Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over geestelijke gezondheidszorg voor jongvolwassenen
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Vorige week werden Kortrijk en Waregem opgeschrikt door berichten over een man die met een wapen de buurt onveilig maakte. Er waren veel gevolgen voor de scholen, met een lockdown. We hebben dat allemaal gezien. Achteraf blijkt het te gaan om een jongeman van 18 jaar met een gekende psychiatrische problematiek, die voorzien was van een luchtpistool.
Het voorval leidde hoe dan ook tot discussies over de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg voor jongvolwassenen. Terwijl die mensen niet meer terechtkunnen in de kinderpsychiatrie, vinden ze ook niet voldoende aansluiting in de volwassen psychiatrie. En ook al is psychiatrie op zich een federale bevoegdheid, toch zijn er vele manieren waarop we ook vanuit Vlaanderen daarop kunnen inzetten. Zo werd er het afgelopen jaar veel werk gemaakt van laagdrempelige zorg die vooral een preventief karakter heeft. Ik denk onder andere aan de OverKophuizen. Dat is een waardevol initiatief. We gingen van 5 naar 31 OverKophuizen in Vlaanderen. Ik denk aan de investeringen die we hebben gedaan, zeer specifiek voor de centra geestelijke gezondheidszorg, gericht naar kinderen en jongeren. Minister, ik denk ook aan de investeringen die u eind vorige week hebt aangekondigd naar aanleiding van de Dag van de Geestelijke Gezondheid, waarbij u specifieke middelen inzet voor de ambulante verslavingszorg, waar collega Vanderheyden zo meteen zeker nog naar zal verwijzen.
Minister, we weten dat veel psychiatrische problemen en psychische problematieken ontstaan in de kindertijd en de periode van jongvolwassenheid. Net daarom is die continuïteit, die overgang van minderjarigheid naar meerderjarigheid van zo'n groot belang. Welke uitdagingen ziet u op het vlak van continuïteit in de geestelijke gezondheidszorg tussen minderjarigheid en meerderjarigheid? En op welke manier kunnen we daar vanuit Vlaanderen mee op inzetten?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Afgelopen donderdag werden Kortrijk en omstreken opgeschrikt door de melding van een potentieel gevaarlijke schutter. Scholen gingen in lockdown, een deel van West-Vlaanderen verkeerde in de hoogste staat van paraatheid. Gelukkig is het uiteindelijk al bij al goed gekomen. We hebben ook de tijd gehad om een stapje achteruit te zetten en alle feiten naast elkaar te plaatsen. En onmiddellijk worden wij ook in deze samenleving geconfronteerd met een ongemakkelijke waarheid, namelijk de waarheid over de rol van drugs in dit verhaal, in dit geval specifiek van cannabis. En eigenlijk moet het ons niet verrassen, collega’s. We hebben onze samenleving een beetje in slaap laten wiegen, we hebben ons niet genoeg verzet tegen het discours dat cannabis eigenlijk niet zo erg is en dus oké is. We hebben ons daar als samenleving niet tegen verzet en hebben dat gewoon laten gebeuren.
Ik wil zeker niemand met de vinger wijzen, maar af en toe vindt dat discours ook politieke steun. Dat is allemaal goed en wel, tot er psychoses optreden, tot dat gebruik misbruik en afhankelijkheid wordt. En het ergste van alles is, collega's, is dat wij eigenlijk beter zouden moeten weten. We weten dat er wetenschappelijk bewijs is dat cannabis kan leiden tot psychoses, zowel bij intensief gebruik als bij matig gebruik. En wanneer dan ook nog eens blijkt dat een op de zes cannabisgebruikers een problematisch gebruiker is en dat cannabis de meest voorkomende drug is, dan hebben we echt wel een probleem en moeten er alarmbellen afgaan. Dan moet het voltallige parlement maar ook u, minister, binnen de regering, deze zaak ernstig nemen. Hoe zult u zowel preventief als curatief inspelen op deze cannabisproblematiek? Hoe zult u het discours dat cannabis oké is en geen kwaad kan, mee de wereld uit helpen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Verheyen, in mij zal men geen bondgenoot vinden om te zeggen dat cannabis ongevaarlijk is, integendeel. Cannabis is wat mij betreft een product dat ernstige gezondheidsrisico’s met zich kan meebrengen. U hebt daar terecht naar verwezen.
Cannabis is gevaarlijk en het minimaliseren is wat mij betreft nog gevaarlijker, laat dat zeer duidelijk zijn. Daarom moeten we ons beleid daar ook op afstemmen. Dat betekent voor mij drie zaken. Ten eerste moet er bewustwording zijn. Er moet gesensibiliseerd worden. De Druglijn doet dat en informeert op de website. Daar wordt ook de link gelegd met psychoses, met schizofrenie en met mogelijke risico's bij het nemen van cannabis.
Ten tweede worden er ook campagnes gevoerd. De campagne Bijzonder Zonder is gericht op 15- tot 17-jarigen, op het onderwijs, op de jeugd, op de sport. Het is in die sectoren dat onze jongeren zich bevinden. Met die campagne willen we de gevaren van cannabisgebruik onder de aandacht brengen. Vier op de vijf jongeren in Vlaanderen gebruiken geen cannabis. Cannabis is een groot probleem voor een op de vijf jongeren, maar het is ook een heel duidelijk signaal dat vier op de vijf andere jongeren zeggen dat ze daar niets van willen weten. Dat is een goede zaak, maar we moeten hen er voortdurend op wijzen waarom het gebruik van cannabis wel gevaarlijk is. En dus is naast sensibilisering een tweede zaak van groot belang, namelijk vorming, waarin, zoals u weet, de scholen een bijzonder belangrijke rol spelen.
Ten derde is er de hulpverlening. Zoals collega Jans heeft gezegd, hebben we daar tijdens deze legislatuur al heel wat inspanningen voor gedaan. Het budget voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) is met 10 procent gestegen. Daar is 7 miljoen euro extra bij gekomen. En vorige week heb ik inderdaad beslist om de ambulante verslavingszorgcentra met 1 miljoen euro te versterken, een bedrag dat op het terrein van preventie tot gespecialiseerde zorg kan worden ingezet.
Daarnaast is er ook de onlinehulpverlening. U weet dat heel wat jongeren daar gebruik van maken. We hebben ook de onlinehulpverlening in de geestelijke gezondheidszorg met specifieke modules versterkt.
De specifieke aanleiding voor deze vraag zijn de gebeurtenissen die zich vorige week in Kortrijk, Waregem en Avelgem hebben voorgedaan.
Ten eerste, deze jongere heeft blijkbaar in de psychiatrische instelling geen hulp gekregen. Dat is een federale bevoegdheid, ik ga me daar verder niet over uitspreken. Enfin, ik ga me er misschien wél over uitspreken. Er is recent een rapport van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie gepubliceerd over de forensische opnameafdeling in de kinder en de jeugdpsychiatrie met heel duidelijke aanbevelingen. Ik denk dat we die aanbevelingen ter harte moeten nemen. Collega-minister Vandenbroucke heeft ook gezegd heeft dat hij met die aanbevelingen aan de slag gaat.
Het gaat inderdaad heel specifiek – en dat was de vraag van collega Vera Jans – over de transitieleeftijd. Die transitieleeftijd is van ontzettend groot belang. Vandaag zien we nog teveel een abrupt onderscheid tussen min achttien jaar en dan in één keer volwassen. Daar moeten wij op inspelen. We zijn daarin vragende partij.
Ten tweede, we moeten nog veel meer met een geïntegreerde aanpak werken. Ik kom zo meteen heel graag terug op de geïntegreerde zorg.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de duidelijkheid die u gaf. Ik denk dat er weinig woorden zo slecht gekozen zijn als de term ‘soft drugs’ wanneer het gaat over het onderwerp waarover we het hier hebben vandaag.
U hebt gesproken over de maatregelen die u hebt genomen in het kader van een preventief beleid. Ik blijf geloven dat dat essentieel en cruciaal is. Als we spreken over geestelijke gezondheid stellen we ons te weinig de vraag wat eigenlijk de oorzaak is van de toename van depressies. Waarom hebben veel meer mensen last van angst of andere aandoeningen? Waarom verliezen steeds meer mensen zich in middelen, in alcohol of drugs? En als we enkel en alleen maar kunnen concluderen dat we nood hebben aan meer hulpverlening, doen we niet enkel het debat tekort maar ook de mensen die vandaag wat aan de hand hebben.
Als we het probleem echt willen aanpakken, dan ligt de oplossing een stuk in die laagdrempelige, heel toegankelijke hulp. Daarnaast moet, wie terecht moet in de gespecialiseerde hulp, daar ook terecht kunnen. Mensen moeten daar ook daadwerkelijk geholpen worden, minister, en mogen niet van het kastje naar de muur gestuurd of doorverwezen worden. Hoe gaat u die verkokering verder tegengaan om dit soort problemen in de toekomst te vermijden?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik ben blij, minister, dat u die kwalijke, negatieve en desastreuze gevolgen van soft drugs en cannabis erkent en dat ik in u een bondgenoot kan vinden. U haalde ook de middelen voor de ambulante verslavingszorg aan. Dat is een goede zaak, zeker om die drempel te verlagen binnen de hulpverlening. Het zal u niet verbazen dat wij dat als N-VA-fractie toejuichen, het is heel welkom allemaal. Ik wil er wel eventjes bij zeggen dat die middelen niet naar de structuren maar effectief ook naar de hulpverlening, naar de verslavingszorg moeten gaan. In het kader van die bijkomende middelen had ik nog een bijkomende vraag, minister.
Hoe gaat u prioriteit geven aan de cannabisproblematiek binnen die bijkomende middelen? Bent u van plan prioriteit te geven aan de cannabisafhankelijkheid en die aan te pakken met die bijkomende middelen?
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister Beke, collega Jans, ik stel toch voor dat jullie eerst eens in overleg gaan met federale collega Sammy Mehdi, die voorstander is van het legaliseren van drugs voor recreatief gebruik.
Ik wil ook een andere kwestie aanraken. Hier gaat het vooral over de hulpverlening aan jongvolwassenen en de transitie, maar u hebt misschien ook de open brief gelezen van een moeder die in een gelijkaardige situatie verkeerde. De brief is verschenen in De Standaard. De moeder zegt eigenlijk dat niet alleen de jongeren nergens terecht kunnen, maar ook de ouders niet, en vooral dan de moeders die geconfronteerd worden met de problemen. Ik wil kort citeren wat die vrouw zei in de open brief. “Het zijn moeders die drama’s moeten voorkomen, een groot deel van de hulpverlening geeft niet thuis. Het probleem in die hulpverlening is niet alleen een gebrek aan geld, maar ook een gebrek aan empathie.” Vandaar mijn vraag.
Minister, wij moeten niet alleen de jongvolwassenen en mensen zoals vorige week in West-Vlaanderen helpen. Ik denk dat wij ook de familie moeten kunnen helpen. En blijkbaar is er daar in de hulpverlening toch een groot probleem mee.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, u weet vanwaar ik afkomstig ben, dus u weet ook dat dit in mijn zeer directe omgeving is gebeurd en dat het ook in mijn persoonlijke omgeving toch wel wat impact heeft gehad.
Ik wil eerst en vooral de vraag stellen hoe we hier hadden gezeten als het vorige week nog slechter was afgelopen. Dan was de verontwaardiging in Vlaanderen helemaal compleet geweest, denk ik. En dan hadden we moeten erkennen – we spreken hier vaak over kerntaken van de overheid – dat dit op deze manier op dit moment organiseren – en ik spreek niet over beleidsniveaus – eigenlijk een staat en een overheid onwaardig is en dat we falen in een kerntaak van de overheid.
Als het gaat over de verslavingszorg, ben ik het ermee eens dat wij moeten durven te zeggen dat ook cannabisgebruik problematisch is en dat daar grote risico's aan verbonden zijn. Maar onderzoek leert ook dat bestraffen niet werkt. Ook dat is wetenschappelijke evidentie. Als wij nog altijd toestaan dat mensen die de drempel oversteken om hulp te vragen, vier maanden moeten wachten om hulp te krijgen in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) – dat zijn cijfers van dit jaar –, dan blijven wij als Vlaamse overheid ook falen in die kerntaak, minister. Hoe wilt u daaraan tegemoetkomen?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, collega’s, het is al een paar keer gezegd, maar cannabis is geen softdrug. Cannabis is geen softdrug. Wat onze jongeren tegenwoordig van cannabis kennen, is in niets te vergelijken met wat tien tot twintig jaar geleden gebruikt werd. Cannabis nu is een product dat op synthetische basis en ook op bijna industriële basis gekweekt wordt. Daar zitten allerlei dingen in die heel schadelijk zijn, zowel voor de lichamelijke gezondheid als voor de psychische gezondheid. En die producten hebben een grote toegang tot onze jongeren. Als je ziet dat de helft van de zeventien- tot achttienjarigen aangeeft dat ze gemakkelijk toegang hebben tot cannabis, kun je wel stellen dat je met een probleem zit. Stel je voor dat dit met wapens het geval zou zijn, of met drugs als cocaïne of heroïne. We zouden ons zorgen maken, en terecht.
En de reden daarvoor, minister, is dat vooral in de scholen de distributie ervan nog welig tiert. Hoe gaat u in overleg met Onderwijs om die distributie aan te pakken en te zorgen dat onze scholen cannabisvrij worden?
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, als er vorige week iets nog eens heel pijnlijk duidelijk is geworden, is het dat de wachtlijsten in de zorg niet gewoon cijfertjes zijn. Dat is een heel concrete realiteit, die het leven van heel veel jongeren en volwassen Vlamingen en hun vrienden en familie dagelijks bepaalt. Als het dan gaat over jongeren die worstelen met een verslaving, is het heel pijnlijk dat jongeren die daarmee worstelen en aangeven dat ze hulp willen, die hulp vandaag niet krijgen en moeten wachten. Dat is het echt pijnlijke, collega Verheyen. Het is die realiteit die dagelijks jongeren en hun familie tot wanhoop drijft, getuige ook de reactie van de moeder van de jongen over wie vandaag gesproken wordt.
Ik denk dat we echt een collectieve verantwoordelijkheid dragen. Ik heb een heel concrete vraag voor u, minister. We moeten ervoor zorgen dat iedereen die in Vlaanderen zorg vraagt, die zorg ook krijgt. Welke initiatieven staan er concreet op de planning om die ambitie te realiseren? Ik ben vooral ook blij dat u niet zomaar verwijst naar het federale niveau, maar dat u ook zegt dat we moeten samenwerken. Ik denk dat dat cruciaal is. Als het gaat over hulp geven aan mensen die echt hulp nodig hebben, is samenwerking altijd een betere optie dan naar elkaar te verwijzen. Ik ben blij dat u die stelling hier vandaag ook hanteert.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, bij de achttienjarige jongeman uit West-Vlaanderen was er een problematisch cannabisgebruik, maar er was vooral ook het probleem dat de ouders van de jongeman aangeven dat ze al jarenlang tevergeefs op zoek waren naar psychische hulp voor hun zoon. En zij staan niet alleen. Een groep van psychiaters en psychologen heeft in het voorjaar berekend dat er niet minder dan 23.700 jongeren – dat is een rij van 475 bussen of een file van 7 kilometer lang – op de wachtlijst stonden voor psychische hulp.
Die lange wachtlijsten van zes tot acht maanden zijn een schande. Maar de echte schandvlek, minister, is dat die wachtlijsten al jarenlang aanwezig zijn en maar niet opgelost geraken. Elke keer als er een incident gebeurt, komt er een signaal van de minister: ‘We gaan er iets aan doen, we gaan het proberen aan te pakken’. Maar au fond blijft dat probleem duren en blijven die wachtlijsten veel te lang. De psychologen, psychiaters en iedereen op het terrein trekken al jarenlang aan de alarmbel, zeggende dat de signalen er zijn en dat de problemen gaan verergeren na corona. Zij vragen een Marshallplan, een groot plan om die wachtlijsten weg te werken en de psychische hulp die jongeren zoeken ook effectief te kunnen bieden. Het extra geld dat u vandaag investeert, 7 miljoen euro, is goed, maar is een muizenstap vooruit. Minister, mijn vraag is: wilt u effectief werk maken van het wegwerken van de wachtlijsten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, voorkomen is altijd beter dan genezen. Jongeren die in hun adolescentie zitten, proberen, experimenteren en zoeken een weg naar hun volwassenheid. Dan komt het erop aan om hen daarin te begeleiden en te helpen. Collega Jans heeft al verwezen naar de OverKop-huizen. Wanneer jongeren op een of andere manier worstelen met zichzelf, dan komt het erop aan om zo laagdrempelig mogelijk en zo toegankelijk mogelijk er voor die jongeren te zijn om aan te geven wat goed is en wat niet goed is. Voor alle duidelijkheid: cannabis is niet goed. Niet goed. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin en Filip Brusselmans)
Minister Beke heeft het woord.
En dus hebben wij met deze Vlaamse Regering het aantal OverKop-huizen van vijf naar dertig gebracht en structureel gefinancierd. Het is de ‘10-daagse van de Geestelijke Gezondheid’ geweest. Ik heb heel Vlaanderen ‘afgerotst’ om het ene na het andere OverKop-huis te kunnen openen. Ik wil iedereen die daar zijn schouders onder heeft gezet, de lokale besturen, de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) en andere partners, ervoor danken dat dat zo massaal is uitgerold. We wilden van vijf naar vijftien gaan en we zijn van vijf naar meer dan dertig kunnen gaan.
Is dat voldoende? Neen. Zijn er ouders die ook worstelen met vragen? Absoluut. Zijn er ouders die zich afvragen waar zij de weg moeten vinden? Absoluut. Moeten wij daar antwoorden op geven? Zeker en vast. We hebben ‘één gezin - één plan’ (1G1P) uitgerold en gebiedsdekkend gemaakt in heel Vlaanderen, om te vertrekken vanuit het kind, vanuit het gezin en vanuit de probleemstelling en dan te kijken waar we de antwoorden moeten gaan zoeken. We moeten niet vertrekken vanuit het aanbod om dan te zien dat men eigenlijk door het bos de bomen niet meer ziet. Dat is niet de goede aanpak. Vertrekken vanuit ‘één gezin - één plan’ is wel de goede aanpak.
Moeten we dat dan doortrekken in de jeugdhulp? Ja, absoluut. Moeten we zorgen voor minder verkokering, mevrouw Jans? Absoluut. We moeten absoluut zorgen dat al die actoren meer met elkaar spreken en vertrekken vanuit een casus. Absoluut. Daarom ben ik ook gestart met drie projecten. ‘De Ideale Wereld’ is voor alle duidelijkheid niet alleen een programma op de televisie waarmee je kunt lachen. Dat is ook bittere ernst. Dat vertrekt net vanuit dat uitgangspunt. Hoe kunnen we vertrekken vanuit geïntegreerde zorg? Hoe kunnen we vertrekken vanuit een casus en dan kijken wat de betrokkene nodig heeft? In dit geval was het een betrokkene die al drie keer in een gemeenschapsinstelling opgevangen was, die in een private organisatie in jeugdhulp opgevangen was, maar die uiteindelijk is terechtgekomen in een psychiatrische afdeling en daar om een of andere reden, waar ik voor de rest geen uitspraak over ga doen, niet is opgevangen. Wij moeten ons deel van het werk doen. We moeten zorgen dat dat op een geïntegreerde manier kan verlopen. Ik hoop dat we uit De Ideale Wereld, met de projecten en trajecten die we hebben opgezet, van het terrein kunnen leren om die verkokering een stukje van ons af te gooien en op een meer geïntegreerde manier te werken.
In die zin ben ik het ermee eens dat het niet alleen een zaak is van meer geld. Moeten er bijkomende investeringen gebeuren? Ja, en dat doen we. We hebben ze daarnet opgesomd. Maar het is ook een zaak van hervormen. Het is ook een zaak van stakeholders te leren met elkaar te praten. Het is ook een zaak om te vertrekken vanuit het kind en niet vanuit het aanbod dat we doen en dan kijken wie er vandaag bij ons toekomt en zien wat die nodig heeft.
Want als die dan morgen vertrekt, weten we dat nog niet alle problemen altijd zijn opgelost. Dat is waarom we met dit soort van projecten zijn gestart en we er lering uit willen trekken en ze zullen verduurzamen.
Wat cannabis betreft, hebben we 1 miljoen euro extra uitgetrokken, specifiek voor ambulante verslavingszorg.
Kijken we dan naar onze eigen gemeenschapsinstellingen. Voor de expertise in de gespecialiseerde gezondheidszorg, mijnheer Anaf, hebben we extra middelen uitgetrokken om te kijken hoe we vanuit bijvoorbeeld psychiatrische instellingen of andere die expertise in onze gemeenschapsinstellingen kunnen binnenbrengen. Er zijn middelen vrijgemaakt om dat te kunnen doen, want elk heeft zijn terrein. Maar de vraag is wel hoe we de bestaande expertise maximaal kunnen binnenbrengen.
En dan heel concreet – want dat was de vraagstelling vorige week: hij was minderjarig maar is vandaag meerderjarig en plots blijkt hij van de ene op de andere dag in een andere wereld te zijn terechtgekomen. Dat is geen goede zaak, daar zijn we het over eens. In het comité geestelijke gezondheidszorg is ook afgesproken – dat is een aanbeveling – om rond die transitieleeftijd te gaan werken. We kijken uit naar die aanbevelingen en willen die dan ook mee incorporeren. We zijn daar mee vragende partij voor.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, u hebt heel wat verschillende dingen aangeraakt tijdens uw antwoord. Ik denk dat we zeker nog de tijd zullen nemen om over een aantal daarvan in de commissie Welzijn van gedachten te wisselen. Ik denk dat het vooral van belang is – vandaar ook mijn vraag over de transitieleeftijd – dat we mensen van wie we weten dat er een gekende problematiek is, niet verliezen, niet loslaten. U geeft aan dat u de samenwerking wilt aangaan, dat u echt openstaat om daar verder op in te zetten.
Voorts deel ik de door u gemaakte keuzes. U zet volop in op het preventieve. Het is mijn overtuiging dat wanneer we dat op een doorgedreven, verstandige manier blijven doen, we er uiteindelijk toe zullen komen dat we die gespecialiseerde zorg – waarin we zullen moeten blijven investeren, maar niet enkel dat – kunnen voorbehouden voor mensen die daar dan ook terechtkunnen zonder wachtlijst, die daar geholpen worden en die inderdaad zo niet in een verkokerd landschap terechtkomen, waar ze te vaak worden doorgestuurd.
Ik merk vandaag ook dat we heel gericht beleid voeren naar verschillende doelgroepen. We hebben het vandaag met minister Weyts gehad over de studenten, met mevrouw Crevits hebben we het vaak over de landbouwers of over de zelfstandigen, over de senioren. Het is mijn overtuiging dat als we dat kunnen volhouden, als we ervoor zorgen dat de hulp en de preventie bij iedereen ingang vinden, we er ook voor kunnen zorgen dat de gespecialiseerde hulp er zal zijn voor de mensen die er nood aan hebben.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega's, ik denk dat we er ons van bewust moeten zijn, zeker in het bredere politieke debat, dat het gevaarlijk is om uitspraken te doen dat cannabis oké is, dat het geen kwaad kan of dat we denken aan legalisering en uitspreken dat we willen dat het gelegaliseerd moet worden. Dat is gevaarlijk. We weten allemaal goed – we hebben het daar ondertussen al een paar keer over gehad – hoe schadelijk de gevolgen zijn.
Ik denk dat het belangrijk is dat wij prioriteiten stellen. Ik zie dat wij met van alles en nog wat bezig zijn, vaak heel goedbedoeld, ook met voorstellen, maar ondertussen blijven dringende en urgente zaken op de plank liggen. Ik zou graag vragen om er een prioriteit van te maken om niet alleen uit te spreken hoe gevaarlijk cannabisgebruik is, maar ook te handelen in het beleid, zowel preventief als curatief, zowel bij jong als bij oud. Dank u wel.
De actuele vragen zijn afgehandeld.