Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de watersnood.
Het debat is geopend.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, ik zou graag een inleidende beschouwing houden, en dan ga ik richting het Overlegcomité. Collega Weyts zal mij dan vervangen.
Collega’s, het is natuurlijk een open deur intrappen, maar ook heel de Vlaamse Regering leeft enorm mee met de slachtoffers van de overstromingen. Vooral in Wallonië gaat het om een ongeziene ramp. 31 doden en op dit moment nog meer dan 120 personen die vermist zijn, dat is natuurlijk een verschrikkelijke balans. We hebben de beelden van de watersnood allemaal gezien. Die zijn hartverscheurend. Het moet verschrikkelijk zijn om je huis en al je bezittingen letterlijk te zien wegspoelen. Maar onze gedachten gaan natuurlijk in de eerste plaats uit naar de familieleden die de voorbije dagen geliefden verloren. Ik wens in naam van de hele Vlaamse Regering, van alle ministers, iedereen veel sterkte toe.
Ik wil ook heel expliciet onze hulpverleners bedanken, die in de meest penibele en moeilijke omstandigheden het beste van zichzelf hebben gegeven. Dank aan die hulpverleners, maar ook dank aan de gouverneurs en ook aan de burgemeesters – er zitten er hier een paar in de zaal – en de lokale besturen, die het beste van zichzelf hebben gegeven in de afgelopen dagen.
Ook in Vlaanderen zelf heeft het noodweer enorm veel schade aangericht, maar we zijn gelukkig aan veel erger ontsnapt. Ik was maandag in Maaseik, en collega Keulen zei daar dat het de ramp van ‘net niet’ was. Dat is misschien wel goed uitgedrukt. Ik heb daar zelf kunnen vaststellen dat het echt niet veel gescheeld heeft of we hadden ook nog veel grotere ellende meegemaakt. In Limburg, in Vlaams-Brabant en ook in Antwerpen hebben onze hulpverleners het beste van zichzelf moeten geven. Nogmaals heel, heel veel dank daarvoor.
Ook de golf van solidariteit die in Vlaanderen op gang is gekomen – eens te meer, want we hebben daar ook in het verleden al een aantal voorbeelden van gegeven – geeft hoop en moed. Vanuit alle hoeken van Vlaanderen wordt hulp aangeboden voor de slachtoffers en voor de gemeenten die in het rampgebied te liggen. De Vlaamse Regering wil die acties waar mogelijk en nodig verder ondersteunen. Als Vlaamse Regering engageren we ons om alle mogelijke hulp te geven die we binnen onze bevoegdheden kunnen bieden. Het lijkt me vanzelfsprekend dat we deze gigantische wateroverlast als ramp zullen erkennen. Daardoor kunnen mensen een beroep doen op het Rampenfonds in die gevallen waar de brandverzekering niet tussenbeide komt. Het gaat dan bijvoorbeeld over wagens die op straat stonden en die beschadigd of zelfs meegesleurd werden door de extreme regenval. Uiteraard moet er nog bepaald worden welke gemeenten specifiek binnen het rampgebied vallen.
Ik heb aan mijn administratie de opdracht gegeven om de procedure te versnellen en de nodige adviezen van het KMI en de Vlaamse Milieumaatschappij op de kortst mogelijke tijd te kunnen ontvangen. Ik roep iedereen op die schade heeft en hoopt een beroep te kunnen doen op het Vlaamse Rampenfonds, om zich zo snel mogelijk te melden bij dat fonds. Dat kan meteen, maar doe dat zeker binnen de zestig dagen. Dat kan zowel online, via het e-loket, als per brief. Ik heb er trouwens weet van dat er op dit moment al enorm veel aanvragen binnenlopen. Ik zal erover waken dat wie recht heeft op een vergoeding, die ook snel ontvangt. Ik gaf daar vandaag al de nodige instructies voor.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat getroffenen zeker ook hun dossier moeten indienen bij hun verzekeringsagent of verzekeringsmakelaar. Ik roep de verzekeringsmaatschappijen op om die dossiers prioritair te behandelen. De eerste contacten vanuit mijn kabinet met Assuralia zijn er al geweest. Trouwens, ook de federale overheid heeft al de nodige stappen gezet naar de verzekeringssector.
De Vlaamse Regering zal ook een vraag aan de EU richten voor tegemoetkoming uit het Europese Solidariteitsfonds. Ter informatie kan ik u meegeven dat de scope aan subsidieerbare kosten uit dat fonds erg breed is, van herstellingen aan infrastructuur tot noodhulp aan de bevolking tot reiniging achteraf.
Deze ramp spoort ons zeker ook aan om stevig en indien mogelijk versneld door te gaan met de forse investeringen die in het plan Vlaamse Veerkracht zijn voorzien, precies om beter het hoofd te kunnen bieden aan dit soort van calamiteiten. Ik denk dan aan de infrastructurele en andere werken, zoals de aanleg van wachtbekkens, die al zijn gestart of gepland in het kader van de Blue Deal, het ambitieuze Vlaamse plan om de gevolgen van de klimaatopwarming te helpen opvangen. Collega Demir zal daar straks ongetwijfeld nog dieper op ingaan.
Ziedaar, voorzitter. Ik zal over enkele minuten dit gremium moeten verlaten.
Collega’s, dan laten we nu de verschillende fracties aan het woord. Voor uw eerste tussenkomst krijgt u vier minuten per fractie. Dan is het woord aan de regering en dan krijgt u nog eens vijf minuten, waarin u onderbroken mag worden. Groen is de eerste fractie die het woord krijgt.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Beste collega’s, de afgelopen week was inderdaad ongezien. Het noodweer dat ons land, Duitsland en Nederland heeft getroffen, voelde ook echt als een zondvloed. Het bracht een immense ravage, met honderden vermisten en tientallen doden. Gezinnen verloren van de ene op de andere dag have en goed en hun geliefden. De kracht van al dat natuurgeweld maakt stil en nederig.
Tegenover de hartverscheurende beelden van kolkende waterstromen, kapotte huizen en verwoeste dorpen, stond tegelijk de gigantische inzet van de hulpdiensten en de spontane solidariteit van zoveel duizenden mensen. Een ontroerende bron van veerkracht welde op tegen de vernietigende kracht van hemelsluizen in. In de moeilijkste dagen komt het beste in de mens naar voren. Ik denk dat ik voor iedereen in dit halfrond spreek als ik daarvoor mijn diepe dankbaarheid uit. Samen staan we sterker.
Maar, terwijl er met man en macht gehoosd, gestut, geblust en gewerkt wordt om erger te voorkomen en de geleden schade op te lossen, terwijl de onthutsende beelden malen door mijn hoofd, is er een gedachte die steeds terugkomt in alle analyses: deze storm staat niet op zich. Van de dodelijk verzengende hitte in Canada, de tornado in Tsjechië tot de bosbranden in Siberië: de trend is duidelijk. Zolang de globale temperatuur blijft stijgen, zullen extreme stormen, overstromingen, tornado’s en droogtes elkaar vaker en vaker opvolgen. De tijd van discussie is voorbij. De klimaatcrisis is hier. Enkel actie brengt hoop.
Collega’s, we zijn hier dus vandaag niet alleen om ons medeleven te tonen en hulpdiensten te loven. Dat is ongelooflijk belangrijk. We hebben de plicht om na te denken wat we kunnen doen om de slachtoffers te helpen en meer slachtoffers te voorkomen, nu en in de toekomst, door de hulpmechanismen te versterken. De federale crisiscoördinatie kwam snel op gang, maar het is goed dat de federale premier, nadat iedereen uit de miserie is, heeft aangekondigd te onderzoeken of het toch niet sneller kon.
We moeten ook durven na te denken of we de gesloten civiele kazernes niet heropenen. We moeten ons aanpassen, zorgen voor meer open ruimte, werk maken van ontharding, van buffercapaciteit, van een bouwstop in overstromingsgevoelige gebieden en erger voorkomen door de CO2-curve naar beneden te halen op het tempo zoals de wetenschap ons dat vraagt, zoals we dat ook met de coronacurve deden: niet met lange tanden, niet door onder de lat door te gaan, maar door te doen wat nodig is. Want fysica onderhandelt niet, de wetten van de fysica trekken zich geen ene moer aan van wat politici wel of niet haalbaar vinden. Wij moeten doen wat nodig is, en dat is minstens 55 procent.
Ook deze Vlaamse Regering, die al zeventien jaar doelstelling na doelstelling mist, van het dossier van een leidingstraat dwars door Limburg, de keuze voor het subsidiëren van de schaliegasfabriek van Ineos, tot de honderden miljoenen euro aan klimaatgeld dat aan industriële vervuilers gegeven wordt. Zo kan het niet meer verder, om maar te zwijgen van de verdere betonnering van Vlaanderen. Wat een ravage had die regenval hier bij ons betekend. Dus, collega’s, laat deze storm een eyeopener zijn. Een klimaatcrisis pak je niet aan met veranderingen in de marge, met losse afspraken en projecten. Er is een fundamentele koerswijziging nodig.
Als het water de komende weken gezakt is, de ravage stilaan opgeruimd, de vermisten teruggebracht en de doden begraven, wacht ons een belangrijke opdracht, een opdracht om toekomstig leed te allen prijze te voorkomen, zodat uit onze gedeelde rouw iets goeds kan ontstaan. De tijd van handelen is nu. De bal ligt in ons kamp. Als we samenwerken, kan deze generatie politici het klimaat redden. ‘There’s is no time to waste.’
De heer Vandaele heeft het woord.
Ook ik wil namens onze N-VA-fractie ons medeleven betuigen aan de families van de slachtoffers in Wallonië, in Vlaanderen en in onze buurlanden. We hopen dat de vele hulpacties die op gang komen en een erkenning als natuurramp het materiële leed enigszins kunnen verzachten. Maar we beseffen dat er veel meer nodig zal zijn om de ellende van vandaag te boven te komen, maar vooral ook om de kans op herhaling in de toekomst te beperken. De mensen kijken terecht naar ons, denk ik, naar de politici, om antwoorden te krijgen. Wij kunnen de natuur niet dwingen, de mensen moeten dat beseffen. Maar we kunnen wel een beleid voeren dat een aantal oplossingen biedt. Daar zijn middelen voor nodig, veel middelen, en politieke moed, veel politieke moed.
Precies tien jaar geleden, in juli 2011, keurde dit parlement een resolutie goed nadat een bijzondere parlementaire commissie zich wekenlang over de problematiek had gebogen naar aanleiding van watersnood toen.
We kennen het verhaal. Door de opwarming van de aarde komen er langere perioden van droogte, gevolgd door hevige stortbuien.
En de oplossingen lopen op twee sporen. Het eerste spoor is dat van de adaptatie: ons aanpassen aan de omstandigheden, het aanpakken van de gevolgen. Het gaat om maatregelen die we hier op ons grondgebied nemen en die onmiddellijk effect hebben: bufferbekkens bouwen, stuwen aanpassen, slib ruimen, het Sigmaplan uitrollen enzovoort. Het tweede spoor is dat van de mitigatie: het aanpakken van de oorzaken, het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Dat is veel moeilijker. De resultaten zijn niet meteen zichtbaar en deze aanpassing van ons gedrag vergt een mondiale aanpak.
Mitigatie, adaptatie, Green Deal en Blue Deal. Vlaanderen wachtte niet op de Europese Green Deal om de mitigatie in te zetten met tal van maatregelen. In de vorige bestuursperiode zetten we in op de vergroening van de verkeersbelasting, het isoleren van sociale woningen, de kilometerheffing op vrachtwagens. In deze regeerperiode komt daar isolatie in de tertiaire sector bij met CO2-neutrale bussen, tienduizend extra hectare bos, twintigduizend extra hectare natuur, de Vlaamse koolstofmarkt enzovoort. Tot zover onze Vlaamse Green Deal.
Onze Blue Deal dan. Decennialang spanden we ons in om water versneld af te voeren. We hebben landbouwgronden gedraineerd, grachten gedempt, beken ingebuisd. Het water moest zo snel mogelijk via de rivieren naar de zee. Vandaag kiest het beleid voor een meerlaagse waterveiligheid: opvangen, vasthouden, infiltreren en vertraagd afvoeren. Dat is een complete ommekeer in vergelijking met de vorige generaties. De Vlaamse Regering investeert meer dan 400 miljoen euro in zijn Blue Deal. Natte natuur fungeert als spons, ingekokerde grachten en beken gaan we weer openmaken. We werken aan overstroombare valleigebieden. We bouwen wachtbekkens enzovoort.
Decennialang hebben we vrolijk verhard, en dat doen we helaas nog steeds. De overheid doet het en particulieren doen het. Twee derde van de verharding in Vlaanderen zijn wegen, fietspaden en opritten. 14 procent van Vlaanderen is verhard. Hoewel we al jaren roepen dat dit niet meer kan en mag, bouwen we ook nog steeds in winterbeddingen en signaalgebieden.
Er ligt dus nog redelijk wat werk op onze politieke tafel: het onder een stolp plaatsen van de woonuitbreidingsgebieden, de bouwshift als onderdeel van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, de herbestemming van 1400 à 1500 hectare watergevoelig openruimtegebied enzovoort.
Onze fractie heeft hier in het verleden al vaker de schouders onder gezet en zal dat blijven doen.
De heer Pieters heeft het woord.
Voorzitter, ook vanuit de Vlaams Belang-fractie willen wij ons medeleven betuigen aan de mensen die er het leven bij gelaten hebben, dat is vooral gebeurd in Wallonië, maar ook in het buitenland, in Duitsland. Ook mensen in Vlaanderen hebben hun have en goed verloren. Dat is voor de gemoedsrust van de mensen niet zo positief. We zeggen niet voor niets dat we ons ‘ergens thuis voelen’. Thuis, dat wil zeggen een vertrouwde omgeving, en ineens is dat geschonden. Ofwel is het weg, ofwel is het geschonden door binnensijpelend water, ondergelopen kelders, garages of zelfs 10 tot 50 centimeter water gewoon in de living. Uw living waar u normaal uw vertrouwde omgeving hebt.
Een overstroming is niet alleen van deze tijd. Minister-president, u bent in Heppeneert geweest dit weekend. Dat is het oord van Onze-Lieve-Vrouw van Rust en dat beeldje is daar ooit ook aangespoeld bij een overstroming. Daarna is het een bedevaartsoord geworden. Ik wil maar aangeven dat het niet alleen van deze tijd is. Denk aan 1995, 1993, 1984, 1980. Ik heb ook merktekens gezien op huizen aan de Maas, van 1926 en 1888. Het is niet alleen van deze tijd.
We moeten bekijken hoe we daarmee omgaan. Dan is een adaptatie natuurlijk zeer belangrijk. We kunnen veel investeringen proberen te doen die misschien in 2035 of 2050 een uitkomst zouden moeten vinden, maar hier worden de mensen vandaag mee geconfronteerd. Vandaag! Zij worden vandaag geconfronteerd met deze kosten, met deze vertrouwensbreuk – want je mag het ook wel een woonstbetreding noemen, al is het dan door water. De mensen raken daardoor verward. We hebben het Sigmaplan, we hebben het project Grensmaas. Daar zijn al heel goede stappen in gezet. Alleen, het project Grensmaas staat omschreven als in 2017 afgerond.
Minister-president, u bent zaterdag iets te laat in Heppeneert geweest. Zo hebt u niet kunnen zien hoe de stromingen daar werken. Aan de Nederlandse kant is er wel voortgewerkt met dat adaptatieplan. Tegenover Heppeneert is er het dorpje Visserweert. Men heeft aan de andere kant van dat dorpje, van dat gehucht, een extra geul aangelegd. Dat veroorzaakt een stroomverandering. De dynamiek van de Maas verandert, waardoor de volle kracht van de stroming op het punt waarmee Heppeneert in de Maas ligt terechtkomt. Dat heeft het water over de dijk doen gaan.
We hebben ervaren dat het heel snel is gegaan. Donderdagmorgen was ik hier. Mijn collega’s vroegen mij hoe het was. Ik antwoordde: ‘We hebben chance gehad, het water is oostelijk en westelijk van Maaseik terechtgekomen. Maar we zullen in het weekend wel merken of de Maas omhoogkomt.’ Ik kwam ’s avonds terug, het was al nacht, en ik ging kijken naar de Maas. Alle flikkerlichten stonden al paraat, want het was hoogwater. Echt hoogwater! Dat wil zeggen dat het er op één dag tijd was. Het was er heel snel. Het was, zoals de kranten ook zeiden, een ‘waterbom’. Daarmee moeten we leren omgaan. Daarom moeten we de projecten evalueren en eventueel nog bijsturen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega’s, de beelden van ouders die met hun kinderen op het dak op hulp wachten, staan op ons netvlies gebrand. Deze mensen konden nog tijdig worden gered, maar 31 mensen hebben de zondvloed jammer genoeg niet overleefd. Ook wij betuigen ons medeleven aan de families van de slachtoffers en wij leven mee met alle ouders, kinderen en kennissen van de nog 160 vermisten, die nog steeds angstig wachten op een bericht over hun geliefden. Ook wij danken al wie die hulp verleende, soms zelfs met gevaar voor het eigen leven: de civiele bescherming, de brandweer, defensie, politie, het Rode Kruis. Dank ook aan de vele duizenden vrijwilligers die de getroffen gezinnen nu helpen opruimen en hun een hart onder de riem steken.
Intussen is het meest kritieke gevaar geweken. Maar voor velen begint de ellende nu pas. Mensen zijn in luttele uren tijd alles, maar dan ook alles waar zij een heel leven lang voor hebben gewerkt, kwijtgeraakt. Er mag dan ook geen tijd verloren gaan om hun financieel bij te staan. Daarom stellen wij concreet voor om ten eerste de budgetten voor het Rampenfonds alvast op te trekken. Dit dekt de niet-verzekerde schade voor gezinnen, ondernemers en landbouwers. Ten tweede stellen we voor om de verzekeringsmaatschappijen de komende maanden regelmatig uit te nodigen in het parlement, om nauw op te volgen of de beloftes van vandaag ook morgen worden nagekomen en of er wel degelijk snel en volledig wordt uitbetaald.
Collega’s, niemand kan ontkennen dat deze ravage het gevolg is van de klimaatverandering. De gevolgen ervan zijn niet enkel voor de volgende generatie maar treffen ook deze generatie. Dit onderstreept het belang van de Europese doelstelling om tegen het midden van deze eeuw het eerste klimaatneutrale continent te worden. Alle regeringen van dit land hebben deze Europese doelstelling reeds onderschreven.
Ondertussen moeten we ons ook voorbereiden op meer extreem noodweer, want Vlaanderen is kwetsbaar. We zijn een dichtbevolkte regio met veel rivierlopen, gelegen aan de kust. De voorbije jaren is al heel wat gebeurd. De waterwerken die werden uitgevoerd sinds de jaren negentig hebben de voorbije dagen hun nut bewezen, maar op heel wat plaatsen was het een kwestie van centimeters. Als deze uitzonderlijke situatie het nieuwe normaal wordt, zal er dus meer moeten gebeuren. Met de Blue Deal bouwt deze regering voort op de klimaatadaptieplannen van de vorige regering. Het is nu tijd voor een nieuw plan. De minister heeft al aangekondigd dat het na de zomer klaar zal zijn. Mijn fractie stelt voor om hier een klimaatstresstest aan te koppelen. We hebben dat in het verleden ook al voorgesteld. Zo kunnen we precies in kaart brengen welke onze zwakke punten zijn, en meteen gerichte ingrepen doorvoeren.
Collega’s, na de noodhulp van deze dagen moeten we als parlement de zaken nauw blijven opvolgen. Meerderheid en oppositie samen moeten ook grondig evalueren wat er gebeurd is. Niets kon deze ramp voorkomen, maar we moeten er wel lessen uit trekken om de mensen in de toekomst zo goed mogelijk te beschermen tegen extreem noodweer dat we, jammer genoeg, steeds vaker zullen ondervinden.
De heer Tommelein heeft het woord.
Collega’s, de ramp die het oosten van ons land vorige week letterlijk overspoelde dwingt ons tot nederigheid en ingetogenheid. Niet alleen is de materiële schade bijzonder groot, het menselijk leed dat veel van onze medeburgers ervaren, is onvoorstelbaar. Ik wil namens mijn fractie dan ook onze oprechte deelneming aanbieden aan alle mensen die een familielid, vriend of kennis hebben verloren in dit drama, of die nog op zoek zijn naar een vermist iemand. Maar ook ons medeleven aan de vele honderden tot duizenden mensen die hun hebben en houden zijn kwijtgeraakt door het kolkende water. Ik wil ook hulde brengen aan de gemeentebesturen en de collega’s-burgemeesters die het beste van zichzelf hebben gegeven, zowel in Wallonië als in Vlaanderen.
Eenmaal het water weggetrokken zal zijn, begint het puinruimen, de wederopbouw en het herstel. De schade zal evident in de honderden miljoenen euro’s lopen en ik wil de minister-president en de Vlaamse Regering alvast danken dat ze de zondvloed versneld als ramp willen erkennen, zodat de steun die via het Rampenfonds kan worden uitgetrokken, zo snel mogelijk bij diegenen geraakt die het echt nodig hebben.
Het zou ook goed zijn dat de Vlaamse Regering evenzeer de vinger aan de pols houdt van de verzekeringssector, om een vlotte uitbetaling van de slachtoffers te garanderen. Het signaal dat de sector vandaag heeft gegeven door met voorschotten te willen werken om het levensnoodzakelijke te kunnen herstellen, is alvast hoopgevend. Het laatste waar de burgers nu nood aan hebben zijn lange discussies vooraleer ze effectief steun zien.
De natuurramp die wij allemaal met verbijstering hebben aanschouwd, brengt ons hier in dit Vlaams Parlement evenzeer tot introspectie. Een ramp als deze hebben we in onze contreien nog nooit gezien. De beelden deden denken aan de gevolgen ergens ver weg. Ook wetenschappers zeggen dat wat gebeurt, zeer extreem is en ‘du jamais vu’ voor ons land. Tot 200 liter per vierkante meter op 24 uur tijd is een vierde van wat op sommige plaatsen voor een heel jaar uit de hemel valt. En natuurlijk is tegen dergelijk machtsvertoon geen enkele overheid opgewassen. Op zo’n moment zijn crisisbeheer en hulpverlening aan de orde. Maar een natuurramp kan dan wel uitzonderlijk zijn, ze is ook een teken aan de wand. Net zoals bij de hitterecords tot 50 graden in de Verenigde Staten en Canada, kunnen en mogen we hier niet wegkijken van het achterliggende fenomeen. Professor Wim Thiery verwoordde het vorige week eenvoudig helder: een warmere atmosfeer houdt meer water vast voor hij verzadigd is, met meer risico op droogte, meer risico op hevige regenval. En per graad opwarming stijgt de capaciteit om water op te nemen met 7 procent. De opwarming met 1 graad is reeds achter de rug en is onomkeerbaar. Die temperatuurstijging zet zich hoe dan ook door, de vraag is hoever we het laten komen.
Daarom is actie nodig op twee domeinen. Eerst en vooral actie om de gevolgen van de klimaatverandering te capteren. De Vlaamse Regering heeft daar reeds initiatief getoond. Ik denk bijvoorbeeld aan het Sigmaplan, het beleid rond de bouwshift en het tegengaan van toekomstige ontharding. Aan de kust hebben we ook het kustverdedigingsplan waar we nog onlangs resultaten van hebben gezien. Maar ik denk ook aan de Blue Deal, die vorige zomer werd goedgekeurd en net als doel heeft om op een structurele manier de risico's op watertekort en wateroverlast te minimaliseren. Dit had een eerste schijf van 75 miljoen euro, maar nu komen daar heel wat middelen bij in het kader van de relance. Misschien kunt u met de regering aanduiden welke prioriteiten u wilt voorstellen?
Ten tweede – en daarmee besluit ik – is er actie nodig om de problemen die we vandaag kennen, niet vele malen groter te zien worden, met nog grotere drama's. Dan gaat het uiteraard over de Green Deal en het beleid om tegen 2030 de CO2-uitstoot met 55 procent te verminderen en om ons continent in 2050 klimaatneutraal te maken. Dat is een bijzonder grote ambitie, maar duidelijk ook wel noodzakelijk. Ik reken erop dat de Vlaamse Regering alles zal doen om dit ambitieuze plan te helpen slagen. Ik hoop dat dit vandaag wordt bevestigd. Ik dank u.
De heer Tobback heeft het woord.
In de eerste plaats wil ik mij namens de Vooruitfractie aansluiten bij de woorden van medeleven die er al zijn geuit met al degenen die hun huis, hun levenswerk en in veel te veel gevallen ook echt hun leven zijn kwijtgeraakt in wat er de voorbije dagen is gebeurd. Tegelijkertijd drukken we onze bewondering en dankbaarheid uit voor al diegenen die spontaan of professioneel te hulp zijn geschoten en die op alle mogelijke manieren vandaag ook nog proberen om bij te dragen, om het leed te verzachten en erger te voorkomen. Zij verdienen allemaal hulde voor hun menselijkheid, solidariteit en beroepsernst, in vele gevallen.
Maar we mogen ons ook niet beperken tot het uiten van deelneming. Onze taak als parlement, als beleidsmakers is te zoeken naar antwoorden, antwoorden op de vraag hoe dit is kunnen gebeuren en antwoorden op de voornaamste vraag, namelijk hoe we voorkomen dat dit blijft gebeuren.
Collega's, ik hoop oprecht dat wat er de afgelopen dagen is gebeurd een aanleiding is om afscheid te nemen van een aantal hardnekkige dwalingen in de Vlaamse politiek op dit domein. De eerste dwaling is dat het verminderen van broeikasgassen geld zou kosten. Amper een week geleden – het is jammer, maar ik wil het toch even aanhalen – stond boven alle interviews met de bevoegde minister inzake klimaatbeleid nog te lezen: ‘Als de anderen ambitieus willen zijn, dan moeten ze dat maar doen. Wij willen in de eerste plaats kijken naar betaalbaarheid.’ Na wat er de voorbije dagen is gebeurd, klinkt dat bijzonder wrang, moet ik zeggen. En het is voor een stuk te verklaren door een tweede dwaling, dat is dat wat we betaalbaar achten, ook altijd wordt beïnvloed door de idee dat dat kosten zijn waar we niets aan hebben, omdat de grote gevolgen van de klimaatverwarming toch niet voor ons zijn of zouden zijn. Dat is, voor alle duidelijkheid, geen citaat van de minister. Maar we hebben allemaal wel eens gehoord dat een beetje klimaatopwarming geen kwaad zou kunnen, omdat we dat niet meer naar het zuiden moeten. Ik denk dat we ondertussen wel genezen zijn van die grap. En wie dat wilde weten, kon dat al langer weten. Maar ik hoop dat vandaag iederéén het goed heeft gezien.
Wat er de voorbije dagen is gebeurd, toont aan dat de kosten van het gewoon laten gebeuren ook voor ons veel groter zijn dan die van wel handelen, en dat de kosten en het leed bovendien totaal onvoorspelbaar en dus per definitie onrechtvaardig verdeeld zijn, als we het laten gebeuren. Vandaag zijn bijna alle slachtoffers in Waalse gemeenten gevallen, morgen is het misschien de beurt aan al die Vlaamse gemeenten die op het randje van de catastrofe stonden en die zich gelukkig prijzen dat ze ervan af zijn gekomen met een natte kelder en een paar bange nachten.
Collega’s, dames en heren van de regering, er is niets mis met een beleid dat zorgvuldig de middelen op de weegschaal legt. Maar dan moet die weegschaal wel juist staan. Dan moet ze aangeven dat economische activiteiten die broeikasgassen blijven uitstoten misschien cash opbrengen, maar geen welvaart creëren, omdat de aangerichte schade groter is dan de winst die er wordt opgeleverd. Dan zou die weegschaal tonen dat alleen een keuze om voluit in te zetten op CO2-neutrale activiteiten echt welvaart creëert voor deze en voor de volgende generaties, dat dat een keuze is die we moeten maken, en dat in afwachting de miljarden die we nodig hebben om het leed te verzachten en om te investeren in de maatregelen die ons moeten kunnen beschermen tegen wat nu al onvermijdelijk is, niet moeten komen uit de portemonnee van de slachtoffers, maar uit die van de veroorzakers.
Onze oproep aan de Vlaamse Regering is dan ook heel duidelijk en helder. Wanneer het water over de dijk en door de woonkamer loopt, dan heeft niemand een boodschap aan het feit dat de boekhouding van de regering netjes in orde is. Haal dus de handrem van uw klimaatbeleid. Als u het niet doet voor de planeet, doe het dan voor de welvaart, de gemoedsrust en de veiligheid van al onze burgers. Want hoe dan ook is het toekomstperspectief van jaarlijks terugkerende rampen die we dan zo goed mogelijk proberen op te ruimen achteraf, niet het toekomstperspectief dat we met Vooruit willen bieden aan deze en aan de komende generaties, en zou het ook niet datgene mogen zijn wat deze Vlaamse Regering en volgende Vlaamse regeringen als erfenis willen achterlaten voor diegenen die na ons komen.
Collega's, laat ons de hand echt aan de ploeg slaan en dit ernstig nemen. De tijd van erover te filosoferen is voorbij. Ik dank u. (Applaus bij Vooruit)
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, na de vloedgolf was er de golf van solidariteit. Het is ongelooflijk – ik denk dat iedereen erover kan meepraten – om te zien hoeveel hulp er de laatste dagen op gang is gekomen, hoeveel mensen uit alle hoeken van het land de handen uit de mouwen hebben gestoken. Net als honderden andere vrijwilligers was ik gisteren in Verviers om mee te helpen om puin te ruimen. En beste collega's, wanneer je daar aankomt, dan geloof je je ogen niet. Alles wat mensen in hun kelder hadden liggen en wat op de eerste verdieping stond, is kapot. Hele trottoirs zijn uitgebroken, muren zijn weg, autowrakken liggen omgekeerd op straat, asfalt, muren en koelkasten liggen overal. Het is een ongelooflijke ravage.
Wanneer je zo'n kelder hebt leeggemaakt, dan zinkt de moed je in de schoenen. De kapotte meubels zijn er dan wel uit, maar de smurrie blijft liggen. De geur van kapotte mazouttanks hangt overal, het vocht blijft, de elektriciteit werkt nog altijd niet, de vloer is nog altijd kapot.
Wanneer je dan echter buiten komt en overal vrijwilligers aan alle huizen ziet helpen, dan besef je de kracht van solidariteit. Van de aannemer uit Antwerpen die ik tegenkwam en die in Amsterdam pompen en een generator is gaan ophalen en twee dagen op rij is komen helpen om in Verviers, huis na huis, de kelders leeg te pompen. Van een jeugdwerker die de opruimwerken in de straten rond zijn jeugdhuis coördineerde. Van de buschauffeur die zijn bestelwagen heeft volgestopt met materiaal dat hij heeft gekregen van buren en collega's en dat naar daar heeft gebracht. Van de mensen uit Aarlen, Genk, Antwerpen en van overal die kwamen helpen. Dat geeft energie, beste collega's, om aan de volgende kelder te beginnen. Laarzen aan, spade erbij en scheppen maar.
En zo was het niet alleen in Verviers of in Durbuy, maar ook in Zoutleeuw, Halen, Geetbets, Hoegaarden, Tienen, Glabbeek, Rotselaar, Rillaar en zelfs een stuk van Aarschot. Overal is er enorme schade en overal is er ook enorme solidariteit.
Maar tegelijkertijd is er ook de vraag hoe het mogelijk is geweest dat er de afgelopen jaren zo hard is bespaard op bijvoorbeeld de Civiele Bescherming. We horen minister-president Jambon hier zeggen dat hij de hulpverleners wil bedanken, en dat is terecht, maar toen hij nog minister van Binnenlandse Zaken was, heeft hij wel vier van de zes kazernes van de Civiele Bescherming gesloten en ervoor gezorgd dat die mensen het met 30 à 40 procent minder moeten doen. Bij de Civiele Bescherming zeggen ze dat ze, indien deze ramp tien jaar eerder had plaatsgevonden, een veel grotere capaciteit hadden gehad van hulpverleners om in te zetten.
Hoe is het mogelijk dat er onder de vorige regering is bespaard op essentiële diensten als de brandweer, als noodcentrales? We zullen al die debatten de volgende weken en maanden moeten voeren, maar nu gaat het er volgens mij over dat wie in nood is, wordt geholpen, en dat wie alles kwijt is, wordt vergoed. Daarover heb ik drie concrete vragen aan de regering.
Ten eerste, hoe verloopt op dit moment de opkuis in de getroffen gebieden, vooral in Limburg en in Vlaams-Brabant? Is alle nodige hulp daar aanwezig? Is er meer nodig? Moeten er nog extra zaken worden ondernomen?
Ten tweede is de schade die moet worden vergoed, enorm. Hoe zal de regering ervoor zorgen dat iedereen snel, volledig en deftig wordt vergoed? Wat ik vandaag hoor, is ongelooflijk. Verzekeringsagenten zeggen tegen de mensen dat ze hun meubels binnen moeten laten staan, omdat zij de foto's moeten komen nemen voor het dossier terwijl die mensen proberen om de boel op te kuisen en buiten te zetten, zodat ze verder kunnen met hun leven. Mensen moeten kunnen opruimen en de garantie hebben dat ze snel en volledig worden vergoed.
Ten derde, dames en heren ministers, hebben wij een enorme solidariteit gezien met de getroffen gebieden in Vlaanderen en Wallonië. Ik denk bijvoorbeeld aan de redders uit Blankenberge die hun boot hebben ingepakt en 240 kilometer naar de Ardennen zijn gereden, zonder te weten of ze ergens zouden kunnen slapen, om te gaan helpen. Zal de Vlaamse Regering die solidariteit met Limburg, Vlaams-Brabant maar ook met Namen en Luik verderzetten om ervoor te zorgen dat iedereen kan worden geholpen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik sluit me aan bij wat hier is gezegd en betuig mijn medeleven aan iedereen die is getroffen door deze natuurramp. Wij danken ook onze hulpverleners en vrijwilligers. Ik hoorde dat de Chiro van Zottegem de brandweer is gaan helpen. Onze grote dank aan iedereen die de afgelopen dagen hard heeft gewerkt en aan hen die vandaag nog altijd hard aan het werken zijn.
Misschien moeten we eerst en vooral ook even kijken naar maandag. Onze experten en wetenschappers – de knowhow die hier in Vlaanderen aanwezig is – hebben ook heel snel geschakeld. Maandag gaven de rekenmodellen aan dat er bijzonder veel neerslag zou vallen, tot ongeveer 100 liter water per vierkante meter. Het was wel nog even afwachten waar dat precies zou vallen. Maar we hebben niet getwijfeld om maandag al heel preventief de crisisdiensten van de gouverneurs en de federale crisisdiensten in te schakelen. Op die manier kon men zich ook voldoende voorbereiden.
Dat is dan ook gebeurd. Iedereen was op de hoogte gesteld. Het was wel preventief, maar we hadden op basis van onze eigen rekenmodellen wel duidelijke aanwijzingen dat er veel water zou vallen.
Vervolgens hebben we ook maandag en dinsdag, en de dag erna, voorbereidingen genomen. Denk bijvoorbeeld aan controle van infrastructuur. Onze medewerkers zijn gaan kijken of de dijken en de pompstations in orde waren. Het is belangrijk om dat allemaal te weten. Er zijn in de dagen ervoor ook heel wat planten en obstakels verwijderd uit de waterlopen, om maximaal ruimte voor water te creëren. Er is ook maximaal water weggelaten dat al aanwezig was in verschillende wachtbekkens in Vlaanderen. Dankzij de gegevens die we maandag hadden, beslisten we om die wachtbekkens langzaam te laten leeglopen, zodat, als het woensdag, donderdag en vrijdag heel ernstig zou worden in Vlaanderen, we die ruimte konden hebben. Al die zaken hebben we kunnen doen in de dagen voorafgaand aan de ramp. Daarvoor wil ik ook wel onze diensten bedanken: de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en haar medewerkers – de experten, de wetenschappers – die snel hebben geschakeld.
Uiteraard kan je zo’n ramp niet maximaal vermijden. Helaas, anders zou ik – en iedereen in dit land – dat willen doen. Maar de voorbereidingen waren getroffen om het ergste te voorkomen – als ik dat zo mag zeggen –, want het ergste moet eigenlijk nog komen. Al die mensen die nu terugkeren naar hun huis, dat is natuurlijk heel confronterend. Het is precies of er letterlijk een bom is gevallen. Heel veel moed aan de bewoners, maar ook aan de burgemeesters en de gouverneurs, die het allemaal goed begeleiden.
Ik wil even stilstaan bij hetgeen hier gezegd is in verband met klimaatadaptatie – dat is een heel belangrijk onderdeel van de Blue Deal –, maar ook over alles wat te maken heeft met minder CO2-uitstoot. Vorig jaar, vlak voor de zomer, hebben we de Blue Deal goedgekeurd. De regering heeft toen moedig beslist om 500 miljoen euro te investeren in alles wat met droogte en/of wateroverlast te maken heeft. Het ene is natuurlijk verbonden met het andere, en is ook deels te verklaren door de klimaatverandering.
We zijn al verschillende zaken aan het uitvoeren. Je kunt dat uiteraard niet allemaal op een jaar tijd doen. We hebben daarvoor de komende jaren nog nodig, om werk te maken van de verschillende grote infrastructuurwerken, van natte natuur, van ontharding. Dat zijn allemaal zaken die we aan het doen zijn. Ik denk bijvoorbeeld ook aan de waterbypass, die we wél hebben kunnen doen, in Voeren. Daardoor hebben we het ergste voor het centrum kunnen vermijden. Ik denk ook aan de rivier Berwijn, ook in Voeren, waar de rivierbedding verder verdiept zal worden, en de oevers breder gemaakt zullen worden om veel meer water te kunnen opvangen. Dat dossier was sinds 2018 lopende, maar er zijn een aantal onteigeningen moeten gebeuren om de oevers te verbreden. Al die zaken lopen.
Dat de CO2-uitstoot in Vlaanderen moet worden verminderd, daar is iedereen het over eens. Ik wil helemaal niet naar iemand verwijzen, maar, collega Tobback, als ik zeg dat we de doelstelling moeten halen, dan kijk ik ook naar het verleden. De afgelopen 15 jaar is er maar een reductie van 3 percent geweest. Dat is veel te weinig. Dat is iets om toch over na te denken. Nu hebben we een doelstelling van 35 procent reductie. Die zullen we moeten halen. Wat betreft het Europese plan, dat 3800 pagina’s telt, heb ik heel duidelijk gezegd dat wij dat in september binnen de regering zullen bespreken, en ook hoe we aan tafel zullen gaan met de collega's van de verschillende regio's en van de federale overheid. Iedereen zal inspanningen moeten leveren, niet alleen wij, maar ook in Europa en wereldwijd. Dat debat komt. We blijven niet stilstaan. We zijn aan het uitvoeren. Ik heb al verwezen naar heel wat renovatieprojecten. Minister Peeters, bevoegd voor de mobiliteit, heeft heel wat doelstellingen, en alle andere collega's ook. Dat loopt.
Het is belangrijk om stil te staan bij een cijfer en waarom we infrastructuurwerken zullen moeten uitvoeren en de CO2-uitstoot naar beneden moeten halen. Studies tonen aan dat de schade per jaar door rivieroverstromingen in Vlaanderen kan oplopen tot 113 miljoen euro per jaar. Er zijn er die zeggen dat 5 miljoen euro voor klimaatadaptatie veel te veel is. Neen, ik denk het niet. Wij moeten die zaken doen. Er zijn twee zaken prioritair. Dat is ten eerste het bouwen op strategische plaatsen, die de experten in kaart hebben gebracht, van wacht- en bufferbekkens, goed voor 330 miljard liter. De tweede zaak is dat water ruimte moet hebben in Vlaanderen. Dat zijn we de afgelopen jaren misschien wat vergeten. Vlaanderen is niet groot. Het is dichtbevolkt en er moeten verschillende activiteiten plaatsvinden: wonen, landbouw, industrie en recreatie. We zijn het water een klein beetje vergeten. Het uitgangspunt van de Blue Deal die we vorig jaar hebben goedgekeurd, is heel duidelijk: ruimte geven aan water en waterlopen.
Ik verwijs naar het rivierherstelproject rond de Maas als goed voorbeeld, waarbij we de vallei teruggeven aan de rivier. Ik verwijs ook naar het Sigmaplan, waarmee we enorm investeren in de Demervallei. Het is ongezien wat we daar aan het doen zijn. We gebruiken de zijtakken van de Demer als buffer, we hermeanderen de Demer en verruimen het rivierbed. We hebben harde keuzes gemaakt in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) van de Demervallei. Ook dat was niet gemakkelijk. Ik heb toen heel veel burgemeesters aan de lijn gehad. We hebben er toen voor gekozen om een sponsfunctie te geven aan 1000 hectare en te gaan voor water en groen. We zullen dat systematisch ook doen in verschillende GRUP’s die eraan komen in Vlaanderen. Uiteraard komen we later dit jaar nog terug op de bouwshift, ontharding, het Instrumentendecreet enzovoort.
Minister Peeters kan misschien heel specifiek tussenkomen over de Maas zelf, waar zij bevoegd voor is.
Minister Peeters heeft het woord.
Uiteraard wil ik me aansluiten bij de woorden van medeleven aan alle slachtoffers en de mensen die enorm veel leed hebben gehad, zowel in ons land als in onze buurlanden. Er is ook een woord van dank op zijn plaats aan alle instanties die dag en nacht in de weer zijn geweest om overal bijstand te leveren. Ik denk aan alle hulpverleningsdiensten en zeker ook aan onze eigen administratie, onze eigen mensen die continu in de weer zijn geweest.
De watersnood was ongezien en heeft zich voornamelijk geconcentreerd op het oostelijke en centrale deel van Vlaanderen. Zeker de Demer-, Dijle-, Maas- en Netebekkens kwamen onder druk te staan. Dat op een plaats op een dag meer regen viel dan het gemiddelde op een maand tijd, zegt genoeg.
Het debiet van de Maas zou normaal 200 kubieke meter water per seconde zijn. Wij hadden van het Hydrologisch Informatiecentrum een voorspelling dat dit zou kunnen oplopen tot 3800 kubieke meter. Dat is gelukkig niet gebeurd, want dan zouden onze dijken daartegen niet bestand zijn geweest. Finaal is het debiet gestrand op 3260 kubieke meter per seconde, alleszins toch een heel kritieke situatie. Wat dat betreft, moet ik opnieuw een woord van dank richten aan al onze administratieve diensten, zeker ook het Hydrologisch Informatiecentrum dat minstens zes keer per dag een update gaf van alle mogelijke waterpeilen en waterstanden op onze waterwegen. Dat was cruciale informatie die er continu voor gezorgd heeft dat men een inschatting kon maken van de gevarenzones, dat men risicozones permanent kon bewaken, dat men vervolgens kon zorgen voor dijkversterking waar nodig met tal van zandzakjes en voor preventieve evacuatie.
De lokale besturen en de provinciale crisiscoördinatie hebben ook zeer goed werk geleverd. Het werk is zeker nog niet af en we zullen toekomstgericht moeten blijven investeren.
Vanuit Mobiliteit en Openbare Werken plannen we in de toekomst nog heel wat werken. Het Sigmaplan heeft minister Demir al vermeld. Er is het strategisch plan met betrekking tot de Dender en het gemeenschappelijk Grensmaasproject. Alle geplande werken worden uitgevoerd. We doen dat niet alleen, maar grensoverschrijdend, samen met de Nederlandse collega's. Verwijten van de ene naar de andere zijn hier niet gepast.
We plannen nog heel wat werken. Tot 2003 hadden we in de Maasvallei een dijkenplan. Sinds 2003 zetten we volop in op het gemeenschappelijk Grensmaasproject waarbij we een aantal principes vooropstellen: ruimte voor de rivier, een integrale aanpak die zowel rekening houdt met heel lage waterstanden als met hoge waterstanden, en grensoverschrijdende afstemming. Wanneer men in Nederland in Visserweert bezig is, moeten wij niet gelijktijdig op dezelfde locatie bezig zijn. Uiteraard is er ook synergie met alle andere sectoren, met natuur, met recreatie. Ook daar wordt continu de volle aandacht aan gegeven.
We hebben nog heel wat werk voor de boeg. Straks wil ik zeker dieper ingaan op concrete vragen, maar de plannen die we voor ogen hebben met tal van rivierbeschermende maatregelen zijn een goede zaak. We hebben nog heel wat investeringen voor ogen, maar het mag gerust gezegd worden dat door de investeringen van het verleden onze dijken hebben standgehouden op heel veel plaatsen. Die investeringen waren dus een goede zaak, maar we moeten waakzaam blijven. We kennen alle klimaatuitdagingen die op ons afkomen. Dan gaat het enerzijds over de waterwegen, maar anderzijds ook over kustbeschermingsmaatregelen. Kortom, we moeten op alle vlakken waakzaam zijn en tal van maatregelen blijven nemen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega's, het is nu tijd voor bezinning en nieuwe en duidelijke beleidskeuzes. De regenbommen die neervielen op België geven aan dat er geen tijd meer te verliezen is. Expert Patrick Willems stelde dat als de hoeveelheid water die Wallonië trof ook in Vlaanderen was gevallen, de ravage minstens even groot was geweest of misschien zelfs groter.
Onze ruimtelijke ordening – of liever: onze wanordening – is daarbij een heel grote handicap. Vasthouden, bergen en dan pas afvoeren van water: dat is wat we moeten doen. Dat staat ook in de Blue Deal. Maar de uitvoering van die Blue Deal, collega’s, moet echt versneld aangepakt worden. We moeten meer mensen inzetten om die sneller te kunnen realiseren. Want er staan heel wat mooie projecten in die helpen om die wateroverlast te voorkomen, maar de procedures voor grondverwerving moeten eenvoudiger en sneller. Nu goochelen we met geld, maar met geld alleen zullen we die projecten niet kunnen realiseren.
Daarbovenop – er werd al naar verwezen – moet er tegelijkertijd werk gemaakt worden van de betonstop en van massale ontharding in Vlaanderen. Op die betonstop blijft het wachten, die is nog steeds niet in zicht. Want intussen draaien de cementmolens verder in Vlaanderen. Iedere dag verdwijnt er nog steeds meer dan 5 hectare open ruimte.
De Vlaamse Regering mag haar verantwoordelijkheid ook niet langer ontlopen en afschuiven op de gemeentebesturen. Aan het halfslachtige beleid, dat nog altijd vergunningen aflevert voor bouwen in waterzieke gebieden – de collega’s verwezen ernaar –, moet dringend een eind komen. De Vlaamse Regering moet ervoor zorgen dat die 235 watergevoelige openruimtegebieden waarvan we in 2017 gezegd hebben dat daar niet gebouwd mag worden omdat we ze nodig hebben voor de waterwerking, ook effectief worden aangeduid en omgezet. De Vlaamse Regering heeft zelf gezegd dat ze 1600 hectare daarvan rechtstreeks zal aanduiden. Deze legislatuur is er echter nog geen enkele stap verder in gezet. De uitvoering van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, met een goed actieplan, dat een nieuw ruimtelijk beleid mogelijk moet maken, ook op het vlak van waterbeheer, is hopeloos geblokkeerd. In het licht van de watersnood, die we ook de komende jaren nog mogen verwachten, wordt dit schuldig verzuim.
Ik roep u dan ook op, collega’s, om oplossingen te zoeken in de plaats van te blokkeren. Mijn collega Chris Steenwegen zal dieper ingaan op het klimaat.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Ik zal proberen het kort te houden. In 2016 verklaarde dit parlement in een resolutie – het was niet de eerste en ook niet de laatste – inzake klimaat dat het noodzakelijk is om de opwarming van de aarde af te remmen. Er stond ook in: het is overduidelijk dat Vlaanderen zich niet vrij kan stellen van een doorgedreven en goed onderbouwd klimaatbeleid. Het reductietraject moet na 2016 verscherpt worden. Maar, collega’s, als we gewoon naar de cijfers kijken, ongeacht de inspanningen die al geleverd zijn, dan ziet het er helemaal anders uit. De minister heeft al gezegd dat onze uitstoot amper daalt. Internationaal zakken we weg op de rangschikking. We staan nu in de Climate Change Performance Index op de veertigste plaats, ver achter onze buurlanden.
Collega’s, het geloof dat de politiek in staat is dit complexe en wereldwijde probleem tijdig en voldoende doortastend aan te pakken, ontbreekt meer en meer. We moeten ons daar toch zorgen over maken. Wat we vandaag zien, zijn regeringen en parlementen die wegens allerlei redenen niet in staat of niet bereid zijn om te doen wat nodig is en wat afgesproken werd om dat om te zetten in beleid. De redenen daarvoor zijn divers en zelfs te begrijpen, omdat we botsen op de grenzen van ons huidige systeem.
Collega’s, de klimaatontwrichting is natuurlijk geen politieke keuze. Het is gewoon een wetenschappelijke feitelijkheid. Daarom wil ik nogmaals een oproep doen aan deze Vlaamse Regering, om zich vanaf nu volop te scharen de Europese aanpak met de Green Deal en de ‘Fit for 55’. Bekijk het niet langer als een bedreiging voor wat we vandaag hebben, maar zie het als een noodzaak en ook een opportuniteit. Engageer u ten aanzien van de Vlamingen, pas uw beleid aan, zowel inzake mitigatie als adaptie.
Collega’s, in 2014 startte de Klimaatzaak. Zeven jaar later zijn we veroordeeld omdat we tekortschieten om het recht op leven te waarborgen. Ik denk dat die boodschap deze week een heel concrete invulling gekregen heeft.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, verschillende sprekers hebben het al over de ontharding gehad. Meer dan ooit moet de overheid het voorbeeld geven, onder meer met minder asfalt en beton op het openbaar domein van de Vlaamse overheid en van de gemeenten. Ik zie nog steeds ingrepen op onze wegen die niet meer van deze tijd zijn, zoals het betonneren van vluchtheuvels die evengoed met gras kunnen worden aangelegd.
Minister Peeters, in mijn gemeente willen we een gedeelte van de kustbaan laten verzanden of verduinen. We willen die gewestweg aan de natuur teruggeven en we rekenen daarvoor op u.
Misschien moeten we ook een paar uitgangspunten van ons beleid tegen het licht durven te houden.
Uitgangspunt 1: als het over klimaat gaat, met name mitigatiemaatregelen, is mijn partij de eerste om te beklemtonen dat de maatregelen haalbaar en betaalbaar moeten zijn. Deze ijzeren wet blijft, maar we moeten de kosten-baten op lange termijn zeer goed berekenen. De adaptatie kost handenvol geld, maar de schade aan de openbare infrastructuur en aan private eigendommen van rampen zoals we er nu eentje hebben meegemaakt, is gigantisch. De coronacrisis heeft aangetoond dat we dieper in de buidel durven te tasten als er zich een ramp voordoet. We zijn zelfs bereid de overheidsfinanciën even uit evenwicht te tillen. Watersnood en droogte zijn geen pandemieën, maar als die fenomenen zich bij herhaling voordoen, zal hun impact ook niet te overzien zijn. Er bestaan al veel berekeningen van de kosten van de opwarming van de aarde, maar ik zou het goed vinden ook voor Vlaanderen een berekening te laten maken waarop we zonder discussie kunnen vertrouwen en waarop we ons beleid kunnen baseren. Dat beleid mag op dat moment geen taboes hebben, ook niet wat de energiebronnen betreft.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, u hebt gesproken over de doelstellingen die Vlaanderen vooropstelt om minder te verharden. Ik treed die vraag bij. Ik vraag hier al weken en maanden welke doelstelling de Vlaamse overheid zichzelf stelt om minder te verharden, maar ik krijg daar geen antwoord op. Ik wil de vraag nu nog eens herhalen. Welke doelstelling stelt de Vlaamse Regering voorop om ervoor te zorgen dat ze de bijkomende verharding niet zelf mee veroorzaakt?
De heer Vandaele heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, dat is een retorische vraag. U kent de beleidsteksten en -plannen. (Opmerkingen van Mieke Schauvliege)
Als we daar geraken, zouden we al een heel eind vooruit kunnen gaan. (Opmerkingen van Mieke Schauvliege)
De heer Tobback heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, ik wil dat beleidsplan wel eens samen met u nalezen. U stelt dat dat daarin staat, maar het staat er niet in. Er staan geen concrete doelstellingen op lange termijn en vooral niet op korte termijn in. Er zijn geen tussentijdse targets. Het zijn vrijblijvende ambities waar zelfs geen middelen tegenover staan.
Ik apprecieer, voor alle duidelijkheid, uw kleine opening om een aantal zaken opnieuw tegen het licht te houden. Ik ben het daar helemaal mee eens, maar u moet ze dan wel echt tegen het licht houden, echt naar de realiteit kijken en echt bereid zijn om stappen te zetten. Dat is het minste wat we moeten doen. Na wat we hebben gezien, moet u niet blijven verdedigen wat er in al zijn vaagheid staat. U moet erkennen dat er strengere, sterkere, duidelijkere en hardere doelstellingen moeten komen die we dan allemaal kunnen overeenkomen en naleven. Ik wil er niet te dramatisch over doen, maar er moet vandaag niemand proberen te denken dat de mensen een boodschap hebben aan een paar vrijblijvende ambities. U moet dat nu eens hardmaken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het tweede uitgangspunt van ons beleid dat ik eens tegen het licht zou willen houden, is dat de Vlaamse overheid met betrekking tot mitigatie en adaptatie het voorbeeld moet geven, maar dat dit niet zal volstaan. We hebben de burgers ook nodig. Zij moeten meewerken. In het verhaal van de groene energie stappen velen al mee, en dat is een goede zaak. Wat de verharding betreft, is het een ander paar mouwen. Er zijn in Vlaanderen weinig kavels waar niet meer is verhard dan toegelaten of wenselijk is. Iedereen gaat ervan uit dat die paar vierkante meters op zijn perceel het verschil niet zal maken.
Voor lokale overheden – het is misschien een beetje vloeken in de kerk, maar dat mag ook wel eens – is het bijzonder moeilijk om daartegen op te treden. Nu we hier vorige week het decreet versterking van de lokale democratie hebben goedgekeurd, zijn die lokale bestuurders nog meer afhankelijk van die stemmen en die voorkeurstemmen van de burger. Als ik in mijn gemeente optreed tegen al wie te veel verhard heeft, collega's, dan raak ik nooit van mijn leven nog herverkozen. En ik denk dat dat voor de meeste lokale bestuurders hier zo is.
In de programma's van ongeveer al onze partijen en in de opeenvolgende regeerakkoorden staat dat wij meer verantwoordelijkheid aan de gemeenten willen geven. Misschien is dat een uitgangspunt dat we voor een aantal beleidsdomeinen moeten durven te herbekijken, bijvoorbeeld voor bepaalde aspecten van de ruimtelijke ordening, zoals de verhardingsproblematiek. Als gemeenten er niet in slagen, om evidente redenen, om een strikt beleid te voeren, waarom zou de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid daar dan niet opnemen?
En daarop voortbordurend: de laatste jaren kiezen wij er als overheid ook steeds vaker voor om subsidies niet meer te oormerken, ook hier met de mantra dat lokale besturen niet betutteld moeten worden. We geven hun geld zonder dat we daar strikte voorwaarden aan koppelen. Ook hier moeten we misschien, meer dan vandaag het geval is, sturend durven op te treden.
Ik besluit, voorzitter. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Ik ben een en al oor, collega Tobback.
De heer Tobback heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, dank dat u een en al oor bent, maar ik ben nu een beetje verward, eerlijk gezegd. Heb ik nu goed gehoord dat u naar uw eigen mening vorige week een verantwoordelijkheid en een systeem hebt doorgeschoven naar de lokale overheden, terwijl ze eigenlijk, met het electorale systeem dat u vorige week enthousiast mee goedgekeurd hebt en met het financieringsmodel dat de Vlaamse overheid heeft, eigenlijk op geen enkele manier in staat zijn om het na te leven en het uit te voeren, omdat het kader eigenlijk structureel tegenwerkt? Want dat is wat ik u heb horen zeggen: electoraal is het natuurlijk een zeer vervelende positie om al die ambetante dingen te moeten doen, als je de mensen de dag erna zelf persoonlijk tegenkomt, en ten tweede is er financieel ook niet echt heel veel druk om die dingen dan op die manier te doen en het geld niet aan iets anders te besteden dat leuker klinkt.
Met andere woorden, u hebt hier net in drie zinnen het volledige beleid ten opzichte van lokale overheden van deze en de vorige Vlaamse Regering op het kapblok gelegd, en eerlijk gezegd is dat in mijn ogen terecht. Maar ik wou toch wel even zeker zijn of ik het goed verstaan had.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, als ik het goed begrijp, pleit u er dus voor om taken van de lokale overheden weer over te nemen, op het vlak van ruimtelijke ordening? Op zich vinden wij dat een zeer goede stelling, want dat is wat al jaren fout loopt en waar al jaren tegen gezondigd wordt. U vertelt dit nu. Ik hoop dat u de Vlaamse Regering ervan kunt overtuigen om dat ook daadwerkelijk uit te voeren, want tot nu toe hebben wij alleen maar het omgekeerde gezien.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Tobback, u hebt natuurlijk niet goed geluisterd, want u legt mij woorden in de mond. U hebt mij niet horen zeggen wat u denkt dat u mij hebt horen zeggen. Wat wij hier vorige week goedgekeurd hebben, is natuurlijk een heel ander verhaal. We hebben inderdaad de lokale bestuurders en de lokale democratie versterkt. We hebben de inspraak van de mensen in het burgemeestersambt enzovoort versterkt.
Mevrouw Schauvliege, ik heb al gezegd dat we bereid moeten zijn om een paar dingen tegen het licht te houden, volgens mijn persoonlijke mening. Ik wou eens persoonlijk zijn. Het is bijna reces. En een van die dingen kan zijn dat we voor een aantal aspecten van bijvoorbeeld de ruimtelijke ordening eens moeten kijken of we de lokale bestuurders inderdaad niet een beetje in bescherming moeten nemen en beter moeten ondersteunen. Ik denk dat daar een aantal mogelijkheden voor zijn, onder andere al dat oormerken van bedragen en subsidies. Waarom niet? Dat was vroeger zo. We herinneren ons nog de milieuconvenanten van indertijd. Dat werkte allemaal wel. In de beste der werelden kunnen die lokale bestuurders dat zeker aan. En zij staan het dichtst bij de realiteit, dus zij kunnen het best oplossingen enzovoort aanreiken. Maar we merken in de praktijk – en al wie in de praktijk staat als lokaal bestuurder, weet dat – dat je voor een aantal zaken – niet voor alles, maar voor een aantal zaken – tekortschiet, omdat je de instrumenten niet hebt om die dingen af te dwingen. En als je ze afdwingt, ben je een vogel voor de kat.
Ik besluit, collega Tobback, als ik mag. Voorzitter, dit parlement en deze regering namen de voorbije jaren tal van initiatieven om volgens een spoor van enerzijds mitigatie en anderzijds adaptatie waterellende te beperken. Die inspanningen moeten zeker onverkort worden voortgezet. Ik begrijp dat dat ook de bedoeling is van deze regering. Maar, collega Schauvliege, er blijven zeer zeker dossiers op de plank liggen die dringend een oplossing moeten krijgen. Ik somde ze zelf op, een paar toch, in mijn eerste tussenkomsten. En zoals ik net zei, moeten we misschien wel bereid zijn om een paar van de door de jaren heen als vanzelfsprekend ervaren uitgangspunten van ons beleid, in het kader van de problematiek waar we het vandaag over hebben, eens te evalueren en misschien bij te sturen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, ik wil heel even reageren op de tussenkomsten van de collega’s Tobback en Schauvliege. Ik denk dat dit debat hier tot op heden heel sereen en correct gevoerd wordt, in al zijn dimensies. Wat ik de heer Vandaele vooral heb horen zeggen is dat de uitdaging niet alleen investeringen van overheden en het opleggen van regels door overheden betreft: het gaat om een uitdaging voor overheden en burgers. Want die extra vierkante meter verharding zal bij mij niet zo’n kwaad kunnen. Maar als 6 miljoen Vlamingen dat vinden, dan is dat 6 miljoen vierkante meter extra die bij mij het verschil toch niet zal maken.
Ten tweede, grondinname voor bufferbekkens of voor overstromingsgebieden, en eigenlijk voor infrastructuurwerken in het algemeen, is vaak een lijdensweg. Gronden zijn immers altijd van iemand. Het kost tijd en moeite en, zoals ik de voorbije week al ergens heb gezegd, vaak primeert het privébelang op het algemeen belang. Dat is vooral wat ik mijn fractieleider heb horen zeggen: dat we bewust moeten zijn dat we allemaal – overheden en burgers – voor een belangrijke uitdaging staan. Ik denk dat we die boodschap ook hier mogen verwoorden, dat we die oproep als politici ook mogen doen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat iedereen beseft dat er hier nieuwe, duidelijkere keuzes gemaakt moeten worden, die tot echte oplossingen leiden. Ik denk dat we het daar met z’n allen over eens zijn. Maar ik heb het wel moeilijk met het wijzen naar de burger, als we zelf nog heel veel stappen moeten zetten als Vlaamse overheid, als Vlaamse Regering. Mijn grootste opmerking in heel dit verhaal is: we hebben hele mooie plannen, doelstellingen op heel lange termijn, maar zonder een concreet actieplan. En naar wat Vlaanderen zelf doet, kijken we toch niet zo nauw. Dus alstublieft: ja, roep burgers op om mee te werken, ja, we hebben gezien dat er de afgelopen dagen enorm veel solidariteit is. Mensen zijn dus bereid om inspanningen te doen. Daar zijn wij van overtuigd. Maar we moeten het ook zelf doen. Deze Vlaamse Regering moet zelf concrete doelstellingen op tafel leggen en die ook proberen te realiseren. Dat is een heel belangrijke boodschap.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, met de vrees dat ik mijn collega een beetje ga tegenspreken, maar collega Vandaele, ik vind het choquerend dat u zegt: ‘Ik vrees voor mijn herverkiezing als ik doe wat eigenlijk zou moeten.’ Ik begrijp dat wel. Ik heb daarnet trouwens in mijn inleiding gezegd dat ik wel begrijp dat het moeilijk is. De uitdaging waar we voor staan, is moeilijk, en we zullen heel wat dingen in vraag moeten stellen en anders aanpakken. Dat is een moeilijke zaak.
Maar wat ik er spijtig aan vind, is dat het een uiting is van die korte termijn. In de politiek slagen we er zo moeilijk in om op die langere termijn te kijken. Dit is nu een problematiek die precies die lange termijn echt wel nodig heeft. We moeten de uitdaging aangaan om na te gaan hoe wij ook hier op ons niveau die lange termijn voor ogen kunnen houden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we de juiste stappen zetten en bijsturen voor wat er uiteindelijk moet gebeuren op die langere termijn?
In sommige landen bestaat er zoiets als een expertencomité rond klimaat. In Vlaanderen hebben we een klimaatpanel gehad, spijtig genoeg heeft dat twee adviezen opgeleverd en die zijn gewoon verticaal geklasseerd. Deze Vlaamse Regering heeft dat gewoon naast zich neergelegd, wat een spijtige zaak is. De wetenschap moet hier voor een stuk de leidraad zijn, zoals ze dat is in de coronacrisis.
Het is een uitnodiging of een vraag: kunnen we hier in dit forum de langere termijn voor ogen houden? Kunnen we structuren opzetten om bij te sturen waar nodig? Kunnen we die langere termijn nooit uit het oog verliezen? Ik ben me ervan bewust, voor mij is het misschien minder belangrijk, maar voor de jongeren onder ons, zoals u, mijnheer Vandaele, is de verkiezing nog altijd belangrijk.
Wilt u nog herverkozen worden, mijnheer Tobback?
Die discussie zullen we wat later in de legislatuur voeren, voorzitter.
Ik wou de kans niet laten voorbijgaan om te zeggen dat de heer Vandaele op dat punt natuurlijk gelijk heeft. Wie ben ik om hem tegen te spreken? Maar, collega’s, collega Van Dijck, we hebben de burgers nodig om hier mee inspanningen te leveren. We zullen inderdaad een inspanning moeten doen om hen te overtuigen. Als we niet iedereen overtuigen, geraak je niet herverkozen, mijnheer Steenwegen. Dan is het niet zo’n probleem dat je persoonlijk niet herverkozen wordt, maar dat het dossier en de oplossing niet dichterbij komen.
Collega Van Dijck, als we willen dat de burgers meekunnen, dan is er één ding echt nodig, en dat ontbreekt vandaag, dat is een heel duidelijke, consequente, gehandhaafde visie en ambitie vanuit de overheden op alle niveaus. Er is maar één ijzeren wet in een democratie, dat is wanneer je aan burgers vraagt om regels na te leven en ze dat doen, en ze stellen achteraf vast dat de regels niet voor iedereen even streng zijn, en dat er voor bepaalde soorten andere regels gelden, en dat er andere criteria worden gehanteerd of er niet op wordt toegezien, dan voelen degenen die zich correct en solidair, met zin voor gemeenschap gedragen, zich gedupeerd, en terecht.
Dat gaat van de heel kleine tot de heel grote dingen. We gaan vandaag de PFOS-discussie niet voeren, maar de man of de vrouw die de gemeentelijk ambtenaar over de vloer heeft gekregen om te zeggen dat hij of zij anderhalve vierkante meter te veel heeft verhard aan zijn misschien waterdoorlatende oprit, en dan de dag erna in de krant leest dat er voor bedrijven jarenlang vergunningen niet worden gehandhaafd, terwijl men weet dat er overtredingen zijn met een gigantische uitstoot van broeikasgassen, en waarbij dat anderhalve metertje van hun oprit in het niet verdwijnt, die voelt zich uiteraard gedupeerd. En de volgende keer giet die beton. Dat kunnen we hem misschien zelfs niet kwalijk nemen, dat hij op die manier reageert. We kunnen het spijtig vinden dat dat gebeurt, maar we kunnen hem dat niet kwalijk nemen.
Als de Vlaamse overheid heel consequent echt voor iedereen duidelijke regels, zowel inzake adaptatie als mitigatie, oplegt en garandeert dat ze door iedereen zullen worden nageleefd en voor iedereen even consequent zullen worden gecontroleerd en toegepast, hoeveel centen er ook mee te scheppen zijn, dan kunt u aan de burgers heel veel vragen. Dan zult u heel veel medestanders vinden om degene die toch over de schreef gaat, aan te pakken, want al de anderen zullen het gevolgd hebben. Als men blijft schipperen, zal het nooit gaan. Dan moet men niet naar de burgers kijken en over hen klagen, dan moet men als bestuur naar zichzelf kijken en weten van waar het komt.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, ik zal op een aantal punten even ingaan. De ontharding van de kustbaan is inderdaad een project dat we voor 2022 hebben ingeschreven in ons investeringsplan en waar we inderdaad een en ander zullen ontharden. Dat is een bewijs dat de Vlaamse overheid en ook de lokale besturen daarop ingaan. Dat wil ik enerzijds zeggen.
Ik kom zelf uit het Maasland, het mooie Maasland. Ik ben daar ook titelvoerend burgemeester. Als ik hier vandaag hoor dat Vlaanderen niets doet, dat wij nooit overgaan tot ontharding, dat wij niet het voorbeeld geven, dan zou ik u toch eens willen uitnodigen om de plannen van het verleden tot 2003, maar zeker het gemeenschappelijke Grensmaasproject eens te analyseren. Wij hebben in 1993-1994 maar ook in 1995 heel veel watersnood gekend in het Maasland. De Maas heeft daar een bedding van 55 kilometer en heeft van Kinrooi tot, stroomopwaarts, Lanaken altijd wel voor de nodige overlast gezorgd. Na 1993-1994 is er het uitgebreide Dijkenplan gekomen. Sinds 2003 is er het gemeenschappelijke Grensmaasproject en zijn er heel wat investeringen gedaan die vooral in het teken staan van het meer ruimte geven aan de rivier. Die investeringen zijn vooral gedaan stroomopwaarts, van Maaseik richting Lanaken. Tussen Kinrooi en Maaseik zullen er inderdaad nog een aantal investeringen moeten gebeuren, zoals ik daarnet al zei. Daar zitten nog een aantal bottlenecks, die in de toekomst zullen worden ingepland.
Waarom zeg ik dat? Toen er heel wat onteigeningen in dat winterbed van de Maas moesten gebeuren – onteigeningen aan cafés, boerderijen, handelspanden en woningen – viel dat op dat moment telkens heel zwaar, vooral voor de eigenaars die onteigend moesten worden en die daar plots hun stekje, waar ze hun leven lang hebben gewoond, moesten zien verdwijnen. Maar dat viel ook zwaar voor de lokale besturen, die daarover vaak bakken kritiek over zich heen kregen, omdat mooie en idyllische locaties plots moesten verdwijnen. Maar we hebben dat wel gedaan. We hebben een ruime winterbedding gecreëerd, in afstemming met heel wat natuurontwikkeling. Dat zijn vandaag prachtige gebieden, een voorbeeld dat we dat wel degelijk doen en ook in de toekomst zullen doen.
Dan verwijs ik naar het hele verhaal rond de Dender, dan verwijs ik naar het Sigmaplan. We blijven kortom als Vlaamse overheid daar volop op inzetten.
Dat wou ik hier toch graag even kwijt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik wil inhaken op wat u naar voren brengt over de volledige Maas. Collega’s, ik trek het nu iets breder. We hebben in het regeerakkoord ook het volledige Sigmaplan opgenomen en de Dender. Op die Dender liggen op dit moment belangrijke werken stil omdat een natuurvereniging daar blokkeert. Ik wil er niet aan denken, zoals daarnet een collega zei, wat er zou gebeurd zijn als die hoeveelheden neerslag in ons Oost-Vlaanderen op die plaats waren gevallen.
Collega’s, ik wil verwijzen naar het Sigmaplan. Alles wat daarin staat over de Dendervallei, al die plannen: ze zijn er. Die zijn allang opgemaakt. We moeten ze nu verder uitvoeren.
Ik ben ook in Limburg geweest. Ik heb daar gezien dat die muur jaren geleden werd opgehoogd. Gelukkig is dat gebeurd! Gelukkig, collega’s, want als dat niet was gebeurd, zou het een ramp zijn geweest.
Ik wil het hier hebben over de kaaimuren in Antwerpen, het Sigmaplan, de volledige Beneden-Schelde, waar ik zelf woon. Ik heb ooit het parket bij mij thuis in de living weten ronddrijven, collega’s. Ik heb in zo’n bootje van de brandweer gezeten. Ik weet wat het is als de beerput langs het toilet wordt leeggedrukt in de badkamer. Ik ken die geur. En toen zijn er stappen gezet bij ons in het Waasland. Maar die stappen moeten worden voortgezet.
Ik denk onder andere aan de pompgemalen. Aan, in onze regio, het Pompgemaal Watermolen: zes cruciale pompen om het Waasland droog te houden. Maar er is geen noodstroom bij. Een groot probleem dat we in Wallonië hebben gezien doet zich voor wanneer een hoogspanningscabine van Elia onder komt te staan. Dan is het gedaan met een dergelijk pompgemaal. Dat wil ik toch onder de aandacht brengen. We moeten die risicoanalyse maken. Ik ben nog altijd een grote voorstander van gravitaire afvoer. Geen pompen en dergelijke meer. Maar we moeten die gravitaire afvoer goed in de gaten houden, of hij wel volledig werkt, of hij blijft werken. Er moeten onderhoudswerken gebeuren, zodat er ook noodpompcapaciteit bij wordt gezet. In 1996 hebben we dat gehad, in volle zomer. Wie had toen gedacht dat er een dergelijke wateroverlast zou zijn?
Een derde punt dat ik ook wil aanhalen, zijn wisselstukken die moeten klaarstaan. Grijpers die afval voor pompen wegnemen. Een aantal weken geleden ben ik ’s nachts zelf met mensen van de polder afval gaan wegduwen met rieken opdat de pompen zouden kunnen blijven werken. De oorzaak was een printplaat die domweg niet kon worden vervangen omdat de chips door de coronacrisis niet beschikbaar waren. We moeten er aandacht voor hebben dat die dingen er op zulke cruciale momenten zijn. Ik wil dat echt kunnen peilen. Als we de golf zien komen, waar zal er en wanneer zal er overlast zijn. Er zijn op dit moment, minister, een heel pak peilen die we kunnen volgen op Waterinfo, maar een aantal zijn daar nog niet samengebracht. Ik hoop dat we het niet meer nodig hebben, maar als het nog voorkomt moeten we tijdig weten wanneer het water op een bepaalde plek is. Maar nog veel liever wil ik dit voorkomen, collega’s, daarom deze vraag richting Aquafin, om de waterbekkens en bufferbekkens die we aanleggen op tijd en gelijktijdig aan te leggen met andere werken. Dikwijls gaat dat met onteigeningen gepaard. Ik zie dat men start voor een bufferbekken en, als het vastloopt, de weg en de riolering alvast aanlegt. Minister, ik kijk naar u. We moeten dat heel goed coördineren, we moeten dat heel goed op elkaar afstemmen.
Een laatste punt dat ik wil inbrengen, collega’s, betreft de ongelooflijke waterbergingscapaciteit die we hebben in landbouwgebied, zeker in landelijk Vlaanderen. Ik woon vlak naast de Nederlandse grens. Als ik de grens overrijd, zie ik perfect onderhouden grachten van geen drie meter diep, want dan heb je grondwater. Dat is één meter gracht van één meter breed en één meter diep. Dat is één kuub, duizend liter. Die bergingscapaciteit moeten we kunnen aanspreken. Dat is een win-win voor iedereen. Want als we die afdammen in de zomer, dan hebben de landbouwers water om hun gronden te irrigeren, maar dan moeten we met een slim systeem werken. Ook daarvoor kijk ik naar Nederland.
We hebben absoluut zaken die we kunnen verbeteren, en ik wil het toch wat ruimer trekken dan enkel die verharding waar nu wordt over gesproken. Dat is een belangrijk element maar er zijn ook andere plaatsen waar we aan kunnen werken en evaluaties die we kunnen maken. Ik wou dat toch ook inbrengen in dit debat. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik wil reageren op iets wat de minister zei en wat ik belangrijk vind.
We zitten op een moment dat iedereen in dit halfrond aanvoelt dat we doortastende maatregelen moeten nemen. We hebben het daarnet even gehad over het Sigmaplan. Het is belangrijk dat het Sigmaplan prioriteit krijgt en dat het gebaseerd is op actuele data, niet op achterhaalde data zoals deze Vlaamse Regering nog altijd hanteert. Op een moment dat we in Vlaanderen de meest verharde regio in Europa zijn, collega’s, is de Vlaamse Regering haar eigen beleid aan het tegenwerken door een betonstop te projecteren tegen… 2040. Dat heeft een betonversnelling tot stand gebracht. Onze fractie heeft dat de afgelopen legislaturen uit den treure op tafel gelegd. Tot 2040 worden 6 tot 7 hectare per dag vol gebetonneerd. Elke dag. U bent een race aan het lopen tegen uw eigen beleid. Dit is niet consequent. Dit is niet doortastend. Ik hoor dezelfde dingen hier terugkomen. Ik heb vandaag CD&V en Open Vld horen pleiten voor de norm van minstens 55 procent CO2-beperking en om mee te gaan met Europa. Ik heb de minister 35 procent horen zeggen. De collega van de N-VA hoorde ik ‘haalbaar en betaalbaar’ zeggen. Ik heb zo mijn ideeën over hoe haalbaar en betaalbaar een staatshervorming tot splitsing van het land is. Ik denk dat dat onhaalbaar en onbetaalbaar is.
Het is heel eenvoudig, collega’s. Dit op de korte tijd als kosten bekijken in plaats van als investering is waanzin. Als u uw dak ziet lekken, dan herstelt u het. Dan wacht u niet tot het instort, want de kosten zijn dan vele malen groter. De mensen die te maken hebben gehad met die overstromingen, wiens kelder vol is gelopen, wiens hele huis om zeep is, hebben geen boodschap aan dit soort frames. Deze ramp is voor hen vandaag onhaalbaar en onbetaalbaar. Dit gaat over investeringen in een leefbare en kwalitatieve toekomst van ons allemaal. Het is waanzin om dit als kostenpost te blijven voorstellen.
Ik kom daarmee terug tot bij de minister. De situatie is te erg om hier spelletjes over te spelen of om een of ander frame te zetten, veel te erg. De verharding vandaag gaat veel sneller dan de plannen die hier met veel verve worden gelanceerd. De vraag is heel eenvoudig: bent u bereid om die betonstop te vervroegen? Niet met vijf jaar, niet met tien jaar, maar om in deze legislatuur een knoop door te hakken in plaats van te doen alsof het over vijf legislaturen eindelijk tijd is, wetende dat u per dag 6 hectare aan het verharden bent. Heel dit debat is één schimmenspel en dat is heel erg.
Ik wil u wijzen op al die mensen die de afgelopen twintig à dertig jaar op de barricaden hebben gestaan om de Kruibeekse potpolder te krijgen, de schepenen die in Gent als eerste een onthardingsambtenaar hadden aangewezen, nog voor deze Vlaamse Regering dat deed. Er is zoveel, zóveel expertise en zoveel wil op het terrein. Maar deze Vlaamse Regering is minder ambitieus dan die schepenen, dan die mensen die actief zijn en al die jaren hebben gevraagd voor een versnelling van de ontharding, en niet van de betonnering.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik ben blij dat ik mag aansluiten op het betoog van collega Almaci. Ik wil oproepen om uit de eigen bubbel te kijken en u vooral te spiegelen aan de universiteit van het leven.
Ik ben een grenslander. Ik woon vlak tegen Nederland. Nederland en Duitsland hebben een modelbeleid inzake ruimtelijke ordening ten opzichte van ons land, omdat eigendomgronden daar altijd in handen zijn van overheden of van instanties die aan overheden zijn gerelateerd, maar niet zoals bij ons – en dat is de verborgen rijkdom van de Vlaming – van particulieren. Vandaag lopen Nederland en Duitsland onder. Hoe men dat ook keert of draait, dat zijn de feiten. Ze delen in de klappen en in hetzelfde leed als waar ook de Maaslanders aan de Belgische kant van de grens op dit ogenblik in delen. Aan de oostelijke kant van de Maas ondervinden ze vandaag dezelfde problemen, ondanks het modelbeleid dat ze hebben inzake ruimtelijke ordening. Als je dat aan wetenschappers voorlegt, zullen ze zeggen dat we ons daaraan moeten spiegelen en dat de weg en de koers is die wij moeten volgen. De realiteit is dat bij hen, net zoals bij ons, steden en gemeenten onderlopen.
We hebben samen met hen al heel wat inspanningen geleverd. De minister zei dat heel terecht. Het project Grensmaas betekent aan de Vlaamse, de Belgische kant, dat we het bed van de rivier maal twee, maal drie hebben gedaan. Daarvoor hebben we onteigend, daarvoor hebben we verwijten geïncasseerd en procedures moeten doorstaan. Daarvoor hebben we heel wat leed geleden en kosten moeten maken voor rechtbanken. Maar we hebben dat gedaan. En uiteraard was dat zinvol.
Ik geef gewoon het ene cijfer dat de ramp van afgelopen donderdag en vrijdag illustreert. Op het crisismoment donderdagnacht-vrijdagochtend, rond 3 uur passeerde er bij ons in de Maas 3.300.000 liter water per seconde! 3.300.000 liter water per seconde, dat is een kerncentrale die daar eigenlijk is ontploft. En we wisten dat dat 8 à 10 uur later in Maaseik en Heppeneert zou komen en nadien richting Nederland zou gaan.
Wat we moeten doen, is zulke dingen inderdaad evalueren. We moeten zien waar we eventueel dat rivierbed nog kunnen verruimen. Maar we zullen ook technologie nodig hebben. Met alleen te zeggen: we zullen u pijn doen en het zal nooit genoeg zijn ... Want ik herhaal: ook Nederland en Duitsland, met hun modelbeleid, kunnen die catastrofe niet afwentelen. Misschien moeten we ook durven zeggen ... Als zoiets gebeurt, kun je vooral werken met pijnstillers. Maar de idee dat er een beleid bestaat om die pijn helemaal weg te nemen, is ook uzelf iets wijsmaken. En opnieuw, ik fantaseer dat hier niet. Ik geef de voorbeelden van Nederland en Duitsland. We zitten met dezelfde rivieren. Ze hebben hetzelfde aan de hand gehad.
Wil ik het minimaliseren? Absoluut niet. Ik heb 72 gezinnen verplicht moeten evacueren. Herbricht is ondergelopen. Wat doen we daar ondertussen? We voeren daar een uitdoofbeleid. Dat betekent dat de huizen van wie daar vertrekt of sterft, worden gekocht door De Vlaamse Waterweg en meteen worden afgebroken. Dat is iedere keer een heel gedoe. Want die mensen hebben kinderen en kleinkinderen en zij willen eigenlijk ook wel leven waar papa en mama, waar bompa en bomma altijd heel gelukkig zijn geweest. Wat daar ook altijd opvalt – en dat is iets des mensen –, is de veerkracht. Na 14 dagen is dat leed weer geleden en zeggen die mensen: we zien wel verder.
Ik herhaal dat ik niet wil minimaliseren. Wat er gebeurt, is inderdaad klimaatdisruptie. Wie dat ontkent, ontkent het licht van de zon. Normaal kunnen we dat soort problemen, maar in afgezwakte vorm, rond de jaarwisseling, rond het einde van het jaar, het begin van het jaar. Kijk naar de minister van Mobiliteit en Openbare Werken Lydia Peeters. ‘De Maas is oet.’ Dan weet het hele Maasland – 110.000 mensen, zelfs mensen die geen gebenedijd woord dialect spreken – dat fase rood aanbreekt en dat iedereen zich schrap moet zetten. Nu gebeurt dat in het midden van het jaar.
Vorig jaar deze tijd waren beide ministers bij ons op bezoek voor het project ‘Kunst aan de Maas’ en toen kon men eigenlijk in casual kledij de Maas overwandelen. Men had geen natte voeten, de schoenen waren niet versleten. Had men dat 72 uren geleden gedaan, dan zou men waarschijnlijk binnen de 72 uur aanspoelen ergens in Nederland, maar men zou het zeker en vast niet overleven.
De Maas is een regenrivier. Om de ramp opnieuw te illustreren: zelfs in het Albertkanaal, waar ik donderdagnacht en vrijdagmorgen stond, stond het water opeens meer dan een meter hoger. Het water gutste over de sluisdeuren heen en iedereen zei dat we niets meer konden doen. Als we de sluisdeuren zouden openen, zouden we ze niet meer kunnen sluiten. En dus was het vingers kruisen, en voor wie het nog doet, bidden of een kaars branden, want we zaten daar opnieuw heel krap.
En dan opnieuw zijn er dijkwachters, een functie die men nooit mag afschaffen, die het weer kunnen lezen, die het water kunnen lezen, en die zeiden dat we het zouden redden. Het heeft 3 centimeter gescheeld en daarbij zijn heel veel zandzakken gebruikt. De technische dienst heeft de afgelopen uren 60 ton zand in zakken van 18 tot 20 kilo gestopt die meteen door de brandweer werden opgehaald – dat had zoiets van een frontervaring – om die dijken te verhogen en te versterken. Maar als we het hebben gered, dan is dat omdat we al heel veel inspanningen hebben gedaan. We zullen dat echter moeten blijven doen. De idee van nu eens 5 minuten politieke moed op te brengen zodat het probleem voor de volgende eeuw is geklaard, is onszelf iets wijsmaken. Nederland en Duitsland, voor velen referentielanden en – ik heb daar geen moeite mee – in heel veel dingen gidslanden, hebben vandaag dezelfde problemen. Soms kan de natuur dermate ontketenen dat elk menselijk vernuft tekortschiet.
Naast de politiek die we hebben gevoerd en de technologie is het een uitdaging voor wetenschappers en ingenieurs om dat leed nog meer binnen de perken te houden. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Steenwegen heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik wil nog even kort ingaan op uw tussenkomst. Ik weet niet waarom u het nodig vond om te wijzen naar een natuurvereniging die dan blijkbaar weer procedures tegenhoudt. Ik kan u alleen maar zeggen dat heel veel foute ingrepen zijn tegengehouden door natuur- en milieuverenigingen die veel beter weten en vooruitkijken waar de problemen zitten.
In dit geval, wanneer het gaat over wateroverlast – en dan sluit ik aan bij wat minister Peeters zei – zijn de natuurverenigingen al lange tijd vragende partij om ruimte te geven aan het water. Wij zijn daar bondgenoten. De natuurverenigingen pleiten daar al lang voor en realiseren ook veel van die projecten mee, op het terrein. Het is spijtig dat u dit aanhaalt. Wanneer men procedeert, is het altijd een rechter die de uitspraak doet. Iedereen heeft recht om dat te doen, maar in dezen vind ik het een spijtige vergelijking, omdat juist natuurverenigingen een bondgenoot zijn en al jarenlang pleiten voor ruimte voor water en daar actief aan meewerken. Ik denk dat we dat vooral moeten zien en daar in de toekomst samen verder aan moeten werken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega, ik denk dat u even de gelegenheid mist om daar niet op in te gaan. Want, is dat spijtig? Ja, ik zou daar in uw geval niet de nadruk op hebben gelegd. Wij moeten immers in Oost-Vlaanderen wel aan al die inwoners uitleggen dat de boel stilligt en dat het onderlopen van hun dorpen en huizen ondergeschikt is aan wat zich daar door die lokale natuurverenigingen afspeelt. Ik roep u op om aan die mensen te vragen, als u het werkelijk meent om hen droog te houden, om hun proces te staken. En dan zijn we inderdaad bondgenoten. (Applaus bij Andries Gryffroy)
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ik wil graag nog eens reageren op wat minister Peeters daarstraks heeft gezegd. Het is inderdaad juist dat alle overheden, zowel Vlaanderen, de provincie als de gemeenten, de afgelopen jaren al verschillende inspanningen hebben gedaan. De beste manier om mensen te overtuigen is door hen zelf in de praktijk het effect van de wachtbekkens van de dijken te laten ondervinden.
Mijn gemeente stond twintig jaar geleden ook onder water en we zijn gelukkig, dankzij de wachtbekkens, gered. Het is inderdaad een hele lijdensweg om die zaken aangelegd te krijgen en onteigeningen te regelen maar uiteindelijk ben ik het er wel mee eens, collega Daniëls, dat al die zaken uiteraard best tegelijkertijd worden uitgevoerd en dat de mensen het best in de praktijk kunnen worden overtuigd van de effecten.
Het is natuurlijk belangrijk welke lessen we hieruit trekken, minister, en dat er een evaluatie komt van de plekken die tijdens deze ramp kritiek zijn gebleken. We moeten kijken of de wachtbekkens hun werk hebben gedaan. Er zijn natuurlijk altijd verhalen over wachtbekkens waar geen water staat, en dat doet dan weer afbreuk aan het opbouwende verhaal waar bijkomende investeringen nodig zijn.
Ik wil ook nog even terugkomen op wat minister Demir daarstraks gezegd heeft. U zei: ‘Vanaf het moment dat wij wisten dat er hevige regen en veel water ging komen, zijn wij begonnen met preventieve maatregelen te nemen’. Maar de vraag is natuurlijk welke preventieve maatregelen er gedurende het hele jaar worden genomen. Ik weet dat ik in de praktijk – als burgemeester – vaak grachten langs gewestwegen laat ruimen door onze technische dienst, gewoon omdat het niet gebeurt door Vlaanderen, door het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV). Ik weet dat de gemeente Herk-de-Stad drie weken geleden de dijk aan de Demer heeft laten herstellen, omdat het niet gebeurt door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Het is dus een kwestie van lessen te trekken, ook op dat vlak, qua preventief onderhoud aan onze eigen infrastructuur. Ofwel worden daarover goede afspraken gemaakt met lokale besturen, ofwel moeten we op dat vlak een tandje bij steken.
Tot slot, voorzitter, is er nog een laatste bekommernis die ik vandaag wil meegeven. Het is vandaag wel droog, en de zon schijnt ondertussen, maar in de realiteit – zeker in het zuidwesten van Limburg – staan er nog altijd mensen met de voeten in het water. De realiteit is dat de wachtbekkens momenteel volledig vol zitten, en de gronden zijn verzadigd. Mensen zijn natuurlijk bang voor wat er zou gebeuren, als er komend weekend een onweer zou zijn. Die bezorgdheid wou ik ook nog graag even meegeven.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik wil twee dingen zeggen.
Eén: ik heb daarnet op geen enkele manier de indruk gewekt dat tegen deze massa aan water iets of iemand opgewassen is. Integendeel zelfs, ik heb in mijn openingsstatement het tegenovergestelde gezegd. Ik heb gereageerd op uw uitleg, minister, rond het Sigmaplan. Ik heb aangegeven dat er in het beleid van deze regering een heel grote tegenstelling is, namelijk dat u veel sneller verhardt, dan dat u onthardt. Het Sigmaplan is een goede zaak, maar het heeft ontzettend veel vertraging. Het moet uitgevoerd worden. Er zijn vijf reserveprojecten, om nadien uit te voeren. Wij stellen al heel lang vragen over die vertraging. Waarom is het gebaseerd op verouderde data? Hoe komt het dat we de nieuwe data niet opnemen als richtlijn? We vragen naar de stand van zaken. Ik kan die vragen hier vandaag herhalen, minister. Het Grensmaasproject, dat is een schitterend project, dat is absoluut nodig! U hebt gelijk dat dat niet zal voorkomen dat als er zo’n massa water uit de lucht valt – meer dan 200 liter per vierkante meter –, dat we dan niet voldoende zullen hebben met dit soort zaken alleen. Maar ik heb in mijn openingsstatement drie dingen gezegd.
Ik heb gezegd dat we moeten zorgen dat de hulpdiensten, de coördinatie van de hulp, en hoe we mensen helpen, opgedreven moeten worden. Ik heb bijvoorbeeld verwezen naar de gesloten civiele kazernes. Dat is een fout – dat kunnen we vandaag zeggen – en dat was ingegeven door besparingen. Ik heb verwezen naar de noodzaak om zich aan te passen aan het veranderende klimaat. Helaas, onze partij heeft sinds haar ontstaan gestreden om dit punt te voorkomen. Maar onze mensen, die lokaal bijvoorbeeld voor de Kruibeekse potpolder hebben geijverd, zijn jarenlang weggelachen. Vandaag zijn dat soort projecten, zoals het Sigmaplan, het Grensmaasplan en de potpolder van Kruibeke, degene waarvan ook de Vlaamse Regering – gelukkig – zegt dat ze nodig zijn. Maar het zijn er nog te weinig. En ondertussen doet u het tegenovergestelde door de betonstop tot 2040 te laten bestaan. Gaat dat op zich volstaan om dit soort verschrikkelijke regenval te voorkomen? Neen. Maar alles wat verzacht, helpt. Elk huis dat u daarmee redt van overstroming, helpt! Dat is wat ik vandaag zeg, en ik laat mij niets anders aanpraten door partijen die jarenlang hebben weggekeken, en nu plots het licht zien. Ik discussieer niet meer of er wel of niet klimaatverandering is, of klimaattwijfel. Dat is – voor alle duidelijkheid – niet tegen u, collega Keulen.
Ik heb vandaag twee partijen van de meerderheid horen zeggen dat 55 procent het kompas is. Ik heb één partij iets anders horen zeggen. Wel, als we dit soort zaken in de toekomst willen voorkomen, dan zal minstens 55 procent ons kompas moeten zijn. Dan zullen we moeten stoppen met verharding. Dan zullen we moeilijke maatregelen moeten nemen, om toekomstig leed te voorkomen. Kunnen we dat allemaal voorkomen? Natuurlijk niet. Dat heb ik ook niet gezegd. Helaas kunnen we dat niet meer voorkomen. Maar we kunnen wel erger voorkomen. Dat is onze verdomde plicht hier vandaag. Dat is het pleidooi waarmee ik begonnen ben, dat is het pleidooi waarmee ik wil eindigen. Een waardig debat kijkt naar welke klimaatambitie nodig is om toekomstig leed te voorkomen. Dat gaat inderdaad over ruimte geven aan het water. Dat gaat inderdaad over ruimte geven aan de natuur en over meer open ruimte. Maar het gaat ook over nu, nu als Vlaams Parlement doen wat nodig is en het roer omgooien en niet meer over maatregelen beslissen die ons eigen beleid tegenwerken. Dus ja, graag meer Grensmaasprojecten. Dus ja, meer van dat soort zaken die de verdere betonnering tegengaan, maar ook consequenties nemen met betrekking tot die zaken die deze regering altijd voor zich uit schuift, of het nu over stikstof gaat, of het nu over de bouwshift gaat, of het nu over de betonstop gaat, of het nu over al dat soort dossiers gaat. De tijd is op.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Almaci heeft twee keer gezegd dat ze twee partijen hoort zeggen dat zij voor de doelstelling gaan om CO2 met 55 percent te verminderen en één partij niet. Ik wil graag de puntjes op de i zetten, zodat collega Almaci mij niet verkeerd verstaat.
Ik heb heel duidelijk gezegd dat wij al sinds vorig jaar het Vlaams klimaatplan aan het uitwerken zijn. Ik wacht niet op Europa, want het plan van commissaris Timmermans moet nog verschillende etappes doorlopen. Het zal nog een jaar of twee duren vooraleer alles rond is. Neen, wij wachten niet op dat plan. Wij blijven uitvoeren. Ik kan verschillende maatregelen opsommen.
U maakt mij het verwijt dat ik altijd zeg dat we de doelstelling moeten halen. Ja, ik wil de doelstelling halen, omdat we in het verleden de doelstelling niet hebben gehaald. Ja, het moet betaalbaar zijn. Ik heb u vorige week het voorbeeld gegeven van de uitfasering van de stookolieketels. Ik hoor de collega's ook graag vertellen hoe we dat moeten betalen. Dat kost 7000 euro. U moet maar een offerte opvragen. Wie gaat dat betalen? Vraag dat maar eens aan een gepensioneerde. Hoe gaat hij dat betalen? Of iemand die moet rondkomen met een klein loon, zoals een alleenstaande moeder? Dat kost allemaal geld. Renovatie van woningen kost allemaal geld. Inderdaad, wij nemen die maatregel. De maatregel voor de stookolieketels is voorzichtig genomen, uitgefaseerd, jaar per jaar, en met flankerend beleid voor de beschermde afnemers. Maar u moet mij niet verwijten dat wij dat ook in de gaten houden en dat mooi monitoren.
Collega Steenwegen vraagt aan mij of ik volmondig achter ‘Fit for 55’ ga staan. Hij wil dat. Hij mag dat vinden. Maar ik heb heel duidelijk gezegd dat wij die 3800 pagina’s aan het bestuderen en aan het bekijken zijn. In september zullen we in de regering het debat aanvatten over hoe we daarmee zullen omgaan. Er zitten een aantal zaken in die ik niet positief vind. Jullie vinden dat misschien wel. Ik denk maar aan de volle steun voor biomassa: bomen kappen, verbranden en dat bestempelen als groene energie. Ik heb bijvoorbeeld bij dat onderdeel een voorbehoud. Ik stel vast dat collega Steenwegen vindt dat ik voor 100 percent achter dat plan moet staan. We mogen toch ook nog wat nadenken? We mogen toch ook nog wat calculeren? Het zijn 3800 pagina's. Sta toe dat de administratie en het kabinet die allemaal een voor een bekijken. We zullen daarna met de collega's in de regering het debat voeren.
Als u meer doelstellingen vraagt, dan vraag ik als coördinerend minister ook bijkomende maatregelen. Welke maatregelen zullen een doelstelling verantwoorden? Ik hoor hier alleen ‘doelstellingen, doelstellingen, doelstellingen’ en niemand zegt welke maatregelen we daartegenover zetten. Dat debat moeten we ten gronde voeren. We gaan dat doen. We zijn het plan aan het bekijken en aan het bestuderen. In september zullen we dat debat voeren. Ondertussen voeren we wel het Vlaams klimaatplan, dat vorig jaar is goedgekeurd, uit. Er komen ook voortgangsrapporten. Ik heb heel duidelijk gezegd dat we het Klimaatpanel daarbij gaan betrekken. Hoever staan we? Wat is er gebeurd? Welke minister heeft binnen zijn of haar domein wat al gedaan? Wat geeft dat aan broeikasreductie? Dat zijn allemaal zaken die wij doen. Het debat over het plan van Europa zal binnen de regering worden besproken.
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, ik wil er de minister toch op wijzen dat het formuleren van doelstellingen een taak van het parlement is, maar het uitvoeren en het bereiken van resultaten de taak van de uitvoerende macht. Hier altijd naar het parlement komen om te vragen hoe u het moet doen … Het is uw taak om concrete maatregelen voor te leggen waarover we dan met veel plezier zullen discussiëren. Als u wilt dat we bijkomende voorstellen doen, dan zullen we dat ook doen. We hebben er trouwens vanuit mijn fractie al voorgesteld, maar ik zie ze nog altijd niet uitgevoerd worden. Ik denk dan aan het renovatieplan. Er zijn er meer dan genoeg waar niets mee gebeurt. We hebben voorstellen op tafel gelegd waarvan de Vlaamse Regering zegt dat ze te duur zijn.
U verwijst naar die 7000 euro voor stookolieketels. Ja, dat is 7000 euro voor een gezin en als we dat moeten voorfinancieren en mee financieren, is dat veel, maar het is een schijntje bij wat het zal kosten om de schade op te ruimen per gezin die in het afgelopen weekend op heel wat plaatsen is veroorzaakt. Zal die ene stookolieketel onmiddellijk het verschil maken? Neen, maar zoals de heer Keulen zei, zal wat we nu hebben gezien, nog vaker voorkomen, veel vaker dan in het verleden. We kunnen dat al niet meer vermijden, maar we kunnen wel middelen investeren om te proberen vermijden dat het een wekelijks terugkerend fenomeen wordt, als we niet opletten.
We zullen dan inderdaad prioriteiten moeten vastleggen over waar we ons geld in steken. Ik zou liever hebben dat we geld steken in het proberen dit zoveel mogelijk te vermijden in plaats van een veelvoud van geld te steken in het achteraf opruimen, jaar na jaar, keer op keer, van de miserie, met alle persoonlijke, menselijke tragedies die daarmee gepaard gaan en daar onvermijdelijk bij horen. Dat zou een heldere keuze moeten zijn van iedere regering die het een beetje goed voorheeft met de burgers, zonder enige aarzeling en zonder enige seconde van twijfel. Voorkomen is beter dan genezen.
Zoals ik tot nu toe hoor – en ook in de tussenkomst van de minister-president aan het begin –, gaat het allemaal over genezen. Ik sta daarachter. Mijn fractie staat erachter dat we vandaag alles inzetten om de getroffen mensen in de eerste plaats opnieuw op de been te helpen. Maar het kan niet de bedoeling zijn dat we ons neerleggen bij het feit dat dit een jaarlijkse, maandelijkse of tweemaandelijkse weerkerende realiteit voor de toekomst wordt, als we inspanningen kunnen doen om het te voorkomen. Dat mis ik absoluut in alles wat deze Vlaamse Regering vandaag zegt. Dat gaat over ambities. Dat gaat over concrete doelstellingen. Dat gaat over targets. Dat gaat over uitvoeren. Niet praten, maar uitvoeren. Daarvoor hebben we een uitvoerende macht.
Ik zal niet met de heer Keulen in discussie gaan, want ik apprecieerde zijn tussenkomst, die echt uit het leven gegrepen was en uit het hart kwam. Ik ga zeker niet met hem in discussie over de Grensmaas, want hij kent daar elke waterdruppel, letterlijk en figuurlijk. Hij kan daar alleen maar winnen.
Mijnheer Keulen, het punt is echter niet dat het Grensmaasproject niet goed is. Gelukkig is het goed, want wie weet wat er anders was gebeurd het afgelopen weekend. Gelukkig zitten er heel veel goede kanten aan. Maar het punt was natuurlijk dat, als we naar de rest van Vlaanderen kijken, naar de verharding en ontharding, naar ruimte maken voor water en berging en dergelijke meer, we op dit moment een Grensmaasproject op de schaal van heel Vlaanderen nodig hebben en dat dat er niet is. We hebben daar de middelen niet voor. We hebben daar niet overal de wil voor. We hebben daar niet altijd de ‘sense of urgency’ voor. In een aantal gevallen doen we eerder het omgekeerde en blijven we verharden.
Het is nog altijd een gevecht – het Instrumentendecreet is nog altijd niet goedgekeurd – om regels te maken, zonder de kosten astronomisch en onnodig op te drijven en het algemeen belang te laten primeren op het private belang, om in overstromingsgebieden, in gevoelige gebieden te vermijden dat er nog wordt gewoond. Wat u zelf zegt, is geen gemakkelijke keuze, maar ze is gemaakt daar waar u erop wijst. Alleen is onder andere uw partij tot nader order niet bereid om ze te maken in heel Vlaanderen. Ik zeg u dat ik daar onmiddellijk toe bereid ben en zonder de belastingbetaler op dwaze kosten te jagen door de prijzen op te drijven ten behoeve van persoonlijk gewin. Dat is wat u beschrijft, mijnheer Keulen, met heel veel passie. Ik zou graag hebben dat u het ook aan de rest van Vlaanderen gunt om het op die manier te doen, dat u het ook aan de heer Daniëls zou gunnen dat we zijn living en zijn parket beter zouden beschermen. Ik zou graag hebben dat we instrumenten en doelstellingen voorzien om ervoor te zorgen dat het niet alleen aan de Grensmaas en in Limburg kan gebeuren, maar dat we iedereen, iedere burger in dit land, met evenveel ambitie en evenveel doortastendheid beschermen voor de toekomst, want we weten dat het nodig zal zijn.
Vijf minuten politieke moed zullen inderdaad niet volstaan. Er zullen vele jaren politieke consensus, inzet en een duidelijke visie voor nodig zijn, bij voorkeur gedeeld, want dat is hoe het in Limburg voor een groot stuk is gelukt. Ik stel alleen maar vast dat er in Vlaanderen nog altijd aan drie kanten van het touw tegelijk wordt getrokken en dat verschillende belangen worden verdedigd die niet het algemeen belang zijn. Het is nu meer dan ooit duidelijk dat het algemeen belang te allen tijde voorrang moet krijgen, omdat de persoonlijke drama's anders niet te overzien zullen zijn.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, een politiek debat is handig, nuttig en goed. Maar politiek gehakketak en vervallen in ‘wie is de strafste?’ en ‘wie legt zich waarbij neer?’ en ‘wie maakt er verwijten?’: echt waar, uit de grond van mijn hart, daarmee komen we geen stap verder. Voor wie denkt dat het op dit moment achter de rug is en we met politiek gehakketak kunnen beginnen: vergeet het! Het is, ook in Vlaanderen, op dit moment nog altijd bezig. Niet alleen Limburg is de voorbije week getroffen, collega Tobback, ook Vlaams-Brabant – uw achtertuin – heeft onder water gestaan. In wat vandaag mijn achtertuin is – in Diest, in Zichem, in Testelt en Aarschot – is het water nog steeds aan het stijgen op dit eigenste moment.
In plaats van kritiek te geven op de VMM of De Vlaamse Waterweg, zoals ik zonet hoorde, kan ik u zeggen dat mijn ervaring van de laatste dagen met die mensen fantastisch goed is geweest. Ik heb mensen gezien die de afgelopen 72 uur elke 2 à 3 uur in rechtstreeks contact stonden met de mensen ter plaatse, die briefings geven, die iedereen digitaal verzamelen, die waterstanden beheren, die praktische oplossingen geven, die de natuur haar weg laten gaan. Ik wil hen daar ook uit de grond van mijn hart voor bedanken. Die mensen hebben de afgelopen week bijna geen slaap gehad, maar ze blijven gefocust, ze blijven toegewijd en ze blijven naar oplossingen zoeken. Dat is de realiteit op het terrein, collega’s en voorzitter.
Wat is belangrijk? Wat collega Tobback zei: laten we naar een zo groot mogelijke consensus zoeken. Daar ben ik het mee eens. Dat geldt niet alleen voor het plan voor de Maas, waar mijn roots liggen. Dat geldt ook voor het Sigmaplan voor de rest van Vlaanderen. Dat Sigmaplan is ontworpen en moet uitgerold worden. De aandacht en vooral de middelen moeten daarvoor blijven volgen. Zoals de minister zei in haar tussenkomst, vraagt dat ook moed. Het vraagt ook moed om, in ons geval, het GRUP Demer en Laak aan te passen. Het vraagt moed om rivieren opnieuw hun ruime bedding te geven, niet alleen in wintertijd maar ook op andere momenten. Dat vraagt ook dat er permanent heel saaie, politiek onsexy dingen gebeuren. Als we een plan Vlaamse Veerkracht hebben, zou ik het heel fijn vinden dat daar ook – en daarmee vallen geen lintjes door te knippen, ook niet door burgemeesters – grachten geruimd worden, dat beken worden opengemaakt, dat bekkens langs de autostrades voldoende doorgang vinden. Zoals collega Daniëls zei, is het ontzettend belangrijk dat je met brede, ondiepe grachten, met wadi’s, kan gaan werken en met tussenschotten, zoals men dat in het buitenland doet. Want, collega Keulen, op dat vlak, ruimtelijke ordening, heeft het in Nederland of in Duitsland niet veel uitgemaakt: ze staan ook onder water. Maar op het vlak van de strijd tegen het water as such kunnen we daar wel nog dingen van leren.
Mijn vraag is dus: alsjeblieft, laat ons ook nu nog – want het is nog niet achter de rug – de krachten bundelen, eruit leren en ervoor zorgen dat we op dit moment ook nog alle steun geven aan de mensen die op het terrein bezig zijn.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me aansluiten bij collega Rutten, die oproept om enige sereniteit in het debat te behouden. Ik ga dus vandaag niet meedoen aan het uiten van de strafste uitspraak. Ik ben het eens met het feit dat we gebundeld moeten bekijken op welke manier we vooruitgang kunnen boeken. Ik meende begrepen te hebben dat de boodschap van collega Keulen en van minister Peeters vooral was dat er de afgelopen jaren bijzonder veel en bijzonder hard is ingezet op onze veiligheid, in overleg met alle betrokken partners, wat inderdaad soms tijd vergt. Maar met respect voor iedereen kan dan naar oplossingen toegewerkt worden en kunnen besluiten genomen worden. Ik denk ook dat dat de weg is die we verder moeten afleggen.
Ik wilde minister Peeters een punctuele vraag stellen, onder andere over het project rond de Maas. We hebben inderdaad kunnen vaststellen dat de investeringen en de verbreding van de voorbije 25 jaar mee de grote redding zijn geweest voor nog meer ellende de afgelopen dagen. Minister, u verwees er al naar dat er nog wel een aantal heikele punten zijn in heel dat traject, waar ook in de toekomst nog verdere investeringen zullen moeten gebeuren. U verwees ook naar Heppeneert, waar de mensen ongelooflijk veel schrik hebben gehad om toch die enkele centimeters stijging nog te moeten meemaken. Minister, u verwees ook naar de brug die de verbinding maakt met Nederland, waarvan u hebt aangegeven dat u er verbeteringswerken zou willen doen, maar die de afgelopen dagen immens veel geleden heeft.
Minister, de vraag is of u dat zult opvolgen. Zult u zeker ook naar de veiligheid kijken voor er weer verkeer over die brug kan? Dat is een bijzonder belangrijke ontsluitingsroute. We moeten de afweging maken. Kunnen er nog verbeteringswerken komen of moeten we naar een nieuwe brug kijken? We weten dat er daarover bij de lokale overheden vragen zijn. Ik zou u willen vragen hoe u de toekomst ziet.
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, ik wil even op uw terechte bedenking ingaan. We kennen de Maasbrug allemaal. We weten al geruime tijd dat een aantal werken aan die brug dringend nodig zijn. Die werken waren voor begin volgend jaar gepland, maar de afgelopen week hebben de brug en zeker de pijlers die in de Maas staan, veel te verduren gehad. Ik heb de afdeling Expertise Beton en Staal (EBS) gevraagd de brug grondig te checken. Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en de afdeling Algemene Technische Ondersteuning (ATO) zijn hier ook bij betrokken. Ze moeten naar de staalconstructie kijken en ze moeten nagaan of de Maas stenen of beton van de pijlers heeft weggevoerd.
We weten dat de Maas een enorme kracht heeft en een enorme greep heeft op wat in die omgeving plaatsvindt. Ook aan Nederlandse zijde zijn er een aantal bekommernissen. Voor we de Maasbrug weer openstellen of daar zwaar vervoer over laten rijden, wil ik absolute zekerheid dat het veilig is. Deze gewestweg tussen Vlaanderen en Nederland is een heel belangrijke ader, maar het moet in alle veiligheid kunnen gebeuren. Zeker wat het zwaar vervoer betreft, hoop ik dat we hier zo snel mogelijk duidelijkheid over zullen krijgen. Normaal gezien is er morgen een bezoek ter plaatse om na te gaan wat kan gebeuren.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mevrouw Rutten, u hebt gesproken over het bundelen van de krachten om de ramp te bevechten en om in dit land samen te werken om de klimaatdisruptie – een term die de heer Keulen in de mond heeft genomen en die hopelijk door niemand meer wordt ontkend – op alle vlakken tegen te gaat, het liefst met meer dan enkel een kaars te branden of te bidden. Welke lessen we ook willen trekken, ik wil even de brug naar de federale overheid slaan. Er is terloops al naar de situatie van de hulpdiensten verwezen. We weten dat dergelijke rampen zich steeds meer zullen voordoen. We moeten niet enkel daadkrachtig en dringend handelen om de klimaatdisruptie tegen te gaan. We moeten ons ook organiseren om onze bevolking de komende jaren optimaal te beschermen tegen de natuurrampen die zich steeds meer zullen voordoen. De beelden van de impact van de ramp zijn schrijnend. Het is duidelijk dat de hulpverleners en de burgers dankzij de golf van solidariteit onmetelijk waardevol werk hebben geleverd. Alle hulpverleners verdienen onze steun en onze lof.
Minister Weyts, ik zou mijn vraag heel gericht tot minister-president Jambon willen stellen, maar ik ga ervan uit dat u een afdoend antwoord zult geven. Het gaat immers om zijn verantwoordelijkheid tijdens de vorige legislatuur, toen hij federaal minister van Binnenlandse Zaken was. Het is een vraag over de hulpdiensten, meer bepaald over de civiele bescherming. Tijdens de vorige legislatuur heeft minister-president Jambon als federaal minister van Binnenlandse Zaken beslist de civiele bescherming te hervormen, met als gevolg dat vier van de zes kazernes zijn gesloten en dat het aantal manschappen serieus is uitgedund. Ondanks alle waarschuwingen die toen zijn gegeven, heeft hij die besparingsoperatie doorgezet. Nu zien we tijdens deze ongeziene crisis de gevolgen van de ontmanteling van de veiligheidsdiensten. Mensen hebben eindeloos op hulp moeten wachten. Gezinnen met kinderen hebben tot veertien uur lang op hun dak vastgezeten. Burgers hebben elkaar moeten helpen omdat de hulp op zich liet wachten. Onze heel concrete vraag aan minister-president Jambon – maar ik veronderstel dat minister Weyts gaat antwoorden – is of de Vlaamse Regering bereid is om de Federale Regering te vragen de beslissing die minister-president Jambon in de vorige legislatuur als minister van Binnenlandse Zaken nam om de civiele bescherming te ontmantelen, bij te sturen. Dat is de heel concrete vraag die wij hebben.
De heer Pieters heeft het woord.
Aan de collega’s wil ik toch even meegeven dat Rivierpark Grensmaas enig en uniek is. Ik snap wel wat u wilt zeggen, maar het is enig en uniek. Als u meer Grensmaasprojecten wilt hebben, er bestaat er maar eentje.
Ik wil overgaan naar het stroomgebied van de Maas. Dat is 36.000 vierkante kilometer. Als u tot het eindpunt kijkt, waar de Maas volledig in Nederland overgaat, is het 28.000 vierkante kilometer stroomgebied van de Maas. Dat is een hele massa. De minister heeft het al aangegeven. Misschien zijn de cijfers die ik heb, niet helemaal juist. De minister zal die zeker wel hebben. Maar aan de brug in Maaseik stond op een gegeven moment 3500 kubieke meter per seconde. Ik zal het u even snel voorrekenen: dat is 3500 ton die op die brug staat. Zoals collega Daniëls aangaf: als men dat in grachten van 2 meter breed en 1 meter diep wil doen, betekent dat over 3150 kilometer aan twee zijden van een weg een gracht aanbrengen. En dan kunnen we één uur vertraging hebben op de brug van Maaseik. Om het maar even te schetsen.
Dat volume water, dat is een massa. Als grenslander, geloof me vrij, dat went niet. Ook al zie je die massa, dat is enorm als je daarnaar kijkt. Dat drogeert je bijna. Dat went nooit. Dat is zo’n massa die daarlangs komt. Dat is ongelooflijk. Maar heel die massa komt inderdaad onder de brug van Maaseik op 150 meter breedte. Dat rivierpark heeft op momenten 1,5 tot 2 kilometer breedte. Dat komt in Maaseik op 150 meter breedte en dat moet daar allemaal door. Achter die brug zijn er enorme grindgaten. Dat zijn enorme opvangbekkens. Daar zitten al duizenden miljoenen liters in. Dat zijn grindgaten van 10 tot 15 meter diep. Daar kan een massa water in, maar dat is na de brug.
Mijn concrete vraag gaat niet alleen over het project Grensmaas, maar ook over het Sigmaplan. Kan er bij jullie, qua evaluaties die u maakt en met de kennis die u nu opgedaan hebt, een Sigma+-plan komen? Kan er een Maasverdrag+ komen? Er is een Maasverdrag afgesloten in 2002. Er is er een van 1994. Maar ik denk dat daar voortschrijdend inzicht is. Zeker met de situaties die zich nu voorgedaan hebben, zijn er weer meer inzichten en moet dat plan weer aangepast worden.
Er is daarnet verwezen naar Patrick Willems, de man die ook het droogte- en wateroverlastplan maakt voor deze Vlaamse Regering. Maar er is niet gezegd dat hij ook in de media heeft laten optekenen dat er hoge nood is aan adaptatie. En dat is ook zo. Alleen, als je die adaptatie voorziet voor alles wat naar de Maas en dat stroombekken toegaat, als je daar adaptatieplannen, wachtbekkens en dergelijke organiseert, zodat het daar kan infiltreren, helpt dat ook voor de mitigatie. Dat houdt allemaal verband met elkaar.
Ik wil nog even terugkomen op de 28.000 vierkante kilometer stroombekken tot en met de Grensmaas. Daar is maar 2000 vierkante kilometer voor Vlaanderen. De rest is voor Nederland, Frankrijk en zelfs een stukje voor Duitsland, maar de hoofdzaak is voor Wallonië. Ik wil niet met een vinger wijzen, maar men moet daarover communiceren. Dat kan alleen de oplossing zijn, communiceren. En ja, collega’s, zelfs met ons kan men communiceren.
En ja collega’s, zelfs met ons kan men communiceren en soms kunnen wij ook zwijgen met de tanden op elkaar. Dat hebt u daarnet ook gehoord. Dat gebeurt ook met de lokale besturen als er hier of daar aanpassingen moeten gebeuren, plaatselijk, lokaal. Waarom kan dat niet vanuit de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), vanuit tal van organisaties die Vlaanderen rijk is?
Ik heb in de commissie al aangegeven dat er veel uitstroom is uit de instellingen qua pensionering. Men weet dat. De komende jaren is daar veel uitstroom. Waarom kan men niet op voorhand iets meer jonger personeel aanwerven waardoor men met een groter potentieel aan mensen zit die ook kunnen communiceren? Het is naar de bevolking toe heel belangrijk dat men communiceert, dat men overeenkomt, dat men tot oplossingen komt.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Beste collega’s, er is een aantal keren naar verwezen, ik kan het hele gebeuren niet altijd helemaal vatten, maar als we het stellen in één woord: verschrikkelijk, en dan is het nog zeer zacht uitgedrukt. En de angst die mensen hebben moeten doorstaan, kunnen we ons hier zeker niet inbeelden. Het is een les in nederigheid als we die verwoestende kracht van de natuur zien. En bij dezen ook mijn steun en medeleven voor alle slachtoffers en ook dank voor de grote solidariteit die er heerst.
Ook als overheid moeten we nu in eerste instantie klaarstaan om hulp te bieden. Bij dezen doe ik ook een oproep om vanuit Vlaanderen onze gemeenten hierin bij te staan, nu, maar ook de komende maanden.
Extreme weersomstandigheden zijn van alle tijden, maar de intensiteit en frequentie wordt door alle wetenschappers gelinkt met de klimaatveranderingen. Inzet of vermindering van onze CO2-uitstoot staat dan ook niet ter discussie. Anderzijds heeft de heer Van Rompuy er ook al naar verwezen: het Klimaatadaptatieplan 2021-2030, de zondvloed van de afgelopen week, maar zelfs ook als we kijken naar de overvloedige regenval van enkele weken geleden in Vlaanderen, onderstrepen het belang van dit plan.
We moeten ons ervan bewust zijn dat als we morgen zelfs geen CO2 meer uitstoten, de klimaatverandering niet plots weg zal zijn. In de huidige situatie zijn risico’s inperken dus ook minstens even belangrijk. Het watersysteem beheren is complex. Er wordt voor vele factoren beïnvloed. De afgelopen twee jaar werd er een sterke focus gelegd op de droogte. Dat was ook voor de minister de basis voor de Blue Deal. We moeten water beschikbaar houden, maar het kan heel snel keren en het beheren van het teveel aan water is minstens een even grote uitdaging. Soms lijkt het op gespannen voet te staan met elkaar, maar nochtans is het de uitdaging om dit in evenwicht met elkaar te laten balanceren. We slingeren van momenten waarop we auto’s niet mogen wassen naar momenten waar water langs de voordeur binnenstroomt. De basisprincipes om die balans te beheren zijn vasthouden, bergen en afvoeren, woorden waar hierover al verschillende keren gedebatteerd is.
De minister heeft al aangegeven om verder te willen investeren in bekkens. Hierover wil ik drie elementen zelf even mee in de kijker zetten. Om het principe van water vasthouden aan de bron te kunnen waarmaken is – en ja, collega’s hebben er al terecht naar verwezen – het Instrumentendecreet een belangrijk element. En ook de verdere besluitvorming omtrent het watergevoelig openruimtegebied (WORG) is belangrijk. Nog te vaak moeten we inderdaad vaststellen dat er bouwaanvragen op gronden zijn waarvan we weten dat ze zeer gevoelig zijn voor overstroming. Maar we weten dat die plannen in de pijplijn zitten en we kunnen alleen maar hopen – in dezen ook de vraag naar de minister – om daar snel vooruitgang in te boeken.
Er is ook al een aantal keren verwezen naar meer aandacht voor slimme stuurbare infrastructuren. Een te eenzijdige blik op bijvoorbeeld natuurlijke vernatting door oevervegetatie zorgt ervoor dat in de zomer het bufferend vermogen van waterlopen niet ingezet kan worden tijdens crisismomenten. Bijvoorbeeld het werken met schotten daarentegen biedt veel meer flexibiliteit en mogelijkheden. Ook dat is een belangrijk element. Het zijn de lokale besturen die in eerste instantie met hun voeten in het water komen te staan en een aanspreekpunt voor hun burgers zijn. Lokale besturen kunnen ook mee het verschil maken door inderdaad mee de aanleg van holle wegen, verhoogde bebouwing op te nemen in vergunningen, wadi’s op openbaar domein. Er zijn al heel veel positieve goede praktijken en ook projectondersteuning van de minister, maar het is ook belangrijk om snel te kunnen schakelen en dus ook te kunnen rekenen op structurele ondersteuning. Ook dat is een element om zeker mee te nemen.
Als laatste element wil ik naast het vasthouden, bergen en afvoeren, een vierde pijler in het waterbeheer onderstrepen, en dat is veiligheid en paraatheid. De investeringen van de afgelopen jaren in overstromingsrisicokaarten en de voorspellingsmodellen hebben het verschil gemaakt voor lokale besturen om tijdig te kunnen overgaan tot maatregelen, zoals dijken verstevigen, zandzakjes verdelen of preventieve evacuaties. Ook burgers kunnen via waterinfopunten zelf de situatie opvolgen. Dat zijn maatregelen die voortvloeien uit de resolutie van 2011. Dat is zeker iets om verder op in te zetten.
De gebeurtenissen en dreigingen van de afgelopen dagen nopen ons om de huidige beschermingsmaatregelen en -niveau te evalueren en te onderzoeken of en waar extra beschermingsmaatregelen nodig zijn. Dat kunnen collectieve maatregelen zijn zoals dijkverstevigingen of -verhogingen, gecontroleerde overstromingszones met correcte vergoedingen enzovoort. Eveneens moet er aandacht zijn voor mogelijkheden voor individuele beschermingsmaatregelen waar de collectieve eventueel tekortschieten, zoals waterdichte muren, afdamming van opritten, waterschotten voor deuren. Op basis van goede voorspellingen mensen tijdig kunnen waarschuwen die paraat staan en weten wat ze moeten doen in een crisismoment, kan een wereld van verschil maken.
Het zijn een aantal elementen die zeker extra op de voorgrond treden als we achteromkijken naar de afgelopen gebeurtenissen. Dit is uiteraard niet volledig. Daarom denken wij dat het interessant is om een grondige evaluatie te doen van het hele gebeuren, ook van de interregionale samenwerking lijkt me in dezen belangrijk om mee te nemen.
Ik heb begrepen dat de Open Vld-fractie haar tijd wil verdelen over collega Rutten en collega Keulen.
De heer Keulen heeft het woord.
Er is al veel gezegd, voorzitter, leden van de regering en goede collega’s. Ik heb nog een paar punten voor de onmiddellijke toekomst.
Minister Demir, ik denk dat de gemeenten op korte termijn met de VMM en uw diensten gaan samenzitten. Ik denk dat we dat moeten doen met een open blik. Ik wil het heel concreet maken. Als we daar aankomen met statistieken van ‘die ramp gaat maar eens om de honderd of tweehonderd jaar gebeuren’, terwijl in de afgelopen drie weken een bepaalde straat drie keer onder water heeft gestaan, gaan we onze geloofwaardigheid verliezen. We moeten dat doen met een open blik. Dat kan gaan over grotere buizen of een grachtensysteem of waterbufferbekkens, maar laat uw diensten daar alstublieft met open blik en in de mentaliteit van partnership rond de tafel gaan zitten met de lokale besturen, en niet vanuit een top-downbenadering van ‘wij zijn scheidsrechter en bepalen hoe de kaarten verdeeld worden’. Dat moeten we elkaar niet aandoen.
Leden van de Vlaamse Regering, er was een heel belangrijke mededeling van minister-president Jambon over het rampenfonds en de erkenning. Wel, zorg dat dat in orde komt. Nu staan er mensen aan de deur omdat hun auto kapot is en hun frigo is kapot en ze zijn niet of onvoldoende verzekerd of dit of dat. We hebben dat nu aangekondigd, zorg nu snel dat dat vormelijk in orde komt. Vandaag staan mensen bij het OCMW of in het gemeentehuis om die aangifte te helpen invullen. Ze moeten dat zelf doen.
De heer Pieters heeft het woord.
Mijnheer Keulen, u geeft aan waarop men moet letten. Ik wil de ministers erop wijzen dat nergens in het geheel de riolering wordt meegenomen, terwijl de overstorten – en zo zijn er heel veel – in de kleinere beken, in de grotere rivieren, in zo’n situatie juist opengaan en daardoor een enorm extra debiet toevoegen. Daar gaat heel veel kapitaal inzitten om deze weg te werken. Wat gaat u daarmee doen?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
De heer Keulen sprak over het Vlaams Rampenfonds, dat moet vormelijk in orde worden gemaakt. Daar leven veel vragen over op het terrein. Wat zal door de verzekering worden gedekt en wat kan via het rampenfonds werken? Op welke manier? Hoe snel kan dat gaan?
Er zijn veel verenigingen op kamp geweest in Wallonië op het moment van de wateroverlast. Tent- en kampmateriaal is verloren gegaan, en ook heel wat persoonlijk materiaal. Wordt dat in beeld gebracht? Wordt dat opgenomen in het Vlaams Rampenfonds? Kunnen zij rekenen op het Vlaams Rampenfonds? Zijn er eventueel andere ondersteuningsmaatregelen voor hen?
De heer Keulen heeft het woord.
Ik wil mijn betoog afmaken. Dan kunnen de leden van de regering antwoorden.
Over het Grensmaasproject hebben we het al gehad. Dat wordt inderdaad terecht bejubeld. Het is een referentie. Misschien moeten we het nog performanter maken.
Ik wil de omvang van de ramp illustreren. In Herbricht zeggen de mensen mij dat het water 13 centimeter hoger heeft gestaan dan in het rampjaar 1993. Dat is altijd het ijkpunt. Dat was het zwarte jaar. Maar het rivierbed is nu drie keer zo breed. Dat geeft aan dat de ramp drie keer zo groot is geweest. We zijn door het oog van de naald gekropen.
Dan een paar praktische opmerkingen, voorzitter en goede collega’s, en ik kijk ook naar de ministers Demir en Peeters: we hadden een tekort aan zwaar materieel. Ik zal hier nu niet het proces maken van de civiele bescherming, maar pompen, Unimogs, boten … Wij zijn geholpen door Jos Lantmeeters. We kennen hem nog allemaal, onze gewezen collega, de gouverneur. Ik heb hem opgebeld om te zeggen dat we de mensen in Herbricht niet meer konden evacueren. In Theux, Rochefort en Pepinster was de ramp vele malen groter, maar hij heeft op zijn poot gespeeld. Het leger is dan bij ons opgedaagd. We hebben op de dag van de ramp die mensen daar kunnen evacueren. Voor hetzelfde geld hadden ze, indien ik de normale procedures had gevolgd, daar twee dagen op hun zolder of op hun dak gezeten, want er was een tekort aan materieel. Noch de helikopters van de federale politie noch die van het leger vlogen uit omdat de weersomstandigheden te slecht en dus te gevaarlijk waren. Men kon er dus niet aan beginnen. Het materieel van de brandweer volstond niet. We hebben een boot maar die is kapot. Alles was ondergelopen. Men vaart daar dan over. Op een zeker ogenblik vaart men over pinnekesdraad onder de waterlijn, die je dus niet kon zien. Die boot is gezonken. Het had allemaal nog veel erger kunnen zijn.
We hebben een tekort aan zwaar materieel. Die rampen zullen zich vaker voordoen. We moeten ons daarvoor uitrusten met bulldozers, pompen, Unimogs en al dat materieel dat je nodig hebt om een ramp het hoofd te kunnen bieden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Wanneer u het hebt over een tekort aan materieel wil ik u graag aanvullen. Ik wil u graag een verhaal vertellen. Toen in 2019 de kazerne in Liedekerke sloot, de grootste en modernste en ook centraal gelegen kazerne, moest het materieel van Liedekerke naar Brasschaat worden verhuisd. Dat is de enige kazerne die overbleef, een veel oudere, aftandse, kleinere kazerne. De camions zijn daar aangekomen, in Brasschaat. Ze zijn teruggestuurd naar Liedekerke. Met het bevel om alle materieel daar te vernietigen. Er is voor honderdduizenden euro aan materieel vernietigd. Dat waren waadpakken, dat waren rubberlaarzen, dat waren ladders, dat waren pompen, dat waren slangen, allemaal materieel dat nu heel hard van pas zou zijn gekomen. En dat was het gevolg van de hervorming van de civiele bescherming die minister-president Jambon heeft doorgevoerd.
Dat hebt u nu al vier keer gezegd.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil kort nog even tussenkomen aangezien we het over een aantal elementen en ondersteunende elementen en materieel hebben. Ik had het daarnet over de alarmering, en dat het belangrijk is dat zij op een snelle en goede manier kan gebeuren. Wij hebben het systeem van BE-Alert. Ik wil aan de regering meegeven dat zij moet bekijken of er nog mogelijkheden zijn om dat meer te verfijnen. Het werken binnen de grenzen van de gemeenten en/of eventueel op straatniveau is eigenlijk niet mogelijk. Wanneer er bepaalde straten of gebieden moeten worden geëvacueerd, kan er soms verkeerde berichtgeving binnenkomen. In crisissituaties moet dat worden vermeden. Het is een heel goed systeem, maar we moeten bekijken of het mogelijk is om het te verfijnen.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik zal mijn betoog afmaken. Ik wil hierbij aansluiten en het misschien nog wat concreter maken.
Ook zand, bijvoorbeeld. In momenten van nood. Wij hebben ons in de crisismomenten gered met onze 60 ton zand in zakken van 18 en 20 kilo. En dat dankzij aannemers die hebben gezegd: ‘Pak onze voorraad maar!’ We hadden te weinig zand. Ook dat zouden we als een soort van strategische voorraad moeten hebben. Hoe basaal het ook klinkt, maar als je het nodig hebt en het is er niet, dan wordt dat goud waard.
Dan wil ik aansluiten bij de opmerking van mevrouw Rombouts. BE-Alert werkt alleen voor diegenen die geabonneerd zijn. Eigenlijk zouden waarschuwingssignalen gestuurd moeten worden aan iedereen die in de buurt van een pyloon wordt bediend. In de Verenigde Staten is dat zo. Hier is dat alleen maar voor diegenen die geabonneerd zijn of die zich hebben aangemeld, maar eigenlijk zou iedereen die door een pyloon digitaal wordt bediend, die waarschuwingssignalen moeten krijgen.
Minister Peeters, wij werken met data van Rijkswaterstaat. Daar zat op een zeker ogenblik een vertraging van een halve dag op. U kent het probleem: het hydrologisch laboratorium, maar ook De Vlaamse Waterweg. En dan is er nog de kant van Nederland: Rijkswaterstaat. We werken samen, en dat is goed, want de Nederlanders zijn een watervolk en zijn daarin ook altijd beter dan wij, dus bundel de krachten. Maar er zat op zeker ogenblik een vertraging op van een halve dag. Dat speelde ons echt wel zwaar parten.
Voor het laatste puntje over het opruimen kijk ik naar minister Demir. Je krijgt tranen in de ogen als je de beelden ziet van het opruimen van het klein afval. Dat is gigantisch. Het Grensmaasproject is een hof van Eden. Het is een van de mooiste plekken die er bestaat, er is geen mooier natuurschoon, echt waar. Dat is mijn intieme overtuiging. Maar de mensen mogen daar de eerste veertien dagen eigenlijk niet komen. Het is daar glad en het ligt er vol modder. Als mensen daar aan de oever beginnen te lopen, gaan ze uitschuiven en in de rivier terechtkomen. Dat klinkt heel erg contradictorisch, want mensen zijn zeer hands-on en willen helpen waar er nood is. Wat intussen wel kan gebeuren, is dat de diensten van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) of De Vlaamse Waterweg, samen met de gemeenten of eventueel externe krachten al het grof vuil opruimen. Dat kan wel. Maar voor het klein vuil de volgende veertien dagen honderden vrijwilligers inzetten en langs de oever laten werken, klinkt als het ultieme engagement, maar is eigenlijk met de veiligheid van mensen spelen. Ik zeg u dat maar. Dat is een stukje universiteit van het leven, anders zou ik het niet uitspreken.
En dan is mijn laatste punt inderdaad: dank. En dat meen ik oprecht. Er is zoveel ten goede gebeurd, zoveel mensen hebben hun hart laten spreken. Ik geef één klein voorbeeld. We gaan over tot de verplichte evacuatie in Smeermaas. Op zeker ogenblik krijg ik een telefoon dat ‘ma haar pillen is vergeten en ze moet die hebben’. Dat gebied is afgegrendeld, daar geraakte je niet meer binnen. Ik bel naar een apotheker, die al in pyjama zat. Hij schiet in zijn kleren en komt die pillen brengen. Ik wou dat regelen via het OCMW, maar hij wou daar helemaal geen geld voor. Het is een detail, maar zo zijn er in het groot en in het klein. Chris Danckaerts, van De Vlaamse Waterweg, die elke crisisvergadering ’s morgens vroeg en ’s avonds laat heeft gevolgd. De administrateur-generaal zat daar samen met de dijkwachters, samen met zijn mensen op het terrein. En als je spreekt van technische diensten, brandweer en politie: ik heb mensen uit technische diensten uit vakantie zien terugkomen, met een film van zweet over hun omdat ze al uren en uren bezig waren met zandzakken te vullen. Ze wisten van geen ophouden, omdat ze wisten dat ze het verschil konden maken. Dat is dienstbaarheid ten top. Dan laat een overheid, van hoog tot laag, zich van zijn beste kant zien. Heel veel dank daarvoor, want op die manier hebben we de ramp kunnen voorkomen en net afwenden. (Applaus bij Open Vld)
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, er is al veel gezegd, we hoeven niet veel meer te herhalen. De essentie vandaag is dat op korte termijn de hulp eerst komt. We moeten mensen helpen om weer op hun benen te staan en het liefst zo snel mogelijk. Dat moet punt één zijn. We zijn het over veel dingen niet eens in dit parlement, ook vandaag niet, maar ik denk dat er minstens daarover geen enkel meningsverschil bestaat.
Het tweede punt is dat we objectief moeten zoeken naar wat ons op een aantal plaatsen in Limburg – want daar ging het in hoofdzaak over – en in Vlaanderen geschaad maar ook gered heeft. Dankzij collega Keulen hebben we daar wel wat inzicht in gekregen. Het scheelde maar een paar centimeter of het was veel erger geweest. Ik denk dat we – tussen aanhalingstekens – van geluk mogen spreken – en het is misschien cru om te zeggen – dat het daar is voorgevallen en niet in de buurt van collega Daniëls. Want dan had hij opnieuw met zijn parket in zijn handen had gestaan en waarschijnlijk met nog heel veel meer. Want inderdaad: de investeringen die op sommige plaatsen zijn gedaan, zijn veel verdergaand dan op heel veel andere plaatsen in Vlaanderen.
Dus laat ons nu eens objectief kijken wat ervoor gezorgd heeft dat de nodige maatregelen er zijn geweest en laat ons objectief zoeken naar hoe we dat voor heel Vlaanderen kunnen doen, op een verantwoordelijke, duurzame en solide manier. En laat ons dan, ten derde, niet blijven hangen in het debat en in het zoeken naar oplossingen op korte termijn om de nood te lenigen. Want hoe dan ook – het is in dit debat al een paar keer gezegd, niet alleen door mij trouwens – gaat wat we nu zien gebeuren, sneller en harder dan alle scenario’s over klimaatverandering, zelfs de pessimistische, die de specialisten ons de voorbije jaren – en het gaat al een hele tijd – naar voren hebben gebracht. Het is erger dan men dacht en het gaat sneller dan men dacht.
Dus we kunnen ons nu neerleggen bij het onvermijdelijke en vaststellen dat het alleen maar erger en nog sneller en nog harder gaat, of we kunnen ons realiseren dat we nog maar aan het begin staan en dat er nog heel veel mogelijk is en dat er dus geen enkel excuus is om niet iedere inspanning – grote, heel grote en kleine – te doen die zelfs maar kan vermijden dat er nog een halve graad meer klimaatopwarming bij komt. Want die halve graad meer of minder, dat kunnen die paar centimeters zijn, collega Keulen, die vandaag – zelfs in het goed voorziene Limburg langs de Grensmaas – levens hebben gered. En als die erbij komen, dan zijn dat een paar centimeters te veel.
Je kunt niet blijven muren bouwen en muren verhogen totdat we allemaal in betonnen kokers leven. Je zult moeten proberen om ook maximaal in te zetten op preventie en ervoor te zorgen dat we alles doen wat we kunnen om het drama niet nog groter te maken. Want hoe groter we het drama laten worden, hoe groter ook de kosten zullen worden. We zitten ondertussen al lang op het punt dat voorkomen goedkoper zal zijn dan genezen. Dat is een keuze die we vandaag voluit, maar dan ook voluit, en ondubbelzinnig moeten maken. Ik hoop dat ook de Vlaamse Regering dat wil doen. Ik heb zelfs collega Vandaele een aantal openingen horen maken die ik zeer waardeer. Maar laat ons nu voluit daarvoor gaan en niet binnen tien of vijftien jaar moeten vaststellen dat we het een centimeter te ver hebben laten komen. Want we zouden ondertussen moeten hebben gezien welk verschil één centimeter kan maken wanneer het gaat over de realiteit en zelfs het leven van heel wat mensen. Dus laten wij niet de verantwoordelijken zijn voor die centimeter te veel, collega's.
Collega's, ik geef dan het woord aan collega D'Haese. Maar mag ik dan wel de collega's hier aanwezig en thuis vragen om in te loggen in het stemsysteem alstublieft? Dat betekent niet dat ik denk dat het debat hier al afgelopen is. Maar beter te vroeg dan te laat, nietwaar? Dat is waar, hé, collega Tobback? Zo vermijden we dat we een uur moeten schorsen totdat iedereen thuis is ingelogd. (Opmerkingen)
De heer D’Haese heeft het woord.
Absoluut. Voorkomen is beter dan genezen.
Voorzitter, beste ministers, ik wil vanuit mijn fractie twee punten aanhalen.
Ten eerste vond ik het toch een heel klein beetje vreemd. Er was ons gevraagd om onze vragen in de eerste ronde te stellen, zodat ze zeker konden worden beantwoord. Ik heb er drie gesteld en ik denk niet dat ik op een van de drie een antwoord heb gekregen. De eerste vraag was: hoe staat het met de hulp in de getroffen regio's in Vlaanderen? Is daar nog meer nodig? De tweede was: hoe kunnen jullie mee garanderen dat die verzekeringen ervoor zorgen dat er snel en correct wordt uitbetaald? En de derde vraag ging over de solidariteit, niet alleen in Vlaanderen, maar ook met Wallonië. Maar goed, misschien kunnen jullie er straks nog op antwoorden.
Het tweede punt, beste collega's, gaat over de oorzaken hiervan. Want als die overstromingen heel veel hebben weggespoeld, huizen, auto's en straten, dan hebben ze zeker ook het idee weggespoeld dat klimaatverandering iets onschuldigs is en dat klimaatverandering iets is van heel ver weg. En toch zien we vandaag bij het Vlaams Belang een overtreffende trap van klimaatontkenning, de ontkenning van wat er de afgelopen dagen is gebeurd. Want wat er de afgelopen dagen is gebeurd, beste collega’s, dat is niet zoals andere overstromingen. U kunt jaartallen opnoemen zoveel als u wilt, maar dat is niet zoals in die andere jaartallen. Dit is on-ge-zien! En als dit niet volstaat voor jullie ... Zet jullie oogkleppen eens af. Kijk naar de rest van de wereld, kijk naar de recordtemperaturen die we hebben gezien in de Verenigde Staten en in Canada. Kijk naar de hongersnood die vandaag dreigt in Madagaskar. Dat zijn allemaal zaken die we steeds vaker zien voorkomen. En dat is exact wat klimaatwetenschappers hadden voorspeld.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik stel voor dat collega D’Haese zich richt tot de regering en zijn vragen stelt aan de regering. Collega D’Haese, ik heb collega Pieters niet horen ontkennen dat er een klimaatverandering zou zijn. Ik heb hem zelfs horen zeggen dat er wel een is. Ik heb hem ook een aantal zaken horen opsommen. U kunt misschien zeggen dat wij klimaatnegationisten zijn maar u bent misschien een algemene negationist, want het is inderdaad wel zo dat er tijdens de afgelopen honderden jaren tal van rampen zijn gebeurd als gevolg van de warmte, het water enzovoort. Er is van alles en nog wat gebeurd en wij zijn het er inderdaad over eens dat er iets is met het klimaat dat verandert. Maar de vraag is natuurlijk in hoeverre de mens daar een impact op heeft. Dat is de vraag die wij ons moeten en durven stellen. Ik wil met u gerust het debat aangaan maar dat komt hier zelfs niet ter sprake. Als u hier een beetje aan goedkope partijpolitiek doet en een mooi filmpje wilt maken, dan laat ik dat voor uw rekening. Maar ik geef u wel gelijk voor wat een vraag aan de regering betreft, meer bepaald wat het financiële aspect betreft.
Voorzitter, als ik dat mag, richt ik me tot de regering. Er wordt hier gezegd dat het Rampenfonds zal worden aangesproken, maar we weten allemaal dat dat een tijd zal duren. De slachtoffers van de aanslagen en Brussel zijn nog altijd niet vergoed en we zijn intussen zoveel jaren verder. Het Rampenfonds zal inderdaad tussenkomen, maar er is ook zoiets als de economische impact van deze ramp. Wanneer men mensen, bedrijven, landbouwers vergoedt voor wat ze kwijt zijn, dan zal dat niet volstaan om die economische activiteit opnieuw op te starten. We hebben tijdens de coronacrisis – en het is jammer dat de minister van Economie hier niet is – heel wat inspanningen gedaan om de economie in dit land te ondersteunen. (Opmerkingen van de voorzitter)
De regering zal wel antwoorden. Ik denk dat we nu ook worden geconfronteerd met een ramp. Getroffen landbouwbedrijven – en wie in de streek woont, zal dat ongetwijfeld beter weten dan ikzelf – kunnen niet zomaar van vandaag op morgen herbeginnen. Die mensen hebben een zekere reserve om dat te overleven, maar het zal niet evident zijn om het bedrijf opnieuw op te starten. Mijn vraag aan de Vlaamse Regering is dan ook welke inspanningen zij kan doen, los van het Rampenfonds en de oproep aan de verzekeringen, om zo snel mogelijk tussen te komen.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik wil hier nog iets verder op ingaan. De collega van de PVDA heeft het over de betaalbaarheid of onbetaalbaarheid. Het hele Grensmaasproject wordt grotendeels betaald door kiezel. Dat hele natuurproject wordt door een economisch project, kiezelontginning, gefinancierd.
De heer D’Haese heeft het woord.
De collega’s van het Vlaams Belang zijn wel grappig. Eerst zeggen ze dat er altijd overstromingen zijn geweest, dan zeggen ze dat ze de klimaatverandering niet ontkennen.
Wat video’s betreft, collega Sintobin, zie ik op uw Facebookpagina dat u best ook wel wat video’s hebt gemaakt in het Vlaams Parlement. De laatste had 533 weergaves. Misschien is dat de reden waarom u een beetje gepikeerd reageert.
De regering ontkent de klimaatverandering niet, maar ze ontkent wel wat er nodig is …
Ik zit in elk geval niet op TikTok, zoals u.
Ik heb nochtans al filmpjes van u gezien, beste collega, maar die deden het ook niet zo goed.
Gaan we het hier nu hebben over filmpjes en sociale media? Ik denk niet dat de mensen daarmee gebaat zijn. Collega D’Haese, gaat u verder, maar niet over filmpjes.
Ik richtte me tot de regering. De regering ontkent klimaatverandering niet maar wel wat er nodig is om die tegen te gaan. Hier wordt vandaag immers gezegd dat alle regeringen van het land de ambitie hebben om Europa als eerste klimaatneutraal continent mogelijk te maken. Alle regeringen onderschrijven die ambitie. En er werd hier ook gezegd dat iedereen het erover eens het dat de CO2-uitstoot moet worden verminderd. Maar dan wordt er gezegd dat we geen te hoge doelstellingen mogen hebben omdat we die in het verleden niet hebben gehaald.
Het probleem is natuurlijk niet dat de doelstellingen in het verleden te hoog waren. Het probleem, minister, is dat het beleid in het verleden te veel ambitie miste. Dat is het probleem van het verleden. En dus moeten er geen lagere doelstellingen komen, maar moet er op twee vlakken meer ambitie komen in het beleid.
Ten eerste hebben we de ambitie nodig die het mogelijk maakt om de klimaatverandering te keren. Dat is technisch perfect mogelijk. We hebben als mens heel wat inzichten en kennis, wij kunnen dat. Maar jullie houden dat op dit moment tegen door te slabakken en door die ambitie uit te stellen en daar niet voor te gaan.
Het tweede is de ambitie om te zorgen dat iedereen daarmee mee kan, en dat de kosten van dat beleid niet worden doorgeschoven naar gewone burgers. Integendeel, we moeten investeren in sterke openbare diensten, in betere isolatie, in beter openbaar vervoer, in plaats van honderden miljoenen euro’s uit te betalen aan grote winstgevende multinationals, om hun energiefactuur te betalen. Dat is wat we nodig hebben.
En dat is, als u het mij vraagt, ook iets anders dan het plan dat de Europese Unie vandaag voorlegt. Een ambitieus, en een sociaal rechtvaardig klimaatbeleid, dat is wat we vandaag nodig hebben. En dat is wat we nodig hebben om ervoor te zorgen dat dit soort rampen niet steeds vaker zullen voorkomen. Helemaal voorkomen kun je uiteraard nooit, de natuur heb je niet in de hand. We weten wel dat dit steeds vaker zal voorkomen, en dat we er alles aan moeten doen om dat te voorkomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. De collega’s kunnen misschien nader ingaan op de details. Ik ga me niet laten verleiden om – zoals sommige collega’s hier proberen – die overstromingsproblematiek te gebruiken om bepaalde andere debatten te voeren, zelfs federale debatten, en rekeningen te vereffenen. Ik laat het aan eenieders oordeel over hoe kies dat allemaal wel is. Uit elke crisis moet je lering trekken, maar ik kan wél zeggen dat, alles welbeschouwd – voor wat Vlaanderen betreft – de voorzieningen hun werk hebben gedaan, zowel preventief als curatief. Dat geldt ook voor de civiele beschermingseenheden die in een snel tempo, inderdaad vanuit Antwerpen, ook in Limburg hun diensten hebben kunnen presteren.
Je ziet ook dat er op preventief vlak – zoals collega Demir heeft geduid – op maandag reeds werd gewaarschuwd, en dat alle crisisdiensten zijn verwittigd, en dat men vervolgens voorbereidingen heeft getroffen, op het vlak van dijken, en controle van de dijken en pompen, en de wachtbekkens. Ook op curatief vlak. Er is hier de vraag gesteld naar solidariteit. We mogen ons toch gelukkig prijzen dat hele brandweerdiensten zijn uitgerukt binnen Vlaanderen, en dat ze – niettegenstaande onze eigen miserie – ook de gewestgrens zijn overgestoken, en momenteel ook nog uitstekend werk leveren, onder andere in het Luikse. Nu komt zelfs de vraag om de dienstverlening van de Vlaamse brandweerdiensten af te bouwen, niettegenstaande de grote blijvende nood op het terrein. Dat verontrust ons ook wel, gelet ook op het gegeven dat er nog steeds 120 vermisten zijn, en dat het aanbod van de Vlaamse brandweerdiensten, om te voorzien in hulpverlening, blijft. Ik heb signalen gekregen dat men vanuit die hoek zegt dat het wat minder mag zijn.
Waar het gaat over Vlaamse slachtoffers hebben we gezorgd voor het activeren van de rampenfondsprocedure. Het rampenfonds komt tussen in het geval van niet-dekking door de brandverzekering. Het gros van de individuele schadegevallen kan – gelukkig, hoop ik – gevat worden in de brand- en andere verzekeringen. Daarom hebben we ook Assuralia, de federatie van verzekeraars, onmiddellijk gecontacteerd. Morgen vindt er op dat vlak ook nog een soort van crisisvergadering plaats met vertegenwoordiging van zowat alle kabinetten ter zake, om ervoor te zorgen dat er versneld kan worden uitbetaald. Als je niets meer hebt moet je toch wel enig zicht krijgen op een betalingstermijn, wanneer je geld kan krijgen om alles opnieuw te kunnen gaan aankopen. Er komt dus een versnelde uitbetaling, maar we moeten ook maximaal voorzien dat de administratieve lasten – voor eenieder, in heel die keten van besluitvorming – beperkt kunnen worden tot een absoluut minimum. Dan is er ook het aanspreken van het Europees Solidariteitsfonds, daar is het vandaag nog niet over gegaan. Ook vanuit Vlaanderen zullen we daar een beroep op doen.
Tot slot willen we ook de overweging meegeven dat we moeten blijven werken aan bescherming. Dat is hier ook wel aangeraakt. We moeten blijven de stilzwijgende investeringen doen, zoals de Maaswerken of het Sigmaplan. Dat is hier allemaal al gevallen, maar dat zijn allemaal tientallen miljoenen per jaar. Het werd hier erkend, daar is niet altijd directe politieke eer mee te rapen, of grote politieke publiciteit, maar het zijn wel noodzakelijke investeringen, die vandaag hun nut hebben bewezen. We hebben misschien soms wel eens nood aan een wake-upcall om ons ervan te vergewissen dat die investeringen effectief nodig blijven en dat we dat investeringstempo moeten aanhouden, ook al valt daar, zoals gezegd, niet altijd onmiddellijk politieke eer mee te rapen. We moeten daarin dapper doordoen zoals we hebben bewezen met onder andere het Sigmaplan en de Maaswerken.
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, ik heb een aantal punten ter verduidelijking. Ik hoop en ik denk dat niemand hier de klimaatverandering nog ontkent. In de commissie is het bij momenten heel hevig geweest. Ik hoop dat iedereen mee aan die kar zal duwen want het zal niet gemakkelijk zijn. Mijn punt dat ik vandaag heb gebracht, is gewoon welke de beste oplossingen zijn. We hebben een klimaatplan op Vlaams niveau. We zijn dat aan het uitvoeren. Er komt een voortgangsrapport. Het Klimaatpanel en de experten die daarin zitten zullen daar ook bij betrokken zijn. In september zullen we de discussie over het Europees plan aanvatten. Dat hoort ook zo te zijn. Het is een heel pak. We gaan dat doen. Ik wil vragen aan de vrienden van Groen dat zij dat debat zonder ideologische strijd bekijken, zonder dogma's, ook op het federale niveau. Dat is een heel belangrijk punt voor jullie, dat we het over de partijgrenzen heen op een manier brengen waar we de wetenschap volgen.
Mitigatie en adaptatie zijn met elkaar verbonden. Het ene kan niet zonder het andere. Ook wat dat betreft, vind ik dat we voort moeten gaan met ons adaptatieplan. Ik heb eerder gezegd dat we alles wat met droogte en water te maken heeft, naar voren hebben getrokken en aan het uitvoeren zijn. Er zitten heel wat zaken in rond infrastructuurwerken, natte natuur en overstromingszones inrichten. Collega Robeyns, we hebben er nog niet zo lang geleden een in Borgloon ingericht. We zijn dat continu aan het doen. Ook wadi’s zitten nu in het plan. We hebben dat samen gedaan met de experten, professor Patrick Willems en professor Marijke Huysmans. We gaan niet voor een 3 Suissescatalogus met ik weet niet hoeveel studies, maar wel voor realisaties op het terrein. Het was in overleg met heel wat lokale besturen. Het is van groot belang dat zij geen plannen of studies nodig heeft maar het is nodig dat men werkt en realisaties op het terrein bereikt. Dat is de bedoeling geweest. We zijn daar vorig jaar mee begonnen en we zullen voortdoen, ook als het gaat over goed gedimensioneerde rioleringen. Collega Pieters heeft er even naar verwezen. Het klopt inderdaad dat sommige rioleringen nog veel te klein zijn en wanneer er hevige regenval is, ze overstromen. We gaan dus voor de goed gedimensioneerde rioleringen. Ook daar is 150 miljoen euro voor vrijgemaakt. Maar we gaan nog een stapje verder. We hebben aan de VMM gevraagd om individueel te gaan in die straten waar huizen dicht bij een rivier staan, ik denk bijvoorbeeld concreet aan Voeren, dicht bij de Rijn. Daar gaan we voor individuele beschermingsmaatregelen. Ook dat zullen wij doen.
Er is ook verwezen naar het RivierPark Maasvallei en de Demervallei. Er is gevraagd of dat niet geëvalueerd en aangepast moet worden. We doen dat continu, voor alle duidelijkheid. Ook dat wil ik onderstrepen. Het is een dynamisch gegeven. Dat wordt continu bijgestuurd.
Collega Keulen, de BE-Alert en de uitrusting van lokale besturen nemen ik en minister Somers, die verantwoordelijk is voor de lokale besturen, mee in het gesprek met onze collega's van het federale niveau. Wat het opruimen van afval betreft, hebben we gezegd dat zodra de grote jongens die nu aan het werken zijn, hun werk gedaan hebben, heel veel mensen die klaarstaan, mee het puin kunnen ruimen. Dat moet natuurlijk op een veilige manier gebeuren. We laten het nu even over aan de experten en daarna mag eenieder die mee wil opruimen, dat ook doen, uiteraard samen met de lokale besturen. Belangrijk is ook dat we in het najaar komen met het Instrumentendecreet, de bouwshift, beleidskaders en 1400 hectare watergevoelige openruimtegebieden. Dat staat allemaal op de planning voor dit jaar.
We hebben vorige week vrijdag beslist om de waterwetgeving te hervormen. Ik weet niet of de collega's in het parlement daarnaar hebben gekeken. Vandaag zien we nog steeds dat mensen goed geïnformeerd moeten worden over waar ze gronden kopen. Dat was tot voor kort niet altijd duidelijk. Vanaf nu zal bij aankoop van een stuk grond in overstromingsgevoelige gebieden heel duidelijk aangegeven worden dat het overstromingsgevoelig is en dat daar beter niet zou worden gebouwd. Ook lokale besturen zijn verwittigd om geen vergunningen te verlenen. We hebben aan onze Vlaamse overheidsdiensten gezegd dat als er toch vergunningen worden verleend in die gebieden of er verkavelingen gebeuren, wij in beroep zullen gaan. De Vlaamse administratie zal dus in beroep gaan om zo te vermijden dat mensen bouwen in watergevoelige gebieden.
Ik wil nog eens benadrukken dat het gevaar nog niet is geweken. Er zijn nog altijd wachtbekkens die vol staan. Het gaat om gigantische hoeveelheden. Bijvoorbeeld in Schulen bergt men 16 miljoen kubieke water en in het Webbekoms Broek 3 miljoen kubieke water. Dat water moet heel gecontroleerd afgevoerd worden. Dat zorgt voor heel veel druk op de dijken. De burgemeester van Aarschot, mevrouw Rutten, heeft daar ook naar verwezen. Daarom monitoren onze diensten de situatie, samen met de lokale besturen en de gouverneurs die het eerste aanspreekpunt zijn voor zulke crisissituaties en die het bijzonder goed hebben gedaan. We volgen de situatie op het terrein goed en nauwgezet op. Ik hoop dat het gevaar in de komende dagen en weken kan wijken, maar op dit moment is dat helaas nog niet het geval.
Ik wil iedereen die op het terrein aanwezig is nog heel veel moed en sterkte toewensen.
Minister Peeters heeft het woord.
Zoals minister Demir heeft gezegd, is de situatie nog altijd kritiek, onder meer in Aarschot en in Zichem. Daar is het waterpeil nog altijd aan het stijgen. Daar is de situatie nog altijd kritiek. De bergingscapaciteit is er volledig op. De mensen van de Vlaamse Waterweg voeren daar een aantal noodingrepen uit om het water richting de vallei te brengen om het daar te kunnen stockeren.
Een aantal collega's heeft gezegd dat we in het kader van het Sigmaplan, waar de Demervallei deel van uitmaakt, te weinig rekening houden met nieuwe data en vasthouden aan data van het verleden. Ik wil dat toch tegenspreken. Zelfs in deze noodsituatie zijn we met drones en helikopters aan het kijken hoe het water richting die vallei evolueert om die knowhow mee te nemen in de toekomstige plannen en waar er reservegebieden opgenomen moeten worden om het water te bergen.
Het is een paar keer gegaan over de gemeenschappelijke Grensmaas en er zijn positieve elementen naar voren gebracht, maar het werk daar is nog niet af. Mijnheer Pieters, het klopt dat de grindsector het project Grensmaas mee heeft gefinancierd, maar heeft dat lang niet alleen gedaan. Het aandeel van de Vlaamse Waterweg bedraagt ruim 40 miljoen, wat een pak meer is. Maar de samenwerking was er wel en dat is een goede zaak.
Dat neemt niet weg dat er nog altijd een aantal bottlenecks zijn, zoals aan de brug in Maaseik. We zijn ook het GRUP Elerweerd verder aan het uitvoeren. Dus ik hoop dat alles daar in de toekomst ook veiliger en beter wordt. Anderzijds hebben we in de Maasvallei ook nog altijd een mijnverzakkingsgebied dat 7 meter lager ligt dan het Maaspeil. De dijken en dergelijke moeten daar continu bewaakt blijven worden en moeten continu onderhouden worden, want alleen al door konijnenpijpen, bevers of woelratten kan er een dijkbreuk komen, waardoor een heel aantal gezinnen onmiddellijk tot aan het dak van hun huis in het water zitten. Dus ook daar zijn er nog altijd een aantal scenario’s waarvoor we sowieso waakzaam moeten blijven.
Het werk voor de gemeenschappelijke Grensmaas is dus nog niet af, evenmin als dat voor het Sigmaplan. We hebben daar al heel wat werk verricht, het is niet zo dat daar nog niks gebeurd is. Dan zou de toestand veel erger geweest zijn. Sinds 2006 investeert men jaarlijks ruim 50 miljoen euro voor de uitrol van dat Sigmaplan, dat uiteindelijk een immens groot plan is. Ook voor de komende drie jaar heb ik sowieso een bedrag van 160 miljoen euro gereserveerd voor de verdere werken in dat hele Sigmagebied. Ik herhaal dat we ook hier rekening houden met nieuwe data. De data gingen uit van een zeespiegelstijging tegen 2100 met 60 centimeter, wat bij stormvloed een stijging van 90 centimeter betekent in de Schelde. Ik weet wel dat een aantal experts daaromtrent verdeeld zijn, dat sommigen zeggen dat het een grotere stijging zal zijn. Maar ook dat wordt continu gemonitord. We hebben ook hier opnieuw reservegebieden in het vizier en bekijken alleszins ook waar er in de toekomst eventueel moet worden bijgestuurd.
Dan kom ik tot de Dendervallei. Ook daar zijn inderdaad nog heel wat noodzakelijke werken nodig. Daarbij hoop ik alleszins dat heel deze noodsituatie van de voorbije dagen, voor eenieder een wake-upcall is. Een aantal sprekers hebben het al in de marge vermeld: op dit ogenblik hebben we een aantal stuwen, een aantal elementen niet kunnen herbouwen in die Dendervallei omdat bepaalde milieuorganisaties keer op keer, bij elke vergunning die De Vlaamse Waterweg geeft, naar de Raad van State of de Raad voor Vergunningsbetwistingen stappen. Dat hypothekeert ook een heel aantal belangrijke beschermingsmaatregelen. Dat wilde ik nog heel duidelijk meegeven: dat we daar toch allemaal waakzaam voor moeten zijn. Ik hoop alleszins dat voor de mensen die het herbouwen van de stuwen in de Dendervallei blijven hypothekeren, deze situatie ook een wake-upcall is.
Dan ga ik langzaamaan eindigen. Ik wil sowieso alle collega’s in dit parlement bedanken die een aantal positieve elementen naar voren gebracht hebben. Ik denk onder andere aan de heer Daniëls: we zullen inderdaad bij die evaluatie moeten kijken naar noodzakelijke wisselstukken en naar extra zwaar materiaal. Ik denk dat de heer Keulen dat ook gezegd heeft. Daar zullen we zeker allemaal waakzaam voor zijn in de toekomst. Er komt, nadat het ergste leed geleden is, dus wel degelijk een grondige evaluatie over hoe we in de toekomst met dergelijk noodweer moeten omgaan, want we weten inderdaad dat het niet de laatste keer zal zijn. Ik bedank jullie voor de suggesties, bijvoorbeeld ook de suggestie aangaande BE-Alert. Al die elementen nemen we zeker mee.
Ik wil jullie alleszins ook danken voor de lovende woorden die jullie gericht hebben aan onze administraties en aan alle mensen in de crisiscomités, waar iedereen dag en nacht bezig geweest is om heel wat mensen te helpen en continu heel wat solidariteit betoonde. Dank u wel.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik ga nog even in op de vraag van collega Rombouts over de schade geleden door jeugdbewegingen en jeugdorganisaties. Het is zo dat duizenden kinderen en jongeren in de getroffen gebieden op kamp gaan. De prioriteit lag de afgelopen periode natuurlijk in het ervoor zorgen dat zij op een veilige manier thuis geraken of indien nodig geëvacueerd worden.
We hebben vooral geprobeerd ervoor te zorgen dat de jeugdbewegingen in deze moeilijke periode en ondanks de situatie op het terrein nog op kamp kunnen gaan. Er zijn twee noden gedetecteerd.
Ten eerste zijn veel terreinen ondergelopen en niet meer toegankelijk. We hebben op ons platform, www.opkamp.be, een oproep aan eigenaars gelanceerd om veilige en goede terreinen ter beschikking te stellen. Daar wordt ook op ingegaan. Ik was deze morgen bij een landbouwer in Riemst die zijn terrein ter beschikking van vier jeugdbewegingen heeft gesteld. Het is hartverwarmend te zien dat zo veel eigenaars, boeren, organisaties en dergelijke hun terreinen ter beschikking stellen. Dit wordt bijzonder gewaardeerd.
Ten tweede zijn er de tenten. Het gaat niet enkel om de tenten die eigendom van de jeugdbewegingen zelf zijn, maar ook om de tenten van de Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd (ULDK) in Nossegem. We stellen vast dat veel tenten beschadigd zijn of helemaal niet meer terugkomen. We hebben een oproep aan jeugdbewegingen en private eigenaars gedaan om ervoor te zorgen dat er geen tekorten zijn. We hebben de jeugdbewegingen gecontacteerd die deze week tenten ontlenen. Als ze het met iets minder kunnen stellen, gebeurt dat ook. Zo kan elke jeugdbeweging en kunnen al die kinderen en jongeren op een veilige manier op kamp trekken. Ik wil ook hen bedanken.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister Demir, hoe zult u in beroep gaan als de lokale overheden toch vergunningen uitreiken? In de beleidsnota staat dat de watergevoelige openruimtegebieden zullen worden aangeduid, zodra het Instrumentendecreet is goedgekeurd. Dat decreet is vooralsnog niet goedgekeurd en ligt hier ook nog niet voor. Hoe zult u bepalen waartegen u in beroep gaat?
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Pieters, ik hoop dat u weet hoe de Vlaamse administratie werkt. We doen dat geregeld. We stellen de prioriteiten in het beleidsdomein vast en we gaan in gesprek met het Departement Omgeving. Dit is belangrijk, maar de meeste lokale besturen zijn, voor alle duidelijkheid, wel mee. Als er toch verkavelingen in overstromingsgebieden komen, heeft het kabinet het Departement Omgeving de opdracht gegeven om in beroep te gaan. We doen dat soms met betrekking tot andere zaken en we zullen dat in dit verband ook doen.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, de vraag is dan wanneer dat Instrumentendecreet waarmee u concreet op het beleid wilt wegen, er zal zijn.
Mijnheer Pieters, u moet ook luisteren. Een tweetal maanden geleden heb ik in de commissie verklaard dat een taskforce een aantal berekeningen uitvoert en dat we dit jaar over het ontwerp van decreet zullen stemmen. Ik heb hier al twee keer gezegd dat dit op de agenda voor dit najaar staat.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister Weyts, ik heb nog een vraag. U hebt gezegd dat enkelen tijdens dit debat naar federale materies hebben durven verwijzen. Tot nader order zijn onze hulpdiensten federaal georganiseerd. Dat is maar goed ook, want de immense regen heeft zich niet laten tegenhouden door de grenzen van Vlaanderen en Wallonië. De ramp en de nood zijn in Vlaanderen en in Wallonië even groot. Die hulpdiensten zijn overal even hard nodig geweest. De vraag of u bereid bent de Federale Regering te vragen de hervorming te evalueren die minister-president Jambon tijdens de vorige legislatuur als federaal minister van Binnenlandse Zaken heeft doorgevoerd, is dan een legitieme vraag. We constateren hier met zijn allen dat die zogenaamde hervorming de veiligheid van de mensen op zijn zachtst gezegd niet heeft vooruitgeholpen.
Ik herhaal mijn vraag. Bent u bereid om die handschoen op te nemen en de Federale Regering te vragen die hervorming terug te draaien en onze veiligheidsdiensten opnieuw te versterken, zodat ze onze burgers tijdens volgende rampen, die er zeker zullen komen, optimaal kunnen beschermen, zodat mensen geen veertien uur meer op hulp moeten wachten en zodat er geen materiaaltekort is? We moeten die fout herstellen. Dat is onze vraag.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie in te dienen?
– Vooruit kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 17.10 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.