Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, collega’s, afgelopen vrijdag trok de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aan de alarmbel over een zware vorm van acute hepatitis bij kinderen.
Hepatitis of leverontsteking wordt meestal veroorzaakt door een virus, maar bij deze acute vorm is de oorzaak nog onbekend. De eerste meldingen kwamen begin deze maand uit het Verenigd Koninkrijk en ondertussen zijn er wereldwijd al 190 geregistreerde gevallen. Het grootste aantal zieke kinderen vinden we dus terug in het Verenigd Koninkrijk, maar ook in andere landen, zelfs Europese landen, komen er gevallen bij. In ons land werd tot nog toe 1 geval geregistreerd, maar mogelijk zijn er nog meer die onder de radar blijven en zo dus nog niet geregistreerd zijn.
Bij de kinderen, die toch wel ernstig ziek zijn, blijken vooral de leverwaarden enorm verhoogd te zijn, maar kunnen er ook geelzucht en soms zelfs maag- en darmklachten voorkomen. De situatie is dus toch wel redelijk ernstig.
Een aantal kinderen testte ook positief op het adenovirus, een virus dat darmklachten geeft: in het Verenigd Koninkrijk testte de helft positief, de andere helft niet. Dat om aan te geven dat het oorzakelijk verband nog niet zeker is. In een aantal getuigenissen die we vanmorgen in de krant konden lezen, gaf men aan dat kinderen door de coronalockdowns minder buiten geweest zijn, waardoor de circulatie van het virus laag was en kinderen geen immuniteit hebben kunnen opbouwen. Dat is misschien een van de oorzaken, maar men weet het dus niet zeker.
In elk geval, minister, moeten we alert blijven voor de situatie. Het kan zijn dat er de komende weken of dagen nog meer gevallen bekend zullen raken. Vandaar mijn belangrijke vraag: hoe gaat het agentschap Zorg en Gezondheid om met deze situatie, waarvan we vandaag de oorzaak nog niet kennen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, u hebt het woord ‘alert’ gebruikt, en ik denk dat dat ook de juiste instelling is voor deze situatie. We moeten alert zijn voor wat zich vandaag in verschillende landen manifesteert. Ook in ons land is er al zeker één geval, vermoedelijk zelfs twee.
Wij werken met het agentschap Zorg en Gezondheid samen met de andere gemeenschappen en Sciensano om dit van nabij op te volgen, en dat volgens de gevalsdefinitie die het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) – niet de zanggroep AC/DC voor alle duidelijkheid – ons aanlevert.
De zoektocht gaat steeds verder, om te kijken wat de evolutie is van de casussen. Er wordt ook retroactief naar ziektes in de voorbije periode gekeken. Dat gebeurt in de ziekenhuizen en laboratoria en bij professionelen die gesensibiliseerd worden, zoals artsen, zodat we te weten kunnen komen wat er aan de hand is en tot een goede opsporing kunnen komen.
Wat opsporing betreft, wordt besmetting met een bepaald adenovirus als mogelijke oorzaak onderzocht, maar dat is nog niet zeker.
Wat wel al zeker is, wat ons land betreft ten minste, is dat er geen verband is met de gedetecteerde ziektecasussen in het buitenland. Ook dit doen we intussen, net zoals bij het coronavirus: we kijken waar die besmette gevallen vandaan komen. Zijn die in contact gekomen met andere? Zijn er causale verbanden te trekken? Dat is dus niet zo in dit concrete geval. Het agentschap Zorg en Gezondheid rapporteert ook aan de Risk Management Group (RMG), die de gegevens vanuit Vlaanderen verzamelt, net zoals voor de andere deelstaten in ons land.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is heel goed om de monitoring de komende dagen en weken goed in de gaten te houden want we moeten alert zijn voor het feit dat er nog meer gevallen kunnen komen. Het agentschap moet dan goede antwoorden kunnen geven en hopelijk vinden we ook snel de oorzaak van deze ziekte.
Het is natuurlijk ook zo dat virussen kunnen muteren. De RMG heeft daarover vorige week een overleg gehad. Het zou goed zijn dat die de mutaties van bestaande virussen in kaart kan brengen. Men geeft aan dat dat een van de redenen zou kunnen zijn. Vandaar heb ik ook een bijkomende vraag: hoe zal die afstemming tussen de RMG en de Vlaamse Gemeenschap gebeuren? Heeft de RMG plannen om de mutaties van de bestaande virussen in de komende weken te onderzoeken en in kaart te brengen?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Een nieuw virus heeft zijn intrede gedaan. We moeten alert zijn, maar professor Van Gucht benadrukt in zijn communicatie dat paniek zeker niet aan de orde is. We moeten goed weten wat er aan de hand is en zo goed mogelijk en nauwgezet het wetenschappelijke onderzoek opvolgen om zo snel mogelijk te ontdekken waar het virus vandaan komt. Het virus treft voornamelijk kinderen. Daarom heb ik een vraag, minister. Het beleid is vooral een federale aangelegenheid, maar gezien het om kinderen gaat, is mijn vraag specifiek aan u: hebt u daarover al gecommuniceerd met de artsen van Kind en Gezin en van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s)? Ik veronderstel dat vooral ouders bezorgd zullen zijn voor hun jonge kinderen. Plant u een specifieke communicatie om de artsen van Kind en Gezin en de CLB’s daarop te wijzen?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, het is belangrijk om al rekening te houden met de vraag, die bij u kan terechtkomen, om aan een vorm van bronopsporing te doen. In het geval er nog geen volledig zicht is op vanwaar die variant komt, zou het interessant kunnen zijn om die herkomst te traceren. We hebben daar enige ervaring mee sinds de coronacrisis. Bent u klaar om daar – als dat zinvol is – meteen mee van start te gaan?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
We moeten niet panikeren, maar inderdaad goed monitoren. Er zijn heel wat vragen en bezorgdheden, ook bij ouders, en dat is heel begrijpelijk. Vandaar heb ik een korte vraag: worden ouders die ongerust zijn, geïnformeerd en via welke kanalen gebeurt dat?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, wat ons betreft hebt u alle steun voor een waakzaam beleid, geen paniekbeleid. Ik sluit me aan bij de vraag van de collega’s. Het parlement heeft intussen al wat ervaring in het opvolgen van dergelijke zaken en met de monitoring. Ik heb nog een aanvullende vraag: is er ook in de capaciteit van mensen en middelen voorzien om die opvolging op een intense manier te kunnen doen in de komende weken en maanden? Wat is het specifieke budget daarvoor? Een paar maanden geleden sprak Steven Van Gucht in de commissie over de bredere aanpak en de terugblik op de coronacrisis enzovoort. De uitdaging is dat er nog heel wat werk moet gebeuren op het vlak van de monitoring van dit soort ziektes. Zijn we daar klaar voor?
Minister Beke heeft het woord.
Wat betreft de vraag over de relatie tussen de RMG en de deelstaten, zijn in de RMG ook de deelstaten vertegenwoordigd. We hebben bij de coronacrisis gezien dat de samenwerking op een heel intensieve manier gebeurt om ervoor te zorgen dat er niet alleen gegevensoverdracht is, maar ook dat er gedeelde expertise op wetenschappelijk vlak is.
Dat zien wij ook in dit geval. Alle laatste inzichten over de hepatitisproblematiek waar we vandaag in verschillende landen mee worden geconfronteerd, hebben we zeker nog niet gehad. Dat zal een opbouw van wetenschappelijke inzichten zijn die met elkaar worden gedeeld. Ook de informatie wordt met elkaar gedeeld. Het agentschap Zorg en Gezondheid rapporteert de gegevens vanuit Vlaanderen zodat dit verder kan worden opgevolgd voor ons land. Ook uw vraag over de mutaties is iets wat door de wetenschappers wordt bekeken, wordt besproken en verder wordt opgevolgd.
Wat de bronopsporing betreft, collega Van den Bossche, en ook wat de vraag van collega Vaneeckhout betreft, zult u weten dat we met de Vlaamse Regering hebben beslist om het team infectieziekten binnen het agentschap Zorg en Gezondheid te versterken. Daar zijn beslissingen rond genomen die nu in uitvoering zijn. Ik weet niet of de laatste aanwervingen al zijn gebeurd, maar we hebben alleszins de nodige budgetten vrijgemaakt. Het is inderdaad belangrijk om te weten waar men vandaan komt. Vandaar ook mijn antwoord: in de casus die we in ons land onderzocht hebben en die op dit ogenblik bekend is kunnen we geen causaal verband leggen met buitenlandse andere casussen, voor zover we dat op dit ogenblik weten. Maar u stelt natuurlijk wel een belangrijke vraag die beantwoord moet worden.
Bron- en contactonderzoek zijn op zich geen nieuw verhaal. Er zijn nog infecties waar we in het verleden mee werden geconfronteerd, precorona. Alleen de industriële schaal waarop we dat in de pandemie hebben moeten doen, heeft natuurlijk gemaakt dat we daar op een andere manier mee zijn moeten omgaan. Maar wat dat betreft hebben we een opgebouwde expertise die nu uiteraard ook wordt ingezet.
Ik denk dat het belangrijk is om de balans te houden tussen de twee zaken, zoals hier ook door de verschillende collega’s is gezegd. Aan de ene kant moeten we alert zijn, mensen informeren en sensibiliseren. Maar we moeten niet onmiddellijk in een grote kramp schieten. Dat is op dit ogenblik niet nodig. U hebt professor Steven Van Gucht van Sciensano geciteerd. Het is juist wat hij heeft gezegd. We moeten waakzaam zijn, we moeten ons goed documenteren met wat we in eigen land weten, met wat we – vanuit deze nieuwe situatie – ook vanuit het buitenland constant krijgen aangeleverd, en van daar uit moeten we ageren en interveniëren waar nodig, naar de verschillende doelgroepen. Dat kan dus ook naar de kinderen en naar de ouders van de kinderen zijn.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Inderdaad, minister, de intentie van deze vraag was om aan te duiden dat er geen paniek moet zijn, maar dat we wel alert en aandachtig moeten zijn, en dat we de problematiek goed moeten kunnen monitoren. Er leven op dit moment al heel wat vragen bij ouders die symptomen moeten gaan herkennen. Vandaar dat ik denk dat de sensibilisering en de informatiedoorstroming heel belangrijk zijn. Ik ben er ook van overtuigd – dat hebben we ook tijdens de coronacrisis gedaan – dat we ons moeten baseren op wetenschappelijke info. Ik ben er zeker van dat we op korte termijn heel wat nieuwe inzichten zullen gaan krijgen rond die hepatitis. Ik denk dat zeker die monitoring vanuit het agentschap goed is, maar dat we bij nieuwe inzichten en nieuwe informatie ook de ouders kunnen geruststellen en ze de nodige info geven waar ze recht op hebben. Dank voor de geruststelling.
De actuele vraag is afgehandeld.