie geweest in de genese van dit decreet: welke middelen moeten we geven aan de scholen? Wat moet het aandeel zijn van de financiering, enerzijds op het vlak van het aantal leerlingen en anderzijds op het vlak van het aantal verslagen. Daar hebben we eenvoudigweg gekozen voor een verhouding van 60/40. Sommigen zeggen dat we dan de facto een stimulans geven voor het aantal verslagen. Daar valt iets voor te zeggen, maar er zit een element van responsabilisering in. Ten gronde moeten we natuurlijk ook kunnen erkennen dat het toch logisch is dat we een beetje meer financiering geven aan scholen die kampen met een leerlingenpopulatie waarin er ook meer beperkingen worden gemeld. Het is volgens mij wel evident dat we daarvoor meer middelen gaan voorzien dan voor elke andere gewone school. Dat is een keuze die we hebben gemaakt, maar we zorgen daar wel voor responsabilisering, omdat de middelen die worden meegenomen door de scholen, op grond van het aantal leerlingen en het aantal verslagen, worden ingebracht in de leersteuncentra. Als men aandeelhouder is, impliceert dat natuurlijk ook een mate van verantwoordelijkheid. Het zijn immers de eigen centen die worden ingebracht en worden uitgegeven. Dat doet men dus maar beter op een efficiënte basis en zonder al te veel overconsumptie.
Ten tweede, wat de CLB’s betreft, had men daar graag gehad dat men zich, zoals gezegd, eerder op andere zaken, op andere kerntaken, zou kunnen richten. Maar ik denk dat je daar, ook voor een objectieve analyse, een soort poortwachtersschap moet hebben, Maar wat we in dezen ook wel hebben meegegeven, is de vraag om de procedures en de administratieve last te beperken, en om nooit een dossier te beginnen vanaf nul, maar om te starten vanaf het dossier dat in de scholen al tot stand gekomen is. Dat is de vertrekbasis. We vragen om niet alles opnieuw te beginnen want die scholen oordelen ook echt wel oordeelkundig. Wat ik even vergeten te zeggen was, is dat we specifiek voor die CLB’s nog eens 300.000 euro uitgetrokken hebben om ook daar te zorgen voor professionalisering in het omgaan met die verslagen en het uiteindelijk vellen van een oordeel ter zake.
U hebt gelijk, mijnheer Vande Reyde, en uiteindelijk zeggen we nog eens met heel veel nadruk, dat het niet zo is dat elk kind met elke beperking terechtkan in elke omstandigheid in elke school. Uiteindelijk berust daar het finale oordeel bij de klassenraad en op grond daarvan ligt de oplossing in het gewoon of in het buitengewoon onderwijs.
Ik heb al een deel van het antwoord op de vraag van mevrouw Vandromme gegeven. We werken de schotten tussen het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs toch zo veel mogelijk weg. Het is mogelijk om dat samen op een campus te organiseren. De scholen van het gewoon en het buitengewoon onderwijs werken beide met individueel aangepaste curricula zodat een overstap tussen de beide ook gefaciliteerd wordt. We voorzien ook nog eens een bedrag van 750.000 euro voor de scholen van het buitengewoon onderwijs om hogere doelen te stellen en de samenwerking met het gewoon onderwijs te verbeteren, waarbij we die goede praktijken – die we allemaal wel kennen, en die er vandaag wel bestaan op het vlak van samenwerking tussen het gewoon en buitengewoon onderwijs – nog veel meer willen verspreiden over heel Vlaanderen. We willen ook dat de expertise van de scholen van het buitengewoon onderwijs sneller in de scholen van het gewoon onderwijs terechtkomt en dat men ook daar de gewone zorg of de brede basiszorg en de verhoogde zorg zal kunnen versterken.
Ik zeg het nog eens, collega’s, dat we hier een bedrag van 195 miljoen euro op jaarbasis investeren. Ik denk dat we hier, met dat extra geld, die extra middelen, een serieuze financiële injectie doen enkel voor het gewoon onderwijs, en dan heb ik het nog niet over de extra investeringen in het buitengewoon onderwijs. Maar we nemen hier onze verantwoordelijkheid en ja, ongetwijfeld zal er hier en daar nog een onvolkomenheid zijn, maar eindelijk rekent deze Vlaamse Regering af met dat M-decreet, en biedt ze nieuw perspectief dat ervoor moet zorgen dat elk kind terechtkomt op de juiste plaats, in het gewoon onderwijs of in het buitengewoon onderwijs. (Applaus bij de N-VA en van Willem-Frederik Schiltz.)
De heer Danen heeft het woord.
Ik heb regelmatig contact met scholen, ook met scholen buitengewoon onderwijs, en ook met ouders van kinderen die daar zitten, met kinderen en jongeren die daar zelf ook zitten en ook met leerkrachten die daar lesgeven. Ik voel natuurlijk altijd een warm hart voor de kinderen en iedereen met wie ik spreek, heeft het beste voor met de kinderen en de jongeren. Daar bestaat geen enkele discussie over. Maar als je dan dieper doorvraagt of spreekt met die ouders, dan zeggen ze wel dat ze niet per se voor het buitengewoon onderwijs kiezen omdat ze hun kinderen absoluut in een aparte school willen laten les volgen, wel omdat ze daar, vandaag, de beste hulp krijgen en dat zal allicht voor een aantal kinderen altijd zo zijn. Maar voor een aantal kinderen zijn er andere oplossingen. Eigenlijk willen die ouders gespecialiseerde hulp en de mogelijkheid dat hun kind samen met de andere kinderen kan spelen op de speelplaats. Want dat is echte inclusie en ik hoop dat een minister die zegt dat hij echt werk wil maken van inclusie, daar ook echt werk van zal maken. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, hoe we spreken over onderwijs, geeft vaak weer wat de visie van een persoon is op onderwijs. En zo spreekt men heel regelmatig over regulier onderwijs en dan heeft men het ook vaak over het gewoon onderwijs. Wat onze fractie betreft, – en ik heb al een paar keer aangehaald in de commissie – als we het over regulier onderwijs hebben, dan hebben we het zowel over het gewoon als het buitengewoon onderwijs. Om maar mee te geven, collega’s, hoe wij naar onderwijs kijken.
We zijn met de commissie op bezoek geweest in het buitengewoon onderwijs, in mijn thuisstad Poperinge. Ik heb daar het mooiste compliment gekregen van een aantal collega’s: dat ze op die manier kennis gemaakt hebben met het buitengewoon onderwijs en daar heel veel uit geleerd hebben.
Minister, de eerste horde is genomen, maar er ligt nog heel veel werk op de plank. Ten eerste moeten we er alles aan doen om scholen uit het gewoon onderwijs maximaal te ondersteunen om het beste onderwijs te geven, het kwaliteitsvolle onderwijs dat elk kind verdient. Ten tweede is er ook nog werk, minister, want we maken werk met een commissie van deskundigen om na te denken hoe we dat inclusief onderwijs op lange termijn kunnen waarmaken.
Er is hier vandaag niemand die zich aan zijn tijd houdt. (Opmerkingen van Loes Vandromme)
Neen, u was er serieus over, maar u niet alleen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Collega’s, het M-decreet ging voor de ambitie van 100 procent inclusie: alle kinderen, ongeacht hun mogelijkheden, allemaal in dezelfde klas. Wees realistisch: geen enkel land doet dit. Want die gedeelde campussen waar we nu over spreken hebben natuurlijk wel aparte klassen. En waarom hebben ze aparte klassen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften? Om de onderwijskwaliteit te kunnen garanderen.
De inclusie betekent daar dat men wel samen sport, samen speelt en samen creatieve lessen volgt, maar ook heel veel lessen heeft in aparte klassen. Het goede systeem van het buitengewoon onderwijs dat wij in het leven hebben geroepen, is nu een beetje slachtoffer van het eigen succes. Het vervelende is dat we in de tijd die scholen hebben gebouwd buiten de kernen van onze steden en gemeenten, waardoor het nu moeilijker is om het buitengewoon onderwijs en het gewoon onderwijs samen te brengen. Maar toch, collega Vandromme, zijn we daarmee bezig.
Ik wil nog één ding zeggen.
Heel snel dan.
Ik wil nog één ding zeggen, en dat is dat we met het nieuwe Leersteundecreet ook opnieuw toonaangevend zullen zijn tegenover andere landen over de manier waarop we effectief inclusie in de klas brengen. (Applaus bij de N-VA)
Neen, dat was niet binnen de tijd.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Even terzijde, ik vind het niet kunnen dat u een parlementslid afblaft omdat hij al dan niet 250 bladzijden decreet heeft gelezen, want dan moet u het parlement betrekken vooraleer u naar buiten trekt in de media en met de onderwijskoepels et cetera. Dan moet u ons op voorhand ook betrekken. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz en Marino Keulen en bij Groen, Vooruit, en de PVDA)
Maar dit terzijde. Voor het overige vond ik dat u sterk begon, en uw einde was ook sterk, en het midden was eigenlijk ook wel goed. (Gelach)
Ik heb dingen gehoord die wel degelijk een verschil zijn met het M-decreet. Als ik het goed kan samenvatten, dan zal het Leersteundecreet ervoor zorgen dat er meer zal gekeken worden naar, ten eerste, de plaats van het kind, waar hij het best thuishoort, maar ten tweede ook naar de draagkracht, de draagkracht van leerkrachten, van begeleiders et cetera. Dat vind ik wel een heel goede zaak.
Ik blijf erbij: u kunt daar honderden miljoenen en allerlei structuren op gooien, u zult uiteindelijk tot de vaststelling komen dat het regulier onderwijs niet de beste plaats is voor elk kind. Ik ben ook blij dat u dat ondersteunt. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz en Marino Keulen)
Proficiat, collega Vande Reyde. U bleef binnen de tijd!
De heer Vandenberghe heeft het woord.
De start van het M-decreet was een succes. We zagen dat ook in de cijfers. Maar toen er meer middelen nodig waren vanuit de Vlaamse Regering, minister, gaf die Vlaamse Regering niet thuis. De gevolgen daarvan zien we nog elke dag op de werkvloer, als we de scholen bezoeken. En ook nu hoop ik dat u niet aan de directeuren, kinderen, ouders zegt dat ze het zelf maar moeten uitzoeken. Want als u die kans mist, dan zullen wij, en iedereen in het onderwijs, spreken van een gemiste kans. Dat is precies wat we met zijn allen absoluut moeten vermijden. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, naar goede gewoonte legt u de kritieken uit het werkveld naast u neer. U mag ermee lachen, maar de mensen op het werkveld lachen daar niet mee. Ze lachen daar niet mee. U verhoogt de middelen met 20 procent. Dat is wat u doet. Er werd gezegd dat er veel te weinig middelen zijn voor ondersteuning in de klas. U verhoogt ze met 20 procent U doet er 35 miljoen bij. De vorige regering gaf al 160 miljoen euro aan de ondersteuning in het kader van het M-decreet. Dat is te weinig.
Mevrouw Krekels, u zegt dat het Leersteundecreet de toekomst zal worden voor inclusie in ons land. Meent u dat nu echt? Wij zitten in de staart van Europa. Wij zijn het slechtste op het vlak van inclusie. Onze vraag is niet dat elk kind nu in het gewoon onderwijs moet komen. Dat is niet onze vraag. Wij vragen meer inclusie, meer kinderen met een ontwikkelingsstoornis, met een fysieke handicap, in het gewone onderwijs.
Wij hopen dat u deze keer rekening houdt met de kritieken uit het veld.
De actuele vragen zijn afgehandeld.