Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, de laadpalen zijn onder uw bevoegdheid terechtgekomen. Ik heb onlangs een vraag gesteld aan de minister van Energie en Ruimtelijke Ordening. Misschien is dat onderdeel geweest van hoe dat in de krant vermeld staat, over de onmogelijke koehandel die binnen uw meerderheid gaande is.
U hebt via het systeem ‘paal volgt wagen’ de straal van de laadpaal tot aan de woning verlaagd van 500 tot 200 meter.
Ondanks uw conceptnota, ondanks dat u brieven hebt gestuurd naar de lokale besturen, hebt u dat nu toch verminderd. Als u ervan uitgaat dat er in 2025 35.000 laadpalen zouden moeten staan – ondanks het feit dat er in de conceptnota staat dat er waarschijnlijk via de forse versnelling die aan de gang is voor de elektrische wagens, er 90.000 laadpalen zouden moeten zijn in 2025 – , wat zou dat dan in 2030 moeten zijn, want dan ging u oorspronkelijk uit van 100.000 laadpalen? We moeten erover waken dat mensen in de bebouwde kom, in rijhuizen zonder garage of oprit, toch de mogelijkheid hebben en dat we hen de kans geven om zo'n wagen aan te schaffen. We zien ook dat door lokale besturen een retributie wordt gevraagd voor het niet-hebben van een parkeerplaats. Hoe gaat u daarmee om?
Voor de snelwegen hebt u aangegeven dat er elke 25 kilometer een laadvoorziening moet zijn. Hoe zult u daar met de betonstop, met de ontharding mee aan het werk gaan?
Minister, kunt u deze punten en uw beweegredenen toelichten? Welke impact heeft dit op de uitrol van de laadinfrastructuur?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u, mijnheer Pieters, om onze laadinfrastructuur en onze doelstellingen in de picture te brengen. Het is natuurlijk van essentieel belang dat zoveel mogelijk mensen zich op duurzame wijze verplaatsen, en elektrisch rijden in plaats van op een fossiele verbrandingsmotor is daar natuurlijk een belangrijk onderdeel van.
We weten dat 80 procent van de elektrische rijders ofwel thuis, ofwel op het werk oplaadt. Ook daar faciliteren we sowieso de elektrische rijders in. Maar we weten dat er nog altijd een vertrouwen moet zijn. Stel dat men onderweg ziet dat het bereik plots te klein wordt, dan moet men te allen tijde kunnen opladen. Daarom hebben we een heel systeem uitgerold via ons ‘Clean Power for Transport’-rapport dat we eind 2020 op tafel hebben gelegd en dat we nu volop aan het uitrollen zijn.
Wat betekent Clean Power voor Transport? Dat betekent dat we volop faciliteren op het publieke domein. Op het publieke domein willen we, zoals u terecht zegt, op onze drukke gewestwegen om de 25 kilometer laadinfrastructuur hebben. We hebben daar vandaag overal tankstations voor fossiele brandstoffen. Wel, we willen daar straks sowieso ook alle elektrische rijders hun batterij laten opladen. Dat is één systeem.
We willen daarnaast ook volop inzetten op laadinfrastructuur aan zoveel mogelijk bedrijven, winkelcentra, kortom semipublieke plaatsen die minstens tien uur per dag toegankelijk zijn voor eenieder. Dat geeft bijkomend vertrouwen aan de elektrische rijder. Daar zetten we dan ook ten volle op in en daarover hebben we een succesvolle call in de markt gezet.
Recent hebben we ons ‘paal volgt wagen’-systeem uitgerold, waarbij we aan lokale besturen en iedereen die elektrisch rijdt de mogelijkheid geven om de aanvraag te kunnen indienen om binnen een straal van 250 meter laadpaalinfrastructuur op het publieke domein te kunnen krijgen, zodat men te allen tijde – als men niet in de mogelijkheid is om thuis op te laden, geen oprit heeft of in een groepswoningbouw woont of dergelijke –de wagen kan opladen binnen die straal. Dat is de afstand die ook in Nederland wordt gehanteerd. Het is de meest gebruikelijke en comfortabele afstand om de wagen op te laden.
De heer Pieters heeft het woord.
U hebt het over meerdere laadstations. U weet ook dat meerdere mensen meerdere auto's hebben. We hebben ook al via de media kunnen vernemen dat als je drie of vier auto’s hebt, het laadvermogen thuis kritiek wordt. Mensen met een eigen laadinstallatie zullen dus toch moeten uitwijken naar publieke laadpalen.
Het principe van ‘paal volgt wagen’ gaat om publieke infrastructuur. Hoe zult u kunnen verzekeren dat mensen die geen gebruik kunnen maken van een thuislaadstation daar gegarandeerd gebruik van kunnen maken? U riskeert natuurlijk ook, bijvoorbeeld binnen de bebouwde kom, dat als mensen weten dat dit er binnen 250 meter is, er meer elektrische auto's naar die centra komen.
Ik dacht dat we juist probeerden, niet alleen vanwege de verbrandingsmotor, om zoveel mogelijk auto’s weg te houden uit het centrum?
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, collega’s, ik denk dat er nu vooral moet gecommuniceerd worden dat die laadpalen er komen en waar ze komen, en dat ze ook goed zichtbaar moeten worden geplaatst. We hebben het ‘point of no return’ bereikt. De elektrificatie van ons wagenpark is een realiteit. Ik denk dat nu vooral alle mogelijke twijfels en onzekerheden door een gerichte communicatie moeten worden weggewerkt, minister.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, u past het ‘paal volgt wagen’-systeem aan, en dat is op zich een positieve evolutie. Meer laadpalen, dat maakt het aantrekkelijker om een elektrische wagen te kopen, en dat zorgt voor minder vervuiling. Maar wij vragen ons af waar hier de prioriteiten van deze Vlaamse Regering liggen, en of ze juist liggen. Met de omslag van basismobiliteit naar basisbereikbaarheid stapt deze regering af van het idee dat iedereen een bushalte moet hebben op 750 meter van zijn deur. Daardoor gaan duizenden bushaltes verdwijnen. Zeker in landelijke gebieden is dat een heel groot probleem. Men weet niet of men nog kan rekenen op het openbaar vervoer. Daarnaast is de busvloot van De Lijn hopeloos verouderd en rijden er nog steeds maar een handvol elektrische bussen rond. Daar is er geen geld om te vergroenen. Maar als weg vooruit, als oplossing voor onze klimaat- en mobiliteitsproblemen zorgt u er wel voor dat iedereen aanspraak kan maken op een publieke laadpaal op 250 meter van de deur. Dat is een maatregel die vooral in het voordeel is van een groep mensen die zich een elektrische wagen kunnen permitteren. Wij vragen ons af of u dat niet beter zou investeren in duurzaam openbaar vervoer, voor mensen die zich geen elektrische wagen kunnen permitteren.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik vind het wel een mooi beeld: die 750 meter waar men de Vlaming vroeger een bushalte beloofd had, terwijl we nu gaan naar 250 meter voor een laadpaal. Maar eerlijk gezegd denk ik dat het een beetje een oneerlijke tegenstelling is. Ik denk dat er nog heel veel werk is op het vlak van openbaar vervoer, maar dat we tegelijkertijd ook volop moeten inzetten op de elektrificatie. U slaat die weg in, en wij hebben altijd gezegd dat we u daarin steunen, en dat we absoluut vinden dat Vlaanderen daarin een koploper moet zijn. Maar ik heb daarover ook al vragen gesteld, ook vorige week in de commissie, want we staan voor een belangrijke transitie, en die mag niet alleen zijn dat we al onze wagens elektrisch gaan maken, en dat er voor de rest niets verandert. Er moet meer ingezet worden op deelmobiliteit.
Heel die hervorming, en de laadinfrastructuur die we nodig zullen hebben, heeft ook een impact op het openbaar domein. De bouwmeester heeft daarvan gezegd dat het een ongelooflijke kans is om meer publieke ruimte te creëren. Ik vraag me af of er een intentie is dat uzelf, of de intendant die u hebt aangesteld voor de elektrificatie, gaat samenzitten met de bouwmeester om te bekijken hoe we die elektrificatie kunnen tot stand brengen binnen een ruimtelijke ordening die duurzaam is.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik wens daarbij aan te sluiten We hebben ons terecht een heel ambitieus Vlaams klimaatplan aangemeten, waarin de elektrificatie van het wagenpark een wezenlijk onderdeel is. Om die ambitie waar te maken moeten we inderdaad een vrij grote capaciteit aan laadpalen uitrollen over heel Vlaanderen. U verwijst daarvoor terecht naar een soort van driesporenbeleid. Dat is voor een stuk vraaggestuurd. Het is ook datagestuurd: er zijn plaatsen waar extra laadpalen nodig zijn vanwege het feit dat ze druk bezocht worden. Ten slotte kunnen de lokale besturen ook nog op eigen initiatief laadpalen voorzien via een ruimtelijk laadpaalplan. De potentieelkaarten daarvoor zijn onderweg. De vraag is: gaan we ze nog krijgen voor het einde van het jaar, zodat we daarmee aan de slag kunnen?
De heer Meremans heeft het woord.
Een laadpaalplan, allemaal goed en wel, 250 meter vind ik wel vrij krap. Dat zal wellicht niet overal haalbaar zijn. We zijn met heel wat steden en gemeenten bezig met de invulling en vernieuwing van de openbare ruimte. Daar komt dit nu ook bij. Ik hoop gewoon dat er voldoende overleg is. Hoe gaat u de gemeenten en steden verder ondersteunen bij de ontwikkeling van dat beleid?
Minister Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, bedankt voor de bijkomende vragen en suggesties. Dat geeft me de kans om het nog meer te verduidelijken.
Voor alle zekerheid: de mobiliteit van de toekomst zal zeker multimodaal zijn. We moeten volop verduurzamen en dat betekent inzetten op openbaar, collectief vervoer maar ook op de combimobiliteit, de deelmobiliteit, deelfietsen en dergelijke. Het is een volledig verhaal, het is niet de keuze tussen de ene ten laste van de andere.
Mensen laden voor 80 procent thuis of op het werk. Niet iedereen kan thuis laden, daarom moeten we op publiek terrein voldoende laadinfrastructuur voorhanden hebben. We hebben de ambitie gelanceerd om tegen 2025 35.000 laadpaalequivalenten te voorzien en tegen 2030 minstens 100.000 laadpaalequivalenten. Doen we dat als Vlaamse overheid alleen? Neen, we doen dat samen met onze lokale besturen. Daarvoor hebben we inderdaad heel recentelijk, niet langer dan vorige vrijdag, finaal het plan afgeklopt van het principe ‘paal volgt wagen’. We zetten in op het vraaggestuurd model. Waar is er vraag naar extra laadpaalinfrastructuur? Tegelijk is het datagestuurd, en daarbij maken we gebruik van de potentieelkaarten die op dit ogenblik worden opgemaakt door de administraties, Fluvius en de lokale besturen. Aan de andere kant moet het strategisch en planmatig worden bepaald: de lokale besturen die het eigen grondgebied het beste kennen, zitten mee aan de tafel om te bepalen waar de laadpaalinfrastructuur komt en waar niet.
Het is zeker niet de bedoeling, mijnheer Pieters, dat we daardoor meer auto’s richting centra of drukke winkelcentra willen laten laden. Het is wel aan de lokale besturen om op basis van de potentieelkaarten te bepalen waar extra laadinfrastructuur komt. Die potentieelkaarten zijn heel belangrijk, we zijn er volop mee bezig. Voor de dertien centrumsteden zijn ze volledig klaar en worden ze al gebruikt. De stad Antwerpen heeft op basis van de kaarten een plan om drieduizend extra palen te plaatsen. Dat is één. Finaal zullen ze in januari 2022 voor alle lokale besturen klaar zijn. Ik wil daarbij direct aangeven dat het een dynamisch systeem is. De kaarten zullen telkens opnieuw geüpgraded worden. Hoe meer ‘e-riders’ er zijn, hoe groter de nood aan laadinfrastructuur. Het is dynamisch en het zal blijven groeien.
Tegelijk komt er een digitaal platform waarop de elektrische rijder kan bekijken waar hij kan opladen en bijkomende aanvragen kan indienen.
Ten derde, wat zeker heel belangrijk is – en die bestekken worden zo snel mogelijk in de markt geplaatst –, is dat er ten behoeve van de lokale besturen een ‘charge point operator’ komt. Deze operator zal de lokale besturen ontzorgen en ondersteunen om te zien waar er bijkomende laadinfrastructuur op basis van het vraaggestuurd, datagestuurd en strategisch of planmatig gestuurde wordt geplaatst.
Herinner u dat we in het verleden één operator hadden. Allego zorgde voor alle lokale besturen voor informatie over bijkomende laadinfrastructuur op het publieke domein. Nu zal men per regio een ‘charge point operator’ krijgen. Die zal zorgen dat er op de juiste plaats de juiste hoeveelheid laadinfrastructuur komt, in overleg met de lokale besturen en op basis van de potentieelkaarten, die in elk geval handige tools zijn.
Ik heb er alle vertrouwen in. We zien dat het aantal mensen dat kiest voor een elektrische wagen, enorm begint te stijgen. We zien ook dat de laadinfrastructuur enorm begint te stijgen. Bij het begin van dit jaar hadden we amper 4000 laadinfrastructuren, vandaag zijn dat er 10.000. Ik ben daar heel blij mee. De targets van eind vorig jaar van 35.000 laadpalen vond men veel te ambitieus. Ik ben er zeker van dat we die ten volle gaan halen.
En als er op publiek domein laadinfrastructuur is voor iedereen die niet onmiddellijk thuis kan laden, in combinatie met om de 25 kilometer laadinfrastructuur langs drukke verkeersassen, ben ik ervan overtuigd dat elke elektrische rijder vertrouwen kan hebben in het systeem. Hij zal niet worden geconfronteerd met een lege batterij, hij zal te allen tijde zijn wagen kunnen opladen. Dat zal meer mensen overhalen om te kiezen voor een elektrische wagen. We weten dat vandaag de ‘total cost of ownership’ van een elektrische wagen al gelijk is aan die met een fossiele verbrandingsmotor, maar de aankoopprijs ligt weliswaar nog wat hoger.
We blijven de tendens volgen. De manager elektrificatie volgt zowel de modellen met batterijtechnologie op als de nood aan laadinfrastructuur zodat iedereen vertrouwen kan hebben in de toekomst ervan.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord.
We gaan een paar heel belangrijke jaren tegemoet, maar we moeten zien dat het correct gebeurt en dat er geen wirwar van inplantingen van laadpalen is.
Minister, het hangt van u af dat de 250 meterregel geen omgekeerd effect gaat hebben.
De actuele vraag is afgehandeld.