Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de dalende leerprestaties en over het lerarentekort.
Ik weet dat het een zeer ruim onderwerp is, maar kunnen we alstublieft wel trachten ons in de mate van het mogelijk te houden aan de omschrijving?
Het debat is geopend.
Eerst krijgt de cd&v-fractie het woord. Elke fractie krijgt eerst drie minuten, zonder onderbrekingen. Vervolgens krijgt de minister zeven minuten en dan krijgt iedere fractie vier minuten, met onderbrekingen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega’s, de alarmbellen gaan opnieuw af, en dit keer omdat de leerlingen uit het zesde leerjaar blijkbaar slechter scoren in wiskunde dan vijf jaar geleden, en toen was het ook al slecht.
En het zijn uitzonderlijke omstandigheden: corona daagde ons al uit. Collega’s, minister, corona mag in dezen geen blinddoek zijn, maar toch had corona ook wel een impact. Dat leerde ik uit de webinar die we zopas half en half konden volgen over de peilingstoetsen.
Maar ik denk dat we het volgende kunnen besluiten: ‘Nee, we sluiten onze ogen niet voor dit alles.’ Collega’s, onderwijs wordt niet ondergesneeuwd met stikstof of met discussies waarrond enige hoogspanning hangt. Want al te vaak, collega’s, zie ik vingerwijzingen naar die bepaalde personen die op pedagogische begeleidingsdiensten werken of in een koepel. Maar zo geraken we geen stap verder.
Daarom wil ik vandaag een aantal oproepen doen aan iedereen hier vandaag aanwezig, aan de minister, aan de collega’s, maar eigenlijk ook aan de hele samenleving. Want onderwijs is het hoogste goed dat we hebben. Onderwijs belangt ons allemaal aan. We willen allemaal een bouwvakker die goed kan meten. We willen allemaal een verpleger die exacte dosissen kan toedienen of een kok die perfect kan afwegen.
Minister, daarom is mijn eerste oproep om werk te maken van een langetermijnvisie. We zijn in onderwijs vaak ad hoc bezig. In het regeerakkoord staat dat er een lerarenpact wordt uitgewerkt, maar u gaf al aan dat de wagonnetjes soms te zwaar zijn en dat u per wagon werkt. Ik denk echter dat we er zo niet komen. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid – niet alleen van u, minister, maar van iedereen – om daarin te slagen.
Ik kom tot mijn tweede oproep: dé oplossing bestaat niet. En wat we heel vaak horen, is dat er ‘een’ probleem is met ‘het’ onderwijs. Maar ik denk dat we ons moeten focussen: vandaag gaat het hier over het basisonderwijs. Het basisonderwijs heeft specifieke aandacht nodig, net zoals het secundair onderwijs.
En kwaliteit start met sterke leerkrachten, gemotiveerde leerkrachten die begeesteren, waarbij de leerlingen aan de lippen hangen, ook als het moeilijke materie is en het niet zo vlot gaat. Er is een tekort aan leerkrachten. Minister, u gaat op pad in de Ronde van Vlaanderen. In de slides die daarbij worden getoond, wordt duidelijk dat er in de laatste jaren nog nooit zo veel leerkrachten voor de klas stonden. We moeten dus niet pleiten voor extra leerkrachten, dat is ook niet realistisch.
Hoe komt het dat er meer leerkrachten zijn? Dat komt omdat er meer leerlingen zijn, maar ook omdat er beleidsbeslissingen zijn genomen. Die zorgen ervoor dat er extra leerkrachten zijn. Ik denk dat we creativiteit nodig hebben. We moeten durven out of the box denken. Voor ons is het belangrijk dat we duurzame oplossingen zoeken. Bij ons is het codewoord professionalisering, waarbij we zeker zijn dat die professionalisering ook kwaliteitsvol is.
Mijn codewoord is afronden. U bent drie minuten bezig.
Ik ben verrast, voorzitter, want ik zag niet dat het zo snel ging.
Ik heb een concrete vraag, minister: hoe zit het met de onafhankelijke werkgroep waarbij de onderwijsexpert Luc De Man aan de slag zou gaan om te zoeken naar de resultaten van de handboeken waarmee we werken? (Applaus bij cd&v en Open Vld)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het onderwijs is in crisis. Hoeveel alarmbellen moeten er nog afgaan? Hoeveel verder moet de kwaliteit van ons onderwijs nog dalen voordat de thematiek hier bloedernstig wordt genomen? Ooit was ons onderwijs de motor van onze welvaartstaat. Kinderen uit kansarme of laaggeschoolde gezinnen kregen via het onderwijs kansen om op te klimmen. Tot ver buiten onze landsgrenzen stonden wij, Vlamingen, gekend om onze talenkennis, om onze hoge scores in internationale rankings op het vlak van wiskunde, wetenschappen of lezen. Maar al meer dan twintig jaar verliest ons onderwijs aan kwaliteit: de ene peilingproef na de andere, het ene internationaal vergelijkend onderzoek na het andere. Of het nu gaat over lezen, wiskunde, algemene vakken of basisgeletterdheid, we doen het steeds slechter. De kwaliteit gaat achteruit en de ongelijkheid neemt toe.
Al twee legislaturen staat Bart De Wever vanaf de zijlijn, van in de koffiekamer van dit parlement, interviews te geven om te zeggen hoe het moet: mooie woorden over de hervormde leerkracht die in alle autonomie moet kunnen lesgeven. Collega’s van de N-VA, jullie hebben nu de minister van Onderwijs. Jullie hebben de sleutels in handen. Meer zelfs, jullie maken al vijftien jaar deel uit van de Vlaamse Regering. Jullie wilden eigenlijk geen actualiteitsdebat want jullie vonden dat er recent al een aantal actualiteitsdebatten geweest zijn. Gelukkig heeft de verenigde oppositie dit debat kunnen afdwingen.
Beste collega’s, dit is toch een fundamenteel debat, een debat over de toekomst van onze regio. Sorry dat ik jullie uit jullie droom moet wakker schudden, maar die hervormde leerkrachten van Bart De Wever zijn er niet. Leerlingen hebben soms meerdere uren per dag geen les omdat er geen leerkrachten zijn. Leerlingen zitten halve dagen in de studie. Zieke leerkrachten worden niet vervangen. De kwaliteit van ons onderwijs, collega’s, valt of staat eerst en vooral met voldoende leerkrachten voor de klas. Willen we werkelijk Amsterdamse toestanden waarbij er maar vier in plaats van vijf dagen school is omdat er geen leerkrachten zijn?
We vragen al jaren een lerarenpact, een echt grondig plan van aanpak, om het lerarenberoep te hervormen en aantrekkelijk te maken, en om leerkrachten te versterken. Minister, dat is geen kladblaadje met enkele haastig neergekrabbelde puntjes zoals datgene waarmee u vorige keer voor de dag kwam, maar een echt plan met de vakbonden, werkgevers en de hele Vlaamse Regering, een plan waar de voltallige Vlaamse Regering achter staat en voldoende middelen voor vrijmaakt, een plan dat out of the box durft te denken. Zonder leerkrachten is er geen onderwijskwaliteit. Minister, is dat nu ten minste uw absolute topprioriteit? (Applaus bij Groen en Vooruit)
Dat is mooi binnen de tijd.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik maak mij heel veel zorgen over ons onderwijs. Het kan toch niet dat u de verhalen niet hoort, van kinderen die al sinds september geen leerkracht wiskunde of Nederlands meer hebben, die uren met honderd in een refter zitten of al om halfdrie opnieuw naar huis mogen, omdat er gewoon niemand is om voor de klas te staan. Niemand. Het probleem wordt ook nog elke dag groter, minister. We zitten echt in een perfecte storm waarvan we het einde nog niet hebben gezien. Want elke keer er een vacature blijft openstaan, wordt de druk op de leerkrachten die overblijven alleen maar groter, omdat ze er nog eens een uurtje moeten bijnemen, terwijl ze amper bekomen zijn van corona, elke euro in tweeën moeten bijten omdat er werkingsmiddelen te kort zijn en sowieso niet weten waar eerst te beginnen. Nu, ons onderwijs moet worden gedigitaliseerd, maar er zijn ook heel veel kinderen die extra aandacht en ondersteuning nodig hebben.
Het is gewoon te veel. Er zijn niet alleen te weinig leerkrachten, ze haken intussen ook steeds vaker en steeds sneller af. De gevolgen zijn ronduit dramatisch. Het lerarentekort bedreigt fundamenteel de kwaliteit van ons onderwijs. Want het is inderdaad simpel: geen leerkracht, geen onderwijs. Dan hoeft het inderdaad niet te verbazen dat de leerachterstand er maar op vooruitgaat en dat we in de internationale rankings keer op keer achteruitgaan. Want deze regering, collega’s, roept heel veel over excelleren en de kwaliteit van ons onderwijs verbeteren. Maar wat hebt u eigenlijk fundamenteel al gedaan om die kwaliteit te verbeteren? Dan gaat u zeggen: ‘Ja, ik heb centrale testen ingevoerd.’ Minister, ik heb geen centrale testen nodig om te weten wat het probleem is. Het vergt ook geen hogere wiskunde om te weten wat de oplossing is. We moeten nu vooral beginnen met ervoor te zorgen dat er voor elke klas een sterke leerkracht staat. Wat doen jullie om dat lerarentekort aan te pakken? Er is gewoon geen plan. Ja, u bent hier eens een A4’tje komen voorlezen met een aantal halfslachtige ideetjes waarvan iedereen in het veld toen ook al zei dat het niet zou volstaan.
Het ontbreekt deze regering fundamenteel aan een sense of urgency, terwijl het veld, de experts, wij hier in het parlement al jaren zeggen dat de alarmbellen op rood staan. De uitdagingen zijn niet nieuw, maar de waarheid is dat er de voorbije tien jaar onder deze meerderheid eigenlijk niets is gebeurd om het probleem aan te pakken. De N-VA roept inderdaad al jaren dat het onderwijs beter moet, maar nu hebben jullie de portefeuille en er beweegt zo goed als niks, en komt u, als minister, nog met proefprojecten en moeten al onze overbevraagde scholen nu zelf nog wat gaan experimenteren om met oplossingen te komen. Eerlijk, ik had meer verwacht van uw partij, meer visie, meer kracht van verandering, weet u wel. Maar neen, het is pappen en nathouden. Met uw beslissing om na een jaar vast te benoemen gaan we er dus echt niet komen.
Ik ga u dus wat huiswerk geven, minister Weyts. Zet op korte termijn nu echt in op die zijstroom; met die acht jaar gaan we er niet komen. Maak werk van die lerarenloopbaan. Ik ga daar straks op doorgaan, want daar valt heel veel over te zeggen. Zorg dat de job van leerkracht echt aantrekkelijk wordt, dat onze knapste koppen het opnieuw willen doen en zich niet voortdurend moeten verliezen in rigide leerplannen en strenge regels, wat elke kernactiviteit in de klas kapotmaakt. Doe iets, ik ga terug naar waar ik begonnen ben. Sterk onderwijs begint met een goede leerkracht. De regering doet veel te weinig.
U gaat terug naar uw plaats, want uw tijd is om.
En zo spelen jullie met de toekomst van onze welvaart. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Collega’s, ongeveer drie jaar geleden, bij het begin van de legislatuur in december 2019, stonden wij hier ook voor een actualiteitsdebat. Toen waren het de PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) die ons tot angst noopten. Nu zijn het nieuwe peilingsproefresultaten en het tij is niet gekeerd, minister, integendeel, de daling is nog sterker geworden. Collega’s, alle partijen in dit halfrond hebben boter op het hoofd, want alle partijen in dit halfrond, behalve het Vlaams Belang en de PVDA, hebben de voorbije jaren bestuursverantwoordelijkheid opgenomen en zijn er dus niet in geslaagd om het tij te keren. Ook de N-VA. Jullie hebben nu wel de minister van Onderwijs, maar ik mag het publiek er toch aan herinneren dat de N-VA al tientallen jaren mee in de regering zit.
De onderwijstanker is heel moeilijk te keren, maar wij oogsten nu wat twintig jaar lang gezaaid is geweest. Het moest allemaal leuk zijn, er moesten activerende werkvormen worden gebruikt in plaats van directe instructie. Er moest een grote focus zijn op vaardigheden, kennis werd taboe. Gelijke kansen werd het dogma. Maar juist door die focus op de gelijke kansen is er een nivellering gebeurd, is het niveau naar omlaag gegaan en is er eigenlijk nog veel minder sprake van gelijke kansen.
Bovendien moet het onderwijs alle maatschappelijke problemen oplossen, het krijgt alle maatschappelijke problemen in zijn nek. Het klimaat, gezonde maaltijden, alles moet het onderwijs oplossen, waardoor er veel minder aandacht is geweest voor de basisvaardigheden die van belang zijn: taal en wiskunde. Dat wordt vandaag pijnlijk duidelijk.
Collega’s, goed onderwijs is juist de grote gelijkmaker en zorgt juist voor gelijke kansen. Daarom vind ik het bijzonder pijnlijk dat ook uit deze peiling blijkt dat de gelijke onderwijskansen dalen. Het zijn juist de zwakke leerlingen die hieronder lijden, die het meest lijden onder deze flagrante niveaudaling.
Mensen, ik ben hier om de olifant in de kamer te benoemen. Deze ochtend zei de onderzoekster van de KU Leuven dat er een veranderende leerlingenpopulatie is. Dat wil zeggen dat er de afgelopen 10 jaar 110.000 anderstalige leerlingen in ons onderwijs zijn bij gekomen. De oorzaken van de niveaudaling zijn divers, dat ga ik zeker niet ontkennen, maar dit mogen we absoluut niet negeren, het heeft er zeker en vast mee te maken. Het zijn onze scholen, onze leerkrachten en onze onderwijskwaliteit die lijden onder de jarenlange ongebreidelde massamigratie en het falende Vlaamse onderwijsbeleid. De oorzaken zijn divers, de oplossingen moeten ook divers zijn, maar we kunnen ons onderwijs enkel en alleen redden als we ook werk maken van een migratiestop. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, inderdaad, de vaststelling is dat de resultaten jaar na jaar dalen. We moeten eerlijk durven te zijn, ik heb het al eens gezegd, ook de volgende jaren zullen ze nog dalen, omdat er inderdaad geen vingerknipoplossing is. Mevrouw Meuleman, u vroeg om een gericht en sereen onderwijsdebat, maar blijkbaar wilt u met uw toekomstige collega-voorzitter Bart De Wever in debat gaan. U hebt hem drie keer vernoemd. Ik vind het jammer dat u dit aanwendt voor uw voorzittersdebat. Laat het ons over de inhoud hebben! (Applaus van Marius Meremans. Opmerkingen bij Groen)
Ik wil hier een oproep doen in het licht van ons thema vandaag: de kwaliteit van ons onderwijs. We gaan dit met dit parlement niet alleen oplossen. Ik wil een oproep doen. Er is een geweldig rapport gemaakt door directies, leerkrachten, wetenschappers: ‘Naar de kern: de leerlingen en hun leer-kracht’. Dat rapport is voor mij de bijbel waar we mee moeten werken. Daar moet iedereen in meestappen. Wij vanuit het beleid, met duidelijke en ambitieuze eindtermen. De tweede en derde graad hebben we goedgekeurd, maar ze liggen bij het Grondwettelijk Hof, omwille van de vrijheid.
Nederlands is cruciaal. Beste collega’s van de oppositie, en ik kijk vooral naar Groen en Vooruit, we zeggen vanuit dit halfrond met de N-VA dat Nederlands belangrijk is! Als men de leraar niet verstaat, gaat men hem ook niet begrijpen, en omgekeerd voor een leerkracht, als de leerlingen hem niet verstaan. Maar oh wee als we daarover spreken. (Applaus van Marius Meremans. Opmerkingen bij Groen)
En nog iets. We willen met de meerderheid hier het M-decreet aanpassen, gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon als het nodig is. Dat gaat over de leerling en draagbaarheid voor de leerkracht. Dan is er ter linkerzijde consternatie: dat gaan jullie toch niet doen?!
In een krantenartikel staat dat een leerling van school wordt gestuurd door problemen van orde en tucht. Dan komt er een vraag om uitleg in de commissie Onderwijs: dat kan toch niet?! Maar die leerkracht moet het wel runnen. Daar moeten we als een man achter staan. Ik doe een oproep als ouder aan de ouders: ouders, als er huiswerk wordt gemaakt, als we vragen om de maaltafels thuis in te oefenen, moeten we daar samen achterstaan. De pedagogische begeleiding kwam vanmorgen ook in de webinar aan bod. De pedagogische begeleiding moet de leerkracht werkelijk helpen en ondersteunen. Vorige week was er nog het netwerkoverschrijdend overleg met de directeurs basisonderwijs. Daar werd gezegd dat de leerkrachten afhaken op de leerplannen en wat daarin staat. Die leerplannen worden wel gemaakt door de koepels. Bij dezen steek ik de hand uit naar iedereen om daar op alle niveaus aan mee te werken. Straks is er al een lakmoesproef van de oppositie met de zomerscholen. Geen ‘silver bullet’ maar wel een oplossing. Ik neem aan dat jullie dat straks met een grote meerderheid actief gaan steunen. Het is een kleine oplossing in het geheel. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Gucht heeft het woord.
We spelen met onze toekomst. Zoals daarjuist al is aangehaald, is onderwijs de gelijkmaker, de kansenmachine, maar de realiteit is dat we al jaren dalen in de rankings. De reden daarvoor is eigenlijk vrij eenvoudig. Om te leren moet je mensen hebben die de leerstof geven. Als er geen leerkrachten zijn, dan kan je ook niet verwachten dat de leerstof op een goede manier aangeleerd wordt.
Tot voor kort hadden we jaarlijks gemiddeld zesduizend nieuwkomers nodig om het stijgend aantal leerlingen en de uitstroom van leraren op te vangen. Tegen 2023-2024 zal dat aantal toenemen tot bijna achtduizend. In 2016 waren er nog tien kandidaten voor een vacature in het basisonderwijs, in 2021 was dat anderhalf. In het secundair is die daling zelfs sterker. Vroeger waren er problemen met het vinden van leerkrachten op het moment dat er zwangerschapsverlof was of ziekte, vandaag hebben we een probleem met het vinden van leerkrachten om in september voor de klas te staan. Vroeger was het probleem er enkel in de groot- en centrumsteden, vandaag is het geldig voor heel Vlaanderen.
Daarnaast hebben we een enorm dalend aantal inschrijvingen in de lerarenopleiding. In 2010 gingen we van 23.000 studenten in de lerarenopleiding aan de Vlaamse hogescholen naar 19.700.
Daarnaast hebben we ook een uitstroom die toch niet te verwaarlozen is. Van de leraren in het secundair onderwijs die in 2015 jonger waren dan 30 jaar verdween ongeveer 20 procent tegen 2020 uit het onderwijs.
De realiteit is dat we op een andere manier moeten kijken naar onderwijs en ook op een andere manier moeten kijken naar de leerkracht, naar op welke manier wij omgaan met de leerkracht en op welke manier wij kijken naar een job binnen het onderwijs. Een job binnen het onderwijs is niet anders dan een andere job. Mensen kijken op een andere manier naar hun carrière en bijgevolg moeten we het ook eenvoudiger maken voor mensen die eerst een andere carrière hebben genoten om in te stromen, en dan is die acht jaar anciënniteit niet genoeg. Zelfs als we dat optrekken naar tien jaar, zal dat niet genoeg zijn. We moeten het debat voeren om dat verder te zetten.
Minister, we hebben inderdaad al verschillende zaken gedaan. Dat is juist, maar het is te weinig. Dat bewijst elk cijfer. Dat dat niet van de ene op de andere dag zal gebeuren, is ook juist, maar een vaste benoeming is niet het antwoord. Van een vaste benoeming ligt op dit moment geen enkele leerkracht wakker. Dat zal mensen niet over de streep trekken. Het gaat erover op welke manier je ervoor zorgt dat mensen voor de klas willen staan, zijinstroom organiseren.
Minister, wij verwachten dan ook dat u strijdlustiger met de vakbonden ten strijde trekt. Als je toegeeft aan de vaste benoeming, als je toegeeft dat men een vrijstelling mag hebben om voor de vakbond te werken… Wel, al diegenen die vandaag voor de vakbond werken en vrijgesteld zijn, zijn allemaal mensen die anders voor de klas zouden staan en de leerstof zouden geven die nodig is om opnieuw goed te scoren in de rankings. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer De Witte heeft het woord.
Collega's, minister, u als minister van aankondigingen kondigt om de haverklap de miljarden, de extra miljarden aan die u investeert in het onderwijs. Dat het merendeel gaat over indexeringen zegt u er natuurlijk niet bij.
U als minister van aankondigingen kondigt om de haverklap ook kleine maatregelen aan – zomerscholen, communicatiecampagne over onderwijs, gepensioneerde leerkrachten opnieuw voor de klas, zwangere vrouwen minder snel op zwangerschapsrust sturen – maar dat zijn natuurlijk druppels op een hete plaat.
U kondigt ook grotere maatregelen aan, namelijk centrale toetsen en taalexamens voor kleuters. Maar dat zijn maatregelen die het probleem in kaart moeten brengen. En we kennen het probleem. Collega’s, we kennen het probleem. De leerprestaties dalen en we kennen ook de oorzaak. Het grote probleem – alle voorgaande sprekers hebben het hier gezegd – is het immense lerarentekort. Daarnaast is er een verouderde schoolinfrastructuur. Daar hadden we het vorige week nog over. De digitalisering loopt mank. En last but not least: er is ook een immense ongelijkheid in ons onderwijs. Een kind uit een arm gezin, collega’s, heeft zeven keer meer kans op schoolse achterstand dan een kind uit een rijk gezin. Er is geen enkele regio in de wereld waar de ongelijkheid in het onderwijs zo groot is.
Het grootste hangijzer, namelijk het lerarentekort, pakt u niet aan. Er is een omwenteling nodig en die is er niet. U moet met structurele maatregelen komen. Gisteren nog zei een leerkracht of een schooldirecteur in De Morgen dat er sinds maart 2021 geen Frans meer werd gegeven in zijn school. Als we kijken naar de cijfers, gaat het het afgelopen jaar over 50.000 lesuren die openstaan, niet alleen voor Frans, ook voor wiskunde, ook voor Nederlands. Dat is immens.
Wij vragen ten eerste dat u structurele maatregelen neemt rond het lerarentekort. Neem effectief de volledige anciënniteit mee voor zijinstromers. U gaat het geld toch moeten betalen. Als u het personeelskader volledig invult, zal het toch moeten worden betaald. Dus, vervroeg die investering. Trek dat naar voren. Bied volledige anciënniteit voor zijinstromers. Ten tweede vragen wij ondersteuning van de starters via een uitbreiding in plaats van een inperking van het lerarenplatform. Pak ten derde de burn-outepidemie aan. De cijfers zijn hallucinant. U gaat er prat op dat u de vaste benoeming hebt vervroegd. Maar u holt die vaste benoeming uit door de pensioenleeftijd sterk te verhogen. Pak die burn-outepidemie aan. Vereenvoudig ten vierde de eindtermen in plaats van ze te vermoeilijken en complexer te maken. (Opmerkingen bij de N-VA)
Daardoor hebben leerkrachten tijd om met leerlingen te werken en achterstanden weg te werken. (Applaus van Jos D'Haese, Lise Vandecasteele en Björn Rzoska)
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, dit is een essentieel debat. Ik betreur een beetje dat verschillende sprekers een groot deel van hun beperkte spreektijd hebben besteed aan het vingerwijzen over wie allemaal verantwoordelijk is voor de achteruitgang van de kwaliteit van ons onderwijs de afgelopen twintig jaar. Dat is Bart De Wever, heb ik vandaag geleerd.
Wel, mij interesseert het niet wie in eerste instantie verantwoordelijk is voor de achteruitgang, wel wie verantwoordelijk is voor de vooruitgang van de kwaliteit van ons onderwijs. En dat zijn wij, als parlement. Dat zijn wij, als onderwijsveld. Dat zijn wij, samen met de onderwijskoepels. Kunnen we misschien dit momentum aangrijpen om eens terug te keren naar de essentie? Week na week krijg ik hier in dit parlement vragen en eisen over wat de scholen allemaal moeten doen. Het gaat over de voedingswaarde van de lunch van de kinderen nagaan, kinderen leren fietsen, vooral bezig zijn met het klimaat. Kunnen we dat stoppen en keuzes maken en zeggen ‘als het brandt, dan moeten we kijken naar de essentie en naar de bron van het vuur’?
We moeten toelaten dat scholen zich in eerste instantie op hun kerntaak richten. Dat is lesgeven, het overbrengen van kennis en vaardigheden aan kinderen en jongeren. In eerste instantie legt dat de focus op de basisstenen van een verdere kennisverwerving. Die basisstenen zijn Nederlands en wiskunde. Dat zijn de vakken die alle andere vakken mogelijk maken. In essentie moeten we, zeker voor het basisonderwijs, daar de focus leggen.
We hebben inzake de eindtermen inderdaad de lat hoger gelegd. Na 26 jaar hebben we eindelijk de eindtermen voor het secundair onderwijs onder de loep genomen, samen met het onderwijsveld, en geactualiseerd. We hebben daar de lat hoger gelegd. Ik betreur dat sommigen in het onderwijsveld zeggen dat de lat te hoog ligt en dat het niet gaat. Het wordt aangevochten voor het Grondwettelijk Hof. Er komt nog deze maand uitspraak over, dan kunnen we die bladzijde omdraaien en kunnen we vervolgens onze focus richten op de eindtermen en de minimumdoelen in het basisonderwijs. We moeten daar de klemtoon leggen op en de duidelijke keuze maken voor Nederlands en voor wiskunde.
Ten tweede gaat het over wat er moet gebeuren in de klas. Er is inderdaad de onderwijsvrijheid, maar kunnen we het over enkele principes ten minste eens zijn met z’n allen, binnen het onderwijsveld en in dit parlement? Daarom heb ik ook gevraagd aan mensen uit de praktijk – schooldirecteuren en leerkrachten, maar ook experten – om zich, over alle gezindten en achtergronden heen, samen te buigen over enkele aanbevelingen. Die zitten vervat in dit rapport en liggen hier nu voor in het parlement. Het kan misschien een stapsteen zijn om te zeggen: wij als parlement zijn het daar samen met de onderwijskoepels over eens en we gaan werk maken van die 58 aanbevelingen. 1 daarvan is trouwens de oprichting van een kenniscentrum, dat moet aanduiden welke praktijken op de klasvloer werken. We hebben daarvoor een Londens voorbeeld, dat we ook navolging willen geven in Vlaanderen. Dat zullen we ook doen, we hebben de eerste contacten daarvoor al gelegd. Het kan een belangrijke stapsteen zijn.
Wat het lerarentekort betreft, is het juist dat het lerarentekort en de onderwijskwaliteit twee zijden van dezelfde munt zijn. Als we de onderwijskwaliteit kunnen verhogen, zal dat echt een positieve bijdrage leveren aan het lerarentekort, dan wordt het aantrekkelijker om de stap naar het onderwijs te zetten. En als we zorgen voor een aanpak van het lerarentekort, zal dat de onderwijskwaliteit natuurlijk ook onmiskenbaar ten goede komen. Op dat vlak hebben we al serieuze stappen gezet. Onmiskenbaar. Sommigen zeggen dat het te laat en een beetje te weinig is, en dat erken ik.
Twee elementen zijn op dat vlak echter cruciaal. Ten eerste moet er worden gezorgd voor een verhoogde instroom in het beroep. Ten tweede moet er natuurlijk ook aandacht zijn voor het behouden van de leerkrachten die vandaag al het beste van zichzelf geven in de klas, we moeten met andere woorden de uitstroom verminderen. We moeten de instroom dus verhogen en de uitstroom verlagen.
Het verhogen van de instroom doen we door er inderdaad voor het eerst voor te zorgen dat er een regeling is waardoor men anciënniteit kan meenemen vanuit de privé naar het onderwijs, namelijk tien jaar. Hoeveel was het enkele jaren geleden? Nul jaar. Nu kan men zeggen dat dat te weinig is, maar Pascal Smet zei dat hij twintig jaar zou regelen en de Raad van State heeft gezegd dat dat niet ging. Het was disproportioneel en werd vernietigd. Wat was het resultaat? Nul jaar. Wij zorgen nu voor tien jaar en dat is een stap vooruit. Ik wil ook altijd meer, maar het is al een stap vooruit en het is ook positief gepasseerd bij de Raad van State. Dat zijn dus geen beloftes, maar concrete realisaties.
Voor de instroom in de lerarenopleiding moeten we verder ook een beetje af van de negatieve perceptie ten aanzien van de lerarenopleiding. Daar moeten we de lat wat hoger leggen, ook aan de ingang ervan. Dat wil zeggen dat we een starttoets introduceren, die moet worden afgelegd vooraleer men begint aan de opleiding en waar ook concrete gevolgen aan worden verbonden. Namelijk, dat als er tekorten worden vastgesteld, men die moet remediëren. Men krijgt een goed zicht op de kwaliteit en de inhoud van de lerarenopleiding, maar wanneer men tekorten heeft, moet men die ook remediëren. Zo willen we wat trek in de schouw gaan veroorzaken en de perceptie en waardering verhogen van de fantastische job die het leraarschap is. We willen zo duidelijk maken dat leraar worden niet voor iedereen is weggelegd. Het vereist specifieke talenten en kwaliteiten, en overgave.
Voor het tweede element, het behouden van de bestaande leerkrachten, denk ik dat we heel goede maatregelen hebben genomen. We hebben tal van maatregelen genomen in het kader van de cao. Een bedrag van 188 miljoen euro, dat is nooit gezien. Van de verschillende maatregelen kunt u er weer eentje uithalen en zeggen: ‘Is het dat maar?’ Neen, het is een plejade, een totaliteit van maatregelen. Het gaat over het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden.
Soms zijn dat ook maar kleine stapjes, bijvoorbeeld als het gaat over de internetvergoeding en een betere digitale omkadering van de leerkrachten, een betere nascholing, ook op het vlak van digitale vaardigheden en een verdubbeling van het budget voor de vorming van leerkrachten. Het gaat ook over een betere aanvangsbegeleiding: 10 miljoen euro extra voor startende leerkrachten, dat is een verdubbeling van het budget, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beginnende leerkrachten beter begeleid worden. Een derde element tot slot is het geven van meer vrijheid en verantwoordelijkheid aan de scholen. Voor het eerst zullen scholen, in het geval van een lerarentekort, de mogelijkheid hebben om 20 procent van de middelen die ze krijgen voor de leraren – dat noemt men lerarenuren – naar eigen goeddunken om te zetten en te besteden aan andere profielen. Zo kunnen de leerkrachten worden vrijgesteld van taken zoals administratie en toezicht, en kunnen zij zich concentreren op de essentie, op lesgeven.
En tot slot, mevrouw Vandromme, ook de kwaliteitsalliantie is een engagement dat ik ben aangegaan. Dat rapport zit in de finale fase en wordt nu besproken. Het bevat concrete indicatoren en concrete engagementen. Dat wordt nu afgerond in samenspraak met de koepels. Dus ook daar wil ik dat de neuzen in dezelfde richting staan.
Ik hoop dat dit parlement ook zegt: focus op de essentie, focus op Nederlands en wiskunde, zeker in het basisonderwijs. Laten we daar alvast mee beginnen. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, minister, de peilingsproeven gingen over kloklezen. Ik denk dat ik een volgende keer ook zal moeten meedoen, want ik was wat verrast.
Minister, wat het lerarentekort betreft, had ik het over een langetermijnvisie. Dat was mijn eerste oproep. En ja, collega Daniëls, we hebben het Brinckmandocument al voor een stuk besproken in de commissie. We hebben wellicht duizend vragen gesteld, maar we hebben er nog geen antwoord op gekregen. En ja, collega’s, op zaterdag 2 juli doen we voort met de commissie en gaan we verder in debat. Ik kijk er heel erg naar uit om dan ook een fundamenteel debat te voeren, want de spreektijd van vier minuten is toch wel wat te beperkt om over zo’n grote problematiek te kunnen spreken.
Ik had het over professionalisering, duurzaam inzetten, de kwaliteitsalliantie – u haalde het al aan, minister – en ook de lerarenopleiding. We moeten de lat ook daar hoog leggen door die bindende toelatingsproef waarbij we de leerlingen die willen instromen verplicht laten remediëren.
Maar wat voor mij altijd de belangrijkste vraag is geweest, is: kiezen we voor controle of kiezen we voor vrijheid? We zijn op bezoek geweest in Nederland en daar stelt men zich exact dezelfde vraag. Gaan we leerkrachten, scholen en directies vertrouwen geven? Of wat gaan we doen? Ik heb het al eens gezegd, minister: als je mensen vertrouwen geeft, dan krijgen ze vleugels. En dat is wat we nodig hebben in het onderwijs: hoogvliegers. Een vierde oproep in mijn rijtje is dus: geef vertrouwen! En dat betekent niet ‘vrijheid, blijheid’. We moeten durven vragen dat scholen, besturen, leerkrachten en directies keuzes maken en dat ze daar ook verantwoording voor afleggen.
En dan dreigt er een soort beest van Loch Ness, dat we niet goed kunnen vastpakken, namelijk de planlast. Ik denk dat we echt goed moeten kijken hoe we die planlastradar nog veel gerichter kunnen inzetten.
Een vijfde oproep, minister, is werk maken van een flexibel, performant personeelsbeleid. Want net als u en net als de collega’s, staan de beste stuurlui misschien aan wal. Ze geven aan dat we het onderwijs op een heel andere manier moeten organiseren. Maar ze vergeten heel vaak dat de koers van onderwijs al heel vaak strak vastligt, dat je als directeur heel weinig tijd en ruimte hebt om het beste team samen te stellen. Vandaar ook: nood aan flexibiliteit, durven out of the box denken.
Minister, ik heb al een paar keer een pleidooi gehouden om werk te maken van die re-integratie van langdurig zieke leerkrachten. Hoe ver staan we daarmee? Wat zijn de initiatieven die daar al genomen zijn?
Collega’s, in Vlaanderen wordt er heel veel getoetst. Men twijfelt daar soms aan, maar ik ben ervan overtuigd dat we met de Vlaamse toetsen kunnen werken aan onderwijs. Maar door enkel de temperatuur te meten, wordt het jammer genoeg niet warmer, minister. Vandaar mijn oproep om in te zetten op de datageletterdheid in scholen en er ook op in te zetten dat de gedragenheid voor die Vlaamse toetsen groeit. Want voor onze fractie is en blijft het belangrijk dat er een decretale basis is voor die Vlaamse toetsen, en die hebben we ook nog niet gezien. Waar blijft dat kader voor die toetsen? Dat is oproep zes.
Oproep zeven is er altijd al geweest, namelijk de oproep om de lat hoger te leggen. Ik denk dat we al heel wat geleerd hebben uit de eindtermen voor het secundair onderwijs en dat we moeten zoeken hoe we daaraan tegemoet gaan komen, want, collega’s, we hebben zoiets als een ‘curriculum overload’, zoals men het in de OESO zegt.
Ik ben tegen een verenging van het curriculum tot wiskunde en Nederlands. Er moet een balans zijn, vandaar de oproep om te blijven luisteren naar het veld, minister.
Ik wil eindigen, voorzitter, met een hartelijke dankjewel voor iedereen die zich inzet voor onderwijs. Want soms zouden we dat wel eens vergeten in het heetst van de strijd hier vooraan. Dankjewel. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Bij dat laatste, een dankjewel aan alle leerkrachten die nu lesgeven, wil ik mij zeker aansluiten, mevrouw Vandromme.
Waar ik het moeilijker mee heb, minister, is uw discours. Uw codewoorden zijn proeven, centrale testen, toetsen, bindende toelatingsproeven. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Toch wel, minister. Het is uw antwoord geweest in de krant. En hier hebt u nu ook over bindende toelatingsproeven voor leerkrachten gesproken. We hebben al instaptoetsen. U gaat die bindend maken en u denkt dat u daarmee het lerarentekort zult oplossen. Dat gaat het hem niet doen, minister. Dat zijn niet de antwoorden die we nodig hebben. We hebben meer goede leerkrachten nodig in de klas. En dan denk ik dat we iets moeten doen aan de lerarenopleiding. En dan is het vooral praktijk die nodig is, minister. Heel veel leerkrachten stuiten op de praktijktoets. Als ze beginnen les te geven, merken ze dat ze eigenlijk nog niet zoveel in de praktijk, in de klas, hebben gestaan en dat ze die vaardigheden missen om echt goed te kunnen lesgeven. Daar moeten we op inzetten.
We moeten beginnende leerkrachten veel beter ondersteunen: een uitgebreid pakket aan aanvangsbegeleiding, coaching, professionalisering en opleiding om die beginnende leerkrachten in de klas te houden. Ik ben het daarmee eens. Want nu stromen zij heel snel uit het onderwijs, omdat ze het niet volhouden, omdat ze de moeilijkste roosters krijgen, omdat er te weinig aanvangsbegeleiding is.
Er zijn innovatieve projecten. Scholen hebben heel mooie projecten, bijvoorbeeld de basisscholen in Kortrijk, samen met Hogeschool VIVES, om zijinstromers aan te trekken en ze effectief op te leiden op de klasvloer, in de praktijk. Die worden financieel niet ondersteund. Ik denk dat we dat moeten doen. Diversiteit voor de klas, anciënniteit nog meer meenemen: dat zijn maatregelen om de job van leerkracht aantrekkelijk te maken.
We moeten inderdaad terug naar de ‘core’. Ik vind het absoluut geen slecht idee van de heer De Wever: autonome, sterke leerkrachten. We moeten leerkrachten inderdaad vertrouwen geven. Maar dan moeten ze die ruimte hebben om les te geven en moeten we af van die ongelooflijke planlast die er nu nog is in het onderwijs. We moeten ze ondersteunen en taken van hen wegnemen die anderen kunnen doen, bijvoorbeeld door onderwijsassistenten in te zetten. We moeten de basis, het kleuteronderwijs, versterken en daar heel hard inzetten op taal. Ik ben het daar helemaal mee eens. Maar we moeten zorgen dat onze kleuterjuffen dat kunnen en daar de ruimte voor hebben. En dat kun je niet als je ik weet niet hoeveel kleuters hebt, van wie je de pamper moet verversen en weet ik veel wat nog allemaal, en als je heel veel zorgende taken moet uitvoeren.
En dan, minister, moeten we ongelijkheid opnieuw centraal durven te zetten. We moeten de ongelijkheid in ons onderwijs aanpakken, een onderwijs van twee snelheden, waar kinderen die thuis ondersteund worden en die zich privéles kunnen permitteren, wel mee kunnen, en waar kinderen die die mogelijkheden niet hebben, niet mee kunnen. Dat zie je nu in de resultaten. Dat is wat wij absoluut niet willen. We moeten brugfiguren inzetten, gaan voor een brede school, ouders betrekken, en inderdaad inzetten op die randvoorwaarden, minister. Want met een lege maag kun je niet goed leren. Als je geen computer hebt, kun je niet goed leren. Als je geen rustige plek hebt om te leren, kun je niet goed leren.
Ja, wij willen daarop inzetten, minister. En denkt u nu echt dat dat ervoor gezorgd heeft dat er een daling is van de onderwijskwaliteit? Dat wij ervoor zorgen dat kinderen een warme maaltijd of een gevulde brooddoos hebben op school, denkt u dat dat de oorzaak is van de dalende onderwijskwaliteit? Ik denk het echt niet. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Denkt u, godbetert, dat het leren zich veilig zich voortbewegen in het verkeer, kinderen leren fietsen die dat thuis misschien niet leren, de oorzaak is van de dalende onderwijskwaliteit? Ik denk het niet. Ik denk dat we op die randvoorwaarden moeten inzetten om die ongelijkheid te blijven bestrijden. Dat zal voor mij en mijn partij een absolute prioriteit blijven. U gaat ons niet wijsmaken dat dat de oorzaken van de dalende onderwijskwaliteit zijn. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA en van Jean-Jacques De Gucht en Maurits Vande Reyde)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Meuleman, dat is nu toch echt warm en koud blazen tegelijkertijd. Als er iets blijkt uit het rapport-Brinckman – het is zelfs de titel: ‘Naar de kern: de leerlingen en hun leer-kracht’ – en als er iets is waar leerkrachten vandaag op uitvallen, dan is dat het volgende. Een probleem op sociale media? De leerkracht moet het oplossen. Het kind heeft thuis geen goede plek? De leerkracht moet het oplossen. Er stelt zich een probleem met pesten? De leerkracht moet het oplossen. Alles rond burgerschap? De leerkracht moet het oplossen. We merken, en ik stel dat ook vast in mijn eigen omgeving, dat als er een probleem in de maatschappij is, we eerst naar het onderwijs kijken en dus moet de leerkracht dat erbij nemen. Als we dan gaan kijken naar begrijpend lezen, dat in vorige peilingen achteruitging, wat stellen we dan vast? We zijn van 16 uur begrijpend lezen in de klas naar 9 uur gegaan. En de resultaten zijn gedaald. Als we aan de leerkrachten vragen hoe het komt dat ze ineens minder begrijpend lezen geven, dan zeggen ze: 'omdat ik dit en dit en dit allemaal extra moet doen.' Dan moeten we toch in dit parlement eerlijk durven zijn. Als we dan zeggen dat we focussen op wiskunde en Nederlands, dan is het eerste dat vanuit uw partij komt: ja maar, ja maar, muzikale opvoeding en beweging zijn toch ook belangrijk, en verkeersopvoeding is toch belangrijk, en burgerschap is toch belangrijk, en klimaat, want die kinderen komen daar toch ook in terecht. Ja, maar je zult een tekst over klimaat niet kunnen lezen, laat staan begrijpen, als je niet goed Nederlands kent en als je niet goed begrijpt wat hectopascal en druk wil zeggen. Dus zeggen wij vanuit de N-VA en vanuit deze meerderheid: we leggen de focus op Nederlands en wiskunde.
Ik heb eigenlijk een vraag voor u over dat Nederlands. Vroeger pleitten jullie voor meertaligheid en thuistalen. Wat is het nu? Is het nu Nederlands of is het nu meertaligheid? Geef daar nu eens een duidelijk antwoord op.
De heer De Gucht heeft het woord.
Er wordt daar zo heel meewarig over gedaan, hé. Het is juist wat de collega vanuit de oppositie zegt. Daar wordt heel meewarig over gedaan. Minister Weyts, als ik me niet vergis, bent u 51 jaar. U bent vanmorgen opgestaan, u hebt een gezond ontbijt genoten en u heb daarstraks waarschijnlijk een lunch gegeten. Iedereen van ons hier heeft dat gedaan. Dat is ook de reden waarom je op een of andere manier kunt presteren. De redenering dat we leven in een complexe maatschappij, waar meer en meer taken bijkomen en dat dat niet eenvoudig is voor de leerkrachten, is juist. Daar wil ik zelfs in meegaan. Het feit dat heel veel leerkrachten daar niet noodzakelijk de juiste opleidingen voor gekregen hebben om met die veranderende situaties, zoals sociale media, pesten en dergelijke meer, om te gaan, dat is ook juist. Maar hier zo reageren als een spreker aanhaalt dat er gezonde maaltijden moeten zijn voor elke leerling in elke school? Je kunt niet presteren als het enige waaraan je op dat moment aan het denken bent, is dat je honger hebt. Dat gaat niet, hé! Je kunt dat niet, hé! (Applaus bij Open VLD, Vooruit, Groen en de PVDA)
We hebben een stijgend aantal lege brooddozen. We hebben daar een gigantisch probleem mee. Ik zeg niet dat ons onderwijs daardoor volledig achteruitgaat, maar het is wel een belangrijk deel daarvan. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Je moet dat erkennen. Je moet erkennen dat we daar een oplossing voor moeten vinden. Want wie zijn die leerlingen die met een lege brooddoos naar school gaan? Dat zijn niet degenen die bijlessen kunnen krijgen van thuis en wiens ouders hen altijd op dezelfde manier opvangen. Dat zijn juist degenen die het bijzonder moeilijk hebben. (Opmerkingen van Marius Meremans)
Collega Meremans!
Het onderwijs is een kansenmachine. Laat het dan ook in de toekomst een kansenmachine blijven. Als het gaat over leerlingen en leerkrachten – want dat is toch wat we hier zeggen –denk dan inderdaad aan elke leerling. Elke leerling betekent dat je aan elke leerling dezelfde kansen geeft. Vandaag is de enige vaststelling die we kunnen maken dat dat niet langer het geval is. (Applaus bij Open VLD, Vooruit, Groen en de PVDA)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
De vaststelling die ik maak, is dat hierover misschien toch eens binnen de meerderheid overlegd moet worden, want het is toch duidelijk iets waarover jullie het niet met elkaar eens zijn.
Mijnheer De Gucht, ik vind het heel fijn dat u zo een gepassioneerd betoog voert, en op zekere hoogte geef ik u ook gelijk, maar het zijn natuurlijk niet alleen de gezonde maaltijden, het is heel veel. Het is zoals mevrouw Meuleman zegt: het is leren fietsen, gezonde voeding enzovoort. Het is van alles. Dat is juist de kern van het probleem. We zitten nog altijd met iets als ouderlijke verantwoordelijkheid.
De school is er om les te geven. De school is er om te leren. De school is er voor wiskunde en voor taal. En al die andere dingen zijn er voor de ouders. We moeten de ouders daar ook op wijzen. Ouders moeten hun kinderen opvoeden. Dat moet de school niet doen. Eigenlijk is dat ook de essentie van het debat. De school moet er zijn om onderwijs te verstrekken, niet om op te voeden. Ik heb het zojuist ook al gezegd: dat geeft gelijke kansen. Als kinderen goed opgeleid zijn, kunnen ze zich opwerken, dan kunnen ze uit de armoede komen. Het is heel belangrijk dat de magen gevuld zijn, maar je moet er ook voor zorgen dat de kinderen kunnen excelleren, dat ze later een goede job kunnen krijgen, dat ze zelf uit de armoede kunnen komen. Dat is wat ons onderwijs moet doen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Collega Meuleman, ik wil het even hebben over de gelijke kansen waar u altijd maar op blijft terugkomen. Bij minister Vanderpoorten zijn we gestart met het invoeren van de GOK-middelen (gelijke onderwijskansen) in het onderwijs. Dat zijn onze gelijkekansenmiddelen. Die zijn later voor een deel omgevormd naar de SES-middelen (socio-economische status): op basis van de de sociaal-economische situatie van kinderen krijgt het onderwijs extra middelen. Ik kan u garanderen dat er scholen zijn die die kinderen aantrekken, die een grotere hoeveelheid kinderen in hun school hebben die in aanmerking komen voor de GOK-middelen en de SES-kenmerken. Die scholen hebben daar echt wel wat extra middelen voor. Zij kunnen daar fantastische dingen mee doen. Heel veel scholen doen dat ook. Dankzij die middelen zijn de scholen in staat om kleinere klassen in te richten en meer handen in de klas te hebben. De scholen die dat op die manier inzetten doen daar fantastische dingen mee. Ik kan daar echt van getuigen. Dat moeten wij als Onderwijs kunnen bieden en we doen dat ook.
Maar als je dan begint over de lege brooddozen en de andere zaken waar sommige kinderen in kansarmoede mee geconfronteerd worden, dan moet je niet alleen kijken naar het onderwijs, dan moeten wij ook kijken naar heel ons sociaal systeem, ons sociaal huis in elke gemeente waar gezinnen in kansarmoede terechtkunnen, sociale huizen die middelen hebben om bijvoorbeeld via een onderwijscheque mee in te staan voor de onderwijskosten van die gezinnen. Ons kindergeld moet ook voor een deel toestromen naar de onderwijskansen van die kinderen. Het is niet alleen onderwijs, het is ook het aspect van ons hele sociale verhaal. We moeten dat gewoon samen doen. Onderwijs en Welzijn samen is de kracht en de manier waarop we vooruit zullen gaan. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Oké, collega’s, veiligheid op school is voor u blijkbaar geen basisvoorwaarde. Dat is geen randvoorwaarde, hoor. Met honger op de banken zitten, dat is geen randvoorwaarde, hoor. Dat is basis. Een brugfiguur in armoede? Collega Meuleman heeft het inderdaad aangehaald. Minister Weyts, u zegt dat ze geen werk hebben in het onderwijs. U gééft ze geen werk. Maar ze hébben wel degelijk werk in het onderwijs. Ik zie de N-VA wijzen naar Groen. Ik zie de N-VA wijzen naar de ouders. Ik zie de N-VA zelfs regelmatig wijzen naar de koepels en het net. U zit wel al twintig jaar in de regering en ú zegt dat de nadruk op wiskunde moet komen. Mijn dochter krijgt al een jaar bijna geen wiskunde meer. Ze is gek op wetenschappen. Collega Meuleman heeft honderd procent gelijk: ten eerste, dat zijn geen randvoorwaarden en ten tweede, kijk eens in eigen boezem. Doe er eens iets aan. Maak eens werk van een lerarenpact. Maar u zet dit weg als randvoorwaarden en u zegt dat dit geen issue is? Dat is onbegrijpelijk. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hebben het over de kwaliteit van het onderwijs en het lerarentekort en dat gaat heel breed. Dat hadden we voorspeld. Maar minister, wat ik vooral nog hoor, is de vraag om de scholen te ontzorgen. Als we willen dat we sterke leerkrachten voor de klas krijgen, als we willen dat we die leerkrachten ook laten lesgeven, dan moeten we ervoor zorgen dat ze omkaderd zijn, dat ze ontzorgd kunnen worden. De school staat niet alleen. Ik had het pas over de oproep om flexibel te kunnen omgaan met de middelen die scholen krijgen. Is er dan een mogelijkheid dat we de scholen de kracht geven, dat er proefprojecten opgezet worden waardoor men aan de slag kan op lokaal terrein met eventueel andere profielen die aangetrokken kunnen worden binnen onderwijs, die dan niet voor de klas kunnen gaan staan, maar die wel de leerkrachten kunnen ontzorgen? Ziet u daar heil in?
Ik geloof heel sterk in het verhaal van de brugfiguren, maar ik geloof ook in het aantrekken van andere profielen, van mensen die de leerkrachten kunnen ontzorgen. Hoe kijkt u daarnaar?
De heer De Witte heeft het woord.
Collega’s, de discussie over gelijkheid en ongelijkheid in het onderwijs heeft uiteraard ook heel veel invloed op de prestaties. Ik ondersteun volledig het betoog van collega De Gucht en ik hoop dat er ook maatregelen uit komen. Het gaat over pure armoede in het onderwijs, maar het gaat over meer dan dat. Leerlingen leren niet alleen van leerkrachten. Daar bestaat heel veel onderzoek over. Leerlingen leren heel veel van elkaar.
Wij zitten met een onderwijs dat zeer sterk gesegregeerd is, en dat is een immens probleem. Een op de twee leerlingen in Vlaanderen zit in een concentratieschool, een witte school of een zwarte school. De demarcatie komt heel vaak op basis van sociale ongelijkheid: heel veel leerlingen uit de hogere klasse, of heel veel leerlingen uit de lagere klasse. Dat beleid zet de kleine stappen die er waren, in de richting van meer diversiteit in de scholen, weer achteruit. Dat is een groot probleem. Ik steun volledig mevrouw Krekels als ze verwijst naar de SES-middelen die geïnvesteerd zijn in het onderwijs, maar dat is niet voldoende. Er moet ook meer diversiteit komen in de scholen, zodat leerlingen van elkaar kunnen leren.
Mijnheer Daniëls, u zegt dat we de uren voor Nederlands moeten verhogen. Maar dat is net het punt: alleen de uren verhogen voor Nederlands, dat gaat het probleem niet oplossen. We moeten naar meer diversiteit in het onderwijs, en we moeten de immense ongelijkheid die er is, verder terugdringen.
De heer De Gucht heeft het woord.
In verband met die scholen waar heel veel GOK-middelen naartoe gaan: dat is natuurlijk een heel goede zaak. Aan de andere kant, minister, merken we dat binnen de scholen waar heel veel zwakkere leerlingen zitten, een veel minder ervaren leerkrachtenteam zit. Dat is een vaststelling. Uit een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) van een paar maanden geleden – heel recent dus – zien we dat er bij ons minder ervaren leerkrachten staan in klassen met een hoge concentratie sociaal zwakkere leerlingen, vergeleken met andere OESO-landen. De enige landen die het nog slechter doen dan ons land zijn Estland en Saoedi-Arabië. Dat zijn niet noodzakelijk referentiepunten, zeker dat laatste niet.
Zo heb je dus ‘moeilijkere scholen’ – laat me het zo stellen – waar de uitdagingen inderdaad groter zijn, en waar jongere leerkrachten met weinig ervaring in terechtkomen. Natuurlijk stromen die dan ook sneller uit, want zij hebben niet de omkadering die ze nodig hebben om daar op de juiste manier mee om te gaan. Het zal dus ook nodig zijn om in de lerarenopleiding een juist traject uit te stippelen waarbij ook een ‘hoe om te gaan met’ voorkomt. Op welke manier ga je met meertaligheid om? Op welke manier ga je met de multiculturele achtergrond om? Een van de zaken die daarin belangrijk zijn, is praktijkervaring tijdens de lerarenopleiding. U hebt het zelf ook al aangehaald: als we ervoor zorgen dat leerkrachten in opleiding niet als leerkracht ‘an sich’, maar als ‘co’ in de klas kunnen gaan staan, ook in die moeilijkere scholen, dan zorgen we ervoor dat we de praktijkschok die vandaag een verhoogde uitstroom veroorzaakt, kunnen tegenhouden. Dat zijn zaken die op korte termijn wel een verschil kunnen maken, want ze zorgen vandaag wel degelijk voor die enorm grote uitstroom. Ze zorgen er ook voor dat het onderwijs niet de kansenmachine is die het zou moeten zijn – en dat is bijzonder jammer om vast te stellen –, om de eenvoudige reden dat we daar niet de kwaliteit kunnen bieden die we zouden moeten bieden.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik zit hier met plaatsvervangende schaamte. Wat wij hier allemaal onder deze koepel zeggen – en ik heb al heel wat interessante dingen gehoord –, is voor mij eigenlijk niet zo belangrijk. Wat voor mij belangrijk is, is dat we buiten deze koepel gaan en dat we scholen uit het bijzonder onderwijs bezoeken. Ik heb vorige donderdag nog met heel wat leerkrachten, directies en paramedici uit het bijzonder onderwijs rond de tafel gezeten. Ik hoor directeurs, leerkrachten en ouders. Ik ben burgemeester en heb mensen die naar de scholen gaan om te ondersteunen. Het is dát wat telt en het is dát wat er is.
En we mogen vandaag in dit debat nog uren proberen elkaar te overtuigen: ‘Wij hebben dát goed gedaan, wij zijn dáármee bezig en daar zijn wij niet mee bezig.’ De essentie is dat we vandaag worden geconfronteerd met een onderwijs dat niet op, maar over de rand van de afgrond staat.
Minister, er is iets wat ik u bijzonder kwalijk neem. Ik zal ook de andere kant vertellen, die u daarin wat ontkracht. Tijdens de nieuwe legislatuur, toen u minister was, heb ik samen met onze volledige fractie, voorstellen ingediend over het versterken van de directeurs in het basisonderwijs, van de leerkrachten in het basisonderwijs, na ruim twee à drie jaar rondetafelgesprekken. Toen ik u samen met Caroline Gennez vroeg om die voorstellen te lezen en daar iets mee te doen, zei u half lachend: ‘Neen, wij gaan voor het excelleren, wij willen toewerken naar een hoger niveau bij de leerlingen, dat is wat wij willen doen.’
Ik vertel verder. Op dat moment hebt u de uitgestoken constructieve hand van onze partij niet aangenomen. De leerkrachten en directies die ik vorige week sprak, weten niet meer van welk hout pijlen te maken. Ik zal een voorbeeld geven. Een bepaalde school uit het bijzonder onderwijs zei: ‘Indien wij voldoende ondersteuning en voldoende mensen hadden gehad om met die kinderen aan de slag te gaan, om proactief te werken, dan zaten er van de laatste 5 jaar geen 25 jongeren in de gevangenis van Brugge die wij niet hebben kunnen begeleiden, maar waren dat er misschien maar 2 of 3.’
En dat is de boodschap, voorzitter, die ik mijn eerste tussenkomst wil brengen. Het is niet alleen de commissie Onderwijs, maar het zijn alle commissies samen die die problematieken moeten proberen op te lossen in de maatschappij waarin we leven. De collega van het Vlaams Belang zegt dat ook de ouders verantwoordelijkheid hebben. Maar in de realiteit is het nu eenmaal zo dat heel wat ouders hun verantwoordelijkheid niet kunnen nemen of niet nemen. En daarop moeten wij inspelen.
Niet alleen de commissie Onderwijs en de minister van Onderwijs, maar ook andere commissies moeten de handen in elkaar slaan om te bekijken hoe wij deze problematieken verder kunnen aanpakken. Maar ik vind het niet correct om te zeggen: ‘We zullen dit nog doen, en dit en dat.’ De vorige vijf jaar was er een minister van cd&v, nu is er voor vijf jaar een minister van de N-VA die nog aan zijn legislatuur bezig is. Maar de mensen die hier nu pretenderen te weten hoe het allemaal moet, zitten al zolang in de regering. Er had al heel wat meer moeten gebeuren dan er tot op vandaag is gebeurd. En dat kunnen we niet accepteren. We moeten echt aan de alarmbel trekken. Want als je de reacties leest van de mensen via mail, via digitale media, via de telefoon, dan merk je dat we niet aan, maar over de afgrond staan. En daar hebben wij met onze partij al zes à zeven jaar geleden voor gewaarschuwd, toen uw collega Crevits nog minister was. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Laeremans heeft het woord.
Voorzitter, ik zou even willen terugkeren naar de spreker en mevrouw Meuleman een vraag willen stellen. U wilt nog meer diversiteit in het onderwijs. Maar de laatste 10 jaar – mijn collega Beckers heeft het daarnet gezegd – is het aantal anderstaligen toegenomen met 110.000 kinderen. Dat is gigantisch. Dat betekent dat je meer klaslokalen nodig hebt, meer centen, maar vooral ook meer leerkrachten. En we hebben ze nu al niet. (Opmerkingen)
Neen, er zijn er veel te weinig. Want overal zijn er gaten, dat kan iedereen vaststellen.
Zult u er bij de Federale Regering, want die heeft de sleutel van de immigratie in handen, op aandringen om daar toch eens een rem op te zetten zodat wij een klein beetje tot rust kunnen komen en aan de slag kunnen met diegenen die er al zijn en met wie we toch al vaak problemen hebben om hen de taal en onze gewoonten bij te brengen? Durft u dat te vragen? Want dat is wel heel belangrijk voor het onderwijsbeleid in de toekomst. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega De Witte, u sprak me persoonlijk aan. Ik vind het jammer dat u zegt dat ik alleen wil inzetten op het verhogen van het aantal uren Nederlands. Dat heb ik natuurlijk niet gezegd. Ik heb hier gezegd dat de aanpak waarvoor we vandaag staan – en collega Krekels heeft daarop aangesloten – een kwestie is van directies die hun leerkrachten ook ontzorgen. Recent zeiden directeurs dat hun leerkrachten uitvallen vanwege het feit dat ze rapporten van meerdere pagina’s moeten schrijven. Daarop vroeg ik wie dat oplegt. Dat zijn wij niet, u ook niet en ook niet de minister. Dat is een keuze van de school, dus die kan dat afschaffen als dat een probleem is. Als leerkrachten tegen mij zeggen dat ze niet tot lesgeven komen omdat ze de klas niet aankunnen met al die kinderen die niet-Nederlandstalig zijn en met ouders die niet meewillen, dan reageren we dat we daarop zullen inzetten, maar dan zegt uw partij dat ze dat niet wil. Wees nu eens duidelijk. Wil de PVDA Nederlands of thuistalen? Wat wilt u? (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Ik ga verder want dat zijn noden van leerkrachten. Daarom haal ik ook pedagogische begeleiding aan. Leerkrachten hebben dergelijke zaken nodig. Ook daar moeten we kijken wat we zullen doen. Verschillende collega’s hebben het gehad over de lerarenopleiding. Ik bied een uitgestoken hand en ook daar is mijn oproep dat we er samen naar moeten kijken. Als er lege brooddozen worden vastgesteld, dan moet er automatisch een link zijn met het OCMW en het Sociaal Huis, zodat we dat probleem bij de ouders kunnen aanpakken en dat niet bij de leerkrachten terechtkomt. Leerkrachten zeggen net dat het te veel is. We hebben al die mensen nodig, collega De Witte. Dat heb ik hier gezegd. Dat is ook mijn oproep: dat we allemaal samen kijken naar de opmerkingen van leerkrachten over leerplannen.
Leerkrachten hebben me vanochtend nog laten weten dat de inspectie op een bepaalde manier met hen omgaan. Ik heb die oproep ook al gedaan in de commissie voor Onderwijs. U was daar toen niet aanwezig, maar dat was een belangrijke oproep. Dat zijn de zaken die ik heb gebracht. Focus dus niet alleen op dat Nederlands. Het actualiteitsdebat vandaag gaat over de kwaliteit. We stellen vast dat de peilingen van het Nederlands en wiskunde jaar na jaar achteruitgaan. Zoals de minister zegt, zijn dat de basisvakken en we moeten daarop inzetten, collega’s. Ik hoop dat we het daar toch over eens zijn.
De heer De Gucht heeft het woord.
Zeggen dat dit de oplossing is: als de immigratie er niet zou zijn geweest, dan zou alles perfect lopen. Ten eerste is de immigratie er en ten tweede is die ook nodig. Dat zie je als je kijkt naar het hele economische bestel. Als we er op een goede manier voor willen zorgen dat elk kind, welke achtergrond en taalachterstand het ook heeft, mee kan in de samenleving waar het toe behoort en daar niet buiten staat, dan moeten we ervoor zorgen dat er middelen zijn om die taal te leren en dat er genoeg leerkrachten voor de klas staan om die leerlingen mee te nemen. De enige oplossing van het Vlaams Belang is zeggen dat het komt door die anderstaligen en dat is de grootste onzin die er bestaat. Dit is het enige wat er elke keer opnieuw uitkomt: het is allemaal de schuld van de vreemdelingen. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Dat is daarnet gezegd geweest. U moet luisteren naar wat u zegt. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Probeer het met jullie eens over de inhoud te hebben. Dat is verdorie moeilijk. Echt waar. (Rumoer)
Collega’s, collega De Gucht heeft het woord.
Elke keer is er dat racistische rateltje waarbij alles wat er fout loopt in de maatschappij de schuld van de immigratie is. Ik zeg dat je op een andere manier met die mensen moet omgaan en moet maken dat je kansen aan elk kind geeft. (Applaus bij Open Vld, Groen, Vooruit en de PVDA)
Een leerkracht die bezig moet zijn met kinderen die ’s morgens niet gegeten hebben, steekt daar veel meer tijd in dan wanneer ervoor wordt gezorgd dat de kinderen ’s middags warm eten hebben. Het zijn voor alle duidelijkheid niet de leerkrachten die moeten koken.
Meneer De Witte heeft het woord.
Collega’s, ik ondersteun, voor de tweede keer vandaag, volledig de tussenkomst van de heer De Gucht. (Gelach en applaus bij het Vlaams Belang)
Maar sta mij toe om het debat toch ook terug te brengen naar het lerarentekort, want natuurlijk, mijnheer Daniëls, willen wij dat er Nederlands onderwezen wordt. Uiteraard willen wij dat er Nederlands onderwezen wordt. Maar ik geef u even de cijfers die gisteren ook gepubliceerd werden. Afgelopen schooljaar bleven 17.911 lesuren Nederlands openstaan en meer dan 15.000 voor wiskunde. Dat is het lerarentekort. En u, minister, u zegt hier dat we misschien nog een beetje te weinig doen en u somt dan de maatregelen op die u doet.
We geven nu al tien jaar anciënniteit. Maar u weet perfect dat al het onderzoek aantoont dat de mensen die uit de andere sectoren in het onderwijs gaan geen 30- of 35-jarigen zijn. Dat gaat over mensen die al een zekere loopbaan achter de rug hebben, voornamelijk over 40- tot 45-jarigen. Als je die tien jaar anciënniteit geeft, dan verliezen ze tien jaar anciënniteit. Dat gaat over 400 euro. Op het loon van een gewone werkmens is dat veel geld. Dus ja, dat is een enorme drempel om in het onderwijs te stappen. Als u het kader voor ons onderwijs volledig wilt invullen, dan gaat u dat geld toch moeten betalen. Dus versnel dat. U gaat het toch moeten betalen. Als al die leerkrachten er zijn en er blijven, dan moet u dat versnellen. Dat is een concrete maatregel die wij voorstellen, die al een wereld van verschil kan maken. Ja, dat gaat inderdaad geld kosten. Ons onderwijs gaat geld kosten. In de toekomst gaat het dat toch kosten.
Een tweede maatregel die wij voorstellen. Vier op tien leerkrachten verlaten het onderwijs nu binnen de vijf jaar. Het lerarenplatform is een efficiënte maatregel voor de werkzekerheid van jonge leerkrachten, voor de opvang, om ervoor te zorgen dat zij weten dat ze, ondanks het feit dat ze niet in een school zitten, het volgende jaar nog altijd een job hebben. Verbreed het lerarenplatform voor die startende leerkrachten, in plaats van dat af te bouwen.
Dat zijn twee concrete maatregelen en u draait er altijd omheen. U zwemt erlangs. Maar ik stel voor dat u ze opneemt in uw actieplan. (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik wou mij tot de heer De Gucht wenden, maar die is er niet. Ik wou zeggen dat als hij wat meer naar de Commissie Onderwijs zou komen, hij zou weten dat wij heel veel inhoudelijke argumenten hebben. Bovendien ben ik begonnen met te zeggen dat de redenen divers zijn. Ik heb zeven andere redenen aangehaald, maar desalniettemin wil ik het toch nog eens herhalen.
De heer De Witte zegt juist dat een van de grote problemen de uitstroom is. Ik kijk ook naar de heer Rousseau. Als je in sommige scholen in België rondloopt, heb je ook niet meer het gevoel dat je in België bent. Dat is de kern van het probleem. Jullie kunnen doen alsof dat niet zo is, maar kijk bijvoorbeeld eens naar de peilingen. De mensen weten dat wat wij zeggen, waar is, dat het een heel belangrijk probleem is. Die migratie is niet enkel het probleem, dat heb ik ook nooit beweerd, maar het ontkennen is zoals het licht van de zon loochenen. Ik heb heel veel andere redenen gegeven, maar migratie is een probleem. Ook als je, als beginnende leerkracht, in een concentratieschool terechtkomt, loop je letterlijk weg. Ik heb dat in dit parlement nog al gezegd. Zeker jonge vrouwen lopen weg, die door allochtone jongens worden geïntimideerd. Dat is een probleem. Uw ogen sluiten voor het probleem zal het probleem niet doen verdwijnen, collega’s. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Er is heel veel gezegd. Ik probeer te besluiten. Ik zal ingaan op de laatste tussenkomst van de heer Daniëls. Ik vond die, voor zijn doen, redelijk gematigd, en hij zei eigenlijk zelf: laat ons elkaar de hand reiken en proberen tot constructieve oplossingen te komen. Wel, ik zou niet liever willen.
Dan zijn er een aantal zaken waarvan ik vind dat ze extreem belangrijk zijn. Eerst en vooral, minister, mijnheer Daniëls, collega’s van andere partijen, laat ons inderdaad dringend iets doen aan dat lerarentekort. Laat ons dus met een echt plan komen om het lerarenberoep, de lerarenopleiding te hervormen en te versterken. Daar moet dringend een tandje bijgestoken worden. Daar moeten ook voldoende middelen voor uitgetrokken worden. Dat is de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering. Laat ons dat doen, wij gaan daaraan meewerken.
Twee, leerkrachten moeten inderdaad kunnen lesgeven. Daar ben ik het 100 procent mee eens. Ze moeten vertrouwen krijgen, ze moeten versterkt worden. Dat is hun corebusiness. Laat ons er dus voor zorgen dat er minder planlast is, laat ons daarop inzetten.
Taal: laat ons dat versterken. Ik ben daar voor, ik ben het daarmee eens, van in de kleuterklas. Laat ons de kleuterjuffen ondersteunen zodat zij inderdaad pedagogisch kunnen bezig zijn en niet overspoeld worden door zorgtaken.
Laat ons ook inzetten op wiskunde. Taal én wiskunde, geen probleem. Maar we gaan van onze kinderen toch geen wiskundemachientjes maken? Kunnen we het erover eens zijn dat leren zwemmen, zich veilig begeven in het verkeer, cultuureducatie ook essentieel zijn om onze kinderen een brede blik te geven op de samenleving en er echt volledige mensen van te maken? (Opmerkingen bij de N-VA)
Kunnen we het erover eens zijn dat dat ook belangrijk is, mijnheer Daniëls?
Moeten leerkrachten alles doen? Neen, ik denk het niet. Moeten leerkrachten boterhammetjes smeren om te zorgen dat kinderen geen lege brooddoos hebben? Neen, ik denk het niet. Dat vragen wij niet, dat vraagt niemand. Zet in op die brede school, een school met heel veel verenigingen, met heel veel hulp van buitenaf. Zet in op scholen die ervoor zorgen dat er nog meer wordt voorgelezen, dat kinderen waar thuis niet wordt voorgelezen op school die kans krijgen, dat ouders de kans krijgen om Nederlands te leren. Dat moeten die leerkrachten allemaal niet doen, maar dat is wel de brede maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dan moeten we met onderwijs en andere organisaties de handen in elkaar slaan. Als we die zaken doen, kunnen we absoluut tot een constructieve dialoog komen en een oplossing om de kwaliteit van ons onderwijs te verhogen. (Applaus bij Groen)
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik wil kort reageren op twee zaken. Mevrouw Beckers, het Vlaams Belang zegt hier dat als je in onze scholen vandaag rondloopt, je je niet in België waant en dat dit een groot probleem is. Wel, mevrouw Beckers, eerst en vooral: welkom in België. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Welkom onder onze jongeren! Die zijn jong, divers en solidair. Ze gaan zich echt niet laten verdelen door jullie Vlaams Belangpraat.
Twee, ik zal nooit, maar dan ook nooit, de kleur of de afkomst van iemand als een probleem zien. De diversiteit in onze scholen en onze samenleving is een rijkdom waarmee we aan de slag moeten. Neen, alle problemen zijn nog niet opgelost. Neen, we zijn er nog niet. Maar we moeten daarmee aan de slag in plaats van mensen te stigmatiseren en in hokjes te duwen, op basis van hun kleur of afkomst, want daar geraken we nergens mee. (Applaus bij de PVDA)
Minister, beste collega’s van de meerderheid, ik heb hier al de hele namiddag horen zeggen dat het feit dat leerlingen op school eten zouden krijgen een last zou leggen op leerkrachten. Ik zal u eens een heel groot geheim vertellen. Het feit dat er vandaag leerlingen op school aankomen zonder eten, dat legt een last op de leerkrachten, en niet alleen in de klas. Ik ken veel leerkrachten die voor en na hun uren soep maken zodat de leerlingen kunnen eten. Ik ken veel leerkrachten die ervoor zorgen dat er boterhammen zijn op school. Ik ken leerkrachten die zorgen dat er ’s middags iets te eten is en die dat doen boven op hun uren, boven op hun lestakenpakket, boven op al het werk dat ze al hebben. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Neen, het is geen kerntaak. Het gebeurt omdat u niet zorgt dat er eten is op school. (Rumoer)
Dat is effectief waarom het gebeurt, beste mensen. Welkom in de realiteit. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang en de N-VA)
Welkom in de realiteit van de scholen in ons land waar de leerkrachten vandaag boven op hun uren, onbetaald, in hun vrije tijd, soep maken, boterhammen smeren en zorgen dat er eten is, omdat deze overheid niet kan garanderen dat kinderen eten krijgen op school en met een gevulde maag de les kunnen volgen in plaats van met honger. (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijnheer D’Haese, ik heb op geen enkel moment, u mag het verslag erop nalezen, over kleur gesproken. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Dat is niet uit mijn mond gekomen. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Collega Beckers heeft het woord.
De heer De Witte heeft gezegd dat concentratiescholen een probleem zijn. Daar is hij mee begonnen. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Ik dacht dat de kwinkslag naar de uitspraak van de heer Rousseau over Molenbeek en dat hij zich niet in België waande, duidelijk was. Maar blijkbaar niet. Mijn excuses daarvoor. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Voorzitter, misschien is het drama dat we meemaken niet alleen de achteruitgang van de kwaliteit van het onderwijs, maar misschien ook wel de kwaliteit van het debat hier. We hebben een knoert van een probleem. We weten dat eigenlijk allemaal. Misschien kunnen we eens opnieuw naar de wetenschap en de cijfers kijken. Dat onderzoek wordt op regelmatige basis gevoerd. Het is in 2009 gebeurd, in 2016, en nu opnieuw. En we gaan opnieuw achteruit. Dat is genoeg geweten. Waar liggen de problemen? Wie het wel goed doet – en dit is wetenschap, geen politiek – zijn kinderen uit gezinnen met als thuistaal Nederlands, uit gezinnen zoals dat van u en ons, met een hogere sociaal-economische status.
Wie heeft het moeilijk? Thuistaal geen Nederlands. Wie heeft het moeilijk? Kinderen die thuis sociaal achtergesteld zijn. Kinderen waar geen enkele interesse is voor wiskunde. Ik denk dat ik daar misschien af en toe nog onder zou kunnen vallen, maar dat geheel terzijde.
Collega's, dat zijn feiten. Waarom is het belangrijk dat we het debat voeren over Nederlands? Als je geen Nederlands spreekt en de taal onvoldoende machtig bent, probeer dan maar eens te begrijpen wat die leerkracht uitlegt als ze probeert te zeggen wat breuken zijn, wat verzamelingen zijn, wat abstracte begrippen in wiskunde zijn. Daarover gaat het: welke mate van abstractie kan je aan in wiskunde. Hoe kan je nu iets abstracts begrijpen als je de taal waarin dat onderricht wordt niet begrijpt? Daarom is Nederlands belangrijk. Dan reik ik de hand naar iedereen die dat erkent.
Ten tweede – en dat wil ik hier ook afgerond hebben –, het is wel belangrijk dat je ook iets doet aan die lege magen, zoals de heer De Gucht heeft gezegd, want het zijn kinderen met een lagere sociale economische status die achteruitgaan en die het moeilijk hebben. En dus, collega's, is de vraag niet zozeer hoe we van al die leerlingen één pot nat maken en ze allemaal over dezelfde kam scheren. Neen, hoe zorgen we ervoor dat de kwaliteit van ons onderwijs opnieuw vooruitgaat en tegelijkertijd dat iedereen meekan? Want als je dat niet wilt, dan is de consequentie dat je naar een onderwijs gaat met twee snelheden, en daar zijn we goed naar op weg. Dus, het is niet de ene die zegt dat het gelijke kansen moeten zijn of de andere, aan de rechterzijde, die beweert dat het alleen maar moet gaan over excellentie, het is excellent voor iedereen. Voor minder mogen wij hier niet settelen. (Applaus bij Open Vld, Groen en de PVDA)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Mevrouw Rutten, u mag de feiten niet verdraaien en u hebt dat toch een beetje gedaan en daarom wil ik toch tussenkomen. Hier staat heel duidelijk: ‘Doen het slechter voor wiskunde: kinderen met een schoolse achterstand, leerlingen met dyslexie of dyscalculie en leerlingen die extra zorg krijgen’. Daar staat niet bij: kinderen met een sociaal-economische zwakkere situatie. Dat staat daar niet bij. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Er zijn ook kinderen uit andere sociale klassen die zorg krijgen. Er zijn ook kinderen uit andere sociale klassen met dyslexie, dyscalculie en andere leerproblemen. Er zijn ook kinderen uit andere sociale klassen met een schoolse achterstand. Het gaat dus niet alleen over die kinderen. Ik wil niet minimaliseren dat die kinderen het moeilijk hebben. Ik heb dat daarjuist ook in mijn tussenkomst duidelijk gemaakt. Die kinderen zijn er. Die kinderen hebben het moeilijk en die kinderen moeten ondersteuning krijgen.
Maar sinds 2013 en ook al verschillende jaren daarvoor zijn wij gestart met ons inclusieverhaal. Ik wil daar ook geen slecht woord over zeggen want ik sta daar achter, maar die kinderen nemen wij ook mee in ons onderwijs en nemen wij ook mee in onze toetsen. Dan mogen we niet vergeten dat die kinderen systematisch ook wel een lagere score behalen. Waarom? Omdat ze extra ondersteuning nodig hebben, omdat ze speciale zorgbehoeften hebben, omdat zij soms in ons gewoon onderwijs zitten met een individueel anders lopend curriculum. Laat ons niet vergeten dat die resultaten ook mee opgenomen worden in deze peilingsproeven.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, er werd vandaag in een krant opgeroepen om het debat rond het lerarentekort en de kwaliteit van ons onderwijs te voeren. Ik was eerlijk gezegd wat ontgoocheld toen ik dat las: alsof we nooit bezig zijn in de commissie, alsof er nooit vragen worden gesteld over dat tekort of over de kwaliteit, alsof we daar niet bijna allemaal dagdagelijks mee bezig zijn of er in de nacht wakker van liggen.
Ik ben ook wat ontgoocheld over het debat want het gaat hier op den duur over wie het luidste roept of de strafste uitspraak doet. Wat mij betreft, gaat het daar niet over want daarmee helpen we ons onderwijs geen stap vooruit of brengen we zeker geen extra leerkrachten naar de klas.
Vanmorgen was er een webinar over de peilingsproeven. Ik heb dat heel kort kunnen volgen – wat jammer – want ik dacht dat het debat daarover zou gaan, maar het gaat er helemaal niet over. Het is een wirwar van punten die worden aangeraakt.
Door iedereen, hé.
Door iedereen. Ik weet het. We hebben dat net voor het debat voorspeld.
Ik had, minister, daarnet een vraag gesteld rond de aanpak van het lerarentekort, maar u kreeg het woord nog niet. Voor de kwaliteit van ons onderwijs zou er toch moeten gestart worden met die flexibiliteit en dat vertrouwen. Dat stralen we vandaag als parlement jammer genoeg helemaal niet uit. We stralen niet uit dat we vertrouwen hebben in de mensen die het dagdagelijks doen: de leerkrachten, de directies, de besturen. Dat doen we niet. De manier waarop we hier bezig zijn, zorgt ervoor dat we alleen maar negativiteit uitstralen. Ik wil oproepen, collega’s, om toch wat sereniteit aan de dag te leggen. We moeten durven pleiten voor het vertrouwen en de flexibiliteit die het onderwijs broodnodig heeft. (Applaus bij cd&v en Open Vld)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ben iets te vroeg vertrokken vooraan. Ik hou niet van feitelijke onjuistheden. Het is belangrijk, zoals mevrouw Rutten zegt, dat we het debat voeren op basis van wat wetenschappelijk zwart op wit op papier staat.
Mevrouw Krekels, in de presentatie en het rapport dat we toegestuurd gekregen hebben, staat het resultaat per leerlingengroep, met letterlijk de grootste daling bij laag SES, een kleine daling bij gemiddeld SES en status quo bij hoog SES. Dat wil dus zeggen dat de grootste niveaudaling zit bij kinderen die het thuis het moeilijkste hebben, die het kansarmst zijn. Een gemiddelde zien we bij een gemiddelde thuissituatie en een status quo bij leerlingen die het goed hebben thuis. Dat staat letterlijk op die slide. Wat u vertelt, is gewoon niet correct. Laat ons dus beginnen met de feitelijke juistheden. (Applaus bij Groen, Open Vld, Vooruit en de PVDA)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, geen enkel kind kan leren op een lege maag. Ik kan niet meer bijhouden hoe vaak ik dit hier in het parlement al heb gezegd. Ik ben dus heel blij dat er dankzij Open Vld nu ook echt werk van wordt gemaakt. Ik reken op jullie steun om ons voorstel van resolutie daarover mee goed te keuren.
Het debat vandaag gaat over het lerarentekort en de dramatische impact ervan op de leerachterstand van onze leerlingen en op de kwaliteit van ons onderwijs. Ik was het met één ding eens, minister, namelijk toen u zei dat we de focus moeten leggen op de essentie. En wat is de essentie? De essentie is dat sterk onderwijs begint met een goede leerkracht voor de klas. Een goede leerkracht laat een kind boven zichzelf uitstijgen, verder springen dan het ooit gedacht had dat het zou kunnen, en geeft het vooral ook een eerlijke kans om het beste te maken van zijn leven – wie hij ook is, of waar hij of zij ook vandaan komt, mevrouw Beckers.
We kunnen alleen maar vaststellen, collega’s, dat de arbeidsmarkt vandaag in brand staat en dat deze minister er op geen enkele manier in slaagt om de job aantrekkelijker te maken. Die job is nochtans het begin van alle andere jobs. Ik heb hier weer een hele resem maatregelen gehoord, minister, die niemand overtuigen, zelfs uw eigen meerderheidspartners niet, en zeker niet de leerkrachten op het terrein. Die zeggen allemaal hetzelfde: ‘We voelen er niets van, de werkdruk blijft alleen maar groter worden en we hebben het gevoel dat we geen centen meer hebben om ons werk deftig te doen.' Daar hebben we het vorige week over gehad.
U bent minister van Onderwijs. U bent mee verantwoordelijk en u kunt daar iets aan doen. De waarheid is dat het niet gebeurt. En als we dat zeggen, dan pikt het duidelijk. De heer Daniëls begint dan wild om zich heen te slaan, dan is het deels de schuld van de ouders, dan wordt er op de oppositie geschoten en dan liegt u zelfs. Dan zegt u dat wij zouden zeggen dat het Nederlands niet belangrijk is, terwijl het omgekeerde waar is. Sinds het begin van de legislatuur zeggen we dat Nederlands cruciaal is om bij te leren op school en ook gewoon om je plaats te vinden in de samenleving. Maar daar heb je mensen voor nodig. Je hebt mensen nodig om Nederlands te geven, en die zijn er vandaag niet. Je hebt mensen nodig in de klas, want zelfs als ze er zijn, hebben ze de tijd en ruimte niet om bezig te zijn met kinderen die hulp nodig hebben om beter Nederlands te leren. Dat is natuurlijk het probleem. U kunt daar allemaal iets aan doen, maar het gebeurt niet.
Ook de meerderheid zit duidelijk op haar honger. Ik heb mevrouw Vandromme de oproep horen doen om een langetermijnvisie te ontwikkelen. Die is er dus duidelijk niet. jullie hebben zeven werven zitten opsommen, waar ik het trouwens mee eens ben.
Bij Open Vld is er hetzelfde verhaal: laat ons werk maken van meer anciënniteit voor zijinstromers. Dan kan ik me toch alleen maar de vraag stellen, collega’s van de meerderheid: waarom is dat nog niet gebeurd? Waarom is dat in deze legislatuur nog niet gebeurd? Waarom is dat tijdens de vorige legislatuur niet gebeurd? Jullie hebben ondertussen al bijna tien jaar gehad om iets aan het lerarentekort te doen. Het probleem is niet nieuw, de alarmbellen gaan al jaren af.
Hetzelfde geldt voor de lerarenloopbaan: hoe lang gaan we daar nog over palaveren? Wie doet nu 45 jaar lang graag dezelfde job? De lerarenloopbaan moet flexibeler en gevarieerder. Geef leerkrachten ook meer de kans om te doen waar ze goed in zijn, bijvoorbeeld meer lesgeven, meer lesmateriaal ontwikkelen of coachen als ze al wat meer kilometers op de teller hebben. Dan staan beginnende leerkrachten er trouwens ook niet alleen voor.
Collega’s, daar moet echt iets aan gebeuren. Wij willen echt constructief mee nadenken, maar eerlijk gezegd zie ik op dit moment nul politieke moed bij deze meerderheid om die werven aan te pakken. Ik stel me dus steeds meer de vraag of Onderwijs wel een prioriteit is voor deze regering. Het ergste vind ik nog: wie betaalt daar de prijs voor? Onze leerlingen. Ik herhaal: het lerarentekort is een fundamentele bedreiging voor de kwaliteit van ons onderwijs en dus ook voor de toekomst van onze kinderen en van onze welvaart. Wat is immers onze grootste rijkdom? Dat zijn onze kinderen. We zijn vandaag royaal aan het smossen met talent, collega’s. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik wil toch tussenkomen omtrent twee dingen in uw betoog.
Ten eerste zegt u dat er niets wordt gedaan aan de zijinstroom, maar wij doen daar wel iets aan. Hoeveel keer moeten we het nu nog zeggen? Tot tien jaar anciënniteit. We doen daar dus iets aan. Twintig of dertig jaar? Ik kan alleen maar kijken naar het advies van de Raad van State – niet van nu, maar het advies van de Raad van State dat ik heb gelezen toen ik nog op het kabinet zat – en dat was heel duidelijk: dat gaat niet. Als er een iets was waar Pascal Smet gefrustreerd over was, dan was het daarover. Het gaat niet. Kom hier nu niet gewoon zeggen dat we niets doen. We doen wel iets, namelijk tien jaar. Helaas leven we in een rechtstaat, dus zeggen ze dat dat niet proportioneel is. (Opmerkingen)
Ja, ik heb gezegd ‘helaas’. Mevrouw Rutten, blijf rustig. Het is toch eigenlijk uw oproep dat we de rechtstaat negeren? Vandaar mijn ‘helaas’. U zegt eigenlijk: negeer de rechtstaat en wat de Raad van State aan Pascal Smet zei, en we doen het toch. Dat zegt u. Wij doen tien jaar.
Ten tweede, zeggen dat deze regering en meerderheid Onderwijs niet belangrijk vinden, is de realiteit gewoon onrecht aandoen. Als ik kijk naar alle commissies voor Onderwijs, waar u ook actief aan deelneemt, denk ik niet dat we kunnen zeggen dat daar niets verschijnt rond ontwerpen van decreet of voorstellen van decreet. Ik kan ook vaststellen hoeveel punten bij de regering week na week worden geagendeerd vanuit Onderwijs, dat kunt u ook zien. En ja, als u op zoek gaat naar één decreet dat alles oplost, is dat er inderdaad niet. Ik weet echter dat u eerlijk genoeg bent om ook toe te geven dat dat ene decreet er niet is.
Dus wat betreft de roep naar het lerarenpact: Pascal Smet? Lerarenpact? Niets pact. Niets. Minister Crevits heeft ook getracht om alles samen te brengen en het is ook niet gelukt, ook al waren daar heel goede intenties. Dan heb ik veel liever dat we verschillende maatregelen kunnen nemen die niet aan elkaar gekoppeld zijn. Dat is immers het probleem: als alles aan elkaar wordt gekoppeld – als zowel de koepels als de vakbonden in een sociaal overleg zitten met een overheid, in een realiteit van budgetten – dan gebeurt er niets. Dan heb ik liever dat we maatregel na maatregel stappen vooruit zetten, zoals we nu aan het doen zijn met deze meerderheid. Op het einde van de rit wil ik die verschillende maatregelen gerust in een kaft steken voor u en daar dan ‘pact’ op zetten, maar daar gaan we het toch niet over hebben, collega’s?
En als we het dan effectief hebben over waar leerkrachten van wakker liggen, kan ik alleen maar dit rapport aanraden, collega’s. Veel van wat de verschillende collega’s hier aandragen, staat al in dat rapport. Laten we samenwerken met alle partners – en dan bedoel ik ze allemaal: politiek, beleid, schoolbesturen, directies, leerkrachten, ouders, lokale besturen… Dat staat allemaal in dit rapport. Laten we eraan beginnen, collega’s. Dat is mijn voornaamste oproep van vandaag.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Aansluitend op wat collega Daniëls aangaf: in de commissie hebben we al heel wat hoorzittingen gehad met heel wat experten over het lerarentekort en over de kwaliteit van het onderwijs. Die vele experten hebben vele goede voorstellen gedaan. Wie Twitter volgt, ziet nu een aantal slides passeren die de voorbije jaren ook in onze commissie aan bod kwamen. Collega’s, ik sluit me aan bij wat de vorige spreker zonet zei: hebben we de moed om de zaken over de legislatuur heen vast te pakken? Ik doe een oproep aan de collega’s in dit parlement maar ook hierbuiten: durven we toegeven dat zaken goed aangepakt worden, ook al zijn het de opponenten die dit voorstellen? Durven we heilige huisjes aanpakken? Durven we een fundamenteel debat voeren over zaken die we momenteel misschien niet durven aan te pakken?
Collega Daniëls had het over de ‘bijbel’. Zoals ik al zei, hebben we daarover al duizend vragen gesteld in de commissie. We zijn nog niet echt het debat kunnen aangaan. Ik hoop dat we dat wel kunnen doen; ik zie in elk geval de noodzaak daartoe. Ik hoop dat we niet blijven oproepen om extra middelen naar Onderwijs te laten stromen. We weten dat er nog nooit zoveel mensen voor de klas stonden als nu. We hebben al heel wat maatregelen genomen. Er stromen al heel wat middelen naar Onderwijs. Misschien moeten we toch durven een aantal zaken te benoemen.
Minister, ik roep nogmaals op tot flexibiliteit en vertrouwen. Voor ons zijn dat twee belangrijke zaken.
De heer Danen heeft het woord.
We zijn er allemaal van overtuigd dat er veel moet gebeuren. En een van die zaken is inderdaad het inzetten op zijinstromers. Maar natuurlijk zijn zijinstromers, hoe oud of hoe jong ze ook zijn, ook starters, mensen die starten in het onderwijs. En een van de grote problemen bij starters is dat ze vaak, ook vandaag, uren bij elkaar moeten sprokkelen in verschillende scholen en onzekerheid na onzekerheid aan elkaar rijgen. Ze hebben nu een vervanging hier en dan een vervanging daar, ook vandaag, anno 2022, nog. Ook daar moeten we aan werken. Ik wil mijn pleidooi van een paar maanden geleden herhalen om ook in het secundair onderwijs te zorgen voor een lerarenpool waardoor we ervoor zorgen dat mensen die instromen ten minste voor een jaar zekerheid hebben, ook de zijinstromers.
Mijn tweede punt is misschien het meest cruciale. Ik heb tot nu toe niet zoveel gezegd tijdens deze plenaire vergadering, maar ik heb eens bijgehouden hoeveel voorstellen er gedaan zijn. Ik denk dat het er achttien à negentien waren. Over veel zaken zijn we het oneens, maar over een aantal zaken zijn we het ook helemaal eens. Maar dan moeten we natuurlijk vrij basic gaan. Een van die zaken is dat goede leerkrachten belangrijk zijn. Een andere zaak is dat een gebrek aan leerkrachten problematisch is. Vandaag zien we dat veel leerkrachten die afstuderen, als ze 21, 22 of 23 zijn, er niet aan denken om in het onderwijs te starten. Weten we waarom ze daar niet meer aan denken? Wat heeft hen gedegouteerd? Een aantal zaken weten we al. De praktijkshock is een groot probleem. Dat weten we. Vaak komen starters terecht in moeilijke klassen. Dat weten we ook. Maar dat zijn toch zaken die op te lossen zijn? Laten we bijvoorbeeld die twee zaken al oplossen. Ik denk dat het de heer Daniëls – want hij heeft al veel gezegd vandaag – was die zei dat meer praktijk in de lerarenopleiding voor een stuk tegemoet kan komen aan die kwestie van de praktijkshock. Die lerarenpool is ook een oplossing om mensen die starten op 22- of 23-jarige leeftijd een jaar zekerheid te bieden.
Een ander groot probleem is dat we leerkrachten niet in het onderwijs kunnen houden. Die analyse delen we allemaal, maar we weten vandaag niet goed waarom mensen die starten in het onderwijs, afhaken. De praktijkshock zal ook een rol spelen. Dat weten we eigenlijk wel. Die onzekerheid, dat weten we voor een stuk ook. Maar voor de rest tasten we daar in het duister. Laten we daar ook werk van maken, om dat in kaart te brengen. Want daar kunnen we snel winst maken. Onze fractie en ikzelf zijn voor het helemaal hervormen van de lerarenopleidingen, maar daar gaan we morgen het probleem niet mee oplossen, wel overmorgen. Dat is ook heel belangrijk, maar vandaag moeten we een aantal maatregelen nemen.
Tot slot heb ik begrepen van minister Weyts dat hij de voorbije twee jaar heel vaak met zijn onderwijsclub heeft samengezeten. Ik weet niet of dat gezellige of interessante vergaderingen waren, maar wat ik wel weet, is dat er uiteindelijk wel beslissingen uit kwamen. Ik zou zelfs willen voorstellen, minister Weyts, om in conclaaf te gaan met die onderwijsclub, misschien eind juni, begin juli. Bekijk de voorstellen die gedaan zijn, ook de 58 van de commissie Brinckman. We gaan die niet allemaal kunnen realiseren op korte termijn. Neem daar de 10 belangrijkste uit en voer die de komende 2 jaar gewoon uit. Dat is ons voorstel.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik denk dat ik en mijn collega Laeremans nergens in ons betoog hebben gezegd dat wij anderstalige leerlingen niet belangrijk vinden of dat wij vinden dat die niet dezelfde onderwijskansen verdienen. Wat wij wel doen, is het probleem benoemen. Als ik dan de onderzoekster van de KU Leuven hoor zeggen dat zij denkt dat het probleem aan veranderde leerlingenpopulaties te wijten is, verstaat u daar dan iets anders onder? Denkt u niet dat het de 110.000 anderstalige leerlingen in ons onderwijs zijn die voor problemen hebben gezorgd? We kunnen de problemen niet oplossen als we ze niet erkennen. En het probleem erkennen, is natuurlijk het begin van elke oplossing. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Witte heeft het woord.
Ik wil even terugkomen op de discussie over de anciënniteit van de zijinstromers, want dat is echt een cruciale as om het probleem van het lerarentekort aan te pakken en op te lossen. De Raad van State heeft niet gezegd dat twintig jaar anciënniteit meenemen in principe verboden is. Dat heeft de Raad van State helemaal niet gezegd. Wat de Raad van State zegt, is dat de discriminatie met de voorgaande leerkrachten, die dat niet gekregen hebben, verboden is. En dat is natuurlijk begrijpbaar. Er is ook een begroting rond gemaakt. Pascal Smet heeft na dat arrest gezegd dat ons dat 300 miljoen euro kost. Mijn vraag aan de minister is dus wat de kost daarvan zou zijn. En kunnen we daarover discussiëren? Want het feit is dat deze maatregel, zoals hij nu is, niet volstaat.
Het probleem dat de heer Danen terecht aanhaalt, is dat vier op de tien mensen in het onderwijs nu in de gevarenzone van een burn-out zitten. En hoe langer dat lerarentekort aansleept, hoe groter dat gaat worden, want dat is een spiraal die zichzelf versterkt. Dus graag had ik daarover info van de minister.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, als er iets was dat Pascal Smet met zijn tomeloze energie wel goed kon, was het zoeken naar creatieve oplossingen. Dat is ook waar politiek volgens mij over moeten gaan. En dat is meer dan van deze regering gezegd kan worden. Want dat is wat ik niet begrijp. Waarom zoeken jullie niet uit wat maximaal mogelijk is als het gaat over het verhogen van de anciënniteit voor zijinstromers? Want de realiteit is gewoon dat veel mensen met een staat van dienst niet de overstap gaan maken naar het onderwijs als ze daar 400 of 500 euro mee verliezen.
Ik begrijp gewoon niet waarom jullie ook niet proactiever zijn. Er gaan helaas aan de lopende band bedrijven dicht. Denk aan TomTom. Denk aan mensen die in de banken werken. Er zijn opportuniteiten. Denk inderdaad eens na over een aanjager van onderwijs, een ambassadeur die daar elke keer op zoek gaat, de linken probeert te leggen en mensen overtuigt, met een billijke vergoeding, om de overstap naar het onderwijs te maken.
Ik ga zeker niet ontkennen, collega's, dat er hard wordt gewerkt in de commissie Onderwijs. Daar zijn inderdaad al een aantal belangrijke discussies gevoerd, over de centrale toetsen, over de eindtermen, over de zomerscholen. Maar ik kom telkens opnieuw terug op mijn zelfde punt: al die dingen staan of vallen met goede leerkrachten. Sorry, dan begrijp ik echt niet dat iemand als mevrouw Vandromme hier komt zeggen dat we misschien het debat moeten durven te voeren en een aantal heilige huisjes in vraag moeten stellen. En mijnheer Daniëls zegt dat we het stap voor stap gaan aanpakken. Dat had al lang gebeurd moeten zijn.
Het lerarentekort komt er al jaren aan en is nu volledig aan het ontploffen. Het zijn onze kinderen die daar het slachtoffer van worden. Ik kan ook alleen maar zeggen: ‘Plus est en vous’. Zet u alstublieft samen, meerderheid. Ik merk dat er heel veel ambitie is bij tenminste Open Vld en cd&v om alsnog te proberen na tien jaar er iets aan te doen. Ik zou zeggen: u hebt nog 2,5 jaar, maak er het beste van. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, misschien toch even tussentijds, na deze tussenkomst met een opsomming van karikaturen en simplismen. Het is allemaal zo gemakkelijk. Het lerarentekort los je toch gewoon op: je gaat naar een bedrijf waar er sluitingen zijn en je pakt die mensen mee en je steekt die in het onderwijs. Dat is zo gemakkelijk opgelost. Voilà. Dat minister Smet en minister Vandenbroucke daar niet zijn opgekomen, het is ongelooflijk! Als u wil karikaturen maken: ik kan dat ook perfect hoor. Ik zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat wat we zeker niet moeten doen, is oproepen tot staken bijvoorbeeld, met de socialistische vakbond. Dat zou ik zeker niet doen. Maar gelukkig is maar 1 procent daarop ingegaan. Grote dank aan die 99 procent van de leerkrachten die de leerlingen gisteren niet in de steek hebben gelaten. Grote dank daarvoor. (Applaus bij de N-VA en Gwendolyn Rutten)
Er zijn enkele puntjes waarop ik wel wil ingaan. Over de discussie van de lege maag, zegt iedereen wel hetzelfde. Natuurlijk willen wij niet dat kinderen naar school komen met een lege maag. De vraag is enkel: wiens kerntaak is het in eerste instantie om daar iets aan te doen? Daar zeggen wij dat het in eerste instantie niet de kerntaak is van scholen. Die kunnen ter zake faciliteren, maar het is in eerste instantie de kerntaak van het sociaal beleid, en zeker van een OCMW, een lokaal sociaal beleid, om aan die problematiek tegemoet te komen, vanzelfsprekend met medewerking van de scholen. Maar de kerntaak van scholen is wel om als een kansenmachine er in de eerste plaats voor te zorgen dat kinderen door het verwerven van kennis en vaardigheden op de sociale ladder naar boven kruipen. Dat is als kennismachine essentieel de taak van de school. Daarom focussen wij zo op het Nederlands en zeggen wij dat gelijke kansen beginnen aan de start van de lagere school met een goede kennis van het Nederlands. Als je geen goede kennis hebt van het Nederlands, dan heb je geen gelijke kansen. Het is daarom dat deze meerderheid, deze regering een keuze heeft gemaakt. Ik ben blij hier vandaag te horen dat men ter linkerzijde de tegenkantingen heeft laten varen. Dat is prima. Voortschrijdend inzicht. Maar we hebben er duidelijk voor gekozen dat je kinderen geen dienst bewijst door hen te laten starten wanneer ze een achterstand hebben in het eerste leerjaar op het vlak van de kennis van het Nederlands. Daar hebben wij met deze meerderheid alvast iets doortastends aan gedaan met de KOALA-testen, met de taalscreening. Dat is absoluut een stap voorwaarts, die misschien vijf jaar geleden totaal onmogelijk was.
Een tweede element is de lerarenopleiding. Daar ben ik het volledig mee eens. Het gaat absoluut niet alleen over toetsen. Maar ik vind het wel belangrijk dat de perceptie en de waardering ten opzichte van de job van leerkracht en ten opzichte van de lerarenopleidingen zelf wordt verhoogd en dat we wat trek in de schouw veroorzaken door te zeggen dat we aan de starttoets, die vandaag bestaat maar waaraan geen gevolgen worden verbonden, effectief concrete gevolgen verbinden in die zin dat wanneer er tekorten worden vastgesteld, je eraan moet remediëren. Maar ook de opleidingen zelf, waarmee we in dialoog zijn, zijn absoluut welwillend om daarin stappen te zetten, zodat we meer voorbereiden op de praktijkschok, de klas zoals die is, het leven zoals het vandaag in de klas in Vlaanderen is, met verschillende talen, culturele achtergronden en een grote diversiteit. Het is belangrijk dat men daar meer op voorbereid is, ook op het vlak van kinderen met een beperking, van welke orde dan ook, maar zeker wat betreft de versterking van de basiszorg en de verhoogde zorg, wat wij in het jargon de 0 en 1 noemen. Het is belangrijk dat op dat vlak er een betere voorbereiding komt van kandidaat-leerkrachten op de praktijkschok via de lerarenopleiding.
Ten derde: we moeten wel keuzes maken. Daar kom je uiteindelijk altijd op terug. Ik hoor hier regelmatig zeggen dat men het ermee eens is, en dat men daarom moet kiezen en voor wiskunde en voor Nederlands en voor al die andere taken die in de bak van leerkrachten en van scholen worden geschoven. Maar neen, hé. Je kunt niet het ene zeggen en het andere doen. Laat ons effectief die keuze maken voor Nederlands en wiskunde, zeker als het gaat over het basisonderwijs, en dan die vertaalslag maken via de eindtermen. Laat ons het lef hebben om te zeggen dat al de rest heel valabel is en mooi meegenomen, maar dat de essentie wel de kennis van het Nederlands en van wiskunde is. Die keuze maken we heel duidelijk.
Een vierde punt dat ik wilde maken: mevrouw Vandromme, het gaat over vertrouwen geven. Als we met deze regering toch al één weg ingeslagen zijn op dat vlak, dan is het toch wel meer vertrouwen geven en heilige huisjes aanpakken. Voorheen was het ondenkbaar – en geloof me vrij want ik zie het regelmatig aan het sociaal overleg – dat we aan scholen de autonomie zouden geven om de middelen die ze krijgen om te besteden aan lerarenuren naar eigen dunken kunnen omzetten en die middelen kunnen spenderen aan de aanwerving van andere profielen. Dat was ondenkbaar in het verleden. Nu hebben we dat heilige huisje gesloopt en je kunt zeggen dat het nog niet genoeg is, ‘j’assume’, dat is juist. Maar 20 procent van de middelen kan wel omgezet worden naar eigen goeddunken. Dat is een bres die in de dam geslagen is. Dat is onmiskenbaar een stap vooruit.
Een tweede heilig huisje en een patstelling ook in het sociaal overleg zijn oplossingen in concreto aangaande het lerarentekort. We hebben al verschillende stappen genomen. Die zijn genomen in breed overleg in dat sociaal overleg. Ik probeerde nog andere sporen te verkennen. Dat botste altijd op tegenstand, waarbij de ene zegt – de koepels spreken elkaar ook tegen, ook de andere sociale partners spreken elkaar tegen – dat een bepaalde maatregel gaat werken. Je houdt je leerkrachten gewoon 36 uur op school en that’s it. Dat is vergelijkbaar met andere jobs. Anderen zeggen dat dat absoluut niet gaat werken. Zo waren we toertjes aan het draaien, op zoek naar wat een oplossing zou kunnen zijn. Kunnen we niet gewoon eens erkennen dat we dat in de praktijk gaan aftoetsen via pilootprojecten? En waarbij je werk maakt van een soort regelluwe omgeving, dat je abstractie maakt van alles wat decretaal gebetonneerd is, want inzake onderwijsreglementering is heel veel decretaal gebetonneerd, vanwege de grondwettelijke onderwijsvrijheid ook. Maar als we zeggen dat we daar overheen stappen, dat we een dertigtal pilootprojecten in de scholen creëren waarbij we verschillende visies in concreto gestalte kunnen geven, dan kunnen we in de praktijk aanduiden wat werkt. Zo kunnen we heilige huisjes slopen en stappen vooruitzetten. Ook dat is vertrouwen geven. Ook dat is een heilig huisje dat in deze regering sneuvelt.
Ten vijfde, mijnheer Vandenberghe, u durft hier te zeggen dat de voorstellen die u gedaan hebt inzake het versterken van de directeurs in het basisonderwijs …, dat deze regering niks doet voor de directeurs basisonderwijs. Laat me u even zeggen dat deze regering beslist heeft dat we stapsgewijs – en de eerste stap is dit jaar al gezet – ervoor zorgen dat er een loonspanning van minstens 31 procent tussen een directeur en een leerkracht is. We doen dat in twee stappen. Dat is ‘du jamais vu’. Voor sommige directeurs gaat dat geen loonsverhoging zijn omdat ze al op die loonspanning zitten. Maar voor heel veel andere directeurs betekent dat netto een heel groot verschil per maand. We doen dat stapsgewijs. Een tweede zaak die we gerealiseerd hebben ten voordele van directeurs basisonderwijs is de invoering en het creëren van het mandaat van beleidsondersteuners, namelijk ervoor zorgen dat de directeurs ondersteund worden, dat ze een extra profiel kunnen tewerkstellen. We voorzien 10 miljoen euro extra voor betere arbeidsvoorwaarden voor directeurs in het basisonderwijs. Dat is niet in een regering met Vooruit. We realiseren dat hier in een regering zonder Vooruit. Concreet zijn dat tastbare stappen vooruit voor directeurs basisonderwijs. Opnieuw kunt u zeggen dat dat te weinig en te laat is, maar het zijn stappen vooruit onmiskenbaar in de goede richting.
Een ander punt is de re-integratie – een terechte bemerking. Vandaag is de regeling van het ziekteverlof vrij binair. Ofwel treed je 50 procent ofwel 100 procent terug uit ziekteverlof. Iets anders is niet mogelijk. Daar willen we meer flexibiliteit. Daar komen we met een regeling. Ik hoop dat we die nog voor de zomer goedgekeurd krijgen, dat je iets flexibeler, bijvoorbeeld al vanaf 20 procent fasegewijs opnieuw de stap richting onderwijs kunt zetten en terug kunt gaan werken, weer actief kunt worden. Opnieuw, dat is geen zaligmakende maatregel. Het is een plejade van maatregelen die we nemen. Er is geen ‘silver bullet’. Maar dan wordt hier gezegd ‘alsof die maatregel dat gaat oplossen’. Nee, die maatregel op zich gaat het ook niet op lossen. We treffen een plejade van maatregelen. We treffen ze onmiskenbaar en het zijn allemaal stappen vooruit.
Acht: Vlaamse toetsen. Er wordt hier gezegd dat ik het alleen heb over excelleren en de lat hoger leggen en toetsen invoeren en dat ik alleen ga meten. Neen, met die toetsen willen we niet enkel meten. Ja, we willen een instrument hebben waarmee we op jaarlijkse basis de evolutie van de kwaliteit van ons onderwijs kunnen gadeslaan. Nu zijn we daarvoor afhankelijk van studies die, vooral door buitenlandse onderzoeksinstellingen, om de zoveel jaren worden gedaan. Wij willen dat op jaarlijkse basis hebben. Dat zijn de effecten op macroniveau. Maar die toetsen zijn vooral nuttige informatie voor de scholen zelf, die zich kunnen vergelijken met vergelijkbare scholen. Zo weten ze hoe goed ze bezig zijn – of hoe slecht ze bezig zijn – op het vlak van Nederlands en wiskunde, in vergelijking met andere scholen. Denkt u nu echt dat directeurs of leerkrachten dat niet willen weten? Zij willen dat weten, zij willen zichzelf kunnen vergelijken en zelf in de spiegel kunnen kijken.
We willen die gegevens ook op microniveau, omdat we die toetsen organiseren op vier momenten in het curriculum van elke leerling, namelijk het vierde leerjaar, het zesde leerjaar, het tweede jaar secundair onderwijs en het zesde jaar secundair onderwijs. Daarmee kun je de leerwinst en de evolutie monitoren. Dat levert ook een schat aan informatie op waarmee je beleidsmatig echt iets kunt doen, en waarmee je iets kunt betekenen voor de individuen in kwestie.
Er wordt dan gezegd dat er een mogelijk gevaar is voor vernauwing, namelijk dat je te veel aandacht zou hebben in het curriculum voor Nederlands en wiskunde. Bestaat dat, te veel aandacht voor Nederlands en wiskunde? We zijn het erover eens dat dat de essentie is. Et alors, dat men iets te veel aandacht zou hebben voor Nederlands en wiskunde in de lessen! A la bonheur, zou ik zeggen, in mooi Nederlands.
Tot slot wil ik nog een, misschien iets gevoeliger, puntje aanraken: ouderlijke verantwoordelijkheid. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Stilte! Orde moet er ook zijn in de klas. Wat ik bedoel, enige nuance aanbrengend, en wat de PISA-onderzoeken ook heel duidelijk bevestigen, is dat er een verschil is inzake studieresultaten tussen enerzijds degenen die Nederlands als thuistaal hebben, en degenen bij wie de thuistaal niet het Nederlands is. Dat is niet specifiek voor Vlaanderen, dat is eigenlijk overal zo. Maar het grote lichtpunt in de onderzoeken van PISA is dat die kloof, tussen Nederlands of een andere taal als thuistaal, voor de helft wordt gedicht door leerlingen die thuis ook Nederlands spreken. Het gaat niet over alleen en exclusief Nederlands, maar over ook na het sluiten van de schoolpoort toch nog in contact komen met het Nederlands. Daarom spreek ik ook over ouderlijke verantwoordelijkheid, die we ook in deze context moeten benoemen. We zouden bij elk oudercontact moeten meegeven: ‘als je het goed voorhebt met de toekomst van je kinderen – dat hebben we toch allemaal – zorg er dan voor dat ze ook na de schooluren in contact komen met het Nederlands.’ Dat kost niets! Iedereen heeft Ketnet, en de meesten hebben toch ook televisie. Die keuzes moeten we dus met z’n allen blijven opdreunen: maak de keuze voor de toekomst van uw kinderen, maak dus ook de keuze voor het Nederlands. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer Rousseau heeft het woord.
Goedemiddag, collega’s. Ik heb hier vanmiddag al veel gehoord, maar ik ga niet op alles reageren. Ik hoorde cd&v spreken over heilige huisjes die moeten sneuvelen. Ik moet zeggen dat ik echt superbenieuwd ben. Ik heb hier vandaag al veel rare dingen gehoord. Ik heb misschien een voorstel, als we echt open-minded denken, schaf dan de lessen godsdienst af en vervang ze door een uur Nederlands en een uur burgerschap, waarbij we leren over genderidentiteit, over mentaal welzijn … (Applaus van Gwendolyn Rutten en Jean-Jacques De Gucht)
… en misschien kunnen we gasten van 16 jaar, die thuis niet geholpen worden, leren hoe ze een verzekering voor een brommer kunnen afsluiten, waardoor we die gasten echt versterken, en misschien kunnen we het minder over de Bijbel hebben. Staat u daarvoor open? Is dat iets voor hier, voor op Twitter, of zijn die heilige huisjes iets waar u echt voor openstaat? (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Collega Rousseau heeft het woord!
Minister, ik heb veel dingen gehoord, maar ik vraag me een ding echt af: wat is uw probleem met gezonde maaltijden op school? Wat is uw probleem daarmee?
Willen of niet ...
Ja maar, elk zijn beurt in de klas, hebt u gezegd. Willen of niet, er zijn nu eenmaal kinderen die met honger op de schoolbanken zitten. Zij zitten met honger op de schoolbanken. Die kinderen zijn er nu eenmaal wel. En wat ze u horen zeggen, is: ‘Ce n’est pas ma faute, dat is mijn kerntaak niet.’
Maar waarom bent u ooit in de politiek gestapt? Om tegen die kinderen te zeggen: ‘Dat is mijn taak niet, dat is de overheid niet, dat zijn uw ouders’, ook tegen gasten die misschien geen ouders hebben of die in een instelling zitten of bij ons op kamp komen in de zomer? Ik nodig u uit om eens te komen kijken. Of bent u in de politiek gestapt om te zeggen: ‘Dat is een probleem, ik lig daarvan wakker’? Misschien moet u dat ook eens zeggen tegen die gasten: ‘Ik lig ervan wakker dat er gasten zijn met honger’. Het gaat over úw scholen, onder úw bevoegdheid, tijdens de leeruren bij de leerkrachten waarvoor ú en niemand anders in dit land verantwoordelijk bent.
Want ik hoor u heel graag zeggen dat Nederlands tot gelijke kansen leidt. Mijn interview is hier al heel veel geciteerd, maar wel een beetje selectief blind voor sommige stukken. Ik zeg dat ook: Nederlands, dat leidt tot meer gelijke kansen. Mij gaat het niet over ‘het identitaire’, over ‘de Vlaamse superieure taal’. Mij gaat het over het sociaal-economische, over het feit dat die kinderen geen toekomst hebben als ze geen Nederlands kunnen. En het belang van het kind staat voor mij áltijd voorop.
Maar net zoals dat Nederlands iets is wat leidt tot gelijke kansen, is ook gezonde voeding en een volle maag iets wat werk maakt van gelijke kansen, minister. Ik begrijp dan ook niet waarom u daar zo tegen blijft. Het OCMW moet het doen. (Opmerkingen)
U moet de mensen in de klas laten uitspreken, meester, dat hebt u daarnet zelf gezegd .
Het OCMW moet dat doen. Gaan we elke kleine die geen eten krijgt van thuis dan met zijn fietsje eerst bij het OCMW laten passeren voor een broodtrommel? Het OCMW moet het doen. (Opmerkingen bij de N-VA en het Vlaams Belang)
Collega Rousseau heeft het woord.
Heel duidelijk. U mag er mee lachen, u mag hier heel luid roepen, ik weet dat het pikt. (Opmerkingen van Kathleen Krekels. Opmerkingen bij de N-VA en het Vlaams Belang)
Mijnheer Rousseau, momentje. De micro’s staan even uit, totdat iedereen weer gekalmeerd is.
Collega Rousseau heeft het woord, vervolgens collega Daniëls en dan collega De Gucht.
Mijnheer Rousseau, gaat u verder.
En ik heb hier net mensen van Open Vld, van de PVDA, van verschillende partijen, waaronder de onze, oproepen zien doen om werk te maken van die maaltijden op school tegen lege brooddozen. En dan zie ik op de banken van de N-VA wat gefrons, gelach, gezwaai en zie ik de minister ook eens raar kijken. Maar ik stel voor dat u eens belt naar uw voorzitter en het telefoonnummer van zijn schepen Jinnih Beels vraagt. Want in Antwerpen, met Vooruit en met de N-VA, lukt het blijkbaar wel om jaarlijks 40 miljoen euro te investeren in gezonde maaltijden. En met Open Vld, inderdaad. Dat lukt daar wel.
En dus vraag ik mij af: waar wacht de Vlaamse Regering op om te zeggen dat ze wél wakker ligt van die kinderen, dat ze wél wil dat er gezonde maaltijden zijn op school en dat ze daar werk van zal maken zonder de zwartepiet door te schuiven naar anderen? Ik dank u. (Applaus bij Vooruit, Groen, de PVDA en van Gwendolyn Rutten en Jean-Jacques De Gucht)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, collega Rousseau verbaast zich over het debat. Ik verbaas mij er ook over. Ik heb hier de powerpointpresentatie die deze ochtend is gebruikt over het onderzoek dat is gebeurd en dat de aanleiding was voor dit debat. Het gaat dan over resonantiegroepen, mogelijke verklaringen voor de resultaten en dergelijke meer. De helft van het debat is hier ondertussen gegaan over de lege brooddozen ’s middags. Er wordt hier zelfs gezegd dat kinderen die geen ouders hebben of die in een instelling zitten zonder eten op school toekomen. (Opmerkingen van Conner Rousseau)
Dat hebt u gezegd. U zei dat die kinderen eerst naar het OCMW zullen moeten fietsen om daar eten te gaan halen. Maar dat hebben wij niet gezegd. Met dergelijke tussenkomsten komen we er niet.
Wat heb ik wel gezegd? Als u zou spreken met leerkrachten ... Ik heb gezegd dat het gaat over kerntaken. Het komt er allemaal bij. De vraag is of de directeur en de leerkrachten daarmee bezig moeten zijn. Dat is een vraag. Het gaat over het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) dat langskomt om te kijken of alles in orde is. Het gaat over tuberculinehuidtesten en thoraxfoto’s van de mensen die soep uitscheppen. Over zulke zaken gaat het. Het gaat over het meten van de temperatuur. Wie moet dat dan doen? Dat komt erbij.
Met andere woorden, collega Rousseau, wat ik daarnet zei, wat nog andere collega’s en ook scholen zeggen, is: als we vaststellen dat kinderen inderdaad ’s morgens op school toekomen zonder ontbijt ... Want als ik hier sommigen hoor, moeten ze ’s middags een maaltijd krijgen, maar zitten ze nog de hele voormiddag met honger op school. Dan gaat het niet over het middagmaal, maar ook over het ontbijt.
Wat ik zeg, is dat we die gezinnen moeten begeleiden want die zijn gekend bij het OCMW en bij het centrum algemeen welzijnswerk (CAW). In mijn gemeente gaven we met de coronamaatregelen lokaal een cheque waarmee mensen zaken konden kopen. Die cheque was een manier om die ouders bij ons te krijgen, om ze vast te pakken, om ze te leren kennen en om met hen het traject van budgetbeheer en begeleiding te doorlopen.
We wilden ervoor zorgen dat de kinderen wel ontbeten hadden als ze op school toekwamen en dat ze ook een lunch meehadden. Dan heb je drie vliegen in een klap. Ten eerste schuif je het probleem niet door naar de school. Ten tweede hebben de kinderen ’s morgens gegeten en hebben ze eten bij voor ’s middags. Ten derde kun je met concrete maatregelen naar aanleiding van de middelen die we inzetten voor het OCMW en voor het leefloon die mensen begeleiden en de ouderlijke verantwoordelijkheid activeren. Daarvoor heb ik daarnet gepleit.
Dat is een kerntakendebat. Ik heb er geen enkel probleem mee als scholen toch middagmalen willen geven en als lokale besturen zeggen dat ze dat in hun scholen willen doen. Ik neem aan dat het afgesproken is met de leerkrachten in de scholen en dergelijke meer. Ik heb er ook geen probleem mee als lokale besturen via het OCMW de ouderlijke verantwoordelijkheid willen stimuleren. Dat is iets waar we in 2024 over kunnen spreken.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik vind het een interessante en ook een speciale dag aangezien het debat al voor een aanzienlijk deel gegaan is over zaken die ertoe doen voor elke leerling. Ik ben ook blij dat er op een bepaald moment over de lessen godsdienst is gesproken. Ik wilde dat niet vandaag doen, maar op een later moment. Ik doe dat regelmatig. Daar zit wel iets in. De discussie over levensbeschouwingen in het onderwijs is bijzonder interessant. Dat maakt het een mooie dag.
De vaststelling is dat de conceptnota die we hebben ingediend over de manier waarop we moeten omgaan met kinderen die met een lege brooddoos naar school komen, leeft. Mijnheer Daniëls, ik ben een coalitiepartner van u. Ik ga regelmatig met u akkoord. Ik vind dat u het onderwijs en ook de afkortingen daarin heel goed kent. Dat is allemaal heel goed, maar er zijn toch een paar zaken die niet juist zijn. We hebben het hier al een paar keer gezegd: een warme maaltijd is cruciaal. Iedereen erkent dat. Dat downsizen alsof dat geen kerntaak van het onderwijs is… Dat is geen kerntaak van de leerkracht. We vragen niet aan de leerkrachten om daar te staan koken. Ik heb vroeger ook warm eten op school gehad. De realiteit is dat er vandaag altijd maar minder scholen warm eten geven. Dat is een vaststelling. Je kunt dat in de grafieken nakijken. Daarnaast is het niet alleen goed voor het onderwijs, maar voor de hele samenleving omdat je gezonde manieren van eten leert op school. Dat maakt dat dat op een goede manier doorsijpelt in de hele samenleving en op langere termijn in de gezondheidszorg een heel groot voordeel heeft. Dat staat vast. Kijk naar de landen waar het vandaag bestaat.
Probeer me nu eens uit te leggen waarom er geen twee vliegen in een klap mogelijk zijn. We kunnen er nog een derde of een vierde vlieg bijnemen. Dat maakt me niet uit. Als je over heel Vlaanderen een samenwerking op poten zet waarbij je aan alle scholen gezonde warme maaltijden geeft, waarbij je dat verplicht voor alle jongeren in het lager onderwijs en gratis maakt voor alle leerlingen die het thuis sociaal moeilijk hebben, dan maak je een groot verschil.
Wil één iemand mij proberen uit te leggen dat het niet de kerntaak van de overheid is om dat te doen? (Applaus bij Open Vld, Groen, Vooruit en de PVDA)
En dan zeggen: ‘Ja, maar kijk, we moeten dat bekijken met de lokale besturen. Dat kan eventueel vanuit bepaalde onderwijskoepels komen. Die kunnen daar initiatieven voor nemen; die zijn daar vrij in.’ Dan heb je geluk als je in de ene stad woont, en geen geluk als je in de andere stad woont; geluk als je in de ene school zit, en geen geluk als je in de andere school zit. Dan kunnen we beginnen aanschuiven aan de school waar ze warm eten hebben. Dat is toch niet wat we willen? We willen toch dat elk kind dezelfde mogelijkheden heeft? Dat is toch waar het over gaat? Dat is toch een kerntaak?
Wat betreft de begeleiding en het feit van het leefloon: wij krijgen toch kindergeld? Ik krijg dat voor mijn kinderen elke maand op een gemeenschappelijke rekening. Dat moet dus op een goede manier bij de kinderen terechtkomen. Laat ons kijken op welke manier we dat kunnen doen. Laat ons ouders daarin begeleiden, ervoor zorgen dat ouders dat kindergeld gebruiken om die verplichte warme maaltijd te betalen. Laat ons ervoor zorgen dat het gratis is voor de anderen. Dat zijn zaken die we als maatregelen kunnen nemen. Gaat dat zwaarder worden voor leerkrachten? Neen. Gaat dat zwaarder worden voor directeurs? Ik zie niet in waarom. Ik heb niet de indruk dat dat in mijn onderwijs zoveel zwaarder was voor de directeur dat wij warm aten op school. Het is veel zwaarder voor een directeur die een lege brooddoos ziet of iemand met een pizza van de dag voordien. Dat is waar het over gaat. Dus laat ons daar inderdaad werk van maken.
Voorzitter, een klein vraagje aan u. Is het de bedoeling dat wij straks nog een paar zaken kunnen zeggen? Want anders zeg ik nu nog een paar zaken.
Nee, u hebt nog gelegenheid.
Ik mag straks nog zaken zeggen? Perfect. Dank u wel, voorzitter. (Applaus van Gwendolyn Rutten)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, u had het over vertrouwen. Ik ben zeer blij dat u ingaat op de vragen die ik aangaf, maar u weet dat ik zelf ook altijd een groot voorstander ben geweest van die proeftuinen, die proefprojecten. Ik ben dan ook blij dat het idee eindelijk ingang gevonden heeft en dat iedereen daar mee aan de kar blijft trekken. Ik hoop dat we die proefprojecten ook op het terrein kunnen waarmaken.
Wat ik niet hoor – en ik heb dat in het verleden ook al een paar keer aangekaart –, is het ontkleuren van die middelen. Want dat is net wat het terrein vraagt. Ik verwijs daar graag naar, minister, als ik het heb over het vertrouwen. Ik weet het, ik herhaal en ik blijf op die nagel kloppen, want dat is wat mij ter ore komt. Het is waarover besturen en schooldirecteurs heel vaak zeggen dat dat het niet gemakkelijk maakt.
Ik kijk ook uit naar die re-integratie. Het is geen ‘silver bullet’, daar hebt u gelijk in. Maar ik denk dat het toch wel belangrijk is, omdat er heel veel leerkrachten zijn die ziek zijn of ziek geweest zijn en die opnieuw aan het werk willen, opnieuw voor de klas willen staan en daar, met de huidige wetgeving, geen mogelijkheid toe hebben.
Collega’s, wie mij kent in de commissie Onderwijs – en ik kijk heel speciaal naar de collega’s van de Vooruitfractie –, weet dat ik niet iemand ben die dingen zegt om dan op Twitter of gelijk waar op sociale media een filmpje te posten of een tweet te plaatsen. Daarvoor doe ik het niet. Ik doe het omdat ik een heel groot hart heb voor ons onderwijs. Vraag het aan de collega’s, vraag het aan iedereen die mij volgt.
In het regeerakkoord staan er een aantal zaken die ik mee ondertekend heb, maar ik blijf erbij dat kinderen hun geloof bij het binnengaan van de klas niet aan de kapstok hangen. Vrijheid van onderwijs biedt veel vrijheid. Ik ben geen voorstander van staatsonderwijs, net zoals collega De Gucht ook nooit zou pleiten voor een centrale keuken in onderwijs. Maar vertrouwen in ons onderwijs is voor mij een betekenisvol symbool. Wie lokaal onderwijs maakt, moet vertrouwen krijgen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoor collega De Gucht vragen wat nu het probleem is met die warme maaltijden op school. Zoals u weet, zijn wij daar ook een groot voorstander van. Maar ik denk, als ik het debat vandaag heb gevolgd, dat ik daar goed op kan antwoorden. Ik begrijp eigenlijk niet waarom u die vraag stelt. Voor de N-VA is de taak van het onderwijs kinderen taal en rekenen bijbrengen. Al de rest is ballast. Ik denk dat dat vandaag weer duidelijk is geworden. Voor mij is het helemaal duidelijk.
Nu, ik wil misschien nog even verdergaan op de tien punten die minister Weyts heeft gedebiteerd. U bent niet ingegaan op de vraag over de herinvoering van de lerarenpool. Bent u daar nu voor of tegen? Dat is zeker een instrument om nieuwe en verse leerkrachten in het onderwijs te krijgen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, ik ben een beetje teleurgesteld dat het debat op een bepaald moment verengd is tot de kwestie van de lege brooddozen. We weten dat het veel breder is dan dit. Ik zou aan iedere partij willen vragen om eens in eigen boezem te kijken en te bedenken wat hier elke week bijna gevraagd wordt aan het onderwijs, aan de minister van Onderwijs en aan de overheid, wat zij kan doen binnen het onderwijs. We hebben het over de gezonde maaltijden, over de inclusie van het onderwijs, ongeacht de zorgzwaarte – iedereen moet in het onderwijs kunnen. We hebben de zijinstromers, ongeacht wat, die moeten kunnen instromen, al hun anciënniteit meenemen, de kwaliteit zien we later dan wel. De pedagogische vrijheid van de scholen willen we allemaal waarderen, maar we willen er wel allemaal onze zeg in hebben. De overheid onderneemt dan allerlei zaken die eigenlijk tot de pedagogische vrijheid horen, dat mag dus eigenlijk niet.
We spreken over de kloof, jullie spreken altijd over de kloof tussen kinderen die sociaal-economisch zwakker zijn en kinderen die economisch gegoed zijn. Maar als we jullie er dan op wijzen dat de prestaties van de sterkere leerlingen ook naar beneden gaan: oei, nee, daar mogen we niet over spreken. We wrijven het onderwijs van alles aan en soms is het gewoon op. We trekken geen leerkrachten meer aan, waarom? Ja, soms is het gewoon op. Er wordt gewoon te veel gevraagd.
Onze taak als overheid is inderdaad om alles weer in balans te krijgen. Maar evengoed is er ook een verantwoordelijkheid van heel het onderwijsveld, van de koepels en de netten, voor de organisatie van het onderwijs. Er is al heel veel vrijheid om het onderwijs anders te organiseren, maar men neemt niet altijd de initiatieven. En dan kom ik helemaal terug in het debat op wat de minister zei over het kenniscentrum. Dat is heel belangrijk. Er zijn al veel scholen die zich anders organiseren, met de middelen en met alles wat ze hebben van de overheid. Ze leggen alles bij elkaar en zoeken uit wat de beste organisatie is zodat ieder kind krijgt waar het recht op heeft. Die goede praktijken moeten we veel beter kunnen delen. Ik denk, minister, dat met de huidige en alle extra middelen die u in het onderwijs stopt, al heel veel zou kunnen gebeuren, ook voor de kinderen die in armoede leven. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Over de legebrooddozenproblematiek: ik zit hier met grote ogen te kijken naar hoe de meerderheid opnieuw bewijst dat ze met haken en ogen aaneenhangt. Wat hebben we allemaal gehad? De discussie over de praktijktesten, die 500 miljoen euro voor sociale woningen. Nu krijgen we opnieuw een meerderheid die openlijk ruziemaakt, over of er al dan niet warme gezonde maaltijden moeten komen op school. (Opmerkingen)
Ik kan alleen maar hopen, mijnheer De Gucht, dat u daar ook voor gaat vechten, dat dit niet een zoveelste belofte is. Want daarvoor is dit onderwerp veel te belangrijk. (Opmerkingen)
Conceptnota? Neen, neen, wij willen resultaten zien.
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, de lege brooddoos is cruciaal. Ik hoop dat er maatregelen volgen. Dat is een belangrijk punt, dat gaat over ongelijkheid in het onderwijs.
Maar het kernpunt blijft in dit debat natuurlijk het lerarentekort. Ik herhaal dus mijn vraag, minister. U erkent toch het belang van de anciënniteit van zijinstromers? Dat is een belangrijk criterium om extra leerkrachten aan te trekken. Hebt u laten berekenen wat het zou kosten om die anciënniteit te verhogen? Kunt u daar verder op ingaan? Want ik hoor daar niets over. Het argument dat de Raad van State dit verbiedt, klopt natuurlijk niet. De Raad van State verbiedt om het op een bepaalde manier te doen. Maar als je de anciënniteit gelijktrekt voor iedereen, wat zou neerkomen op een personeelskader waar heel veel mensen van jongs af aan in het onderwijs stappen en er blijven, hoeveel moet dat dan kosten? En is dat dan betaalbaar?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de laatste vragen betreft: stelt u ze vooral schriftelijk want ik heb dat antwoord niet in mijn mouw steken.
Ik wil nog even iets zeggen ter beslechting misschien van de discussie over de lege brooddozen/lege magen. Wat voor ons de essentie is – ik denk dat iedereen het daarover eens is –, is dat het geen kerntaak betreft van de scholen. We moeten toch wel zien hoe we als parlement zorgen voor de besteding van onze middelen. Als we heel veel onderwijsmiddelen vrijmaken, dan dienen die voor onderwijs, mag ik toch hopen, en niet om ervoor te zorgen dat die brooddozen gevuld worden. Daarover gaat het in wezen.
Mijnheer Rousseau … Ah, hij heeft ons opnieuw verlaten. Ik wil eenieder hier gewoon even wijzen op wat het Rekenhof en de Vlaamse Onderwijsraad daarover zeggen. Het Rekenhof heeft de rekeningen doorgenomen en heeft dan verwezen naar een advies van de Vlaamse Onderwijsraad en heeft zich daarbij aangesloten. Dat luidt heel eenvoudig en ik citeer op pagina 51, voor de amateurs: “De raad Basisonderwijs van de VLOR heeft een advies over kinderen in armoede geformuleerd, waarin hij stelt dat het niet de bedoeling kan zijn dat scholen met hun werkingsmiddelen aan armoedebestrijding doen. Als scholen maaltijden betalen, is het volgens de raad aangewezen dat zij daarvoor een bijdrage van het OCMW bedingen.”
Ik steun wat men in Antwerpen doet volledig. Dat is prima. Voluit lokaal beleid ondersteuning geven. Dat ondersteunen we voluit en we hopen dat eenieder in Vlaanderen dat voorbeeld zal volgen en dan zitten we allemaal op een lijn, samen met de Vlaamse Onderwijsraad, samen met het Rekenhof. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, wat mij bijgebleven is uit een van uw antwoorden is dat u zei dat de KOALA- screening een grote stap voorwaarts is en dat het iets is wat u vijf jaar geleden, toen de coalitie op dezelfde manier was samengesteld, niet voor mogelijk had gehouden. Als de positief ingestelde mens die ik ben, leid ik daaruit af dat het toch de druk is van het steeds sterker wordende Vlaams Belang die ervoor gezorgd heeft dat de kennis van het Nederlands op school ernstig wordt genomen. U weet dat onze kritiek is dat het een vrijblijvende screening is. Wij wilden een bindende screening, maar dat debat zal ik niet opnieuw voeren.
Er wordt naar de zijinstroom verwezen als een oplossing voor het lerarentekort. Die zijinstroom is belangrijk, maar ik wil toch nog eens benadrukken dat zijinstroom eigenlijk maar een klein gedeelte is van de winst die we kunnen boeken.
De grote winst die we kunnen boeken zijn de startende leerkrachten die binnen de vijf jaar terug uitstromen. Dat is het grootste probleem. Die mensen moeten we kost wat kost in het onderwijs houden. Dat gaat over het lerarentekort. Aan de andere kant hebben we ook het probleem van de kwaliteit van de leerkracht. Dat kwam vandaag ook al aan bod. In het peilingonderzoek was duidelijk dat als je leerkrachten voor de klas hebt die zelf wiskunde onvoldoende beheersen, het heel moeilijk wordt om wiskunde aan te brengen aan de leerlingen. Daarom vind ik het heel belangrijk dat onze leerkrachten bijkomend worden geprofessionaliseerd. We hebben in Vlaanderen een achterstand. Internationaal scoren we niet zo goed met de middelen die naar professionalisering gaan.
Ik las ook, minister, dat u uitwerking gaat geven aan uw idee voor die bindende proef voor de lerarenopleiding. Dat vinden we een goed idee. Want naast het kwantitatief probleem dat we te weinig leerkrachten hebben, is er ook een kwalitatief probleem. Uiteraard zal dat de onderwijskwaliteit niet ten goede komen want – ik wou dat nog eens benadrukken – die peilingproef heeft gepeild naar de eindtermen. En, collega’s, die eindtermen zijn minimumdoelen. Dat is het minimum minimorum van wat onze leerlingen moeten kunnen. Als je dan ziet dat op bepaalde vakken 50 procent van de leerlingen er niet voor slaagt, dan zitten we met een zeer ernstig probleem waar absoluut iets aan moet worden gedaan.
Het is niet de eerste waarschuwing, minister. Het probleem stelt zich al heel lang. U probeert daar iets aan te doen met bijvoorbeeld die nieuwe ambitieuze eindtermen voor basisonderwijs. Dat is met de nodige vertraging, maar dat kwam door corona, uiteraard. Maar, minister, wat ben je met ambitieuze eindtermen als de leerlingen de oude, minder ambitieuze eindtermen niet halen? Door te meten word je niet noodzakelijk beter. Vandaar vinden wij, minister, dat er nood is aan het versterken van de kwaliteit van de lerarenopleiding. Zoals ik daarnet al zei: meer professionalisering van de leerkrachten. Ook de hele discussie over het begeleidingsdecreet, over kinderen met veel zorgnoden die in ons onderwijs nu in een gewone school zitten: dat moet beter geregeld worden met het Leersteundecreet, met meer capaciteit en vooral veel meer middelen.
Het is een pittig debat, voorzitter, ik zou willen besluiten. Debatten in dit parlement worden vooral gevuld met stikstof, klimaat, Oosterweel enzoverder. Mijns inziens, en ook dat van mijn partij, heeft de Vlaamse Regering twee heel belangrijke prioriteiten. En dat zijn Zorg en Onderwijs. Onderwijs is het begin van alles. Als het onderwijs keldert, keldert onze welvaart, onze maatschappelijke draagkracht en ons zorgvermogen. Kwaliteitsvol onderwijs garanderen en de niveaudaling stoppen moet de belangrijkste werf zijn van deze regering. Minister, en alle andere leden van de meerderheid, handel hier ook naar. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega Beckers, ik ga eerlijk zijn. U hebt een aantal dingen gezegd waar ik het mee eens ben. En dat gebeurt niet zo vaak. Het gaat dan over hoe we het lerarentekort moeten aanpakken. Maar waar ik niets over gehoord heb is heel de discussie over de lege brooddoos. Wat is jullie standpunt daarover? Kunt u dat verduidelijken? Ik ben benieuwd naar het sociaal gelaat van het Vlaams Belang. Ik zie daar niet zoveel van.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Goeman, voor de vraag. Het Vlaams Belang is absoluut geen tegenstander van warme maaltijden. Ze kwamen vroeger veel voor. Het is juist door de besparing van deze Vlaamse Regering, de niet-indexering van de werkingsmiddelen enzoverder, dat heel veel scholen die warme maaltijden hebben moeten terugschroeven. Wij zijn van mening dat als een school vanuit het pedagogisch project – in katholieke scholen is dat vaak vanuit caritas – warme maaltijden wil inrichten, ze dat moet kunnen. Er mag zeker niet op de werkingsbudgetten worden geknibbeld. Maar we zijn tegen een algemene verplichting. Er moet vrijheid van onderwijs en de keuze van de school blijven. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil gewoon heel kort reageren op de organisatie van de warme maaltijden. Dat heeft niets te maken met de teruggeschroefde werkingsmiddelen, dat heeft te maken met de organisatie van warme maaltijden en alle hygiënische voorwaarden die daar de voorbije jaren voor zijn opgelegd. Dat zijn de hygiënische voorwaarden waar men dus aan moet voldoen om een warme maaltijd te mogen aanbieden. Het heeft onder andere te maken met het op temperatuur houden en het aantal graden van de soep. Er zijn zo veel hygiënische maatregelen opgelegd dat sommige scholen op een bepaald moment gewoon hebben gezegd dat het voor hen niet meer haalbaar was en ze dat niet meer zouden doen, met uitzondering van enkel nog wat soep. Dat is ook wel een belangrijke reden waarom scholen daarmee zijn gestopt.
De heer De Gucht heeft het woord.
Het is duidelijk dat we hieromtrent een bijzonder interessante commissie zullen hebben in september, op het moment dat we de conceptnota zullen bespreken die ik heb neergelegd.
De redenering is anders: als men dat over heel Vlaanderen doet, kan de prijs worden gedrukt en kan het voor iedereen op een goede manier worden voorzien. Dan kan er ook in elke school worden geleverd. Ik zeg ook niet dat elke school morgen zelf een keuken moet hebben, zoals het in mijn tijd dan was. Dat zal sowieso met een verdeling vanuit keukens over heel Vlaanderen moeten gebeuren, maar als men dat in elke school doet, over de netten heen, kan dat eigenlijk op een heel goede manier worden georganiseerd. Dan is het gewoon warm houden. Laten we ons alstublieft niet verstoppen achter de redenering dat het bijzonder moeilijk is om de temperatuur van de soep te regelen en dat we daardoor geen warme maaltijden kunnen voorzien op scholen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mevrouw Krekels, ik geef u absoluut gelijk. Dat is de reden waarom het gedaald is, maar ook het niet of gedeeltelijk indexeren van de werkingsmiddelen in het secundair onderwijs en het feit dat de nieuwe leerlingen in het lager onderwijs maar voor 40 procent meetellen in de werkingsmiddelen – die discussie hebben we vorige week gehad – zullen absoluut niet hebben geholpen. De besparing op werkingsmiddelen zorgt er natuurlijk voor dat er keuzes moeten worden gemaakt en bij die keuzes sneuvelen vaak ook de warme maaltijden. Dat is jammer genoeg een realiteit. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik zou het met jullie willen hebben over de kok in de keuken van de klas van het onderwijs. Dat gaat over onderwijskwaliteit. Ik vind het eigenlijk bedroevend dat een onderwijsdebat, waarvan de aanvrager, mevrouw Meuleman, bij aanvang vroeg om ervoor te zorgen dat het niet in alle richtingen zou gaan, vooral over maaltijden ging.
Ik wil opnieuw naar het onderzoek gaan, collega’s, want daarover gaat het. Er is een resonantiegroep wiskunde waarin de vraag wordt gesteld hoe het nu komt dat we jaar na jaar achteruitgegaan zijn. Dat is vanmorgen in de webinar ook voorgesteld. Dat zijn toch de zaken waar we naar moeten kijken?
Ik haal er een aantal zaken uit. Langs de kant van de leerkrachten zijn dat tijd en vakdidactiek wiskunde in de lerarenopleiding. Daar moeten we naar kijken. De onderwijstijd en het aanbod, alsook het volgen van een methode en de invulboeken: dat zijn zaken die naar voren worden gebracht en waarover we moeten nadenken.
Ik krijg mails van leerkrachten die stoppen of – zoals collega Danen heeft aangehaald – na twee à drie jaar zeggen dat ze de lerarenopleiding doen, maar niet in het onderwijs stappen. Collega Grosemans heeft er ook al een vraag over gesteld. Met alle respect, collega’s, maar ik heb nog nooit een mail gekregen van een beginnende leerkracht die stopt omdat er op school geen warme maaltijden zijn voor de leerlingen. Sorry, die mails krijg ik niet. (Opmerkingen)
Ik krijg wel mails als het gaat over onder andere de didactische aanpak. Op dit eigenste moment is er een debat bezig tussen Dirk Van Damme en de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) over het wiskundeonderwijs, over de pedagogische aanpak en de gevolgen van bepaalde keuzes die zijn gemaakt in de pedagogiek.
Collega’s, de Vlaamse toetsen die we zullen invoeren, zijn een vinger aan de pols. Moet er in scholen pedagogisch bekeken worden of sommige zaken anders moeten worden aangepakt? Ja. Moeten we dan snel bijsturen als het misgaat? Ook ja. We moeten niet met bepaalde pedagogische hypes blijven verdergaan, dat staat ook in het rapport van Beter Onderwijs. We moeten niet blijven verdergaan als de resultaten verder en verder naar beneden gaan.
Met andere woorden: dat is de hand die ik hier uitsteek. Dat zijn de debatten die we moeten voeren. Wanneer een leerkracht vaststelt dat hij zich niet goed voelt bij de gebruikte pedagogische methode en dat die niet aansluit bij wat zijn leerlingen moeten bereiken, en wanneer anderzijds bij toetsen vastgesteld wordt dat de resultaten achteruit gaan, wat moeten we dan doen, collega’s? Dan moeten we inderdaad durven te kijken naar die pedagogische methode en dit ook durven te benoemen.
Collega’s, een aantal jaren geleden was er grote consternatie in dit parlement omdat onderzoek uitwees dat bepaalde methodes voor Frans niet goed waren. Dat kon hier niet gezegd worden. Ja, je hebt de vrijheid om methodes te gebruiken, maar als de methode niet werkt, dan moeten we dat in dit parlement wel durven zeggen. Dan moet dat hier naar boven komen. En dat is iets wat ik vandaag nog niet gehoord heb in het debat, maar dat vanmorgen wel aan bod is gekomen.
Collega Daniëls, collega Groothedde wil u vol ongeduld onderbreken.
Over de pedagogische methode voor wiskunde? Ik kijk ernaar uit.
Dat weet ik niet. Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het niveau in dit parlement is er in elk geval niet op aan het vooruitgaan. Ik zat al een tijdje met mijn vinger omhoog. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik weet het, voorzitter, dat was niet op u bedoeld. Ik doelde uiteraard op die opmerking.
Daarnet ging het over leerkrachten die mailden in verband met de warme maaltijden. Ze mailen u misschien niet, collega Daniëls, maar mij wel. Misschien is dat wel omdat ze geen gehoor vinden.
Ten tweede, als het gaat over het niveau van wiskunde, dan is armoede in het onderwijs wel degelijk een thema. Ten eerste omdat een leerling inderdaad niet kan leren op een lege maag en ten tweede omdat een leerling in armoede de bijlessen niet kan betalen. Nu u voor een gigantisch lerarentekort staat, hebt u het nog altijd over het niveau, terwijl er gewoon geen leraren zijn. Mijn dochter heeft letterlijk al een jaar quasi geen wiskunde meer gekregen, omdat er geen leraar is. Ten derde, als een kind in armoede in de les zit en daar bijvoorbeeld de bijscholing moet inhalen die de andere leerlingen buiten de lessen krijgen, dan gaat dat niet. Daarnaast is het ook zo dat een kind in armoede het bijvoorbeeld moeilijk heeft om een rekenmachine aan te kopen – want het gaat inderdaad niet alleen over maaltijden. Al jaren wordt er gevraagd naar een maximumfactuur in het secundair onderwijs en wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat die leerlingen in armoede meekunnen. En u blijft maar bezig over het niveau. Wel, dit gaat over niveau, maar in de plaats heeft zo’n leerling in armoede een leerkracht nodig. En ook die ontbreken vandaag totaal.
U kunt dus blijven praten over de lat die hoger moet. Maar hoe gaat u de lat hoger leggen? Wie moet die lat hoger leggen? De leerkrachten zijn er niet.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Collega Daniëls, ik wil u hierin bijtreden. Alleen vond ik de manier waarop u dat een aantal jaren geleden deed, wat duidelijker. Toen heette het ‘een aanval op de pretpedagogie’. En dat is het. Ik ben het volmondig met u eens. Als je ziet dat iets niet werkt, dat een pedagogische methode niet aanslaat, dan heeft het geen zin om koppig vol te houden en te blijven doen alsof er niets aan de hand is, waarna de resultaten wel zullen volgen.
Een tweede punt waarop ik wil ingaan, zijn de invulboeken, een van mijn stokpaardjes. Ik denk dat het al jaren geleden is dat ik in dit parlement tussenkwam en zei dat de invulboeken een probleem zijn. Ik steun u in uw analyse, maar we hebben die analyse nu echt al wel genoeg gemaakt, mijnheer Daniëls. Wanneer gaan we daar effectief iets aan doen? Dat is, denk ik, de oproep van dit parlement. Ik weet dat er vrijheid van onderwijs is, minister. Ik weet dat we die commissie gaan oprichten over de pedagogische technieken die wel zullen werken en over de excellentievoorwaarden. Maar echt waar, als we – ook wij – blijven voortdoen op dezelfde manier, dan gaan we er niet komen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, ik wil enkel duiden dat ik dezelfde vraag gesteld had als de collega en dat de minister daar al op heeft geantwoord. De commissie kijkt hoe de kwaliteit van de handboeken is. Daar is al antwoord op gegeven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil toch op een paar zaken reageren. Collega Groothedde, het ging over peilingsproeven basisonderwijs. En daar zit de rekenmachine in de materialen die leerlingen krijgen van de school. Het zou u sieren, mocht u die webinar misschien gevolgd hebben. Wat ik hier breng, is vanmorgen ook aan bod gekomen in die webinar. Ik weet niet of u die gevolgd hebt, mevrouw Groothedde. Dat gaat over de verklaringen daarvoor. Daarover gaat het. Daarover heb ik het hier. En weer begint u over iets anders. U haalt het secundair onderwijs erbij. Het gaat over peilingsproeven basisonderwijs. Maar goed, doe rustig. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Ten tweede: de invulboeken. Daar zijn we het over eens, collega. Ik heb eigenlijk een heel eenvoudige oproep voor scholen. Er is een ongelooflijke vrijheid. Ik doe een oproep aan alle leerkrachten. Het enige wat moet, staat in de decreten die wij hier hebben goedgekeurd of staat in de besluiten van de Vlaamse Regering die binnen de regering zijn goedgekeurd. Al de rest is hun vrijheid. Invulboeken staan niet in een decreet en staan niet in een besluit. Als men daar morgen mee stopt, is er geen enkel probleem. (Applaus van Gwendolyn Rutten)
Beste leerkrachten, beste directies, als u vindt dat u te veel tijd stopt in allerlei papieren die u moet invullen, moet u twee vragen stellen, die eigenlijk bestaan uit een zin: welk decreet of welk besluit van de Vlaamse Regering verplicht u om dat te doen? Als daar geen antwoord op komt, kunt u daar rustig mee stoppen. Niemand zal u daarop kunnen aanspreken. Meer zelfs, uw school zal daar niet op afgerekend kunnen worden, want de inspectie kijkt naar de regelgeving.
Dat is empowerment, collega’s. Dat is professionalisering van leerkrachten. Een professional denkt zelf na. En als die vindt dat het niet werkt, dan moet hij daarmee stoppen. Die kracht en die macht hebben directies en leerkrachten. Grijp die. Doe dat.
Dus als de vraag is of wij hier een decreet moeten goedkeuren tegen invulboeken: dat moeten wij niet goedkeuren, want er is geen decreet dat verplicht dat er invulboeken moeten zijn. Stop er gewoon mee. De minister heeft nog verdere initiatieven daarrond genomen, namelijk die werkgroep – collega Vandromme heeft ernaar verwezen – die daar inderdaad rond gaat werken.
Ik wil nog twee zaken brengen, collega’s. Het eerste gaat over wat u pretpedagogie noemt. Het gaat over wiskunde lager onderwijs. Maaltafels drillen is niet altijd leuk. Dat is waar. Maar deze resultaten zijn verre van leuk. En dus moeten we misschien teruggaan naar recepten waarmee we wel nog goede resultaten hadden, collega’s. Wat deden we dan? Want die eindterm is niet veranderd. Maar de pedagogische methode is wel veranderd. Dat moeten we eens voorleggen.
Ten tweede zie ik in de resultaten een daling van het aantal leerlingen die zeggen dat ze rekenen belangrijk vinden voor hun toekomst. Dat is de ambitie, collega’s. Daar moeten we ouders, leerkrachten en leerlingen opnieuw van overtuigen: doe uw best, want dit is uw sleutel tot de toekomst én uw manier om de generatiearmoede te overstijgen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Danen heeft het woord.
Ik heb gewacht tot de heer Daniëls klaar was om een paar wat meer algemene vragen aan hem te stellen.
U hebt een paar keer naar het rapport van de commissie Brinckman verwezen, mijnheer Daniëls. Ik vind dat zelf ook een heel interessant stuk, waar we heel veel van kunnen leren. Voor mij is dat niet de Bijbel en ik hoop voor u ook niet. Maar als we uit die 58 voorstellen 10 prioriteiten zouden moeten kiezen, hoe zou u het dan aanpakken om daartoe te komen? Want ik hoor uw minister vaak zeggen: ‘We doen wat werkt’, maar ik stel wel heel vaak vast dat jullie vooral doen wat het buikgevoel ingeeft en heel vaak tegen adviezen, experten en rapporten in beslissingen nemen en dingen doen waarvan ik mij afvraag welke doelstelling jullie ermee willen halen. Hoe gaan jullie die punten prioriteren om tot bijvoorbeeld de 10 belangrijkste uit dat rapport te komen?
Een tweede vraag wil ik u stellen over de lerarenpool omdat de minister mij daar niet op wil antwoorden. We stellen vast dat leerlingen, jongens of meisjes, die afstuderen van de lerarenopleiding, snel afhaken omdat ze onzekere situaties meemaken, korte vervangingen moeten doen en uren sprokkelen. Maar ook oudere zijinstromers zijn in dat geval. Dat zijn ook instromers-starters. Een starter van 50 jaar komt ook voor. Ook voor hen is dat niet interessant. Zo een lerarenpool zou dat wel kunnen zijn om hen bijvoorbeeld voor een jaar de zekerheid te geven dat ze werk hebben. Hoe staat u tegenover dat voorstel, dat al bestaan heeft maar ondertussen helaas is afgeschaft?
De heer Daniëls heeft het woord.
Welke prioriteiten? Ik heb vastgesteld dat er 58 adviezen zijn rond 10 concrete speerpunten. Ik heb in de commissie Onderwijs ook al gezegd dat dit voor mij het schoolwerkplan is. Ik snap dat u daar vragen over hebt: een schoolwerkplan, wat zijn de prioriteiten? Dat is wat scholen zelf moeten beslissen, op basis van wat hun specifieke noden en vaststellingen zijn. Als een school bij de peilingsproeven wiskunde vaststelt dat ze goed bezig is, dan denk ik niet dat wij tegen hen moeten zeggen dat dat nu een prioriteit moet zijn. Als ze daarentegen vaststellen dat ze heel goed bezig zijn op het vlak van wiskunde maar in begrijpend lezen achterlopen, dan neem ik aan dat zij die prioriteit kiezen. Als men in een school huiswerk meegeeft om thuis wiskunde te oefenen – je kunt thuis 1001 oefeningen doen in wiskunde – en men vaststelt dat men de ouders moeilijker bereikt, of dat ouders zeggen dat ze niet weten hoe ze het moeten aanpakken, dan moeten ze daarop inzetten. Collega Vandromme pleit enigszins voor die vrijheid, maar ik denk dat het schoolwerkplan in dezen mee kan bepalen op welke noden die er in die school zijn men gaat inzetten. Ik denk niet dat wij hier moeten zeggen: ‘Dat moet u nu gaan doen of dat moet u nu niet gaan doen.’ Dat als antwoord op uw eerste vraag.
Ik kom tot uw tweede vraag. Beginnende leerkrachten haken af. Waar ik mij zorgen over maak, zijn leerkrachten, jonge mensen die zeggen dat ze leraar willen worden, die naar de lerarenopleiding gaan en op het einde van de lerarenopleiding zeggen dat ze geen leraar zullen worden. U maakt zich daar ook zorgen over want dat is in het verleden ook al uitgesproken. Dat delen we. Dat is voor mij de eerste analyse. Wat gebeurt er in de lerarenopleiding zodat een jonge mens zegt: ‘Ik wil ervoor gaan om de toekomst van Vlaanderen op te leiden, ik heb zelf leerkrachten gehad die mij sterker hebben gemaakt, ik wil hetzelfde doen’? En na drie jaar zegt hij: ‘Neen, dat ga ik doen.’ Dat wil ik weten. Wat gebeurt er daar in die lerarenopleiding?
Ten tweede zijn er die dan toch in de job instappen – er zijn een aantal mensen in de zaal die toen in die job zijn ingestapt – en na drie of vier jaar zeggen: ‘No way, hier ben ik weg.’ Zelfs met een fulltime, zelfs met een vaste benoeming, zeggen die: ‘Hier ben ik weg.’ Waarom?
Die praktijkschok: wat is dat? Ik zal er iets uithalen, wat vandaag nog altijd bestaat en wat ik nog zeer recent heb gehoord van een student: pakken papier, lesvoorbereidingen in lessequenties, 54 pagina's voor een les van 50 minuten. Hij had 54 pagina’s met vraag en antwoord, methodiek en wat hij allemaal ging doen. Hij had er tot ’s nachts aan gewerkt en stond kapot voor de klas. Voor 50 minuten, een lesuur. Zo werkt het niet. Zo werkt het niet! Dat je moet nadenken bij wat je doet en waarom je dat doet: ja. Maar dit is voorbijgestreefd, die pakken papier, die reflectieverslagen. Vraag aan de gemiddelde beginnende leerkracht wat die vond van de reflectieverslagen en die mensen lopen gillend weg. Dus denk ik dat we een ernstig debat moeten voeren, met onze lerarenopleidingen, ook naar aanleiding van de doorlichting van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Ik denk dat dat op zijn plaats is. We moeten dat debat aangaan over mensen die stoppen en mensen die de praktijkschok te groot vinden. Dit is de eerste stap bij het lerarentekort: zorg dat degenen die eraan beginnen er blijven, en zorg dat degenen die in de job zitten ook blijven.
Ik kom tot uw laatste vraag over de lerarenpool. Ik heb in het verleden bij ons op school leerkrachten gehad die in die pool zaten, die op dat moment geen lesopdracht hadden. Die werden dan gesprokkeld. Dat gaf een vals gevoel van veiligheid. Met het lerarentekort nu, stel ik vast, zeker en vast in knelpuntvakken en ook met wat minister Weyts nu net heeft gezegd, dat je uren kunt omzetten in punten en dat je die mensen wel een fulltimeopdracht kunt geven. Dat is misschien niet noodzakelijk een fulltimelesopdracht op dat moment, dat is waar, maar je kunt ze als school wel een fulltimeopdracht geven, of althans zicht bieden op een dergelijke opdracht.
Ik zie hele mooie voorbeelden bij scholengemeenschappen waar uren samengelegd worden en waar gepoold wordt. Dan kun je ook die zaken uitruilen. Ik zie dat de creativiteit op het terrein daar eindeloos is. Dat kan. Maar als we inderdaad die pool oprichten en daar ineens alle geld in steken, dan zijn we het wel kwijt om andere zaken te doen. Collega Danen, daar moeten we realistisch in zijn, hoe mooi het ook klinkt om mensen voor één jaar zekerheid te bieden in zo’n pool, dan komt natuurlijk uw vraag: wat het jaar nadien? Wat betreft de pool vandaag, volgend jaar zijn er opnieuw afstuderende leerkrachten. Die komen er dan bij. Gaan die dan een tweede jaar in de pool? En ook een derde jaar? Gaat die pool dan telkens aangroeien? We moeten er realistisch in zijn dat de evaluatie uit het verleden uitgewezen heeft dat er voor een aantal zaken een oplossing is, maar helaas is er ook het budgettaire, en voor een aantal andere zaken is er geen oplossing.
De heer Danen heeft het woord.
Over die pool zullen we later nog uitgebreider van gedachten wisselen. Ik wil nog even ingaan op de aanvullingen van de commissie-Brinckman. We hebben daar op 2 juli een uitgebreidere commissie over. Maar als we scholen in staat willen stellen om daaruit zelf de prioriteiten te nemen en in te voeren wat er hen gezegd wordt volgens hun eigen noden, dan heb je natuurlijk een sterk beleidsvoerend vermogen nodig in die scholen. Scholen komen vaak niet echt aan grote beleidsvoerende taken, omdat ze gewoon benomen worden door andere opdrachten. Denk bijvoorbeeld aan directeurs die voor de klas staan omdat er te weinig leerkrachten zijn.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat scholen een sterker beleidsvoerend vermogen hebben, zodat ze inderdaad betere organisaties worden? Het is natuurlijk ook zo: in een organisatie waar het goed loopt, vertrekken geen mensen.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
De uitstroom is het werkelijke probleem. Als in elke andere organisatie zoveel mensen zo snel opnieuw zouden vertrekken, dan zouden de alarmbellen niet alleen afgaan, dan zou er ook naar gehandeld worden.
Collega Daniëls, ik ben het 100 procent met u eens als u het hebt over de reflectieverslagen, over die paperasserij. Maar misschien moeten we de stap kunnen zetten naar: wat doen we er dan mee? Misschien moeten we toch maar eens oproepen, in de lijn van allerlei andere initiatieven, om eens volledig paperassenvrij te werken, een semester of een schooljaar. Laat ons dat gewoon eens proberen: één jaar paperassenvrij! Alleen maar lesgeven en dan eens kijken wat de resultaten zijn. Misschien zijn de mensen dan wel gemotiveerd! (Applaus van Willem-Frederik Schiltz en Tom Ongena)
De heer Daniëls heeft het woord.
Een eerste zaak waar ik altijd al voor gepleit heb als mensen vertrekken zijn exitgesprekken: waarom vertrekt u uit het onderwijs? En waarom vertrekt u uit deze school? Dat is zeer interessante informatie om te achterhalen hoe het komt dat mensen vertrekken. Want de ene school is de andere niet en het ene exitgesprek is het andere niet.
Collega Krekels heeft ook al veel naar de planlast verwezen. Ik heb net een oproep gedaan. Leerkrachten zouden inderdaad kunnen zeggen: welk decreet of besluit van de Vlaamse Regering verplicht mij om dit te doen? Ik doe hier een oproep. Ik vraag aan de journalisten om het in hun krant te zetten dat leerkrachten die vraag stellen op school. Welk papier moet ik opmaken? Uit welk decreet, uit welk besluit komt dat? Het antwoord mag niet Brussel, inspectie, parlement of minister zijn. Het gaat over het decreet, het besluit. Dan kun je heel veel papier schrappen.
Collega Danen, ik ben even kwijt wat uw vraag was.
Mijn vraag ging over het beleidsvoerend vermogen van scholen.
Kijk, dat is in alle sectoren zo: waar iemand enthousiast, gepassioneerd de troepen aanvuurt, heb je ook enthousiasme in de tent. Middelen in de klas en de school zijn belangrijk. We hebben dat in ons regeerakkoord gezet: middelen, centen maar ook de mensen. Dit parlement, wij allemaal samen, geeft bijna 15 miljard euro aan het Vlaams onderwijs van onze Vlaamse belastingbetaler. Enkel Luxemburg en Oostenrijk moeten we voor laten gaan. En toch krijgen we dit soort resultaten. Dan mogen we de vraag toch stellen: wat gebeurt daar?
Ik begrijp de collega die het heeft over kleuren, maar we kunnen toch niet blijven zeggen dat het allemaal wel goed komt, want we zien vandaag dat het niet goed komt. Dus moeten we bijsturen en ingrijpen.
Verder ging het over het beleidsvoerend vermogen van de directeur. U ziet hier iemand staan die ooit de opleiding ‘Beginnende directeurs basisonderwijs’ mee vorm heeft gegeven. Die opleiding is gestopt, omdat we de directeurs leerden om rechtstreeks met het werkstation van de administratie contact op te nemen, om zelf de omzendbrieven te lezen, om zelf externe nascholing in te kopen waarvan men zag dat ze goed was. Maar dat was blijkbaar niet de bedoeling. Ik denk dat we dat ook moeten durven zeggen, want beleidsvoerend vermogen wil ook zeggen dat je beleid kunt voeren, maar dan ook de gevolgen ervan dragen, collega’s.
Als bij de Vlaamse toetsen blijkt dat in bepaalde scholen de leerwens niet top is, dan zal er ook moeten worden gekeken hoe dat moet worden aangepakt, en waar er moet worden bijgestuurd. Dan moet er veel korter op de bal gespeeld worden dan alleen een peilingsproef en om de zoveel jaar een Programme for International Student Assessment (PISA), een Trends in International Mathematics and Science Study (TIMMS ) of een Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS). Om de directeurs te ondersteunen – minister Weyts verwees er al naar – zijn er degenen die erbij komen in de school om effectief de ondersteuning te bieden, samen met de middelen in de klas en in de school. Ook daarbij roep ik directeurs, leerkrachten en scholen op om kritisch te zijn, telkens hun gevraagd wordt om mensen en middelen af te geven, en te vragen waar het voor dient, waarvoor het wordt gebruikt, op welke manier ze daar return van krijgen en hoe de kwaliteit van het onderwijs zal stijgen. Dat zijn cruciale vragen, telkens opnieuw als er een factuur of een vraag komt van eender welke structuur of tussenniveau. Dat is de ‘empowerment’ die ik graag zou willen geven en de hand die ik uitsteek om daar met ouders, met directies, met inrichtende machten, met pedagogische begeleiding, met lerarenopleiding en met het parlement samen verder aan te werken. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Gucht heeft het woord.
Als we even kijken naar ons leerkrachtentekort, dan valt er iets op, ten opzichte van het OESO-gemiddelde. Het is namelijk zo dat wij één leerkracht hebben voor negen leerlingen, en het OESO-gemiddelde is één leerkracht voor dertien leerlingen. Als we verder kijken, dan zien we dat er wel een probleem is, aangezien die leerkrachten niet allemaal voor de klas staan en te weinig effectief lesgeven. 1500 leerkrachten zijn gedetacheerd naar andere instellingen, en daarnaast hebben we en versnippering in het Vlaamse onderwijs door dezelfde opleiding over de verschillende netten heen te geven. Daardoor zit je eigenlijk met verschillende kleine klassen en staan die leerkrachten bijgevolg allemaal voor kleine klassen. Dat is een probleem dat we moeten erkennen, en we moeten er eens over nadenken op welke manier we met die inefficiëntie omgaan.
Ik wil niet in herhaling vallen, maar daarnaast heb je nog de vakbondsvrijstellingen. Ik verwijt dat eigenlijk niet aan u, minister. Maar als ik kijk naar de moeilijkheden waarin we vandaag zitten, dan vraag ik me eigenlijk wel af of de vakbonden, als ze ’s morgens in de spiegel kijken, niet eens bij zichzelf denken: zouden we niet beter maken dat degenen die een vrijstelling hebben gewoon terug voor de klas staan? Zij zijn er toch voor de leerkrachten en de leerlingen. (Applaus bij Open Vld)
De heer De Witte heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, u was in mijn achting gestegen. Ik heb al twee keer gezegd …
U daarnet ook eventjes, dus pas op met wat u nu zegt!
Weet u hoeveel vakbondsvrijstellingen er zijn?
Driehonderd.
300. Weet u hoeveel leerkrachten er zijn? 168.000. 300 vrijstellingen voor 168.000 leerkrachten, dat wil zeggen: 3 vrijstellingen voor 1700 leerkrachten. Dat is dus 1 vrijstelling voor iets minder dan 600 leerkrachten.
Vindt u dát nu overdreven: één vrijstelling voor iets minder dan zeshonderd leerkrachten in een werkplaats waar vier op de tien mensen met een burn-out kampen?
Wel, stel dat die driehonderd vrijgestelden mee aan de kar trokken voor datgene waarvoor ze inderdaad initieel de lerarenloopbaan zijn gestart. Want ik neem aan dat ze geen lerarenloopbaan zijn gestart om in de vakbond te zitten, maar om de leerlingen te begeleiden naar een mooie toekomst. En misschien is het maar een druppel op een hete plaat, maar dan zou het misschien toch wel een goede druppel zijn om inderdaad weer voor die klas te gaan staan.
Weet u, wij hebben van die discussies gevoerd op het moment dat we in de grootste problemen zaten door corona. We gingen de pas gepensioneerde leerkrachten vragen om terug te keren, want er waren leerkrachten te kort en élke leerkracht die we konden vinden, was fantastisch en daar moesten we achteraan gaan. Is corona dan zo lang geleden dat we vergeten zijn dat elke leerkracht die we erbij kunnen halen, belangrijk is? (Applaus van Marino Keulen)
En is het dan geen probleem om ineens het hele debat ... U ging akkoord over verschillende zaken die de liberalen hier hebben gezegd. (Opmerkingen)
Neen. En op het moment dat het over die vakbonden gaat, blijft u vastzitten in dat vastgeroeste communistische denken. Probeer daar toch eens voorbij te gaan en het te hebben over ... (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Ja, ja, ik weet dat er liberale vakbonden bestaan. (Opmerkingen van Marino Keulen)
Het gaat erover dat ik vind dat elke vakbond in de spiegel moet kijken en zich moet afvragen of het, gezien de moeilijkheden die we vandaag ervaren, zo normaal is dat die leerkrachten niet voor de klas staan.
De heer De Witte heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, wat u eigenlijk zegt, is dat vakbonden gewoon geen enkele rol hebben. Dat is wat u zegt.
Eén vrijstelling op zeshonderd leerkrachten. Eén vrijstelling op zeshonderd leerkrachten. Die mensen dóén dingen. Het is niet dat zij daar niets zitten te doen.
U hebt het over een communistische visie. Ik wil u toch wel duidelijk maken dat er vele niet-communistische landen zijn waar vakbonden werken.
Als u iets zegt, zeg het dan duidelijk: ‘Ik vind dat één vrijstelling om vakbondswerk te doen om op te komen voor collega’s, in een relatie waar effectief ook een ondergeschiktheid is – een werkgever en zeshonderd werknemers – te veel is.’ Dan moet u dat zo zeggen, ook aan uw liberale vakbond. Dan moet u het zo zeggen.
Ik persoonlijk en mijn fractie vinden dat niet te veel. Wij vinden dat niet te veel. Wij vinden dat er veel krachten bij moeten komen in het onderwijs. Maar dat u daarop begint te schieten, dat is puur ideologisch en dat vind ik echt zeer, zeer laag. (Applaus bij de PVDA)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ja, het is ook wel eens verfrissend om de communistische partij N-VA-minister Weyts te horen verdedigen in die beslissingen. Samen één front. Wij denken hier duidelijk helemaal anders over. Dat is heel duidelijk. En dat is niet gewoon ideologisch.
De kernvraag van de heer De Gucht is de volgende. Wij zijn al bijzonder lang – niet alleen vandaag – aan het discussiëren over het lerarentekort. We zijn de middag begonnen met getuigenissen over leerlingen die al van in het begin van dit schooljaar geen enkele les Frans hebben gekregen. Geen enkele! (Opmerkingen van Kim De Witte)
Mijnheer De Witte, u hebt het woord niet.
Ik kan mij voorstellen – en dat zal u misschien verbazen – dat vakbonden voor bepaalde taken wel nuttig zijn, zeker als ze een moderne inslag hebben. Niet om te staken, niet om uit de les weg te blijven, maar wel voor andere dingen. Als je dan toch dat maatschappelijke engagement wilt opnemen, dan ga je op dit moment toch niet zeggen dat je uit de klas vertrekt? Dat is een totaal verkeerd signaal. En het zou u sieren mocht u dat erkennen. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz)
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik houd het zeer kort, voorzitter. Mevrouw Rutten, als leerlingen vandaag geen les krijgen omdat er geen leerkracht is, dan is dat in heel veel gevallen jammer genoeg omdat leerkrachten uit het onderwijs zijn gaan lopen of omdat leerkrachten een burn-out hebben. Weet u wie er opkomt voor de werkomstandigheden van de leerkrachten? (Opmerkingen)
Nee, dat is niet iets anders, dat is exact dit debat. Dat is exact dit debat. Weet u wie opkomt om ervoor te zorgen dat we die burn-outs kunnen verminderen? Dat is nu net onder meer de vakbond. En ik begrijp dat u wel houdt van vakbonden zolang vakbonden hun mond houden. Dat is bij de liberalen al twee- à driehonderd jaar zo, geen enkel probleem. Maar dat is een puur ideologische stellingname, waarover we hier uren kunnen discussiëren.
Maar als u nu zegt, mevrouw Rutten, dat die 300 mensen op de 168.000 leerkrachten geen rol hebben om ervoor te zorgen dat het werk werkbaar is, dat we de leerkrachten in het onderwijs houden en dat er meer leerlingen les krijgen, dan denk ik dat u heel weinig kent van de werkvloer in het onderwijs. (Applaus van Lise Vandecasteele)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik denk en ik denk dat niet alleen, maar het is volgens mij ook juist dat als we … (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Collega D’Haese, laat iemand nu toch eens uitspreken.
Als we in het hr-beleid van ons onderwijs iets willen veranderen – als we in ons hart kijken, zijn we het er allemaal over eens dat die gigantische tanker muurvast zit –, dan moet je tegen de vakbonden durven ingaan. Als je iets wilt veranderd krijgen, dan moet je die strijd durven aangaan. Voor mijn part gebeurt dat samen en in overleg. Maar op een dergelijk belangrijk moment het signaal geven dat het belangrijker is om uit de klas te stappen dan voor de klas te staan, dat je het belangrijker vindt om je vakbondstaken te doen dan om les te geven, dat is een symptoom van een diepere ziekte. Dat hele hr-beleid in het onderwijs is ziek. We kunnen dat alleen oplossen als we de strijd … Minister, daarvoor roep ik u op. Tot voor u minister was drie jaar geleden, was uw hele fractie week na week zowel met de koepels als met de vakbonden in debat om de zaken in beweging te krijgen. Sinds u minister bent, is dat heel wat minder. Ik denk dat we de confrontatie moeten durven aangaan als we echt zaken in beweging willen krijgen. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz)
Laten we alstublieft stoppen over de vakbonden.
De heer De Gucht heeft het woord.
Zullen we het hebben over maaltijden? (Gelach)
We zullen het daar sowieso over hebben in september, voorzitter, en we hebben het er vandaag al een paar keer over gehad. Het is zeker en vast een belangrijk onderwerp.
Minister, er zijn enkele maatregelen die we op korte termijn kunnen nemen. Volgens mij is de digitalisering nog niet voldoende of nog niet echt aangehaald. Door corona hebben we daar enorm op ingezet. We hebben daarin zwaar geïnvesteerd. Die digitalisering kan er ook voor zorgen dat we toch leerstof kunnen meegeven aan de leerlingen wanneer er geen leerkracht voor de klas kan staan. Laten we die mogelijkheid dan ook gebruiken. Het materiaal is er.
Moeten we nadenken over lesgeven voor grotere groepen? Op welke manier kunnen we dat doen? Doen we dat samen met leerkrachten in opleiding waardoor je een leerkracht en een co-leerkracht krijgt? Daardoor kun je de praktijkschok kleiner maken en mensen in de opleiding op een goede manier naar het beroep leiden.
We hebben het al gehad over de zijinstroom en we zullen het daar in de komende maanden verder over hebben. Ik begrijp dat we die anciënniteit op een goede manier kunnen oplossen en dat zal misschien stap per stap moeten gebeuren. Dat is goed, maar laten we kijken op welke manier we die langer dan tien jaar kunnen maken want dat zal nodig zijn.
Daarnaast pleit de commissie-Brinckman inderdaad voor een lerarenloopbaanpact om te kijken op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat de vlakke loopbaan van een leerkracht doorbroken wordt en dat je met andere woorden meer initiatieven kunt geven om die leerkrachten te behouden. Want dit is ook een van de zaken waarvan we ons bewust moeten zijn: omdat het een vlakke loopbaan is, is de uitdaging er na een tijd veel minder.
Ik heb daarnaast nog een paar andere zaken, voorzitter.
Dat is goed om te bespreken in de commissie.
Het gaat om hoe omgaan met diversiteit en op welke manier we kleur voor de klas moeten krijgen. Dat zijn allemaal uitdagingen waarbij de rechterkant het volledig mee eens zal zijn dat we die zo snel mogelijk aanpakken, maar we zullen dat debat in de commissie voortzetten. (Applaus bij Open Vld)
De heer De Witte heeft het woord.
Het is kwart over vijf, voorzitter. Ik denk dat het debat gevoerd is. Ik denk dat de essentie gaat over het aanpakken van het lerarentekort en ik ben er niet van overtuigd dat wij daar met deze regering in de komende jaren veel verandering in gaan brengen. Ik laat het daarbij, als ik mag.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Groen en Vooruit kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 17.45 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.