Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Voorzitter, beste collega's, een kind op de drie in Brussel heeft te horen gekregen dat er een weigering is in het Brusselse onderwijs. In sommige Brusselse gemeenten is dat zelfs bijna een op de twee. Dat betekent dat drie ouderkoppels op de tien nu met de handen in het haar zitten. Want wat moeten zij doen?
De problemen zijn er zowel voor het lager onderwijs als voor het secundair onderwijs. In het lager onderwijs kreeg 33 procent een weigering, in het secundair onderwijs 27 procent, met uitschieters in bepaalde gemeenten. Dat blijkt uit cijfers van de administratie na de afsluiting van de inschrijvingsperiode in juli. Vlaanderen en Brussel hebben natuurlijk geïnvesteerd. Er zijn plekken bij gekomen. Vorig jaar is het aantal plekken met 1 procent toegenomen. Ook de Franstaligen zijn aan een inhaalbeweging bezig. Maar die mensen die nu een weigering hebben, die hebben wel een oplossing nodig voor september. Mijn vraag is dus, minister, welke oplossing u uit de hoed zult toveren. Hoe gaan we een plek vinden voor die kinderen in september? Hoe gaat u dat doen? Dat is de vraag die zij de hele zomer zullen stellen. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Weyts heeft het woord.
Laat me eerst het ruimere plaatje schetsen. In de vorige regeerperiode is er 2,5 miljard euro geïnvesteerd in onderwijsinfrastructuur – in capaciteit, zeg maar. Deze regering investeert 3 miljard euro, dus nog een half miljard euro erbij. Dat bestaat uit verschillende onderdelen.
Enerzijds heb je de reguliere investeringen van ongeveer 1,4 miljard euro, of bijna de helft. Daarnaast zijn er de huursubsidies, de specifieke capaciteitsmiddelen en het DBFM-programma (Design Build Finance Maintain) in samenwerking met de private sector voor ongeveer 1 miljard euro.
Op korte termijn is het toewijzen van specifieke capaciteitsmiddelen het meest voor de hand liggend om tot netto extra capaciteit te kunnen komen. Sinds 2010 is daar al ruim 90 miljoen euro in geïnvesteerd. Ik maak even de koppeling aan de Brusselnorm. De Brusselnorm bepaalt dat minstens 5 procent van de investeringen van de Vlaamse Gemeenschap naar Brussel moet gaan. We zitten daar met het drievoudige, namelijk 15 procent, wat toch wel een serieuze investering en een serieus engagement is, maar dat is ook absoluut nodig.
Binnen de lopende DBFM-programma’s doen we natuurlijk hetzelfde. Voor de Egied Van Broeckhovenschool, bijvoorbeeld, voorzien we in een grote nieuwe school met een extra capaciteit voor 860 leerlingen. Dat is dus een grote stap vooruit.
Het spreekt voor zich dat ook binnen het nieuwe, derde DBFM-programma Scholen van Vlaanderen, Brusselse projecten kunnen worden ingediend. Ik doe bij dezen een warme oproep om ook in te schrijven op het DBFM-programma dat nu is opengesteld. Binnen de capaciteitsmonitor voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt een specifiek scenario gehanteerd. Het gaat om een correctiefactor ten voordele van Brussel, waarbij rekening wordt gehouden met de toenemende aantrekkingskracht van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en met de doorstroom van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs.
Ik hoop dat die oproepen overal gehoor vinden. Wat het secundair onderwijs betreft, zijn we natuurlijk een beetje aangewezen op de schoolbesturen om ter zake een initiatief te nemen. U weet dat het op dat vlak gaat om een cofinanciering. Maar wat het basisonderwijs betreft waar de nood specifiek voor Brussel zeer groot is, doe ik een warme oproep aan alle gemeenten om de nodige inspanningen te doen. Indien iedereen dezelfde verantwoordelijkheid zou nemen ten aanzien van de Brusselnorm die we drievoudig overschrijden, dan zouden we een grote stap vooruitzetten. Ik zie daar heel goede voorbeelden maar ik zie tot mijn spijt ook het tegendeel.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Minister, ik wil u aanmoedigen om uw investeringen te versnellen want er is voor elk kind natuurlijk een plek nodig. De groei van de bevolking is nu eenmaal groter dan het aantal gecreëerde plaatsen. Er zal dan ook een versnelling nodig zijn. Ook voor heel Vlaanderen is het belangrijk dat er in het Brusselse onderwijs wordt geïnvesteerd. Want hoe meer plaatsen in Brussel, hoe kleiner de druk op de Rand. Die druk op de Rand is nu al voorbij de Rand. Vandaar mijn oproep om nog sneller meer plaatsen te creëren in het Brusselse onderwijs.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, een op de drie kinderen heeft op dit moment geen school in Brussel en heeft een weigering gekregen. Dat zijn ouders en kinderen die radeloos zijn, die met de handen in het haar zitten, die hun vakantie met stress moeten beginnen. Ze hebben er niets aan dat u hier nog eens het ruimere plaatje komt schetsen en dat u hier nog eens uit de doeken doet welke investeringen u op allerlei manieren in infrastructuur in Vlaanderen hebt gedaan.
Zij willen natuurlijk een school op 1 september. We konden in de Franstalige pers lezen dat de Franse Gemeenschap tegen september in vijfhonderd extra plaatsen voorziet. Ik denk dat er een gelijkaardige operatie moet gebeuren vanuit Vlaanderen. In september moeten er plaatsen bijkomen in het Brusselse onderwijs voor die kinderen die nu geen school hebben. Minister, mijn concrete vraag is wat u zult doen voor die kinderen. Zal er een oplossing zijn in september?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik stel samen met u vast dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel slachtoffer is van zijn eigen succes. Alles en iedereen wil naar dat Nederlandstalig onderwijs. Op zich is dat een mooi statement. Dat de capaciteitsmiddelen uit deze Vlaamse Regering al jaren driemaal meer zijn dan de Brusselse norm, beantwoordt daar ook aan. Daar moeten we blij om zijn.
Ik stel me wel vragen. Als ik zie hoelang het duurt om een school vergund te krijgen, als ik zie dat een aantal Brusselse gemeenten nog altijd geen eigen onderwijs hebben, als ik zie dat mensen als er dichtbij een Franstalige school is daar toch niet naartoe willen wegens de kwaliteit, dan gaat het over meer dan vierkante meters en meer dan alleen maar plaatsen. Een voormalige minister zei dat hij als hij alleen plaats zou maken voor Nederlandstaligen, hij dan Nederlandstalige scholen zou moeten sluiten. Dat gaan we vooral niet doen. Minister, ik roep u op om te kijken met de anderen wat er kan. Wij nemen alvast onze verantwoordelijkheid op.
De heer Laeremans heeft het woord.
Voorzitter, we hebben de aanloop naar dit debat al gevoerd op 12 mei, met de vragen daarrond. Normaal krijgen we cijfers in april en mei en dan nog eens in oktober. Deze tussenscore die mevrouw Ampe vermeldt, heb ik nog nergens gezien. Ook in de voorbije jaren werd daar geen melding van gemaakt. Het zou interessant zijn, minister, als die cijfers op uw kabinet komen, dat u ons die bezorgt. Die zouden me zeer interesseren. Het verbaast me bijvoorbeeld dat mevrouw Ampe spreekt over 24 procent in het secundair onderwijs, terwijl we toen aan 29 procent zaten. De inschrijvingsronde is nu toch voorbij, je zou toch verwachten dat dat cijfer verder gezakt zou zijn, want uiteindelijk vinden dan toch veel mensen een plaats.
Minister, kunt u ons die cijfers bezorgen? Gaat u hulp bieden aan die ouders die op dit moment nog geen plaats hebben? Misschien kunt u via maatwerk in enkele scholen toch nog een paar leerlingen bij steken.
De heer Anaf heeft het woord.
Het capaciteitsprobleem in het Brussels Nederlandstalig onderwijs is ernstig. We hebben inderdaad op 12 mei hierover al gedebatteerd. Collega Ampe hebben we toen helaas niet gehoord. Er wordt terecht gezegd dat we moeten bijbouwen. Dat vraagt tijd, dat gebeurt niet in een-twee-drie. Het is wel belangrijk.
Collega Daniëls heeft gelijk: een capaciteitsprobleem kun je niet alleen met stenen oplossen, je gaat ook moeten investeren in mensen. Als je scholen bouwt, moeten die natuurlijk ook gevuld worden met onderwijspersoneel. Er is een groot lerarentekort in Brussel. Dat is eigen aan die grootstedelijke context. Heel vaak gaan Vlaamse leerkrachten uit Brussel weg na een aantal jaren, als er een vacature dichterbij is. Dat lerarentekort blijft ook een groot probleem in Brussel.
Wat gaat u bijkomend doen om leerkrachten aan te trekken? Wat gaat u doen om de leerkrachten die wel komen, in dat Brussels onderwijs te laten blijven? Wat gaat u doen om hen goed voor te bereiden om in zo’n grootstedelijke context les te geven?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, elk kind heeft recht op een stoel in een klas en op onderwijs naar zijn of haar keuze. De middelen voor schoolinfrastructuur deze legislatuur zijn omvangrijk voor heel Vlaanderen. Ik verwijs graag naar het regeringsamendement bij het programmadecreet waarmee subsidies worden toegekend voor de plaatsing en huur van tijdelijke modulaire units voor zeer acute vragen. Units kunnen misschien ook een oplossing bieden in het buitengewoon onderwijs. Kunnen die middelen voor die mobiele units ook in Brussel worden ingezet om aan de tekorten tegemoet te komen?
Minister Weyts heeft het woord.
We proberen altijd maximaal oplossingen uit te werken met mensen van goede wil, net zoals ik nu bezig ben met de grootste noden te lenigen in het buitengewoon onderwijs met een rist van maatregelen. We doen gelijkaardige inspanningen. We moeten wel aan de slag met uitgezuiverde lijsten. Die oefening is nu nog bezig voor Brussel. De dubbeltellingen en degenen die een oplossing kregen, moeten er nog uit. We zitten natuurlijk met de connectie met de Vlaamse Rand. Dat speelt. In sommige gevallen kan men wel elders terecht in de Vlaamse Rand.
Een van de kortetermijnmaatregelen die onmiddellijk soelaas kunnen bieden, zijn de budgettaire lijnen die we hebben om snel, op korte termijn, infrastructuurinvesteringen te kunnen doen. De tweede maatregel heeft te maken met de mobiele units – containers, zoals men zegt, maar tegenwoordig zijn die wel iets luxueuzer dan de klassieke containers van vroeger. Tot op heden was het zo dat daarvoor een huurovereenkomst getekend moest worden die achttien jaar liep. Dat vormde natuurlijk een heel hoge drempel. We hebben dat nu aangepast naar een termijn van drie jaar. We hebben daarvoor een budgettaire lijn voorzien. Ik denk dat we daarvoor ongeveer een miljoen euro hebben uitgetrokken om op korte termijn te kunnen schakelen. Dus als er een bereidheid is om te zorgen voor extra capaciteit, dan kunnen we ook op korte termijn schakelen op grond van concrete voorstellen van de kant van de schoolbesturen.
Dit is dus een oproep richting de Brusselse Nederlandstalige schoolbesturen, maar evengoed aan de gemeenten, want daar knelt nog altijd het schoentje.
Ik prijs me gelukkig dat we kunnen zeggen dat er ook goede voorbeelden zijn. We hebben burgemeester Close gezien in de 11 julitoespraak, waarbij hij het had over de investeringen die werden gedaan in het gemeentelijk onderwijs in Brussel. Dat mag best wat meer zijn, maar dat evolueert in de goede richting. We hebben ook samen de eerste steen gelegd – de eerste afbraak gedaan, was het eigenlijk – van de Mutsaard in Laken, waarbij we 264 extra plaatsen voorzien. Er is de ambitie om enkel in Brussel-stad 700 plaatsen te voorzien. Maar je moet nog altijd vaststellen dat er van de 19 gemeenten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nog altijd zijn die geen Nederlandstalig gemeentelijk onderwijs hebben. Je spreekt dan over gemeenten met een inwonersaantal vergelijkbaar met dat van een Vlaamse centrumstad, als het gaat over Elsene, Etterbeek, Ganshoren. Ook op dat vlak valt dus wel nog wat te bepleiten.
Trouwens, als het gaat over de financiering, keer ik nog even terug naar de Mutsaard. Er is een project van 20 miljoen euro, heel concreet, in Laken. Daarvan wordt 10 miljoen euro geïnvesteerd door de Vlaamse Gemeenschap en 3 miljoen euro door de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), wat eigenlijk ook Vlaamse Gemeenschap is. 13 van de 20 miljoen euro komt dus eigenlijk vanuit Vlaanderen, waarbij we toch absoluut ons engagement tonen, de volle bereidheid om, wanneer we kunnen cofinancieren en samenwerken ten bate van ons Nederlandstalig onderwijs in Brussel, dat te doen en ook concrete oplossingen uit te werken. Dat zal wel altijd in een samenwerkingsverband zijn.
Mevrouw Ampe heeft het woord.
Ik vind het natuurlijk goed dat u Brussel niet loslaat, minister. Maar toch ook even dit: in de Brusselse gemeenten is er natuurlijk altijd Nederlandstalig onderwijs, alleen wordt dat soms ingericht door het Katholiek Onderwijs of door het Gemeenschapsonderwijs. De vraag is – en die discussie is er ook al geweest in Vlaanderen – of je drie, vier, vijf of zes verschillende niveaus moet hebben. In Vlaanderen is er provinciaal onderwijs, dat heb je niet in Brussel. Eigenlijk komt het erop neer: Vlaanderen heeft zijn bevoegdheid in Brussel en moet ter plekke zorgen voor Nederlandstalige kinderen en ook voor andere kinderen in Brussel. Ik vind het natuurlijk ook jammer dat er gemeenten zijn die onvoldoende inspanningen leveren. Maar dat mag ons er niet toe dwingen om niets te doen. Ik weet dat u heel veel inspanningen levert. Maar de mensen die vandaag geen plek hebben, verwachten vandaag helaas nog meer. En aan die mensen moeten we ook een antwoord kunnen geven.
De actuele vraag is afgehandeld.