Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het wegwerken van de wachtlijsten voor personen met een handicap
Actuele vraag over het zorginvesteringsplan
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
De zorg voor personen met een handicap is voor deze regering een uitermate belangrijk dossier. Voor deze regering, voor u, minister Beke – als minister – en ook voor ons, als partij, als CD&V. Vandaag hebt u uw investeringsplan bekendgemaakt. Met dat investeringsplan verdwijnt, in één klap, de wachtlijst voor die mensen op de wachtlijst met de meest dringende noden. Elk van hen krijgt een op maat gesneden persoonsvolgend budget, waarmee ze – en zo moet dat ook – de nodige zorg, hulp, assistentie of ondersteuning kunnen gaan inkopen of zoeken.
Natuurlijk is het werk nog niet af, maar het is wel een nooit eerder geziene sprong vooruit, waarmee heel veel mensen nu de nodige zorg zullen krijgen. Nu, minister, deze gigantische sprong voorwaarts, en deze enorme injectie van financiële middelen, dat gaat natuurlijk leiden tot een grote toename van mensen die met hun budget naar de zorg toegeleid kunnen worden. Het gaat overigens ook over een groot aantal mensen. Ook die budgetten zijn vaak vele tienduizenden euro’s per jaar en per persoon aan zorg, die moeten kunnen worden ingekocht. Dat zal zijn impact kennen op de sector.
Daarover heb ik een vraag. Wetende dat we nu, met dit investeringsplan, de verwachting hebben dat er heel wat meer vragen zullen komen – vragen naar assistentie, vragen naar een opvangplaats, vragen naar een voorziening – is het uitermate belangrijk dat iedereen die nu een budget krijgt ook de nodige zorg zal kunnen vinden, helemaal op maat, zoals het budget is.
De vraag is: Wat is de timing voor wanneer u die persoonsvolgende budgetten zult uitbetalen? Is de sector voldoende voorbereid op de toestroom die dit zal teweegbrengen?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, collega’s, onder druk van heel wat personen met een beperking, organisaties, en ook reportages in de media, heeft deze regering vorig jaar beslist om de 270 miljoen euro bijkomende budgetten voor personen met een handicap, die gepland waren voor 2024, naar voren te schuiven en dit jaar al uit te geven. Dat is natuurlijk een heel goede zaak. Ik heb begrepen dat op die manier 2700 mensen uit de eerste groep – prioriteitengroep 1 – op korte tijd perspectief krijgen op een budget, en dat is goed. Eindelijk hebben die mensen dat perspectief. Maar jammer genoeg, en u geeft het zelf ook aan, minister, zijn daarmee de wachtlijsten niet opgelost. Verre van zelfs.
In 2024 zal er exact evenveel budget beschikbaar zijn als in het begin van deze legislatuur was afgesproken. Dus zullen die wachtlijsten blijven aangroeien. Dat is, als u het mij vraagt, onbegrijpelijk. Die mensen hebben een beperking. Die mensen hebben recht op ondersteuning, en ze krijgen die ondersteuning niet. Stel u voor dat we dat zouden zeggen aan iemand die de pensioenleeftijd bereikte. U bent nu 65, maar u kunt nog uit de voeten, uw partner is ook nog in leven, maar u krijgt dus van ons geen pensioen. Er is namelijk geen budget. We weten ook niet wanneer u pensioen zult krijgen, maar geniet van uw pensioen. Wie weet hoort u ons nog terug binnen 10 of 15 jaar. Dat zou niemand hier aanvaarden, dat we dat zouden zeggen tegen mensen die op pensioengerechtigde leeftijd zijn. Maar blijkbaar aanvaarden jullie wél dat we dat zeggen tegen mensen met een beperking.
Waarom is het bij hen ‘ja, maar we kunnen niet alles in één keer oplossen’? Waarom is het bij hen ‘het is toch al een stap vooruit, er is nu eenmaal niet genoeg budget’?
Beste collega’s, beste minister, dit gaat immers niet over cijfertjes. Dit gaat over mensen, 15.000 mensen die vandaag in de kou blijven staan, mensen zoals Ludwine, die ik daarnet nog aan de telefoon had. Ze zat vroeger in categorie 3, nu in categorie 2 omdat ze achteruit is gegaan: andere lijst, even weinig budget, namelijk nul. Ludwine is 60 jaar. Ze hoort aan de telefoon dat ze nog 10 jaar zal moeten wachten tot er een budget komt.
Hoe luidt uw vraag?
Minister, wat bent u van plan te ondernemen om die wachtlijsten ook voor de categorieën 2 en 3 aan te pakken?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, ik heb zelf een zus die een handicap heeft. Dat is op zich niet zo speciaal. Ik denk dat iedereen van ons, wij hier in de zaal of mensen die thuis kijken, wel iemand kent met een lichamelijke of fysieke beperking, of ouders die met heel veel liefde voor hun kind zorgen. Iedereen weet dan ook dat dat mensen zijn die een perfect gelukkig leven leiden of kunnen leiden, om hetgeen ze kunnen, ondanks hun beperking. Ze hebben daar echter één ding voor nodig, iets kleins, maar echt iets essentieels, namelijk voldoende steun van de overheid, voldoende steun voor hun zorg, voldoende steun voor aanpassingen die ze nodig hebben, voldoende steun voor toegankelijkheid. Dat is helaas iets wat we in Vlaanderen op dit moment nog niet kunnen bieden. Die wachtlijsten zijn er nog altijd. Dat is een probleem. Ik vind dat daar geen politieke spelletjes over mogen worden gespeeld. Dat moet gewoon worden opgelost. Dat is echt een kerntaak van de overheid. Als we onze prioriteiten moeten stellen, dan staat dat echt helemaal bovenaan. De middelen die nu worden geïnvesteerd, zijn een extra goede stap. Dat is in totaal 270 miljoen euro extra. We weten dat er al enorme budgetten naartoe gaan. Dat is niet niks. We mogen daar echter niet tevreden over zijn in Vlaanderen. Het is een beetje een cliché, maar de kracht van onze samenleving wordt inderdaad afgemeten aan ons vermogen om te zorgen voor mensen die het echt nodig hebben, en mensen met een beperking hebben het écht nodig. Minister, om het in voetbaltermen uit te drukken, we zitten in de kwartfinale wat die wachtlijsten betreft, en we mogen daar niet tevreden mee zijn. We moeten verder durven te gaan en die wachtlijsten helemaal structureel oplossen.
Vandaar mijn oproep: laten we, als meerderheid en oppositie en alles daartussen, en ook met u, minister, dit als vertrekpunt nemen om te werken aan een structurele oplossing voor die wachtlijsten. Nog extra middelen zijn daar een onderdeel van, maar dat is niet voldoende. We moeten ook een einde maken aan die wirwar aan verschillende steunmaatregelen, die ook op verschillende niveaus zitten. Iemand heeft vaak minder steun dan iemand anders met eenzelfde zorgnood. Dat moeten we ook durven aan te pakken, met meer ruimte voor sociaal ondernemerschap. Met die extra middelen hebben we nu de tijd om daar echt grondig werk van te maken. Dat is ook een kerntaak van dit parlement. Minister, wilt u daaraan meewerken en het engagement op u nemen om de komende jaren die wachtlijsten helemaal weg te werken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, voor u zit een ambitieus, dankbaar maar ook bescheiden minister. Collega Vande Reyde, ik heb geen zus die een handicap heeft. Ik heb wel ouders die 35 à 40 jaar geleden vrijwillig een dagcentrum hebben geopend om mensen een plaats te kunnen geven, bescherming te kunnen geven, veiligheid te kunnen geven, geborgenheid te kunnen geven, een thuis te kunnen geven, goede zorg te kunnen geven, een plaats in de samenleving te kunnen geven. Ik denk dat er veel mensen zijn, professionals, vrijwilligers, familie en vele anderen, die er absoluut alles of heel veel voor over hebben om die mensen zorg te geven. We zijn ambitieus. Op dit ogenblik zijn we ambitieus voor 2690 mensen die al jaren wachten, die de meest dringende, acute zorgnoden hebben. We hebben vorig jaar beslist dat we voor hen een plan zouden ontwikkelen omdat we willen dat ze onmiddellijk worden geholpen. Dat doen we nú. Dat zullen we ook doen voor de andere mensen die er de komende jaren bijkomen, om hen te kunnen helpen. Binnen 18 maanden na het indienen van hun dossier moeten zij kunnen worden geholpen. Dat is ons engagement in deze legislatuur en daar gaan we alles aan doen.
Dat kunnen we door twee zaken te doen. Aan de ene kant kunnen we het systeem hervormen. Dat is niet altijd eenvoudig, en dat roept ook verzet op, maar dat is absoluut noodzakelijk.
En aan de andere kant kunnen we hen helpen via bijkomende middelen. Daarom zit hier ook een dankbare minister. Ik dank in het bijzonder mijn collega, minister Diependaele, die diep in zijn buidel heeft getast, ver voorbij de 270 miljoen euro per jaar. Daarbij wil ik uitdrukkelijk de hele Vlaamse Regering bedanken, want het gaat over extra’s. Toen ik begon als minister, heb ik moeten vaststellen dat we er met die 270 miljoen euro per jaar, wat best veel geld is, zelfs voor de mensen die automatisch rechten toegekend worden, niet zouden komen en als we geen maatregelen zouden nemen, geen hervormingen zouden doen en geen bijkomend geld zouden investeren, zouden we niemand kunnen helpen buiten diegenen met een automatische rechtentoekenning. Het plan dat we vandaag voorleggen zet de zaak hiermee op orde. We trekken extra geld uit. In deze legislatuur gaat dat over om en bij 90 miljoen euro om die automatische rechten te kunnen verzekeren. Dat is ongeveer 20 tot 25 miljoen euro per jaar in 2020, 2021, 2022, 2023 en 2024. Daarnaast zorgen we ervoor dat we dan met het uitbreidingsbeleid ook de mensen in prioriteitengroep 1 kunnen helpen. 2690 mensen die vandaag op die lijst staan, zullen onmiddellijk geholpen worden. De komende jaren – en dat gaat over ongeveer 1000 mensen per jaar – willen we hen ook helpen, niet alleen diegenen die er vandaag zijn, ook diegenen die in de komende jaren in die prioriteitengroep 1 zullen zitten.
Maar ik ben ook bescheiden. Ik ben bescheiden omdat – de vraag is hier gesteld: wat met de mensen van prioriteitengroepen 2 en 3? – we hen vandaag niet kunnen zeggen: ook voor u zullen we een budget ter beschikking stellen. Ik wil mij echter wel engageren. Deze mensen verdienen ook zorg en ondersteuning. Ook daar hebben we extra geld voor uitgetrokken. Voor rechtstreeks toegankelijke hulp is er 20 miljoen euro extra. Wat prioriteitengroep 2 betreft: in 2017 ging er 54 miljoen euro naar rechtstreeks toegankelijke hulp. We voegen nu geld toe. Dat betekent dat we naar 112 miljoen euro gaan om rechtstreeks toegankelijke hulp mogelijk te maken. Waarover gaat dat? Dat gaat over dagbegeleiding, kortverblijf, over heel veel manieren om ook deze mensen zorg en ondersteuning te kunnen geven. Ik heb daar ideeën over zoals bijvoorbeeld het werken met overbruggingsbudgetten of deelbudgetten waarmee we hen nog verder kunnen helpen. We moeten ook eerlijk zijn: in de groep van 15.000 mensen over wie sprake is, heeft twee derde op de een of andere manier al steun, budget, deelbudget of hulp, niet helemaal wat men verwacht, niet helemaal wat men idealiter zou kunnen krijgen. Dat moeten we goed in kaart brengen en kijken waar we verdere stappen kunnen zetten. Het is niet zo dat deze mensen – want dat zijn de woorden die hier gevallen zijn – in de kou staan. Nee, zij staan niet in de kou. We gaan daar extra geld naast leggen. Samen met de stakeholders gaan we kijken hoe we dat ook op de meest optimale manier kunnen doen.
Wat prioriteitengroep 3, de derde groep, betreft: ook daar willen we samen kijken. Op die lijst staan veel mensen van wie het actualiteitsgehalte – wat zijn de zorgvragen die men vandaag heeft? – eens opnieuw onder de loep genomen moeten worden. Wat zijn de manieren waarop we aan hen zorg en ondersteuning kunnen geven? Ook daar hebben we extra geld voor opzijgezet en gaan we samen met de verschillende mensen, met de verschillende stakeholders kijken om daarmee aan de slag te gaan. In die zin ben ik bescheiden omdat ik eerlijk wil zijn. Zeggen dat we voor iedereen een budget ter beschikking kunnen stellen, zal niet mogelijk zijn. Het moet wel onze ambitie zijn om er ook voor deze mensen alles aan te doen om maximale zorg en ondersteuning te geven. Daarvoor reik ik ook zeker de hand naar de sector, maar ook naar dit parlement, om daar samen werk van te maken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het spreekt inderdaad voor zich dat dat plan dat u vandaag hier voorstelt veel verder gaat dan die budgetten voor de mensen met de meest urgente noden, waartoe wij ons, gezien de beperkte spreektijd, vaak tot beperken in onze vraagstelling. Ik vind het ook van cruciaal belang dat voor alle noodsituaties – dat zijn vaak mensen die in de meerderheid van de gevallen niet op de wachtlijst gekend zijn, dat zijn mensen die met onmiddellijke ingang, zonder enige wachttijd een volwaardig budget nodig hebben – die automatische toekenningen gegarandeerd blijven de komende jaren.
Dan is er mijn bijkomende vraag, minister: u hecht er belang aan om perspectief te geven aan de mensen in prioriteitengroep 2 en 3. Ze ontvangen weliswaar al hulp, maar nog niet helemaal de hulp op maat. Rechtstreeks toegankelijke hulp lijkt ons daarbij een absoluut belangrijk kernelement: rechtstreeks toegankelijk, nabij de mensen, flexibel, vraaggestuurd. Op welke manier gaat u de rechtstreeks toegankelijke hulp, en mogelijk nog andere zaken, inpassen om ervoor te zorgen dat mensen die vandaag niet meteen het budget krijgen omdat ze niet de meest dringende noden hebben, toch ook geholpen worden en perspectief krijgen?
De heer D’Haese heeft het woord.
Dank u voor het antwoord, minister. Aan het einde zei u: ‘het is niet zo dat die mensen die vandaag nog op een wachtlijst staan, in de kou blijven staan’. Hebt u vanmiddag het nieuws gezien? Eddy Schelfhout wacht al zeventien jaar op een budget in categorie 3, is afhankelijk van zijn ouders en voelt zich daar niet goed bij. Hebt u zijn reactie gezien? Hij voelde de grond onder zijn voeten wegzakken. Hij zei ook nog dat er 15.000 mensen op die wachtlijst staan. Hij vroeg: “Stel u eens in onze plaats en zeg eens wat u zou doen in onze plaats?”. En u zegt hier, minister, dat er niet genoeg budget gaat zijn voor iedereen. U zegt dat hier zomaar.
Ik ben het eens met collega Vande Reyde: dit moet gewoon opgelost worden. Dit is een basistaak van een overheid, om mensen met een beperking het recht te geven op een zelfstandig leven.
Er zijn inderdaad, zoals u zegt, minister, heel veel mensen die zorg en ondersteuning en zelfstandigheid willen bieden aan personen met een beperking. Het enige wat daartoe ontbreekt, minister, is budget. Ik denk echt dat u daarvoor moet zorgen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Tot nu toe was het een sereen debat, gelukkig. Ik denk dat mijn zus en andere mensen met een beperking die nu zitten te kijken, hier wel degelijk iets aan gehad hebben. Ik voel dat het besef dat dit absoluut een prioriteit is, voldoende leeft in dit parlement. We zitten nog niet helemaal op de weg om de forcing te voeren en te zeggen: dit gaan we de komende jaren nu eens oplossen. Daarom ben ik ook blij dat minister Diependaele hier aanwezig is. Hij is bezig om binnen de Vlaamse Regering een heel brede heroverweging te doen en vanuit de Vlaamse Regering te zeggen wat de kerntaken van een overheid zijn. Daar wil hij werk van maken. Ik heb daar heel veel respect voor, ik denk echt dat dat nodig is. We moeten kijken waar ons belastinggeld prioritair naartoe moet. Hulp voor mensen met een beperking, die niet anders kunnen voor een volwaardig leven, niet alleen maar overleven, moet echt een prioriteit worden.
Minister van Financiën, minister van Welzijn, jullie zijn de broertjes Hazard die het gaan moeten oplossen. Ik vraag u samen met het parlement: laat ons daar structureel aan werken, om de komende jaren te weten waar we naartoe willen, om daar extra middelen voor te voorzien, en om, zoals de minister zegt, de hervormingen te doen die nodig zijn. Het zal misschien niet binnen het huidige systeem zijn, maar het zal wel een systeem zijn waarin iedereen ooit van de wachtlijst kan verdwijnen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ook ik ben deze ochtend wakker geworden met een positieve boodschap, maar, minister, ik vrees dat u ons een olifant verkoopt voor een mus. Dat is een kunst, dat is niet iedereen gegeven.
In september 2020 hebt u of de regering al gezegd dat u 230 miljoen euro zou vooruitschuiven naar dit jaar. Nu, tien maanden later zegt u eigenlijk juist hetzelfde, maar u gebruikt het woord ‘historische wachtlijsten’. Tien maanden stilte, geen toegekende budgetten, geen enkel perspectief voor de minderjarigen, voor de prioriteitengroep 2 en 3, en de opdracht voor de vele mantelzorgers om nog jaren te zorgen.
Vandaag biedt u een plan aan dat nog uitgewerkt en onderzocht moet worden. In de relancemiddelen staat inderdaad dat u 185 miljoen euro vooruitschuift die u nodig hebt om de 230 miljoen euro dicht te fietsen. Maar de middelen voor 2022, 2023 en 2024 moet u nog zoeken, denk ik, want dat is niet zo duidelijk.
Minister, wanneer bezorgt u ons een eerlijk en duidelijk investeringsplan waarmee alle mensen met een beperking en iedereen die in deze sector werkt, weten waar ze aan toe zijn dit jaar en de volgende jaren?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het niemand onberoerd laat, ook onze N-VA-fractie niet, dat mensen met een beperking geen ondersteuning hebben. Ik denk dat dat duidelijk moet zijn. Maar we leven natuurlijk ook in het licht van een budgettaire orthodoxie, waar ik de collega's ook toe hoor oproepen. En gelijk hebben ze. En dat is natuurlijk de moeilijkheid waarin we nu zitten.
Minister, die 270 miljoen euro voor de prioriteitengroep 1 is absoluut goed. Maar collega Van der Vloet heeft ook al een aantal keren gevraagd naar het perspectief voor de mensen in prioriteitengroep 2 en prioriteitengroep 3. Ik wil dat toch nog eens benadrukken. Vandaag krijgt men een brief met een aanvraagdatum, maar eigenlijk geen range van wat men wanneer kan verwachten. Ook voor de mensen in prioriteitengroep 3 worden de zorgvragen herbekeken en geherevalueerd. Wanneer gaan die mensen enige duidelijkheid krijgen? Wanneer is dat proces rond? Daarbij mogen we ook niet vergeten dat 21,89 procent op de wachtlijst op dit moment helemaal niets krijgt. De vraag vanuit onze fractie is om te kijken wat daar mogelijk is.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, u gaf aan dat u hier bescheiden bij bleef. Ik denk dat dat een goede ingesteldheid is. Elk extra budget dat sneller kan worden toegekend, is een goede zaak. Laat ons duidelijk zijn. Het is ook een goede zaak dat het bestedingsplan van de middelen die effectief in september al aangekondigd waren, er nu eindelijk ligt. Maar het blijft wel echt een schande – misschien zelfs dé schande van Vlaanderen – dat we er in een welvarende regio als die van ons niet in slagen om, voor mensen van wie we zeggen dat ze hulp nodig hebben om op een goede manier aan de samenleving te kunnen deelnemen, die middelen daar dan naast te leggen. Dat blijft een schande.
Als je dan kijkt naar de beslissing die er nu ligt voor mensen van prioriteitengroep 2 en prioriteitengroep 3, is dat inderdaad echt een koude douche. Want laat ons eerlijk zijn, die worden nu naar de rechtstreeks toegankelijke hulp versast. Maar zo rechtstreeks toegankelijk is die rechtstreeks toegankelijke hulp niet. Wat er gaat gebeuren, is dat die mensen eigenlijk worden weggegomd van de algemene wachtlijst en op een nieuwe wachtlijst mogen gaan staan. Mijn vraag is dezelfde als wat een aantal collega’s ook terecht gezegd hebben: geef ook perspectief aan die mensen in prioriteitengroep 2 en prioriteitengroep 3. Ik wil met veel plezier de De Bruyne zijn die de twee broertjes Hazard voorzetten geeft om dat te kunnen blijven doen.
Die is gekwetst, denk ik. Niet? (Opmerkingen)
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, het spreekwoord zegt: één zwaluw maakt de lente niet. U bent daar vandaag toch wel een sprekend voorbeeld van. U hebt de mensen die recht hebben op een budget voor de hoogste zorgnood, heel goed nieuws gegeven vandaag. Dat maakt hen gelukkig. En dat maakt ook ons blij. Maar voor de mensen op de wachtlijst in de prioriteitengroepen 2 en 3, de mensen met een vrij dringende zorgnood en die met de minst dringende zorgnood – maar ‘minst dringend’ wil natuurlijk niet zeggen dat ze geen zorgnood hebben –, is het nieuws dat u hen vandaag meedeelt, een koude douche. U laat hen in de kou staan, niet enkel door vandaag niet voldoende financiële middelen vrij te maken voor hen, maar ook door de boodschap die u meegeeft: iedereen helpen, dat zal onmogelijk zijn. U kijkt voor een beperkte ondersteuning voor de mensen in de prioriteitengroep 2, een zoethoudertje. Aan degenen die in groep 3 zitten, vraagt u of ze dat eigenlijk wel nodig hebben. U gaat het eens herbekijken. U gaat herevalueren. U gaat hen ‘herinschalen’. Dat is toch ongehoord.
Minister, als ik dat lees, vraag ik me af of u nog in de spiegel kunt kijken. Ik vraag u dan ook om uw verantwoordelijkheid te nemen en ervoor te zorgen dat iedereen die recht heeft op een budget, dat broodnodige budget ook krijgt en de broodnodige ondersteuning kan inkopen.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, er is hier daarnet gezegd – en ik vond dat eigenlijk redelijk onvoorstelbaar – dat ik de mensen blij maak met een mus. Ik weet niet of er ‘een dode mus’ werd gezegd? Maar wel met een mus. (Opmerkingen)
Collega D’Haese, u hebt verwezen naar het VRT-journaal. Ik heb ook naar het VRT-journaal gekeken. Daar was een moeder van een zoon met het syndroom van Down. Dat was een van de 2690 mensen. U noemt dat een mus, 2690 mensen die al jaren staan te wachten, in prioriteitengroep 1, met de meest dringende zorgnoden. Dat was een van die mensen, die vandaag het nieuws heeft gekregen dat ze niet langer zal moeten wachten, dat we haar nu gaan helpen. Wij gaan dat doen. Dat is voor de eerste keer. Op dat vlak is dat historisch. Het is voor de eerste keer dat we al deze mensen die wachten in prioriteitengroep 1, met de meest dringende zorgnoden, een budget zullen geven, en niet alleen voor degenen die vandaag wachten. Er komen elk jaar opnieuw mensen bij. Ook aan hen zeggen we dat als ze hun dossier indienen – en u weet dat dat ook een behandelingstermijn heeft – wij vinden dat ze binnen de achttien maanden hun budget moeten kunnen hebben.
Dat wordt hier een mus genoemd. Ik vind dat eerlijk gezegd onvoorstelbaar.
Het tweede wat ik onvoorstelbaar vind, is dat men doet alsof rechtstreeks toegankelijke hulp niets is. Dat naar een dagcentrum gaan, kortverblijf, dat zorgen dat deze mensen ook ondersteund worden in de zorgnoden die ze hebben, niets is. Op vijf jaar tijd verdubbelen wij het budget. In 2017 was dat 54 miljoen euro. Dat wordt nu 112 miljoen euro. We trekken daar extra budget voor uit, om dat mogelijk te maken.
Ik vind ook dat we moeten durven nadenken over de manier waarop we dat doen. Ik vond ook dat dat vandaag te veel aanbodgestuurd is. We moeten meer durven kijken vanuit de betrokkenen zelf. Wat zijn hun noden? Collega Vera Jans heeft gesproken over de nabije zorg. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de zorg heel nabij is, dat de mensen daarin hun plek weten te vinden? Dat moeten we ook doen. Daar trekken we ook extra geld voor uit.
Dan is er prioriteitengroep 3. Iemand verwees naar zo iemand die in die reportage voorkwam. Die betrokkenen en vele anderen hebben vandaag al deelbudgetten. Daar moeten we bekijken welke zorgnoden zij hebben en hoe we daar antwoorden op kunnen geven. Ook die oefening wil ik maken.
Dus, zijn we er vandaag? Heb ik gezegd dat alle problemen zijn opgelost? Neen. Maar minstens twee belangrijke zaken hebben we nu wel duidelijk gesteld.
De automatische rechtentoekenning gaat over tweeduizend mensen per jaar die omwille van een noodsituatie plots een recht opvragen. En terecht! Maar dat was tot nu toe niet financieel afgedekt. Ik heb daar nachten van wakker gelegen. Hoe moesten we dat oplossen? Want als we dat niet oplossen, kunnen we al de rest ook niet oplossen. Dat was een noodzakelijke voorwaarde, een onvoldoende maar noodzakelijke voorwaarde om dat te kunnen oplossen. We hebben nu, voor deze legislatuur, 20 miljoen euro gereserveerd om dat te kunnen doen, met extra geld en met heroriënteringen. Dat was de eerste stap.
De tweede stap was: middelen uittrekken voor deze groep in prioriteitengroep 1. En dat doen we: 117 miljoen euro. En dat wordt hier een mus genoemd. ‘Dat is een mus!’ Ik kan u zeggen dat dat voor die 2690 mensen absoluut geen mus is, dat is een wereld van verschil.
De volgende stappen moeten we ook zetten. Ik zal niet beloven dat dat allemaal in budgetten zal zijn. We kunnen gemakkelijk zeggen dat dat 1,6 miljard euro kost en dat de Vlaamse Regering maar voor dat geld moet zorgen. Dat dat een kwestie van prioriteiten is. Ja, dat kost veel geld. De inspanning die de Vlaamse Regering vandaag doet, is ongezien. Het is het dubbele in vergelijking met de vorige Vlaamse Regering, die toen ook al een ongeziene budgettaire inspanning heeft gedaan. Wij verdubbelen deze inspanning. En wij verdubbelen deze inspanning in vergelijking met het begin van deze legislatuur. Toen hadden we 700 miljoen euro voorzien, dat wordt nu 1,6 miljard euro. Dat is meer dan een verdubbeling.
Daarnaast zijn er ook nog andere noden. We hebben hele debatten gehad over bijkomende investeringen in de ouderenzorg. Terecht! Daar hebben we ook vele honderden miljoenen euro extra geld voor uitgetrokken. We hebben hier constant debatten over de problemen in de jeugdzorg. We hebben daar extra geld voor nodig. Dat hebben we ook gedaan. We hebben hier vorige week nog een debat gehad over de kinderopvang. Daar is extra geld voor nodig. Dat hebben we ook gedaan. Al die zorgen zijn terecht, daar kan ik niets tegen inbrengen. Alleen weet ik ook dat de middelen niet onbeperkt zijn. Daarom vind ik ook dat we de eerlijkheid moeten hebben en moeten durven zeggen, collega D’Haese, dat niet iedereen zal geholpen worden met een budget. Maar we moeten wel alle inspanningen doen om aan deze mensen maximaal zorg en ondersteuning te kunnen geven. Daar zijn nog andere manieren voor dan alleen maar een budget, ik denk aan de rechtstreeks toegankelijke hulp. Hoe we dat dan gaan organiseren, daar ben ik heel graag mee vragende partij voor om dat eens te bekijken, om te zien of we dat in een andere filosofie kunnen onderbrengen.
Maar ik heb ook al met heel veel ouders gesproken voor wie rechtstreeks toegankelijke hulp heeft geleid tot een wereld van verschil voor hun kinderen en voor henzelf als mantelzorger. Op die manier kunnen zij hun kinderen in een context brengen die het draaglijk maakt.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend en oprecht en verhelderend antwoord. Vandaag is duidelijk gemaakt, met de publicatie of bekendmaking van uw investeringsplan, dat de zorg voor personen met een handicap een absolute prioriteit is en dat is niet meer dan terecht. We maken een nooit eerder geziene sprong voorwaarts en het zijn inderdaad historische budgetten die ervoor zullen zorgen dat wie nu de meest dringende zorgnood heeft, een oplossing krijgt, en dat wie morgen de meest dringende zorgnood uit, ook een oplossing krijgt.
Het werk is niet af. Minister, ik waardeer enorm de stijl waarmee u ook nu hierover spreekt, met bescheidenheid. U legt de lat ook niet bepaald laag in uw investeringsplan, u daagt uzelf en de sector uit om ook voor de prioriteitengroep 2 en voor alle toekomstige uitdagingen een oplossing te vinden. Die bescheidenheid siert u maar ook uw ambitie en eerlijkheid. Als ik luister naar de verschillende reacties in dit parlement, maar ook van vele rechtstreeks betrokkenen en van de sector, dan denk ik dat er een groot draagvlak groeit om de problemen echt bij de wortel aan te pakken. Met deze budgetten en deze sprong voorwaarts geeft u ons daartoe de mogelijkheid. (Applaus bij CD&V)
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, u bent begonnen met te zeggen dat u bescheiden bent; Die bescheidenheid is na twee antwoorden al een klein beetje vervlogen. Het lijkt wel alsof ik en de rest van de oppositie verantwoordelijk zijn voor de wachtlijsten en dat u de redder in nood bent. U vergeet misschien dat u met CD&V de afgelopen jaren alle bevoegde ministers hebt geleverd, dus laat die bescheidenheid misschien nog iets langer duren.
Wat de filosofie betreft waar u het over had, hebben jullie een tijdje geleden heel die zorg voor personen met een handicap hervormd. Jullie wilden de mensen een rugzakje geven en een individueel bedrag zodat zij onafhankelijk konden zijn van instellingen en voorzieningen en zelf konden kiezen hoe zij hun toekomst zien. En aan het einde van de rit zegt u dan dat het toch niet voor iedereen met een budget zal zijn, dat niet iedereen daarmee geholpen zal kunnen worden. En zo eindigen mensen met duizenden tegelijkertijd op een wachtlijst.
En dan zegt u dat er ook rechtstreeks toegankelijke hulp is. En natuurlijk kan dat een hulp zijn. Niemand zegt dat dat geen hulp zou zijn maar u weet even goed als ik dat ook daar al wachtlijsten bestaan en dat die met die 20 miljoen euro niet opgelost zijn. Dat weet u beter dan ik.
En dan wil ik afsluiten met Ludwine die mij zei dat zij zonder haar budget heel weinig ruimte heeft om zich te verplaatsen. Zij kent veel mensen die graag eens naar Brussel zouden komen om te betogen voor het kabinet van Wouter Beke maar ze raken er jammer genoeg niet. Dus denk eraan, minister, dat ook die mensen die u hier niet hoort, er thuis serieus het hunne van denken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik moet me verontschuldigen voor de beeldspraak want het was eigenlijk niet de juiste. We hebben geen nood aan voorzetten, aan binnenkoppen, aan broertjes Hazard, aan Kevins De Bruynes. Wat we nodig hebben, is een structureel plan, een engagement ten aanzien van die mensen om dat op te lossen. Als we dan toch een metafoor gebruiken, dan hebben we eigenlijk meer nood aan een Roberto Martínez die zegt waar we de volgende jaren nood aan hebben. En die Roberto Martínez, dat is niet de regering, dat zijn wij, dat is het parlement. Ik blijf het toch een beetje raar vinden dat wij altijd zeggen dat wij vinden dat dit opgelost moet worden. Wij vinden dat dit prioritair is en toch slagen wij er als parlement niet in om een structureel plan neer te leggen dat bindend is voor de regering, de huidige of de volgende. Laat ons daar dus eens werk van maken. U mag van mij een e-mail verwachten om dat samen te doen, oppositie en meerderheid. Laten we ons engageren ten aanzien van die mensen zodat die beloftes eindelijk kunnen worden ingevuld.
De actuele vragen zijn afgehandeld.