Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, u hebt ongetwijfeld ook gezien dat er de laatste tijd in heel wat scholen in Vlaanderen veel commotie is rond heel strenge kledingvoorschriften. Als ik die reglementen lees, als ik zie wat mensen mij daarover doorsturen, dan moet ik zeggen dat ik er soms ook wel wat van schrik. ‘De rok is minimaal een verticale hand boven de knie lang.Ter bescherming van de vrijheid en de veiligheid van jezelf, mag je geen trainingspak dragen.De schouders blijven bedekt.’ Collega’s, mevrouw Tavernier zou al een T-shirt van lichamelijke opvoeding (lo) mogen gaan halen om binnen te mogen in school.
Beste minister, beste collega’s, ik heb een oproep voor iedereen die het nodig vindt om meisjes of jongeren te vertellen wat ze moeten dragen: stop daar gewoon mee. Of jongeren nu met spaghettibandjes, een rokje, een muts, een hoofddoek of voor mijn part in een driedelig maatpak van de heer Daniëls naar school willen gaan, wat maakt het uit? Laat hen toch gewoon zelf beslissen wat ze willen dragen. Is dat nu echt zo moeilijk? Volgens mij hebben dus alle jongeren die deze week actie voeren groot gelijk om zich te verzetten tegen die bekrompen, gedateerde, conservatieve dresscodes. De jaren 50 bellen: ze willen hun schoolreglement terug. Wat echt problematisch is, is de visie die achter die voorschriften zit. Deze week kregen we veel berichten van meisjes die op school horen dat ze respect moeten hebben voor zichzelf als vrouw of dat ze jongens geen mogelijkheid moeten geven om te kijken. Of ‘met dit soort kleren kan je beter in Gent achter een ruit gaan zitten’. Ik verzin dit niet, dat is wat meisjes vandaag in scholen te horen krijgen. Terwijl diezelfde meisjes zeggen dat het helemaal niet uitmaakt of zij nu een korte rok of een lange broek dragen als ze over straat lopen, ze worden toch elke week nageroepen. Daar zit het probleem, niet bij de kleren die ze dragen.
En dus is mijn vraag: kunnen we stoppen met dit paternalisme? We moeten meisjes niet zeggen wat ze moeten dragen. We moeten duidelijk maken dat kleding nooit een excuus kan zijn om lastiggevallen te worden, om nageroepen te worden, om betast te worden. Dus is mijn vraag, minister: wat vindt u van die lawine aan strenge voorschriften?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik vind dat het wél uitmaakt wat je draagt of wat je niet draagt. Ik vind het goed dat er regels zijn, dat er lijnen worden getrokken – duidelijke lijnen. Een school is een locatie om te leren, en dat moet ook duidelijk zijn. Dat moet ook zichtbaar zijn. Dat moet ook tastbaar zijn. Een school is geen strandbar, is geen vrijetijdslocatie. Daar moet dus wel een onderscheid zijn.
Maar ik ga die regels niet bepalen. Scholen verschillen, lokale situaties verschillen, leerlingenpopulaties verschillen. En dat zal altijd leiden tot aangepaste regels. Ik zal niet de minister zijn die vanuit Brussel voor alle scholen in Vlaanderen regels uitvaardigt over piercings, over petten en over pantoffels, of over spaghettibandjes, naveltopjes en joggingbroeken.
Elke school moet dat zelf bepalen in het schoolreglement. Dat is een bindende overeenkomst tussen de onderwijsgebruiker en de onderwijsverstrekkers. En ouders en leerlingen moeten dat reglement ook onderschrijven bij hun inschrijving. Dat is evident. Indien daar wijzigingen aan te pas komen, dan vind ik dat de school natuurlijk de verantwoordelijkheid moet opnemen om de dialoog aan te gaan. Want je hebt enerzijds een contract gesloten in het begin, en als je dat dan tijdens het schooljaar zou wijzigen – ik weet niet of dat in dezen het geval is –, dan lijkt het me ook evident dat je als school uitlegt aan de scholieren waarom je dat doet, met welke verantwoording, en dat je de dialoog aangaat.
Ik vind het dus wel goed dat er regels zijn, maar – om te besluiten – ik ga wel niet die regels gaan decreteren, eenvoudigweg omdat elke lokale situatie en elke school verschilt.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, ik heb niet gevraagd om de regels in elke school te bepalen. Ik heb gevraagd of u een mening hebt. En u kunt toch een mening hebben over of het een goed idee is dat meisjes wordt verboden om een schouder te laten zien. Of dat er regels zijn over hoeveel vingers een rok boven de knie mag komen, of dat u ook vindt dat dat eigenlijk iets is dat uit een vorige eeuw stamt.
U zegt dat een school geen strandbar is, maar er is niemand die vraagt om in bikini naar school te mogen komen. Dat is helemaal het punt niet. Het punt is dat er wordt gevraagd om te stoppen met die verschillende behandeling van meisjes en van jongens in hoe er met kleding wordt omgegaan. En wie dat heel goed heeft verwoord, dat is Beatrix Yavuz, 14 jaar, die een brief schreef naar haar directie en die zei: “Leven wij nog in de middeleeuwen of zo, waar mannen nog steeds boven vrouwen staan en meer rechten hebben?”
Minister, mijn vraag is dus of u die leerlingen steunt die vandaag opkomen voor een wijziging van het schoolreglement, voor een actualisering van het schoolreglement en voor een vrijheid om te dragen wat je wilt? Uiteraard, binnen de normen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister en collega’s, het is natuurlijk geen discussie van alles of niets. Ik denk dat we de discussie op een genuanceerde manier moeten voeren, zoals de meeste discussies. En het is ook zo dat enkele jaren geleden, toen wij nog naar school gingen – of wat langer geleden –, onze leerkrachten, de docenten, allemaal een kostuum en een kravat droegen. Die hadden waarschijnlijk ook voorschriften dat ze dat moesten dragen, anders kwamen ze er niet in. Er waren toen trouwens ook heel weinig vrouwen die lesgaven in het hoger onderwijs. Gelukkig is die situatie ondertussen veranderd, maar er is nog veel verbetering op dat vlak mogelijk.
Minister, niemand vraagt van u dat u gaat opleggen van bovenaf wat jongeren wel of niet mogen dragen. Maar wij als fractie vinden het wel belangrijk dat er genderneutrale schoolreglementen zijn, maar ook dat schoolreglementen tot stand komen op basis van een participatief proces. Schoolraad, ouderraad: allemaal mee in bad om zo’n reglement op te maken en goed te keuren. Want nu stel ik vast dat ouders en jongeren die reglementen gewoon tekenen en nog niet eens weten wat erin staat. Ik zou dat ook op die manier doen. Mijn vraag is dus wat u wilt doen om die participatie in de scholen ten volle te ondersteunen? Want dan gaan we veel betere reglementen krijgen op dit vlak.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dat de scholen een schoolreglement opmaken waarin bepaalde regels, normen en afspraken staan over hoe we naar school gaan, dat kunnen we alleen maar toejuichen, want dat creëert duidelijkheid. En die schoolreglementen zullen nu zeker, naar aanleiding van alles wat er nu gebeurt, op dat vlak nog eens bekeken worden.
Maar mag ik er wel op wijzen dat alle ouders die schoolreglementen ondertekenen, en dus zeggen dat ze ermee akkoord gaan? Mijnheer D’Haese, ik heb zelf les gegeven in een tso- en bso-school. Als je in dat schoolreglement zet dat iedereen gepaste kledij draagt, kan ik u zeggen: geweldige debatten. Of als erin staat dat de rokken en de shorts of broeken niet te kort mogen zijn: geweldige debatten. Dat leidt dan tot een gestrekte hand, en dan kunnen we nog beginnen te discussiëren of dat de hand van de directeur of van de directrice is, want die is groter dan iemand anders zijn hand. Ja, dat geeft dergelijke wat bizarre debatten.
Ik ben er in elk geval voor dat er rekening wordt gehouden met kledingnormen. Ik wijs er ook nog op, collega’s, dat het Transbaso-onderzoek erop heeft gewezen dat discipline een van de belangrijkste criteria is voor ouders om hun school te kiezen, en daar houd ik ook aan vast.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, het is warm, ook hier in de koepelzaal. Vorige week was het nog warmer. Maar dat maakt dat het natuurlijk belangrijk is dat vrouwen kunnen dragen wat ze willen, bij hoge temperaturen. (Opmerkingen)
En mannen niet?
En mannen ook, uiteraard. Maar dat er vandaag, in 2021, in schoolreglementen nog staat hoeveel schouder je mag tonen of hoe lang een rok moet zijn, vind ik toch niet echt meer van deze tijd, collega’s. Ik vind dat een beetje gênant, eerlijk gezegd.
Wat verwachten de scholen met die dresscodes? Welke boodschap geven ze daarmee aan jonge vrouwen? Dat ze zich moeten aanpassen om jongens niet af te leiden? Dat ze zich moeten aanpassen omdat die mannen zich niet kunnen inhouden? Dat is toch niet de boodschap die we hen willen geven?
De heer Daniëls zegt dat de regels het duidelijk maken, maar die zijn voor het ene gender precies wat strenger dan voor het andere. En daar kan mijn fractie zich niet in vinden, want het is door die schoolreglementen, door die dresscodes, dat vrouwen ook op zo'n jonge leeftijd wat geseksualiseerd en geobjectiveerd worden, en wij vinden dat geen goede zaak. Die maken de strijd voor gendergelijkheid en tegen seksisme reëel, minister. U had het daarnet over die dialoog. Hoe gaat u de strijd tegen seksisme in onze Vlaamse scholen mee ondersteunen? Hoe gaat u de dialoog promoten in de scholen?
De heer Brouns heeft het woord.
Collega's, kledingdracht op school, daar maken we afspraken over, maar dat moet uiteraard uitgaan van gendergelijkheid, geen onderscheid tussen jongens en meisjes, maar ik denk dat dat perfect hand in hand kan gaan met een zekere vrijheid die je aan jongeren geeft. Als ik vandaag naar mijn eigen zoon en dochter kijk, dan zie ik daar een stukje die jongerencultuur in terug. En die vrijheid gaat hand in hand met afspraken. Dat is voor ons meteen ook de essentie, collega's. Afspraken over kledingdracht, dat is een onderdeel van samen school maken. Binnen je onderwijs ga je met leerlingen, leerkrachten en heel het schoolteam rond de tafel zitten. Dat is die participatieve schoolcultuur waar wij voor staan.
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega's, ik heb in mijn onderwijscarrière al best wat discussies zien passeren over de kledij van onze leerlingen, maar de grootste last viel altijd op de schouders van het secretariaatspersoneel, dat uiteindelijk moest uitmaken of een rokje te kort, een broek te gescheurd of een T-shirt te bloot was. Zij hebben absoluut belang bij duidelijke, hanteerbare, ondubbelzinnige regels, die de ouders, zoals collega's hier hebben aangegeven, natuurlijk ook ondertekenen bij de inschrijving.
Uit alle artikels in de media haal ik een citaatje aan van Johan Sanctorum in Doorbraak. Hij zegt: “Ik zou vandaag niet graag directeur van een middelbare school zijn, en uitgescholden worden voor ouderwetse zak omdat je kledijnormen oplegt.” Hij pleit voor sereniteit in het debat en wijst terloops ook op de voordelen van een schooluniform: “Geen gedoe meer over bloot, geen schoonheidswedstrijden, geen merkenfetisjisme, maar gewoon de boodschap dat identiteit van binnen ontstaat. Langzaam, door studie en inzicht, in volledige vrijheid.”
Wij willen dat uniform niet opleggen, maar we zien dat er toch veel voordelen aan vasthangen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik vond de zomer persoonlijk altijd een interessante periode in mijn humaniora, maar buiten dat gegeven stoor ik mij eigenlijk mateloos aan het feit dat er verschillende voorschriften zijn voor jongens en meisjes. Ik denk dat dat het belangrijkste is dat we moeten onthouden in heel dat debat: het feit dat er een verschil wordt gemaakt.
Minister, u moet dat inderdaad niet decreteren, maar u moet wel duidelijk maken aan scholen dat ze geen verschil mogen maken in kledingvoorschriften tussen jongens en meisjes, en vooral dat ze niet de boodschap mogen geven aan die meisjes dat zij iets zouden uitlokken. Dat is de reden waarom ik ook tegen hoofddoeken ben. Dat is juist dezelfde redenering die men hier hanteert, waarbij men zegt dat je je als vrouw een beetje terughoudend moet opstellen, omdat dat anders uitlokt dat mensen bepaalde acties ondernemen. Dat stoort mij mateloos.
Daarnaast moet ik u zeggen dat het debat een beetje aan mij voorbijgaat. Ik vind het veel belangrijker dat kinderen winter en zomer op een gepaste manier gekleed naar school kunnen gaan. Dat is eigenlijk een veel belangrijker debat: op welke manier zorg je ervoor dat kinderen met een volle brooddoos en gepaste kledij in de winter naar school kunnen gaan? (Applaus bij Open Vld)
Minister Weyts heeft het woord.
Wat ik positief vind aan het debat, is dat jongeren hun stem laten horen, dat jongeren met kritische zin naar die regels kijken, ook al hebben ze die inderdaad in het begin van het schooljaar ondertekend. “Pacta sunt servanda.” Dat belet niet dat men altijd alles in vraag mag stellen. Jongeren zijn burgers en hebben rechten. Scholen zijn ook net die locaties waar men met elkaar leert samenleven, waar men zich bewust wordt van zijn rechten én van zijn plichten, van verantwoordelijkheden. Het is eigenlijk ook een beetje de lokale democratie die daar speelt, maar ook waarden, afspraken, culturele codes spelen expliciet of impliciet, naargelang de context. Ik vind het evident dat er kledijnormen zijn. Dat die verschillen van school tot school, lijkt mij ook evident, niet dat er verschillen zijn tussen meisjes en jongens. Ik weet ook niet of dat in dezen daadwerkelijk het geval is. Ik vind het echter evident dat het zichtbaar en tastbaar wordt gemaakt dat er een verschil is tussen een school, zijnde een locatie om te leren, en een vrijetijdslocatie. Dat lijkt me evident, maar het is goed dat daarover op tijd en stond het debat wordt gevoerd, ongetwijfeld steeds in dezelfde periode van het jaar, en dan zijn we weer wat vooruit geraakt. Dit kan ook de kritische zin van eenieder op onze schoolbanken maar wat aanscherpen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Beste collega’s, toen ik sommige tussenkomsten hoorde, had ik de indruk dat we een teletijdmachine van de jaren 50 naar vandaag hebben. We horen zaken die komen uit ik weet niet welk verleden: discipline aanleren op school door meisjes hun rok te meten, door te meten of de schouder niet te bloot is. (Opmerkingen van Koen Daniëls en Stefaan Sintobin)
Ik denk dat we misschien beter de discipline aanleren dat een te korte rok nooit een excuus kan zijn om je hand op een been te leggen. (Opmerkingen)
Die jongeren voeren vandaag actie. Die gaan zich niet neerleggen bij die jaren 50-mentaliteit, en ze hebben gelijk. Er zijn trouwens ook heel wat scholen en heel wat leerkrachten die hen daarin ondersteunen, scholen die hun reglementen aan het aanpassen zijn, leerkrachten die vinden dat ze eigenlijk wel gelijk hebben.
Voorzitter, ik vind het ten slotte best komisch hoe het Vlaams Belang vandaag eerst tussenkomt vóór de vrijheid om te kiezen of je al dan niet een mondmasker opzet, en daarna tegen de vrijheid om ’s ochtends te kiezen welke kleren je aandoet. Dat zegt veel over hun visie op de jeugd.
De actuele vraag is afgehandeld.