Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, in de Brusselse realiteit van vandaag zijn inbreuken tegen de taalwetgeving nog steeds schering en inslag. Maar al te vaak kunnen Vlaamse Brusselaars niet rekenen op dienstverlening in hun moedertaal. Dat is een oud zeer dat onze fractie al jarenlang actief aankaart. De Brusselse vicegouverneur controleert in Brussel alle aanwervingen en benoemingen in de lokale besturen op hun overeenstemming met de taalwetgeving.
Vorige week werd zijn meest recente jaarverslag gepubliceerd. De cijfers uit het rapport bevestigen pijnlijk genoeg de al jaren geldende tendens: het gaat bergaf met het respect voor onze taalwetgeving. Meer dan 55 procent van de beslissingen bij gemeenten en OCMW's zijn niet conform de taalwetgeving. In de gemeenten voldeed slechts 14 procent van de contractuele aanwervingen aan de bestuurstaalwet. In de OCMW's is het nog erger gesteld. Daar voldeed niet meer dan 5 procent van de contractuele aanwervingen aan die wet. Dat is een regelrechte schande.
Net zoals de voorbije jaren, werd geen enkele door de vicegouverneur geschorste beslissing noch ingetrokken door de gemeenten en de OCMW's, noch vernietigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Op die manier bleven de schromelijke inbreuken tegen de taalwetgeving overeind. Bovendien gebeurt het met goedkeuring van de Vlaamse partijen die daar in de meerderheid zitten.
Minister, het was u misschien al opgevallen, maar mijn woorden zijn bijna een exacte kopie van wat ik hier vorig jaar heb gezegd. Ik stel vast dat er intussen jammer genoeg niets is veranderd. De cijfers blijven even dramatisch. Mijn vraag aan u blijft dan ook ongewijzigd: welke maatregelen zult u via het instrumentarium van het Vlaams Brusselbeleid nemen om de Nederlandstalige dienstverlening in de Brusselse overheidsdiensten duurzaam te verbeteren?
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor de vraag rond het jaarlijks verslag van onze vicegouverneur in Brussel. Het is, zoals jaarlijks het geval is, confronterend. Er zit inderdaad een negatieve evolutie in wat betreft respect voor de taalwetgeving door de lokale besturen in onze hoofdstad. Dat houdt deels verband met het feit dat er vorig jaar ook veel kortlopende contracten waren in een coronacontext. Maar dat betekent natuurlijk niet dat er geen systematisch en geen structureel probleem is.
Ik zie daar misschien twee positieve punten in. Het eerste is dat men, beter dan in eerdere jaren, ook alle documenten bezorgt aan de vicegouverneur, hoewel er ook daar nog werk aan is. Maar dat is toch een positieve evolutie. Het tweede punt is dat de klachtenprocedure blijkbaar ook beter gekend is, en dat de vicegouverneur daar ook actief in dialoog gaat met de lokale besturen om ook naar oplossingen te zoeken.
U weet dat de naleving van de taalwetgeving door de Brusselse lokale besturen een bevoegdheid is binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), en dat wij daar als Vlaamse Gemeenschap niet voor verantwoordelijk zijn. Maar dat betekent natuurlijk niet dat we niet een positieve impact kunnen hebben op het beleid rond het Nederlands en tweetaligheid in onze hoofdstad. U weet dat ik daar heel veel belang aan hecht, en dat ik het Nederlands zie als een keurmerk van onze instellingen in de hoofdstad, en dat het positieve verhaal van het Nederlands ook een deel van de aantrekkingskracht is van de Vlaamse gemeenschap in Brussel.
Er zijn een viertal instrumenten. We hebben dat ook in de commissie al heel uitgebreid besproken, dus ik zal de hoofdlijnen daarvan nog even toelichten. Dat is het Huis van het Nederlands in Brussel, waar we extra in hebben geïnvesteerd, zowel met het coronanoodfonds als met de relance. Denk aan de digitale transitie van het Huis van het Nederlands. Er zijn ten tweede de toegankelijke lessen Nederlands voor anderstaligen. Er is ten derde het taalbarometeronderzoek, en er is tot slot de promotie van het Steunpunt Taalwetwijzer, waar we het ook herhaaldelijk over hebben gehad. Dat heeft blijkbaar ook voor de werking van de vicegouverneur een positieve impact op het vlak van zijn bekendheid voor klachten.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Bedankt, minister. De Vlaamse Regering maakt van de versterking van de positie van het Nederlands in Brussel een echt speerpunt. Dat is goed, dat is terecht. Maar zonder het engagement van alle betrokken overheden blijft het natuurlijk water naar de zee dragen. Ik kan niet anders dan besluiten dat de Brusselse gemeenten en OCMW’s, maar ook de Brusselse Regering en ook de GGC bewust de taalwetgeving naast zich neerleggen.
Ik hoor vaak het argument dat ze geen personeel vinden dat Nederlandskundig is. Wel, ik heb alle begrip voor hun uitdagingen daaromtrent, maar daar voeg ik toch graag enige nuance aan toe. Het Huis van het Nederlands beschikt over een sterk aanbod voor de Brusselse gemeenten om de kennis van het Nederlands bij het personeel te verbeteren. En wat stel ik dan vast? Dat sinds 2015 slechts vijf van de negentien gemeenten een beroep hebben gedaan op dit aanbod. Dat getuigt toch van pure onwil?
Minister, als Vlaams minister voor Brussel hebt u de taak om vanuit Vlaanderen een duidelijk signaal te sturen naar de Brusselse overheden. U hebt die raadgevende stem in de GGC. U kunt dit veroordelen in de media. U kunt in contact treden met de Nederlandstalige ministers en schepenen in Brussel om aan te geven dat dit niet langer kan. Doe dit alstublieft.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Respect voor het Nederlands in de Brusselse instellingen is en blijft een structureel probleem. De minister heeft terecht herhaald welke maatregelen hij al genomen heeft, blijft nemen, en welke extra middelen hij daar tegenover heeft gezet. We hebben deze discussie de voorbije jaren regelmatig gevoerd. Binnen zijn bevoegdheden heeft hij zelfs een tandje bij gestoken om deze problematiek in Brussel aan te pakken.
Maar dat neemt niet weg dat we op die nagel moeten blijven kloppen, en dat er respect moet zijn voor het Nederlands in de Brusselse instellingen. Want er zijn natuurlijk andere partijen in Brussel en daarbuiten die dit allemaal eigenlijk maar normaal vinden. Maar ik apprecieer het ten volle dat de minister hiervan van in het begin een speerpunt van zijn Brusselbeleid heeft gemaakt, en op dat punt blijft inzetten.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, uw antwoord ontgoochelt mij een beetje, want ik denk dat niemand die de Brusselse situatie een beetje kent, denkt dat we dit structureel probleem zullen oplossen met het Huis van het Nederlands en een steunpunt zonder enige juridische armslag. Dat horen wij hier al jaren, en de resultaten zijn navenant. Dit is een schandalige toestand waarbij de Vlamingen in Brussel stelselmatig worden gediscrimineerd en als tweederangsburgers worden behandeld, en waar de GGC en de Brusselse Regering inderdaad vierkantig haar voeten aan veegt, met – en dat mag ook wel eens worden gezegd – de bereidwillige medewerking van uw coalitiepartner Open Vld.
Zolang die vernietigingsbevoegdheid niet naar de vicegouverneur gaat, weten we allemaal dat het probleem zich zal blijven voordoen. Het is aan u als minister van Brussel om federaal, waar uw partij toch ook aan de knoppen zit, ter zake op tafel te kloppen. Tot nader order doet u dat niet.
Voor de collega's van de N-VA wil ik toch nog even opmerken dat in 2017 het Vlaams Belang in de Kamer een voorstel heeft ingediend om de vernietigingsbevoegdheid uit te breiden naar de vicegouverneur, maar toen heeft de voltallige N-VA-fractie daar tegen gestemd. Als u het echt meent met de tweetaligheid van de Vlamingen in Brussel en met uw pleidooi voor de Vlamingen in Brussel, wees dan ook consequent in uw stemgedrag.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, collega's, ook voor Groen is Nederlandstalige dienstverlening in Brussel essentieel, in de zorg maar zeker ook bij de gemeentebesturen en de OCMW's. Er bestaan geen gemakkelijke oplossingen. Er zijn objectieve redenen voor deze problematiek, onder andere de krapte op de arbeidsmarkt en het feit dat er in Vlaanderen betere lonen worden betaald. Maar dat betekent niet dat we blind moeten zijn voor de onwil die bestaat bij sommige gemeentebesturen. Tegelijkertijd is er ook goede wil. De minister heeft erop gewezen dat gemeenten beter meewerken met de vicegouverneur om alles in kaart te brengen. Dat kan zeker nog beter. Laat ons hier vooral kijken naar wat Vlaanderen kan doen en beseffen dat je met azijn geen vliegen vangt.
Minister, er zijn de taaltrajecten van het Huis van het Nederlands met de gemeenten. Dat is zeer belangrijk. Wij merken daar ook een zeer grote bereidheid. Maar er is ook een tekort aan middelen, dat vanochtend in de hoorzitting met het Huis van het Nederlands werd toegelicht. Mijn vraag is of u voor die specifieke trajecten met de gemeenten meer middelen wenst te voorzien.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik denk dat de vicegouverneur zijn verslag op een zeer juiste manier concludeert, namelijk dat het een zeer belangrijke problematiek is die inspanningen vereist van alle betrokken overheden, uiteraard in de eerste plaats van de Brusselse overheden. We hebben het gehad over het personeelsbeleid, wat zij allemaal moeten doen. Dat heeft betrekking op de gewestelijke diensten, de zorginstellingen die ressorteren onder de GGC en uiteraard ook de lokale besturen, gemeenten en OCMW's die nog bestaan in de hoofdstad. Vanuit Vlaanderen, onder de bevoegdheid van minister Crevits, trachten wij daar ons steentje toe bij te dragen. Het is ook in ons gezamenlijk belang om de goede samenwerking tussen VDAB en Actiris te versterken en om dat aanbod beter bekend te maken bij de Brusselse lokale besturen zodat zij goede tweetalige medewerkers kunnen vinden uit de hoofdstad zelf, maar waarom ook niet uit Vlaanderen. Dat is dus een kwestie van goed personeelsbeleid en een goede afstemming tussen de arbeidsbemiddelingsdiensten.
Ook vanuit onderwijs moeten we hier goed over nadenken. De vicegouverneur wijst er ook op dat ook het onderwijsbeleid daar een grote impact op heeft. U weet dat wij daar in het Vlaams regeerakkoord veel belang aan hechten en dat er ook ingezet wordt op de uitwisseling van taalleerkrachten, ook iets wat hierbij kan gelden.
Mijnheer Slootmans, u verwijst naar de bevoegdheid rond sanctionering. Dat is federale taalwetgeving. Ik kan erop wijzen dat de vicegouverneur dit ook heeft aangehaald in een hoorzitting, ik denk in de Kamer, waar hij erop heeft gewezen dat dit deel moet uitmaken van een globaler debat over de herziening van de taalwetgeving. Dit is uiteraard een federale bevoegdheid. Het heeft weinig zin om daar hier heel uitgebreid op in te gaan. Maar ik denk dat dat wijze woorden waren van de vicegouverneur.
Wat het Huis van het Nederlands betreft, heb ik gevraagd om naast de informatie die ze normaal bezorgen aan de betrokkenen, ik denk aan de burgemeester en de gemeentesecretaris, ook systematisch te bezorgen aan de Nederlandstalige mandatarissen, ook aan de OCMW-voorzitter en de OCMW-secretaris. Daar gaat het bijvoorbeeld over de taaltrajecten.
Collega Bex, ik denk dat het belangrijk is om daarin te blijven investeren. Als er middelen te kort zouden zijn, moeten we dat zeker bekijken. Maar veel hangt samen met de bereidheid van gemeenten om daar echt in mee te gaan. Dit is trouwens een traject dat via de VGC ondersteund en betoelaagd wordt.
Mevrouw Tavernier, u wijst altijd op mijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de Brusselse besturen om dat onder de aandacht te brengen. Ik kan u bevestigen dat ik vorige week op de vergadering van het VGC-College (Vlaamse Gemeenschapscommissie) het punt onder de aandacht heb gebracht en gevraagd heb welke stappen zullen worden gezet, zowel op het niveau van de GGC als op het niveau van het Gewest.
Samenvattend: wij blijven groot belang hechten aan de plaats van het Nederlands in onze hoofdstad, de wettelijke tweetaligheid waar respect voor moet zijn, maar zeker ook de positieve kracht die uitgaat van het Nederlands.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ja, mijnheer Bex, de cijfers liegen niet. We zien de naakte feiten, de harde realiteit, al jarenlang. Van goede wil is er echt wel geen sprake. Minister, collega’s, ‘deze stad past zich niet aan jou aan. C’est comme ça.’. Dat zijn de woorden van Brussels minister Sven Gatz ten aanzien van een Vlaamse Brusselaar die in aanraking kwam met Nederlandsonkundige dienstverlening. We kunnen dus zelfs niet meer op de Vlaamse bestuurders in Brussel rekening voor de verdediging van de rechten van de Nederlandstaligen in onze hoofdstad. Dat is niet alleen hallucinant. Ik vind het ook bijzonder, bijzonder hypocriet. Nooit eerder werden gelijkheid en respect overal zo hoog in het vaandel gedragen als vandaag, maar de structurele discriminatie van de Vlaamse Brusselaar laat de Brusselse besturen volledig koud. De N-VA weigert deze taaldiscriminatie te aanvaarden. Ik herhaal het graag: we moeten vanuit Vlaanderen een duidelijk signaal geven. Als het moet sta ik hier volgend jaar opnieuw, want zo kan en mag het niet verder. (Applaus van Karl Vanlouwe)
De actuele vraag is afgehandeld.