Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het plaatsgebrek in het buitengewoon onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, deze maanden zijn altijd wat spannende tijden: zullen alle leerlingen op ons Vlaamse grondgebied een plaats krijgen in de scholen waarvoor ze zich inschreven? Ook ditmaal hebben we geruchten of meldingen gekregen uit het buitengewoon onderwijs dat er daar niet voor ieder kind een plaats is waar dat nodig zou zijn. We kregen die eerste berichten vanuit Antwerpen, omdat zij via hun aanmeldingssysteem eigenlijk heel snel een heel goed beeld hebben van welke plaatsen ze te kort hebben, maar ondertussen hebben we ook uit andere plaatsen in Vlaanderen dezelfde geruchten mogen vernemen, dat de vrees daar ook is dat er hier en daar wat plaatsen te kort zullen zijn. Mijn vraag is dus heel eenvoudig: welke acties zult u ondernemen om tegemoet te komen aan deze tekorten? Hoe zult u daarop anticiperen, opdat we in de toekomst geen stijging van het plaatstekort meer zouden hebben?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de collega haalde het al aan: er zijn wat problemen. Heel wat leerlingen met een verstandelijke beperking, met een autismespectrumstoornis en met een gedragsstoornis of emotionele stoornis, vinden geen plaats in ons onderwijs, in het buitengewoon onderwijs, waarvan we heel specifiek kunnen verwachten dat men er ingaat op de zorgen die die specifieke leerlingen hebben. Sommige leerlingen komen terecht in een ander type, sommige leerlingen komen terecht in het gewoon onderwijs en, nog erger, sommige leerlingen hebben gewoon geen plaats. De alarmbellen gaan af in het onderwijs, dat al heel sterk onder druk staat. Er zijn een aantal acties ondernomen. Ik denk dat we echt wel een analyse van de cijfers moeten maken, want soms wordt er één oorzaak naar voren geschoven, en ik denk dat er verschillende oorzaken zijn. De capaciteitsmonitor zorgt er in elk geval voor dat we een inschatting kunnen maken van waar die tekorten dan precies zijn. Er zijn extra middelen. U gaf aan dat er geen geografische spreiding zou zijn van die middelen, dat men dat op een andere manier zou bekijken. Graag had ik daar duidelijkheid over. Is dat al het geval?
Minister, in elk geval is het voor ons zeer duidelijk: het leerrecht van elk kind is heilig. Om het even welk kind, welke noden het ook heeft, moet een plaats in het onderwijs kunnen krijgen. Hoe zult u ervoor zorgen dat kinderen een plaats kunnen krijgen in het gewoon onderwijs als de noden er zijn, als de ouders dat willen? Hoe zorgen we er ook voor dat die kinderen met specifieke onderwijsnoden ook de juiste ondersteuning op school kunnen krijgen?
Minister Weyts heeft het woord.
Als je kijkt naar de cijferevolutie, dan zie je bijvoorbeeld in 2013-2014 een piek. Dan hebben we het over ongeveer 50.000 kinderen en jongeren in het buitengewoon onderwijs. Vervolgens was er een sterke daling, dan een gestage stijging, en nu zitten we op 52.000. Dat is dus hoger dan die 50.000 van 2013-2014, wat toen op zich eigenlijk al een piek was, hoewel we ondertussen uiteindelijk 190 miljoen euro op jaarbasis investeren in heel het systeem. Toch is, eufemistisch gesteld, niet iedereen tevreden.
Wat doen we? Wat willen we nog verder doen? Op korte termijn is het natuurlijk puzzelen, samen met de lokale overlegplatformen (LOP’s): we bekijken hoe we kinderen nog geplaatst krijgen. Ik moet wel een nuance maken bij de cijfers die naar buiten komen. Die zijn natuurlijk het voorwerp van een overschatting. Enerzijds zijn er altijd wel dubbeltellingen omdat men zich op meerdere plaatsen inschrijft. Dat is normaal. Het aanbod in bepaalde types is beperkt, dus meldt men zich ook maar aan bij alle scholen in kwestie.
Een tweede element van nuance is natuurlijk ook dat scholen veiligheidshalve hun eigen capaciteit een beetje lager leggen. Ze zijn een beetje terughoudend en voorzichtig. Afhankelijk van de profielen die binnenkomen, kan men vervolgens de capaciteit een beetje verhogen. We stellen vast dat men daar wat op veilig speelt. Dat zijn elementen van nuance.
Op middellange termijn zorgen we natuurlijk voor extra capaciteit en willen we er ook voor zorgen dat de keuze voor het buitengewoon onderwijs minder snel nodig is. Wat de extra capaciteit betreft, hebben we sinds 2019, de start van deze regering, al 5000 extra plaatsen gecreëerd en gefinancierd. We kwamen toen van 47.000 plaatsen. Er zijn al serieuze inspanningen gedaan. Dat had budgettair ook zijn consequenties, namelijk 7,5 miljoen euro extra investeringen en ook nog eens 5 miljoen euro aan extra handen in de klas. Dat is natuurlijk ook een gevolg. Je moet niet alleen de extra plaatsen creëren, je moet er vervolgens ook voor zorgen dat je de mensen hebt om kwalitatief onderwijs te verstrekken aan die betrokken kwetsbare kinderen en jongeren. Die extra investering hebben we gedaan.
Nu kijken we verder naar de toekomst. Voor het eerst hebben we de capaciteitsnoden met de capaciteitsmonitor in kaart gebracht. Dat is nog nooit gebeurd voor het buitengewoon onderwijs. Dit is de eerste keer. We gaan er zelfs een prioriteit van maken. We hebben een middelenpot van 180 miljoen euro om op korte termijn extra capaciteit te creëren. We gaan in bestaande scholen zorgen voor extra schoolbanken. Van die 180 miljoen euro gaan we 25 miljoen euro prioritair gebruiken voor buitengewoon onderwijs. Met prioritair bedoel ik: als eerste. We hebben nu al een call gedaan waarvan we nog voor de zomer projecten willen goedkeuren. We willen dit ook allemaal faciliteren.
Ik wil u daar enkele zaken over meegeven. Voordien was het zo dat je enkel buitengewoon onderwijs kon organiseren als je dat voor twee types deed. Daarvan hebben we gezegd: neen, ook voor één type is dat goed. We maken het ook mogelijk dat je een vestigingsplaats kunt organiseren op een campus van het gewoon onderwijs, buiten de eigen gemeente van de school in kwestie. Je kunt ook altijd programmaties aanvragen. Ook daar hebben we de procedure vereenvoudigd. Tot slot is er nog de hele procedure voor modulaire units, zeg maar containers. Ook daar hebben we vereenvoudigd om sneller te kunnen schakelen.
Ik had gezegd dat we er ook voor moeten zorgen dat de keuze voor het buitengewoon onderwijs minder snel nodig is. Je stelt vast dat er inderdaad een toename is van het aantal gemotiveerde verslagen en van het aantal diagnoses door het M-decreet. Dat moet echt op de schop. Het Leersteundecreet komt eraan. Daar zorgt er onder andere voor dat er een draaideur is tussen het buitengewoon onderwijs en het gewoon onderwijs, die in twee richtingen kan gaan. Zo ben je niet gedoemd om ten eeuwigen dage in het buitengewoon onderwijs te blijven. We hervormen ook de ondersteuning zelf. Maar dat is misschien voor in de replieken.
Het is een heel complex probleem, maar alleszins zet de Vlaamse Regering alle zeilen bij om ervoor te zorgen dat deze kwetsbare kinderen op de juiste plaats terechtkomen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. U brengt terecht de capaciteitsmonitor aan. Het is inderdaad de eerste keer dat we zicht hebben op waar de tekorten zijn in ons buitengewoon onderwijs. Voorheen was dat niet opgenomen. Dat betekent natuurlijk dat we een heel duidelijk zicht hebben waar we op moeten inzetten.
U spreekt terecht over extra middelen. U spreekt van extra plaatsen. U spreekt van de vereenvoudiging van de regelgeving om vestigingsplaatsen te kunnen oprichten. Dat zijn allemaal zaken die aan de vraag tegemoetkomen. U zet daar dus op in. U gaf ook aan dat de scholen systematisch hun capaciteitsnorm wat lager zetten dan vroeger omdat de zorgzwaarte van de leerlingen toeneemt. Daarna worden gesprekken georganiseerd om te kijken waar welke kinderen nog aan toegewezen kunnen worden.
Ik zou hier een appel willen doen en u de vraag stellen of dit gebeurt over de netten en de koepels heen of dient dit binnen de koepel en het net te gebeuren? Als we dit doen over de koepels en de netten heen, gaan we natuurlijk een breder platform krijgen waarop we kunnen kiezen en waarmee we de kinderen naar een juiste plaats kunnen doorverwijzen. Mijn vraag is of u dat zult opnemen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw antwoord. U geeft aan dat het een complex probleem is, maar toch zegt u dat er eigenlijk één oorzaak is. Dat is iets waar ik absoluut niet mee akkoord ga. Maar goed, er zijn extra infrastructuurmiddelen voorzien en u gaf in de commissie aan, minister, dat er scorematrices zouden worden bezorgd aan de onderwijsinstellingen. Ik ben zeer tevreden dat u geloof toont in het lokale terrein om tot een goede verdeling te komen. U hebt ook flexibiliteit beloofd. Dat is iets waar ik zeer positief over ben.
Maar, minister, we voorzien extra capaciteit, we bouwen extra mobiele units, ik hoop dat we dan ook extra personeel kunnen voorzien. In het verleden was het mogelijk om begin oktober te hertellen. Is dat ook iets wat u opnieuw voorziet of ziet u andere mogelijkheden zodat we het personeel flexibel kunnen inzetten? Met een klas waar geen leerkracht voor staat, zijn we immers niet veel in het onderwijs.
De heer Danen heeft het woord.
We zien inderdaad dat in Vlaanderen steeds meer kinderen in het buitengewoon onderwijs terechtkomen. De cijfers zijn de laatste jaren aan het oplopen. Wat mij bijzonder veel zorgen baart, is dat dus ook steeds meer kleuters naar het buitengewoon onderwijs gaan. Het bijkomende probleem – en ik mag het wel zo noemen – is dat men voor een stuk een gesegregeerde setting creëert. Eenmaal in het buitengewoon onderwijs, is het heel erg moeilijk om daar nog uit te geraken. Ik maak mij daar heel erg veel zorgen over, vooral omdat we zien dat nergens in Europa de cijfers op dat vlak zo hoog zijn. Natuurlijk is het buitengewoon onderwijs nodig, maar bij die grote aantallen stel ik me echt wel vragen. Ik vraag mij af of u zich daarbij neerlegt, minister.
De echte vraag is volgens mij hoe we ons gewoon onderwijs inclusiever kunnen maken, zodat we meer kinderen, mits de juiste ondersteuning, in het gewone onderwijs kunnen brengen en het buitengewoon onderwijs dan wel voldoende capaciteit heeft om de kinderen die het echt nodig hebben, daar te laten leren. Want leren is een kerntaak van de overheid, maar streven naar een inclusieve samenleving is dat ook.
De heer De Gucht heeft het woord.
Allereerst, minister, wil ik u hartelijk danken voor een paar zaken die u al hebt aangehaald. Die extra investeringen die u doet, zijn bijzonder goed. Ook de opening die u maakt, namelijk dat men niet meer verplicht wordt die twee types aan te bieden, gaat ervoor zorgen dat je een veel fijnmaziger net kunt uitbouwen. Dat is heel positief.
Als u het hebt over die extra campus, is het misschien toch ook interessant om, als je naar meer inclusie wilt gaan en – want dat haalt u ook aan – een uitwisseling wilt tussen het buitengewoon en het gewoon onderwijs, de beide te combineren. Daardoor organiseer je een wisselwerking tussen beide, want een van de problemen – zoals collega Danen terecht aanhaalt – is dat eenmaal je in het bijzonder onderwijs terechtkomt, het bijzonder moeilijk is om er weer uit te geraken. Dat terwijl – en die discussie hebben we in de plenaire vergadering onlangs nog gevoerd – men soms overdrijft met de diagnoses die vandaag gesteld worden en leerlingen niet op de juiste plaats terechtkomen. Ik denk dat dat een van de grotere uitdagingen zal zijn.
Daarnaast gaat extra capaciteit haar invloed hebben op het leerlingenvervoer – waarover we hier ook al veel gediscussieerd hebben – , en kan ze er inderdaad voor zorgen dat mensen geen 50 kilometer op een bus moeten zitten en daardoor te laat op school aankomen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw toelichting. Ik stel op het werkveld en in de maatschappij vast dat de meest kwetsbare kinderen, de kwetsbare ouders van die kinderen, de leerkrachten, de directies, de scholen en nu zelfs ook al de lokale besturen, zoals in Antwerpen, ook weer een beetje hun plan moeten trekken. ‘De situatie is verbeterd, want men investeert, men zet alle zeilen bij.’ Het werkveld zegt ook vandaag het tegendeel. Altijd maar meer kinderen met die problematieken weten niet meer waarnaartoe, en in Antwerpen moet men zelfs eigen middelen gaan bijleggen – wat toch geen kerntaak is – om te proberen een oplossing te bieden voor de problemen.
Wat mij dus helemaal niet duidelijk is, is dat u zegt: ‘We hebben heel wat serieuze inspanningen gedaan, we hebben al heel veel gedaan, we zetten alle zeilen bij.’ In de realiteit echter merk ik dat dat niet zo is. Mijn concrete vraag is dus: wat is de reden van deze tegenstelling? U zegt dat u al van alles hebt gedaan, terwijl het in de realiteit van kwaad naar erger gaat.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, u weet dat het Vlaams Belang enorm veel belang hecht aan een kwantitatief en kwalitatief aanbod in het buitengewoon onderwijs. De afgelopen maanden heeft de Vlaamse Regering eindelijk doortastend ingegrepen in het busvervoer voor dit onderwijs, maar het plaatstekort in de scholen zelf blijft nog altijd nijpend en we vragen ons af of dit probleem voor u dan niet minstens even dringend is.
Afgelopen vrijdag zei u in Het Laatste Nieuws dat de noden van het buitengewoon onderwijs tijdens de vorige legislatuur niet structureel in kaart werden gebracht maar nu wel. Dan is het toch een beetje vreemd dat we telkens in deze periode, dit jaar en vorig jaar, met grote tekorten worden geconfronteerd, vooral in het type 2 en 9. Blijkbaar hebt u dan toch nog niet altijd een goed zicht op de vraag en is er ondanks uw extra’s nog altijd te weinig budget om alle capaciteitstekorten weg te werken. Op die manier is het natuurlijk moeilijk om hier een proactief beleid te voeren.
Als we u een tip mogen geven minister: bespaar wat meer op overheidssubsidies – 1,8 miljoen euro aan Pukkelpop – en de multiculsector, want de noden in het buitengewoon onderwijs zijn veel belangrijker. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, u hebt extra capaciteit gecreëerd en u belooft dat er nog extra capaciteit bij komt maar het probleem is natuurlijk wel echt schrijnend. Ik lees dat in Antwerpen een op de twee leerlingen die zich willen inschrijven in het buitengewoon onderwijs geen plaats heeft. Het zou gaan over vijfhonderd leerlingen. Sommigen zullen thuiszitten, anderen zitten op een gewone school met te weinig omkadering. Het recht op onderwijs voor die kinderen staat onder druk.
Met het Leersteundecreet dat er aankomt, zal de vraag naar plaatsen wellicht toenemen, niet afnemen. Elke Struyf, hoogleraar Onderwijswetenschappen aan de Universiteit Antwerpen stelt voor, en de heer De Gucht verwees er al naar, om campusscholen te maken waar kinderen uit het gewoon onderwijs en kinderen uit het buitengewoon onderwijs samenzitten, eventueel bepaalde vakken samen kunnen volgen, de speelplaats delen en dergelijke meer. Overweegt u die optie om op die manier naar meer inclusie te gaan?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Danen, ik deel de bezorgdheid met betrekking tot de instroom van de kleuters. Dat is inderdaad heel opmerkelijk en ik laat het dan ook analyseren. Er hangt natuurlijk ook van alles samen met het tweede element.
Mijnheer Vandenberghe, we hebben sinds 2019 tot op heden vijfduizend extra plaatsen gecreëerd. Dat is ongezien maar tot mijn spijt is het inderdaad niet genoeg omdat de instroom zoveel groter is. Dat is ongetwijfeld ook een weerspiegeling van een maatschappelijke complexiteit maar ook, denk ik, van een zekere neiging tot labeling en overdiagnose. Dat moeten we ook erkennen.
Ik hoor geniale inzichten, mijnheer Laeremans. U zegt dat het eenvoudig is, dat we een eenmalige subsidie moeten omzetten in een jaarlijkse dotatie. Een soort vermenigvuldiging van broden dus. Dat zal niet lukken, maar dat is ook niet het enige probleem. We moeten er echt voor zorgen dat we capaciteit kunnen creëren en dat we vervolgens de leerkrachten vinden om ervoor te zorgen dat de kwetsbare kinderen en jongeren ook kwalitatief onderwijs kunnen genieten. Vandaar dat we inderdaad, en dat is geen verwijt, voor het eerst ook effectief de capaciteitsnoden van het buitengewoon onderwijs in kaart hebben gebracht in een heel traject voor de komende jaren omdat men er vroeger altijd van uitging dat het M-decreet soelaas zou bieden. Dat was de doelstelling, ervoor zorgen dat er minder mensen in het buitengewoon onderwijs zouden zitten, maar dat decreet heeft gefaald en heeft er net voor gezorgd dat we ondanks het M-decreet, ondanks de jaarlijkse impuls van 190 miljoen euro, nog met een ongeziene piek zitten van een instroom in het buitengewoon onderwijs van 52.000 leerlingen. And still counting. Dat is het drama, en daarom proberen we in te grijpen via de verschillende wegen die ik heb geschetst.
Er is gevraagd hoe ik die 25 miljoen euro die we dit jaar al willen toewijzen, zal verdelen. Men kan dat onmogelijk zuiver geografisch doen. Dat is ook afhankelijk van het type van beperking.
Soms is het, als het gaat over kinderen met een visuele of auditieve beperking, aantal scholen klein. Je kunt dan niet zeggen dat we daar in die of die onderwijszone zoveel aan zullen besteden. Dat gaat niet. Je moet dat op een hogere schaal bekijken. Voor sommige meer populaire types zal dat misschien wel weer gaan. We hebben de netten de mogelijkheid geboden om ter zake te overleggen. Meestal raakt men daar ook wel uit. Hier en daar zal er een schermutseling zijn, maar we zijn al blij als er voorstellen zijn. Als men extra capaciteit wil creëren, dan zijn we al blij, zeker als het gaat over bepaalde types, dat er een aanbod wordt gecreëerd. Daar kunnen we zeker op inspringen.
Hoe gaan we die extra middelen dan investeren? In extra schoolbanken op een gedeelde campus. Dat kan, we hebben dat mogelijk gemaakt. Ook via de uitbreiding van het buitengewoon onderwijs en het gewoon onderwijs of via de creatie van nieuwe scholen.
Mag ik afsluiten met een lichtpuntje? We bekijken dit nu toekomstgericht en gefaseerd, op grond van assumpties en onderbouwd. De volgende jaren – en daar zie je nu de eerste tekenen al van – zal de instroom in het kleuteronderwijs en lager onderwijs veel beperkter zijn, waardoor er zeker in bepaalde regio’s extra capaciteit zal vrijkomen. In de steden en de Vlaamse Rand zal dat nog niet het geval zijn, maar dat biedt wel de mogelijkheid om de zaken veel planmatiger te gaan aanpakken en er dus ook voor te zorgen dat er extra capaciteit komt voor het buitengewoon onderwijs, samen met én op campussen van het gewoon onderwijs.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden.
Collega’s, we zijn het er allemaal over eens dat elk kind in Vlaanderen het meest geschikte onderwijs moet krijgen. Daarvoor moeten we onze krachten bundelen, zodat we dit ook kunnen realiseren voor ons buitengewoon onderwijs. Dat zijn inspanningen vanuit de overheid – daar zijn we zeker niet blind voor –, maar ook vanuit de onderwijsverstrekkers, over de netten heen, om te zien waar er plaatsen zijn en waar de kinderen heen geleid kunnen worden.
Ik denk dat we dankzij de capaciteitsmonitor een heel duidelijk zicht hebben op waar de tekorten zich situeren en zo vraag en aanbod mooi op elkaar kunnen afstemmen. Dan hoop ik dat we dat ook in evenwicht kunnen brengen en deze problematiek in de toekomst kunnen vermijden. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Helaas, minister, u antwoordde alweer niet op een van mijn vragen. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ik zou beginnen te denken …
U mag eigenlijk ook maar één vraag stellen.
Maar ik had ook maar één vraag, namelijk of u wilt ingaan op de vraag om ook extra personeel te voorzien, niet alleen extra … (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ja, oké, ik heb hier al veel steun gehoord voor ons ideaalbeeld dat we al een paar keer naar voren hebben geschoven om het gewoon en buitengewoon onderwijs dichter bij elkaar te brengen. Ideaal zou zijn dat een leerling door dezelfde schoolpoort kan als zijn broer of zus. Het beste onderwijs is daarbij altijd onze doelstelling, alsook de garantie op het leerrecht van elk kind.
Minister, ik geef u drie taken mee voor thuis. Eén, breng duidelijkheid op het terrein. Er zijn heel veel vragen en middelen, maar men weet niet wanneer en hoe die er zullen raken. Twee, zorg ervoor dat er geen wachtrijen ontstaan in het buitengewoon onderwijs. We hebben het Inschrijvingsdecreet voor het gewoon onderwijs dat ervoor zorgt dat er geen wachtrijen zijn. Dat geef ik maar mee. Drie, we kijken uit naar het Leersteundecreet, want daar zit, hoop ik, ook echt wel een oplossing in vervat.
De actuele vragen zijn afgehandeld.