Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de aanpak van de dalende reizigersaantallen bij De Lijn
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Somers.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, de coronacrisis heeft een zware impact op de werking van De Lijn. In 2020 daalde het aantal reizigers met 63 procent en vorige week konden we van directeur-generaal mevrouw Schoubs vernemen dat er nog steeds heel wat reizigers de weg naar ons openbaar vervoer niet teruggevonden hebben. In 2021 lag het nog steeds 20 procent lager dan in 2019, toen er nog geen sprake was van een pandemie.
Voor een stuk is dat natuurlijk te verklaren door het feit dat ons openbaar leven nog steeds redelijk stilligt en dat we nog moeten telewerken. Maar daarnaast is het ook zo dat heel wat reizigers die vroeger ons openbaar vervoer gebruikten ondertussen de weg naar andere vervoersmiddelen gevonden hebben. Studenten zouden meer de fiets gebruiken. De Lijn leidt dat af uit de verkoop van abonnementen aan studenten. Dat is uiteraard positief. Maar er zijn natuurlijk ook mensen die de weg naar de wagen gevonden hebben en samen met ons in de file staan. Dat is minder positief. Hoe dan ook verwacht De Lijn dat één op tien reizigers niet gaat terugkeren. Ze hebben een plan uitgewerkt om die reiziger opnieuw naar het openbaar vervoer te lokken. Ze denken daarbij aan aangepaste abonnementsformules, flexibele abonnementen die meer inspelen op het telewerken dat vandaag ingeburgerd is, alsook tijdelijke initiatieven met lagere prijzen.
Minister, elk initiatief dat aantrekkelijkheid van ons openbaar vervoer doet toenemen, juichen we toe. Maar ik denk niet dat we die reiziger zomaar terug naar het openbaar vervoer kunnen brengen. We gaan vanuit het beleid daar echt op moeten inzetten. Als we daar nu niet op anticiperen, dan gaat ons verkeersinfarct in de toekomst alleen maar groter worden en dat willen we natuurlijk allemaal niet.
En vandaar mijn vraag aan u: hoe gaat u samen met De Lijn de reiziger weer naar het openbaar vervoer brengen? Hoe staat u ten opzichte van de flexibele abonnementsformules?
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, goed om u hier te zien, goed dat u uw collega Peeters kunt vervangen. Collega Robeyns heeft het mooi geschetst, met de cijfers erbij. Het is behoorlijk dramatisch te noemen: in 2021 40 procent minder reizigers dan voorheen. Dat is ook logisch te verklaren, we hebben daar allemaal één woord voor: corona. Dat is ook voldoende geschetst.
Belangrijker en meer verontrustend is dat De Lijn veronderstelt dat 10 procent van die reizigers nooit meer zal terugkeren. Dat is een probleem, tenzij die 10 procent de fiets neemt in plaats van de bus. Dan is dat voor mij perfect, dan is er geen probleem. Maar we weten dat een heel groot deel van die mensen de wagen neemt in plaats van de bus, en dat is wel een probleem. Dat is niet goed voor het klimaat en voor de filevorming, die bedrijven honderden miljoenen euro’s per jaar kost.
Daarom is het belangrijk om daarbij stil te staan en dat te bekijken, niet alleen met campagnes en sensibilisering. Om mensen weer naar het openbaar vervoer te lokken, moeten we goede maatregelen nemen. Welke initiatieven gaan De Lijn en minister Peeters, en bij uitbreiding de Vlaamse Regering, nemen om de verloren reizigers terug te winnen?
Minister Somers heeft het woord.
Corona is heel destructief voor onze maatschappij, dus ook voor vervoersmaatschappij De Lijn. Dat is niet alleen bij ons zo, dat is in heel Europa zo en geldt ook voor de NMBS. Het klopt dat er eind 2021 ten opzichte van 2019 een reizigersverlies van 40 procent was. De Lijn verwacht dat ongeveer 10 procent daarvan niet gaat terugkeren. Maar De Lijn zegt dat niet alleen, alle Europese vervoersmaatschappijen ramen dat ongeveer 10 procent van de mensen gaat afhaken. Dat heeft te maken met lockdowns, met virusveiligheid, met gewijzigd mobiliteitsgedrag, met thuiswerken dat structureel zou blijven – en daar mogen we ons over verheugen. Dat is een fundamentele wijziging in ons economisch functioneren.
Wat moet De Lijn doen? Ze gaat op drie sporen werken. Het eerste spoor is marketing: de mensen door informatiecampagnes en dergelijke overtuigen van het belang en het voordeel van De Lijn, het alternatief in hun vervoersgedrag. Twee is werken aan een betere dienstverlening. Ik heb van de minister begrepen dat daar in de commissie al heel veel over gepraat is. Drie zijn de abonnementen van de toekomst. Dat zullen flexibele abonnementen moeten zijn, die inspelen op de nieuwe mobiliteitsnoden van mensen. De Lijn gaat daar onderzoek naar doen.
De Lijn heeft recent een onderzoek gedaan naar de marktbehoefte: wat hebben onze huidige reizigers nodig en wat hebben potentiële nieuwe reizigers of klanten nodig? Ze heeft dat onderzoek gedaan voor coronatijden. Er is met de gewijzigde omstandigheden een goed beeld nodig van de verplaatsingen en van de behoeften waar De Lijn kan op inspelen. Op basis van dat onderzoek – dat onder meer te maken heeft met deels thuiswerken, maar ook met combimobiliteit – zal De Lijn een voorstel formuleren van flexibeler abonnementen dat ze wil uitwerken en omzetten in de praktijk.
Dat zijn de drie assen waarop een vervoersmaatschappij moet werken: marketing, producten goed bekendmaken en goed in de markt zetten, een degelijk en tijdig aanbod, en een flexibel aanbod van abonnementen en mogelijkheden om van het openbaar vervoer gebruik te maken.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Dank u, voor uw antwoord, minister. Ik denk dat we inderdaad moeten inspelen op het vervoer van de toekomst en op de gewijzigde noden die er zijn. Minister, de beste manier om mensen te overtuigen om het openbaar vervoer te gebruiken, blijft een goede, kwaliteitsvolle dienstverlening. Dat blijft: voldoende aanbod, kwaliteitsvolle, betrouwbare en veilige bussen. Met andere woorden: dat de bus of de tram een beter alternatief is dan de wagen. Dat is natuurlijk waar tot nu toe, jammer genoeg, het schoentje vaak gekneld heeft. Voor een stuk kwam dat door besparingen in het verleden, waardoor de dienstverlening erop achteruit is gegaan. Corona helpt daar natuurlijk niet aan mee. Net als overal, zoals u zegt, wordt men ook bij De Lijn getroffen door corona, en moeten er vanwege ziekte ritten geschrapt worden.
Mijn bijkomende vraag aan u: hoe gaat u de kwaliteit van het openbaar vervoer verbeteren, en hoe gaat u ervoor zorgen dat er zo min mogelijk ritten geschrapt moeten worden?
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Ik ga ermee akkoord dat sensibilisering, campagnes en marketing belangrijk zijn, dat heb ik al gezegd. De flexabonnementen zijn ook heel belangrijk, daar hamer ik week na week op in de commissie. Maar ten gronde gaat het toch over de dienstverlening. Ik wil, eerder dan de collega die soms achteruitkijkt, wat meer vooruitkijken.
Ik denk dat er drie dingen zijn die van cruciaal belang zijn als het gaat over de dienstverlening. Ten eerste: dat het een betrouwbare dienstverlening is. Met andere woorden: een bus die aangekondigd is, die moet komen, uiteraard het liefst op het tijdstip waarop hij is aangekondigd. Ten tweede moeten het veilige bussen zijn, en ten derde moeten het vlotte verbindingen zijn. Net daar ligt de grote hervorming die we momenteel aan het doorvoeren zijn. Dat gaat over goede aansluitingen van de bus op het treinnet, maar ook op deelwagens, op taxi’s, en zeker ook op de fiets. Dat is een discussie die deze week in de media werd gevoerd: dat de fiets soms moeilijk te combineren is met de bus en de tram. Ik denk dat we daar echt nog extra inspanningen moeten leveren.
Vandaar mijn bijkomende vraag: hoe denkt u de combinatie van de bus en de tram met de fiets nog verder te verbeteren?
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, mevrouw Schoubs wil automobilisten overhalen om hun auto te laten staan en naar De Lijn te komen. Ik vraag me af op welke wijze ze dat wil doen, en hoe u De Lijn daarbij wilt ondersteunen. Ik vraag me ook af hoe je autobestuurders, die vaak uit meer landelijke gebieden komen, gaat overtuigen om hun auto te laten staan. In die landelijke gebieden is het openbaar vervoer vaak niet volledig of niet goed uitgebouwd. Als we kijken naar de basisbereikbaarheid die eraan komt, dan vrezen heel wat specialisten dat er eerder vervoersarmoede zal komen.
Ten tweede: ook de efficiëntie laat vaak te wensen over, en ik wijs zeker niet naar het personeel. We kunnen het ook nog over de veiligheid hebben. Ik heb deze week nog artikels gelezen van vrouwen die zich zeer onveilig voelen, niet alleen op de tram, maar ook op het openbaar vervoer van De Lijn. Hoe gaan we die mensen ervan overtuigen om toch het openbaar vervoer te nemen?
Als ik uw antwoord hoor, dan klinkt dat allemaal heel mooi. Maar we hebben het er in de commissie al herhaaldelijk over gehad. Mijn vraag, minister, is dan ook: neem nu eindelijk het heft in handen, om daadwerkelijk werk te maken van die dienstverlening. Op dit moment wordt die dienstverlening, zeker als we kijken naar de gegarandeerde dienstverlening, soms aangevochten door de vakbonden.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, in een tijd waarin we zoveel mogelijk mensen uit de wagen willen halen, om een halt toe te roepen aan de structurele files en om te komen tot een meer duurzame mobiliteit, is het niet goed om vast te stellen dat De Lijn structureel reizigers verliest. De Lijn is een belangrijke partner in de modal shift, en we moeten daar dus een tand bijschakelen. Er is natuurlijk onmiskenbaar de impact van de coronafactor, maar post corona moet het tij gekeerd worden. De Lijn moet daarom voor ons nog veel meer de kaart trekken van de combimobiliteit, waarnaar reeds werd verwezen. Vandaag vinden maar drie op de tien Vlamingen het openbaar vervoer en de fiets een valabele optie. Dat is veel en veel te weinig.
Minister, wat zult u doen om die combinatie, de combimobiliteit van fietsgebruik en openbaar vervoer, nog verder te versterken?
De heer D’Haese heeft het woord.
Beste collega’s, minister, ik zal een heel groot geheim vertellen: met marketing gaan we niet meer reizigers op De Lijn krijgen. Heel veel mensen die de bus nemen, kennen het spotje dat zegt dat de bussen van De Lijn allemaal fantastisch ontsmet zijn tijdens de pandemie. De mensen zien in de realiteit dat dit gewoon niet het geval is, en dat die bussen er vuil bij rijden. Met marketing alleen ga je er dus niet geraken.
Waar we er ook niet mee zullen geraken, is met het doorvoeren van dat desastreuze plan van basisbereikbaarheid dat vandaag op tafel ligt, dat vandaag heel De Lijn in zijn greep houdt dat en zelfs niet gerealiseerd geraakt, een plan waarmee een op de vijf bushaltes zal worden afgeschaft. U mag me uitleggen hoe we op die manier meer reizigers op de bus gaan krijgen, maar ik snap het niet.
Minister, beste collega’s, als u meer reizigers op de bus wilt, dan is er maar één optie: investeren in De Lijn, om te zorgen dat de betrouwbaarheid groter wordt, om te zorgen dat we die technische diensten er weer bovenop krijgen, om te zorgen dat we genoeg aanbod hebben, om te zorgen dat we genoeg kwaliteit hebben. Op die manier gaan we er meer mensen toe verleiden om de auto te laten staan en met het openbaar vervoer daar te geraken waar ze naartoe moeten. Dat is niet alleen goed voor De Lijn, dat is vooral heel goed voor onze mobiliteit, voor onze schone lucht en voor het klimaat.
De heer Bex heeft het woord.
Collega’s, we zien vandaag dat 90 procent van de bus- en tramgebruikers ofwel geen auto heeft ofwel geen rijbewijs heeft. Dat betekent dus dat De Lijn alleen maar die mensen bedient die geen alternatief hebben. Daar moet verandering in komen. Minister Somers, de Vlaamse Regering heeft daaromtrent in opdracht van dit parlement ook een aantal initiatieven genomen, maar die initiatieven zitten compleet in het slop. De hervorming van de basisbereikbaarheid, die hangt daar ergens in de lucht, maar wellicht komt die er pas in 2023 of na de volgende verkiezingen, en intussen gebeurt er niks om De Lijn aantrekkelijker te maken, om ons openbaar vervoer aantrekkelijker te maken. Wij vinden ook absoluut dat de deelmobiliteit, die combinatie van het gebruiken van de fiets en vervolgens het openbaar vervoer, zoals deze week ook aangehaald, veel meer moet worden gepromoot.
U zult ongetwijfeld van het kabinet van uw collega hebben meegekregen dat u moet verwijzen naar de Hoppinpunten, waar men gemakkelijk zal kunnen overstappen. Wat blijkt echter in de realiteit? Dat gaat supertraag. Er zijn er amper aangelegd. Was de basisbereikbaarheid er al geweest, zoals het moest, dan zouden die Hoppinpunten dus niet klaar zijn geweest. Hoe wilt u ervoor zorgen, misschien als minister van Binnenlands Bestuur, dat daar sneller werk van wordt gemaakt?
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, goede collega’s, de grote Cruijff zei het al: “Elk nadeel heb zijn voordeel.” Ik zie dit vooral ook als een soort luxeprobleem. Het feit dat mensen zich nu terugplooien op de fiets of kiezen voor telewerk, hoeft op zich niet dramatisch te zijn. We weten het allemaal, en dat verbindt ons: we hebben behoefte aan meer openbaar vervoer. Laat nu het volume dat vrijkomt in het aanbod, eventueel worden herverdeeld naar plekken waar er vandaag een tekort is, want we hebben nood aan meer openbaar vervoer, ik herhaal het, en dus moet dat ook geen probleem zijn. Laat daar inderdaad opnieuw duizend bloemen bloeien. Laten we ervoor zorgen dat er meer aanbod komt van De Lijn, van eventuele private aanbieders of alternatieve vormen van collectief vervoer, en op die manier de modal shift, waaraan absoluut behoefte is, stimuleren of een boost geven.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, vele vragen voor de minister van Mobiliteit, maar ik ben gelukkig ook aangesproken in mijn hoedanigheid van minister van Binnenlands Bestuur. Dan kom ik op vertrouwder terrein, en daar wil ik ook graag aan antwoord op bieden. Ik denk dat we met de gemeentebesturen inderdaad inzetten op mobiliteit, onder meer door het stimuleren, via het Lokaal Energie- en Klimaatpact (LEKP), van het promoten van deelmobiliteit: deelwagens, deelfietsen. Dat is ook een deel van het mobiliteitsantwoord. De Lijn is één speler in een totaalaanpak voor een nieuwe mobiliteit. Daarbij investeren we in fietspaden, om mensen nog meer te overtuigen om de fiets te nemen. Die mensen moeten we niet per se terug op de bus krijgen. De combinatie van de twee is heel interessant. Daarop moet worden ingezet. U zei dat het sneller kan met de Hoppinpunten. Wat sneller kan, moet sneller. Er zijn echter ook andere mogelijkheden om dat op een goede manier aan te pakken. Ik kan me ook inbeelden dat men combiabonnementen maakt voor de combinatie van deelfietsen en het openbaar vervoer, wat in sommige steden voor mensen een heel attractief idee zou kunnen zijn.
Het is evident dat we verder moeten blijven investeren in de uitbouw van degelijk openbaar vervoer. Dat is absoluut zo. Als minister van Binnenlands Bestuur vind ik ook dat de aanpak van de basisbereikbaarheid in handen geven van de lokale besturen en lokale besturen mee laten beslissen over het aanvullend net, een zeer goede keuze is. Dat is natuurlijk wennen en zich aanpassen voor sommigen. Sommige burgemeesters – ik ben zelf twintig jaar burgemeester geweest – krijgen immers natuurlijk klachten van burgers en verwijzen naar de hogere overheid. Soms gaat het over vragen die op een andere manier efficiënter en beter kunnen worden ingevuld, maar ze kiezen dan de vluchtheuvel van: ‘Het is niet mijn verantwoordelijkheid, het is de verantwoordelijkheid van anderen.’ Nu zitten burgemeesters rond de tafel om ernstig na te denken over dat aanvullend net en daar waar mogelijk alternatieven te bedenken.
Ik zie in mijn regio, maar ook in andere regio's, dat er op een constructieve en meer fundamentele manier wordt nagedacht – dat zijn geen gemakkelijke debatten – over wat collectief vervoer zou kunnen zijn en hoe we daar kunnen mee omspringen. Ik vind dat een goede keuze, ik sta achter die keuze. Als je mijn persoonlijke mening zou vragen, dan denk ik zelfs dat we daarin verder zouden moeten gaan.
Wat de kwaliteit van de dienstverlening betreft: het is evident dat je met marketing het probleem niet oplost. Maar goede informatie verschaffen, dat is wel nodig. Om de mensen die het openbaar vervoer nog niet hebben gebruikt of die niet die traditie hebben, zover te krijgen, moet je ze ook degelijk informeren. Dat wegzetten als totaal onbelangrijk, dat volg ik niet.
We moeten natuurlijk zorgen voor een goede kwaliteit en een goede dienstverlening. Dat is in coronatijden heel moeilijk en complex, ook in een arbeidsmarkt die verhit is. Er is heel veel vraag naar werkkrachten en het aanbod is beperkt. Het is een unieke kans voor onze samenleving om bepaalde groepen die tot nu toe te weinig op de arbeidsmarkt actief waren, te mobiliseren. Daaraan werken in deze coronatijden, dat is belangrijk. Dat geldt voor alle openbaar vervoermaatschappijen in heel Europa.
De wijze waarop we het mobiliteitsvraagstuk moeten aanpakken, zal een verhaal zijn van en-en-en. Het gaat erom De Lijn goed en performant te laten functioneren, mensen te overtuigen om massaler dan vandaag over te stappen op de fiets. De e-bike helpt ongelooflijk goed om mensen op langere afstanden de keuze te laten maken voor de fiets. Het betekent investeren in de publieke ruimte.
Het betekent ook durven inzetten op deelmobiliteit. Verschillende van onze steden kennen een snelgroeiend aandeel van mensen die overstappen op deelmobiliteit. Vandaag zijn er steden in Vlaanderen die het absolute aantal wagens zien dalen. In Gent en mijn stad Mechelen is het absolute aantal wagens aan het dalen terwijl de bevolking aan het stijgen is, omdat mensen massaler overstappen op deelmobiliteit. Dat kan ook een verstandige oplossing zijn in de aanpak van de vervoerscrisis en van de mobiliteitsuitdagingen die we hebben.
Daarin is De Lijn een heel belangrijke speler, maar het is een deel van een breder palet om antwoorden te vinden in Vlaanderen, dat door zijn ruimtelijke ordening niet de meest voor de hand liggende regio is om zich goed te laten bedienen door het openbaar vervoer.
Dat is misschien wel het sluitstuk. Op het vlak van ruimtelijke ordening staan we voor belangrijke uitdagingen en keuzes, en ook daar is de Vlaamse Regering – dat zijn dan andere ministers – op een ernstige manier aan aan het werken.
Tot daar enkele elementen die iets verder gaan dan de documentatie die de bevoegde minister mij heeft gegeven.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, inzetten op de kwaliteit van het openbaar vervoer, dat is inderdaad de kern. Het is de enige manier om mensen te overtuigen om het openbaar vervoer te gebruiken. Inzetten op kwaliteit is zeer moeilijk in tijden van corona, zegt u, maar dat is natuurlijk een probleem dat al van veel vroeger dateert. Het is al van voor corona. De reizigersontevredenheid is nooit zo groot geweest als nu en dat heeft niets te maken met corona. Het heeft te maken met het gebrek aan investeringen door besparingen. Daardoor is de dienstverlening erop achteruitgegaan.
Minister, ik hoor iedereen hier zeggen: meer openbaar vervoer. Ja, ik wil graag een oproep doen aan u en aan de Vlaamse Regering om daar onmiddellijk werk van te maken. We moeten inderdaad inzetten op kwaliteitsvol, betaalbaar, aantrekkelijk en veilig openbaar vervoer en voldoende aanbod.
De grote hervorming is hier ter sprake gekomen: basisbereikbaarheid is uitgesteld. Minister, maak gebruik van die tijd om werk te maken van een verbetering van het openbaar vervoer door gerichte investeringen en een beter aanbod, door kwaliteitsvolle bussen en trams, en door aangepaste abonnementsformules. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, de theorie van een goed en verstandig mobiliteitsbeleid is niet moeilijk. Dat weten we allemaal. Het gaat over een vlotte bereikbaarheid voor iedereen, meer duurzaamheid en dus overstappen op duurzame vervoersmodi. Het gaat over minder files, die ons bakken vol geld kosten. Eigenlijk zijn dat de drie grote lijnen die we moeten nastreven.
In dat kader past natuurlijk heel de hervorming van ons openbaar vervoer naar basisbereikbaarheid. Het is een beetje een containerbegrip geworden. In de feiten gaat het over: hoe geraak ik het snelst van A naar B, het liefst op een milieuvriendelijke manier, te voet of met de fiets naar de bus, met de bus naar het treinstation, en vandaar naar mijn bestemming, of een andere combinatie naar keuze – dat laat ik aan iedereen over. Die hervorming is cruciaal en is ingeschreven in ons regeerakkoord. Er zijn ook middelen voor. De contracten moeten nu worden gesloten.
Dit jaar is een cruciaal jaar en ik roep de bevoegde minister dan ook op om daar met alle macht werk van te maken zodat we, zoals De Lijn voorspelt, uiterlijk in juli 2023 de invoering van het nieuwe vervoersmodel voor ons openbaar vervoer kunnen realiseren.
De actuele vragen zijn afgehandeld.