Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de extra werkingsmiddelen voor personeelsleden in het buitengewoon onderwijs
Verslag
Dan hebben we nu drie samengevoegde actuele vragen: van mevrouw Vandromme, mevrouw Krekels en de heer De Gucht. Maar de heer De Gucht heb ik vandaag nog niet gezien.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega's, nooit waren er meer leerlingen die naar het buitengewoon onderwijs willen, die daar een plaatsje zoeken. Onze fractie, cd&v, heeft altijd haar waardering geuit voor dat buitengewoon onderwijs, voor die plek waar men heel specifiek kan ingaan op de onderwijsnoden van die specifieke leerlingen, wat men in het gewoon onderwijs soms niet kan.
Er zijn extra middelen voorzien, minister. Onze fractie is tevreden dat er een oplossing wordt gevonden voor die meest kwetsbare leerlingen.
Maar toch willen we een lijn trekken. Een lijn die we al een aantal keren hebben getrokken, minister, is dat we het gewoon en het buitengewoon onderwijs dichter bij elkaar willen brengen. In de conceptnota Masterplan Scholenbouw 2.0 staat te lezen dat er een prioriteit kan worden geboden aan de verdere uitbouw of aan het bouwen van nieuwe inclusieve campussen. Dat zijn campussen waarin zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs hun stek vinden.
Laten we eerlijk zijn, inclusief onderwijs is een uitdaging. In gesprekken over inclusief onderwijs blijkt dat ouders aangeven dat het voor hen echt superbelangrijk is dat ze hun kinderen bijvoorbeeld samen aan de schoolpoort kunnen afzetten of dat leerkrachten uit het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs expertise met elkaar kunnen delen in de leraarskamer.
Minister, ik heb een heel concrete vraag. U gaf al een keer aan dat u een dubbele deur zou willen plaatsen tussen het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs. Ik zie dat er daar zelfs geen deur hoeft te zijn. Minister, hoeveel van de twintig projecten die werden ingediend, maken werk van zo’n inclusieve campus? Hoe kunnen we dat in de toekomst verder ondersteunen?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Collega’s van de oppositie, ik mis hier vooraan toch een beetje jullie aanwezigheid. Als het moeilijk is voor de mensen, als ze geen plaats vinden in het buitengewoon onderwijs, dan staan jullie hier al eerste om te zeggen: ‘Er zijn te weinig plaatsen, hoe komt dat toch? We moeten meer investeren.’ Nu doen we dat, en nu blijven jullie mooi op jullie stoel zitten. Maar dat terzijde. (Opmerkingen van Björn Rzoska, Johan Danen en Jos D'Haese)
Het zijn prioriteiten die gesteld worden. Dat geheel terzijde, maar ik wou het toch even kwijt.
Nu, minister, u investeert inderdaad. U had voordien al 25 miljoen euro geïnvesteerd voor structurele maatregelen om het capaciteitstekort op te vangen. U doet daar nu 10 miljoen euro bovenop, waardoor er nog eens duizend extra plaatsen gecreëerd kunnen worden. Maar daarbovenop – en dat vind ik toch ook heel belangrijk – investeert u nog eens 10 miljoen euro om aan snelle capaciteitsuitbreiding te kunnen doen, in het bijzonder voor het volgende schooljaar. Daaraan gekoppeld is er ook 5 miljoen euro voor extra werkingsmiddelen en omkaderingsmiddelen om aan die scholen te kunnen geven. Ik denk dat het heel belangrijk is voor de scholen om goed te beseffen dat er ook extra werkings- en omkaderingsmiddelen gekoppeld worden.
U geeft in uw persbericht ook aan dat u prioritair wilt inzetten op de type 2- en type 3-kinderen, voor wie er echt wel plaatsen te kort zijn. Dat zijn de mentaal zwakkere kinderen, en de kinderen met een gedragsproblematiek. Mijn vraag is: op basis van welke parameters gaan die bijkomende middelen concreet worden ingezet? Hoe zal dat in zijn werk gaan?
Is collega De Gucht nog altijd spoorloos? (Opmerkingen van Björn Rzoska en Jos D'Haese)
Nee nee, u mag niets overnemen, tenzij u het programma van Open Vld wilt vertolken. (Gelach)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal het misschien eerst hebben over de omvang van de problematiek. Ik ben gestart in 2019. Toen waren er 47.000 plaatsen voor kinderen en jongeren in het bijzonder onderwijs. Dat was de totaliteit van zowel basisonderwijs als secundair onderwijs. 3 jaar later zitten we aan 52.000. Op slechts 3 jaar tijd is er dus een aangroei van 5000. En nog is de vraag groeiend, en dus halen we alles uit de kast om voor die meest kwetsbare kinderen en jongeren toch nog extra plaatsen te kunnen creëren.
Dat vergt soms heel wat puzzelwerk. We hebben structurele maatregelen, waarmee we het bijvoorbeeld mogelijk gemaakt hebben dat het buitengewoon onderwijs in de toekomst niet enkel meer voor twee types kan worden geprogrammeerd, voor twee soorten beperkingen. Het kan nu al voor één type van beperking. Ten tweede hebben we het mogelijk gemaakt dat er via versnelde procedure extra capaciteit kan worden gecreëerd met containers of ‘mobiele units’, zoals ze genoemd worden. We zorgen ook via de klassieke infrastructuurmiddelen en via Design Build Finance Maintain (DBFM) voor extra middelen voor infrastructuur.
Wat ook nieuw is, is dat we ervoor gezorgd hebben dat in de zogenaamde capaciteitsmonitor voor het eerst ook aandacht is voor de specifieke doelgroep van kinderen en jongeren van het buitengewoon onderwijs. Vroeger richtte die capaciteitsmonitor zich eigenlijk enkel naar het meer klassieke aso, bso en tso. We proberen nu ook op het vlak van het buitengewoon onderwijs vooruit te kijken naar welke de noden in de toekomst zijn. We trekken die lijn nog meer door, door eigenlijk prioriteit te geven aan die doelgroep. De pot die we gebruiken voor middelen om te voldoen aan de noden die worden geregistreerd door de capaciteitsmonitor, gaan we nog dit jaar prioritair besteden aan capaciteitsprojecten voor het buitengewoon onderwijs. Aanvankelijk hadden we voorzien om daarvoor prioritair 25 miljoen euro uit te trekken. De respons vanuit het veld was dermate positief dat de vraag groter was dan het aanbod aan middelen. Daarom hebben we beslist om daar nog eens 10 miljoen euro bij te doen. Dat is dus 35 miljoen euro, maar ik moet erkennen dat dat meestal voor de middellange termijn is. Dat is voor volgend jaar en de jaren daarna.
Maar ook dit jaar hebben we al problemen, en daarvoor specifiek hebben we nog eens 10 miljoen euro uitgetrokken. Dat bedrag is opgesplitst in 5 miljoen euro voor werkingsmiddelen, zeg maar voor leerkrachten en dergelijke, en 5 miljoen euro voor infrastructuur. Die oproep zetten we nu in de markt. De scholen hebben tijd tot 1 augustus om daarop te reageren. Dat kunnen scholen voor buitengewoon onderwijs zijn, maar dat kunnen ook scholen zijn voor gewoon onderwijs. Een school voor buitengewoon onderwijs kan dan ook nog eens een vestigingsplaats organiseren bij een school voor gewoon onderwijs. Maar een school voor gewoon onderwijs kan evengoed ook de stap zetten naar de organisatie van buitengewoon onderwijs. We zorgen voor een permeabele, een doorlaatbare, een doorwaadbare structuur, voor een goede samenwerking dus.
Wanneer het aanbod van het veld en de vraag naar financiële ondersteuning uiteindelijk groter zou zijn dan de beschikbare middelen, dan moeten we keuzes maken. Dan zullen we dat doen op grond van de criteria die we anders hanteren voor de toewijzing van capaciteitsmiddelen in het buitengewoon onderwijs. Hier gaat het wel heel gefocust op de grootste nood. Dat wil zeggen dat de grootste nood momenteel bestaat bij kinderen en jongeren voor type 2 en 3. Daar ligt de focus nu want daar moet je vaststellen dat het aanbod echt tekortschiet. Slotsom: we mobiliseren zoveel mogelijk mensen en middelen. We zitten te puzzelen en samen te werken, zelfs op mijn kabinet, met de organisatoren om er toch maar voor te zorgen dat we de meest kwetsbaren een juiste plaats kunnen geven in een school.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, het is goed dat er gepuzzeld wordt en dat er aandacht is voor die heel kwetsbare jongeren en leerlingen. Maar als er een ambitie neergeschreven wordt in de conceptnota over inclusieve campussen, dan denk ik dat we die ambitie ook moeten proberen waar te maken. U hebt niet geantwoord op mijn vraag over hoeveel van de projecten… Maar ik kan alvast één mooi project, het project in Beringen van VIBO Sint-Barbara aanhalen waar er gezegd wordt dat we de ambitie van een inclusieve campus ook willen waarmaken en op zoek gaan naar hoe we dat inclusieve kunnen realiseren, minister. Daar mogen we nog een tandje bij steken. We mogen radicaal de kaart trekken van de inclusieve campus in de toekomst. Minister, bent u ook bereid om meer reguliere middelen, maar ook die 5 miljoen euro echt daarop in te zetten en dat als prioriteit naar voren te schuiven?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik wil nog even ingaan op de 10 miljoen euro die u expliciet inzet voor het volgende schooljaar, voor snelle capaciteitsuitbreiding en de werkingsmiddelen. U geeft aan dat er een oproep gelanceerd is die afrondt op 1 augustus. Ik veronderstel dan dat in de loop van augustus de scholen gaan weten welke scholen de middelen krijgen en welke misschien ook niet. Laat ons hopen dat we kunnen tegemoetkomen aan iedereen.
Maar dan is er inderdaad de volgende vraag: zal er ook rekening gehouden worden met de regio’s die de grootste capaciteitsnoden hebben? Hoe gaat de communicatie richting de ouders gebeuren? Want de scholen krijgen in augustus duidelijkheid. Ze gaan zich dan moeten beginnen te organiseren. Ouders geven nu al aan dat ze geen plaats hebben en ze vragen waar ze terechtkunnen. Hoe snel gaat de communicatie naar de ouders gebeuren over wanneer en of hun kind al dan niet een plaats kan krijgen in de school waarin zij hopen dat hun kind terechtkan?
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, u somt een aantal maatregelen op, maar het probleem is wel nog heel groot. Alleen al in Antwerpen hebben volgend jaar vijfhonderd kinderen geen plaats op school. De situatie is dus urgent. Wat moeten de ouders doen waarvan de kinderen geen plaats hebben? Stoppen met werken en hun kind zelf onderwijzen? Minister, u vernietigde het M-decreet en de opvolger, het Leersteundecreet, is weeral uitgesteld. Er zijn minder plaatsen in gewone scholen. Er is ook bijna geen ondersteuning meer. En er is onvoldoende plaats in het buitengewoon onderwijs. U kunt zo knikken, maar dat is de realiteit op het terrein. Minister, hoe gaat u het recht op onderwijs voor elk kind in deze samenleving garanderen?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Geen zorgen, ik onderschrijf het programma van Open Vld, of toch grotendeels. (Gelach. Applaus van Koen Daniëls en Katrien Partyka)
Minister, ik denk dat u hier goede dingen gedaan hebt. Ik ga heel veel op bezoek bij scholen in het buitengewoon onderwijs. Dat is trouwens een aanrader voor alle collega’s om dat eens te doen. De energie die je daar hebt van zowel de kinderen als de leerkrachten, is iets heel positiefs en opbeurends. Je ziet daar een drive, een energie. De kinderen zijn er op hun plaats. Ze zijn vrolijk. Dat is echt fantastisch om te zien.
De dingen die u gedaan hebt, zijn de goede dingen: de types met elkaar combineren was een no-brainer, ervoor zorgen dat de combinatie met regulier onderwijs mogelijk is – in welke vorm dan ook, campusdelen en zo –, spreekt ook voor zich en dan is er ook nog de capaciteitsmonitor. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat de plaatsen in het verleden nog niet accuraat kon worden ingeschat, maar ik ben blij dat u dat nu wel in orde hebt gemaakt of aan het maken bent.
Mijn concrete vraag ligt een beetje in het verlengde van de heer De Witte: in hoeverre zal dat allemaal op punt staan voor september? Dat is natuurlijk de eerste bezorgdheid voor de scholen in het buitengewoon onderwijs. Hoe zal het basistekort voor september in kaart worden gebracht, zal het accuraat zijn en hoe zullen we het tegen dan oplossen?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Elke extra euro telt inderdaad, elk extra plaatsje in het buitengewoon onderwijs telt en ik ben het eens met mijn collega van Open Vld: wie op bezoek gaat, is onder de indruk van de inzet, overgave en werkkracht van die mensen en van wat ze daar allemaal doen.
Het gaat uiteindelijk over onze meest kwetsbare kinderen en zij zaten al lang in onzekerheid. Onze schepen van Onderwijs in Antwerpen, Jinnih Beels, ijvert er eigenlijk al jaren voor om meer middelen vrij te maken en om meer structurele plaatsen in het buitengewoon onderwijs te creëren. Met onze fractie zijn we dan ook blij dat er iets beweegt en dat u 20 miljoen euro extra voorziet, om plaatsen bij te creëren. Spijtig genoeg zal dat het grote tekort van volgend schooljaar nog niet meteen oplossen.
Ten slotte moet er naast stenen ook worden geïnvesteerd in extra leerkrachten. Het lerarentekort is immers ook in het buitengewoon onderwijs bijzonder groot. Het zet de scholen, leerkrachten en leerlingen onder enorme druk, ondanks de enorme inzet van de leerkrachten.
Vandaar, minister, dat ik namens mijn fractie ook expliciet wil oproepen om ook te investeren in mensen in de klas, want zonder leerkrachten is er ook in het buitengewoon onderwijs geen onderwijs. Wilt u daar de volgende jaren toch ook extra aandacht aan besteden? Zodat we verder kunnen investeren in het bijzonder onderwijs en ook het inclusieve verhaal, zoals collega Vandromme zegt, niet vergeten.
De heer Danen heeft het woord.
Als het brandt, moeten we inderdaad blussen en dat gebeurt hier in zekere mate. Waarom ik vandaag echter niet vooraan sta, is om de volgende reden: ik begrijp niet dat jullie zich blijkbaar nooit afvragen hoe het komt dat er elk jaar steeds meer kinderen in het buitengewoon onderwijs terechtkomen. Dat is toch geen normale situatie? Wij zijn op dat vlak Europees kampioen. Dit jaar zijn er 53.000, vorig jaar 50.000: 3000 extra leerlingen op een jaar, dat is gigantisch.
Tegelijk lezen we dat sommige leerlingen met een beperking vandaag niet meer terug kunnen naar hun gewone school, ook dat vind ik niet normaal, maar blijkbaar vinden jullie dat wel. Daar ben ik ook heel erg ontevreden over.
Professor Valcke zei onlangs nog dat heel wat kinderen die vandaag in het buitengewoon onderwijs zitten op voorwaarde van ondersteuning wel in het gewone onderwijs terechtkunnen. Wel, minister en mevrouw Krekels, dat is inclusief onderwijs.
Welke stappen zult u zetten richting meer inclusief onderwijs in Vlaanderen? Want dat is wat de Vlaming verwacht. (Applaus bij Groen)
De heer Laeremans heeft het woord.
Als het Vlaams Belang vinden we de aangekondigde capaciteitsinvestering zeker positief, maar om te zien of die investering voldoende zal zijn, zult u vraag en aanbod heel goed moeten blijven monitoren, want het verschilt jaar na jaar. Naar verwachting zal het aantal kinderen nog verder groeien, zeker in verband met de zogenaamde brede types.
Naast het kwantitatieve moeten we ook eens kijken naar de kwaliteit. U weet dat de Vlaamse onderwijsinspectie zich daarover al ernstige zorgen maakte in de Onderwijsspiegel 2020. Zo kreeg 30 procent van alle scholen in het buitengewoon basisonderwijs die ze toen hebben onderzocht een ongunstig advies. Dat is zorgwekkend. Door het uitblijven van het Leersteundecreet blijft het dus nog onzeker wat nu de langetermijnplannen van de regering zijn in verband met dit onderwijs en of er in de toekomst ook nog voldoende budget zal worden voorzien voor de nodige investeringen in de kwaliteit.
Ik wil dus vragen, minister, of u daar ook tijdig perspectief wilt bieden.
Minister Weyts heeft het woord.
Vanzelfsprekend werken we verder aan de opvolging van het M-decreet, het Leersteundecreet, met een meer structurele oplossing. Daarbij zorgen we vanzelfsprekend voor extra ondersteuning in het gewone onderwijs. Dat ontslaat ons echter niet van de plicht om te blijven investeren in extra capaciteit, zowel op de korte, middellange als lange termijn, want sowieso is het buitengewoon onderwijs de beste oplossing en de beste plaats voor veel kinderen en jongeren. Niet alle profielen, niet alle kinderen en jongeren, kunnen terecht in het gewoon onderwijs.
U vroeg naar de korte termijn, mevrouw Vandromme, of eerst misschien de middellange termijn. Wel, binnen die oproep die gelanceerd is – ondertussen ter waarde van 35 miljoen euro – gaat ongeveer de helft van de projecten naar een mengvorm, een vorm van inclusief onderwijs waarbij er wordt samengewerkt tussen gewoon onderwijs en buitengewoon onderwijs. Woorden wekken, voorbeelden strekken. Dat is echt een weg die we zijn ingeslagen en die toch ook positief wordt onthaald, en waarop door het onderwijsveld zelf ook echt wordt ingeschreven. Ik heb gezegd dat 50 procent van de projecten naar inclusief onderwijs gaat, naar een mengvorm. Die 35 miljoen euro staat garant voor de creatie van duizend extra plaatsen, duizend extra plaatsen die erbij komen voor volgend jaar en de jaren daarop, maar vooral voor volgend jaar.
Wat betreft de korte termijn: als er een overweldigende oproep vanuit het veld komt en als we keuzes moeten maken, gaan we de criteria hanteren zoals we die nu gebruiken voor de verdeling van de capaciteitsmiddelen buitengewoon onderwijs. Dat is een ingewikkeld systeem met een scorematrix waarbij op basis van het aantal plaatsen dat wordt aangeboden en vervolgens de ligging – gaat het over een onderwijszone met een grote krapte? – een letter van A tot en met D wordt toegekend. A zijn dan de meest prioritaire dossiers en die krijgen voorrang bij de toewijzing van de middelen. Dat is het systeem zowat.
Maar wat betreft de timing, heeft men tijd om in te dienen tot 1 augustus. U zult zeggen dat dat best wel een krappe termijn is. Het gaat natuurlijk ook over projecten die zo goed als klaarliggen. Want wij hebben goede contacten met het veld, wij weten ondertussen grosso modo ook vanwaar de aanvragen zullen komen. Er is al overlegd met de initiatiefnemers, zowel in het buitengewoon onderwijs als het gewoon onderwijs. We weten dus ongeveer wat we van de aanvragen kunnen verwachten. We hebben al een beetje gepuzzeld. We onderhouden bijvoorbeeld ook korte lijnen met de schepen van Antwerpen, met het kabinet daar. Daarom zeg ik ook dat het echt puzzelen is. Het is samenwerken met verschillende bestuurlijke niveaus, met verschillende netten en verschillende scholen. Dat loopt wel goed. We proberen ook zoveel mogelijk praktische problemen – want die hebben we wel op het vlak van vergunning en infrastructuur – weg te werken en de krachten te bundelen om er uiteindelijk voor te zorgen dat we de meest kwetsbare kinderen en jongeren alsnog tegen september toch zo veel mogelijk een plaats kunnen bieden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ons onderwijs staat echt onder druk en er zijn ongelooflijk veel uitdagingen. Op die lijst van uitdagingen staat zeker ook de zorg voor die leerlingen met specifieke onderwijsnoden. Ik ben zeer tevreden dat er op het terrein toch heel wat beweegt richting die inclusieve campussen. Want binnenkort, collega’s, komt inderdaad het nieuwe M-decreet op ons af en vanuit de cd&v-fractie kijken wij in elk geval uit naar dat decreet.
Ik wil ook zeer duidelijk stellen dat wij ervan uitgaan dat we onderwijs altijd zullen blijven organiseren op een systeem waarbij zoveel mogelijk leerlingen naar het gewoon onderwijs gaan om les te volgen en als het niet kan, dat ze dan onderwijs krijgen dat zo dicht mogelijk bij dat gewoon onderwijs kan plaatsvinden. Die visie op inclusief onderwijs gaat voor ons nooit op de schop. Die inclusieve campus is alvast een weg die we moeten volgen en ik ben zeer blij dat het terrein – hetgeen we eigenlijk al een paar keer hebben aangehaald – ook volgt.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden en uw engagement.
Collega Danen, ik zeg het toch nog een keer. Buitengewoon onderwijs is nodig omdat het gewoon onderwijs soms niet meer in staat is om de noden die deze kinderen hebben op te vangen. Er is een heel erg grote diversiteit in ons onderwijs en het moet behapbaar zijn voor iedereen: voor kind, voor leerkracht en voor de ouder. En een school, collega Danen, is er nog altijd om te leren. Wij moeten ervoor zorgen dat kinderen het juiste kader krijgen om tot ontwikkeling en tot leren te komen. De focus moet altijd zijn dat het kind op de juiste plaats terechtkomt. Het buitengewoon onderwijs mag nooit een gemakkelijkheidskeuze zijn, daarover ben ik het volledig met u eens. Kinderen die erin terechtkomen, moeten daar op hun plaats zijn.
Maar als er vraag is naar bijkomende capaciteit, dat is het ook onze maatschappelijke plicht om ervoor te zorgen dat die plaatsen er komen. En dat is waar we aan tegemoet proberen te komen. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.