Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, als er iemand in je naaste omgeving overlijdt, dan heeft dat een heel grote impact. Als het je partner of je kind is dat overlijdt, denk ik dat de grond onder je voeten gewoon wegzakt. We kunnen het ons zelfs niet voorstellen, als je het niet hebt meegemaakt.
Als maatschappij moeten we zien dat we er zijn voor mensen die dat meemaken. En een van de elementen daarin is rouwverlof. Tot op vandaag is dat rouwverlof voor werknemers drie dagen, voor personeelsleden van de Vlaamse overheid en lokale besturen vier dagen. Dat is veel te kort, alleen al maar om de administratieve formaliteiten te regelen, de begrafenis en zo verder. En dan heb je nog niet kunnen stilstaan bij je verlies, of de rouw op enige manier een plek kunnen geven. Daarom pleit CD&V al heel lang voor een verlenging van het rouwverlof. Collega Lanjri heeft daar al meermaals wetsvoorstellen voor ingediend in de federale Kamer. Ik heb daar zelf ook al meermaals vragen over gesteld, voor de medewerkers die onder de Vlaamse bevoegdheid vallen, in de administratie of in het onderwijs.
Minister, u hebt telkenmale geantwoord dat u er begrip voor hebt, maar dat we het moeten bekijken in een groter geheel en dat we ook moeten zien wat er op federaal niveau wordt beslist. Ik heb er ook een conceptnota over ingediend, minister, omdat ik vond dat we er als Vlaanderen ook echt werk van moesten maken. Ik ben heel tevreden dat in de Kamer vorige week en ook vanmorgen nog het wetsvoorstel van collega Lanjri unaniem is goedgekeurd, waarbij het rouwverlof bij overlijden van een partner of kind wordt verlengd van drie dagen naar tien dagen: drie dagen op te nemen tussen het overlijden en de begrafenis en de zeven resterende dagen gedurende het eerste jaar na het overlijden.
Welke initiatieven neemt u, minister, om het rouwverlof bij overlijden van een partner of een kind ook te verlengen voor de medewerkers van de Vlaamse overheid en de lokale besturen?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, eerst en vooral wil ik u bedanken voor de vraagstelling, omdat de problematiek die u aanhaalt, een heel diepmenselijke problematiek is. Ik heb het gelukkig zelf nog niet moeten meemaken, en ik hoop het ook nooit te moeten meemaken, maar een partner of een kind verliezen, is iets heel ingrijpends. En dan is het beperkte aantal dagen dat men nu verlof kan nemen om te rouwen en zichzelf te organiseren, in alle eerlijkheid menselijk te kort.
Daarom vind ik het initiatief dat uw en onze collega, mevrouw Lanjri, genomen heeft in het federale parlement, een zeer lovenswaardig initiatief. Ik heb haar daar ook onmiddellijk over gecontacteerd en heb haar daarmee gelukgewenst. Ik ben ook absolute voorstander om ditzelfde systeem door te voeren naar de ambtenaren van Vlaanderen en de lokale besturen.
U moet ook weten dat het niet alleen over kinderen gaat, maar ook over pleegkinderen. De twee groepen worden daarin beoogd.
Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven om te kijken welke concrete regels er moeten worden aangepast. Uiteindelijk gaat het over twee statuten: het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 voor de Vlaamse ambtenaren en het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 voor de lokale besturen. Ik weet dat ook collega Ben Weyts, verantwoordelijk voor onderwijs, aan eenzelfde regeling wil werken voor het onderwijspersoneel. We gaan dat ook zoveel mogelijk op elkaar afstemmen.
U kent de procedures die we moeten doorlopen: advies van de Inspectie van Financiën, begrotingsakkoord, een eerste principiële goedkeuring in de regering, overleg met de vakorganisaties, tweede principiële goedkeuring, Raad van State en dan een definitieve goedkeuring. De doorlooptermijn is normaal zes tot negen maanden, maar ik wil me graag engageren om dat wat korter te proberen te krijgen. Uiteraard moeten we de wettelijke termijnen respecteren, maar ik zou toch graag voor het einde van dit jaar een effectieve regeling hebben op de twee niveaus.
U weet dat we aan het onderhandelen zijn over de rechtspositieregeling. Ik haal dit er bewust uit, als een voorafname, een beetje aansluitend bij datgene wat we ook al hebben gedaan met betrekking tot het geboorteverlof. U herinnert zich dat. We hebben daar ook al in een uitbreiding van de mogelijkheden voorzien.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Vooreerst, vanzelfsprekend vind ik het goed, en eigenlijk ook niet meer dan normaal, dat u stelt dat Vlaanderen dat ook voor zijn medewerkers gaat uitbreiden, ook voor de lokale besturen. Dat is wat ook minister Weyts donderdag heeft gezegd toen ik hem dezelfde vraag stelde over het onderwijspersoneel. U weet echter dat het wetsvoorstel volgende week in de Kamer plenair zal worden goedgekeurd. De inwerkingtreding is tien dagen na de publicatie. Ongeveer op 1 juli zal die verlenging van het rouwverlof daar dus een feit zijn, denk ik. Als ik nu uw uiteenzetting hoor over de termijnen die nog nodig zijn om dat in Vlaanderen van toepassing te maken, dan vraag ik me af of we ter zake geen kans hebben gemist. We zagen immers dat dit eraan kwam, dat er eigenlijk grote eensgezindheid was bij alle partijen. Ik heb u meermaals gevraagd of dit al niet kon worden voorbereid. Op welke manier zult u dat zo snel mogelijk doen? Kan er anders niet, zoals ook in andere gevallen al is gebeurd, ook aan de lokale besturen worden gevraagd om dit al vrijwillig toe te passen?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, als de N-VA zijn wij zeer tevreden met enerzijds de wetsaanpassing en anderzijds het engagement van uzelf en uw collega Weyts met betrekking tot deze problematiek. Normaal gezien is het collega Verheyen die dit dossier behartigt. In naam van onze fractie wil ik een lans breken voor wat onder andere collega Godderis-T’Jonck tijdens de vorige legislatuur in de conceptnota dienaangaande voorstelde. Ze haalde niet alleen het rouwverlof aan, dat heel belangrijk is, maar ook het zorg dragen voor een bepaalde begeleiding van mensen in het rouwproces nadien. Men moet ook oog en oor hebben voor de noden van mensen wanneer ze terugkeren naar het werk. Daar moet op de een of andere manier ook een begeleiding voor zijn. Kan de Vlaamse overheid dit aandachtspunt meenemen wat de eigen diensten betreft?
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat alle fracties het erover eens zijn dat het rouwverlof veel te kort is. Voorzitter, ook onze fractie heeft hier in het parlement, in de commissie Welzijn, maar ook federaal diverse initiatieven genomen. Wij zijn dus ook wel blij dat het wetsvoorstel unaniem werd goedgekeurd in het federale parlement. Wij moeten inderdaad ook waken over de begeleiding, zoals collega Van Dijck zegt, maar ik denk dat dat veeleer iets is voor de commissie Welzijn. Minister, ik zou toch dezelfde oproep willen doen als collega Schryvers. We moeten ervoor opletten een onderscheid te maken tussen mensen. Gelet op het feit dat de federale wet waardoor het rouwverlof wordt verlengd inderdaad op 1 juli in werking treedt, zal er eigenlijk sprake zijn van twee groepen mensen: mensen wier rouwverlof wel al is verlengd en anderen bij wie dat niet zo is. Ik zou u dus willen vragen om er een beetje spoed achter te zetten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, voor alle fracties, en dus ook voor de Groenfractie, was de verlenging van dat rouwverlof echt wel van belang. Ik denk dat collega Schryvers het ook heel goed heeft geschetst. U hebt er in uw antwoord ook heel terecht op gewezen: los van het praktische is er ook het emotionele. Die drie dagen, dat was dus toch te kort. Ik denk echter dat u hier straks inderdaad een kamerbrede vraag zult krijgen om zo snel mogelijk die procedure ook op Vlaams niveau in te voeren, en ook voor de lokale besturen. Het zou immers inderdaad wat jammer zijn dat er gedurende een niet onaanzienlijke periode van een aantal maanden een dubbel systeem zou bestaan. Ik vraag u dus ook in naam van onze fractie om dat zo snel mogelijk te realiseren, zodat die ongelijkheid ook zo snel mogelijk wordt weggehaald.
De heer Anaf heeft het woord.
Ook voor onze fractie spreekt het voor zich dat iedereen voldoende tijd zou moeten krijgen om afscheid te nemen van iemand uit de naaste omgeving. Er moeten allerlei administratieve en praktische zaken geregeld worden, maar daarnaast gaat er een emotioneel aspect mee gepaard. Ik ben dan ook blij om te horen dat daarover ook hier, evenals in het federale parlement, consensus over bestaat. Ik sluit me dus aan bij de vraag om daarvan zo spoedig mogelijk, zowel voor de Vlaamse overheid als voor de lokale besturen, werk van te maken.
Ik wil hieraan een bijkomende vraag koppelen. De impact is inderdaad heel groot voor mensen die een partner of een kind verliezen. Maar ook de impact van het verliezen van een ouder is heel groot, niet alleen voor alleenstaanden maar uiteraard ook voor anderen. Daarom hebben we in het federale parlement de vraag gesteld om die uitbreiding ook te voorzien bij het verlies van ouders. Ik vraag me af of dit iets is wat de Vlaamse Regering wil bekijken voor de Vlaamse ambtenaren en de lokale besturen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt, mevrouw Schryvers, voor deze vraag. Ik ben blij dat we ons eens volmondig kunnen aansluiten bij iets wat u hier vraagt. Ik denk dat we het er inderdaad over eens zijn dat het een heel grote impact heeft als je iemand verliest uit je dichte omgeving en dat er de mogelijkheid moet zijn om daarover te rouwen. Ik wil geen wedstrijd houden om het langste lijstje, maar ik wil wel nog iets aanvullen bij de vraag van collega Anaf. Je hebt de ouders. Het federale wetsvoorstel gaat echter over inwonende kinderen en partners, als ik me niet vergis. Ik denk dat niet alleen inwonende en niet-inwonende kinderen, maar ook broers en zussen, zeker wanneer die van dezelfde leeftijd zijn, wanneer die kanker of een andere langdurige, aanslepende ziekte hebben meegemaakt, heel zware gevolgen kunnen ondervinden. Op dit moment kan men daarvoor een werkdag rouwverlof krijgen. We merken dat mensen op dit moment verlof moeten opnemen om dat te kunnen verwerken. Dus, naast de partner en de inwonende kinderen, maar misschien ontving ik daarover verkeerde informatie, zijn er ook de ouders en broers en zussen.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral wil ik zeggen dat ik heel blij ben dat er in dit parlement een kamerbrede consensus bestaat over de uitbreiding van het rouwverlof. Ik vind het belangrijk dat we dat eensgezind kunnen doen. Het is een diepmenselijke problematiek, die niet ideologisch gekleurd is. We brengen hierbij respect op voor mensen die een geliefde, iemand die nabij is, verliezen. We moeten bekijken hoe we dit aanpakken.
U weet dat we op dit moment bezig zijn, met de vakorganisaties – en ik denk dat een aantal fracties in dit parlement heel gevoelig zijn voor een goed overleg op het vlak van de statuten van ambtenaren – om op maar liefst vijf verschillende sporen aan de vernieuwing van dat statuut te werken. Ik wil dat overleg ook alle kansen geven. Ik denk dat een aantal extra vragen die hier gesteld werden, ook de kans moeten krijgen om ter sprake te komen. Ik denk dan aan de ziekteregeling, de pensioenregeling, aan de loopbaan en de verloning. Dat vormt een geheel, waarover we volgens mij heel goed moeten onderhandelen met de vakorganisaties. U weet dat we daarvoor een timing voor ogen hebben: we willen dat nog dit jaar doen. Die gesprekken lopen dus.
Wat de specifieke problematiek betreft die u aanhaalde, mevrouw Schryvers, hebben we ook niet stilgezeten. Het besluit van de Vlaams Regering is klaar om te worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën. Waartoe ik me uitdrukkelijk wil engageren, op basis van de interacties en interventies die hier naar voren gebracht zijn, is om te pleiten voor een dienstvrijstelling. In feite kunnen we dat de facto al doen, vanaf 1 juli, voor alle ambtenaren van de Vlaamse administratie, zodat de regeling de facto al op hetzelfde moment in werking treedt als op federaal vlak. Uiteraard moeten we onze procedures doorlopen.
De vraag van collega Sintobin is een terechte vraag. Kan ik dat versnellen? Ik kan dat natuurlijk binnen de decretale mogelijkheden. Ook het Vlaams Parlement heeft een aantal regels bepaald waarbinnen een procedure zich moet ontrollen. Daarbij moet onder meer een advies gevraagd worden aan de Inspectie van Financiën en moeten sociale partners geraadpleegd worden – ook heel belangrijk voor sommigen. Er moet een eerste principiële goedkeuring zijn. De Raad van State moet geraadpleegd worden. Dat zijn allemaal stappen die gezet moeten worden. Maar we kunnen, anticiperend daarop, door middel van een dienstvrijstelling, deze regeling vanaf 1juli de facto doorvoeren.
Daarnaast zal ik ook een omzendbrief sturen naar onze lokale besturen. Ik ben ervan overtuigd dat een groot deel van onze lokale besturen, als ze weten dat er een definitieve regeling komt, ook bereid zullen zijn om een dienstvrijstelling te verlenen vanaf 1 juli.
Ik denk dat we op die manier een heel mooi samenspel krijgen tussen een goede vraag op basis van een goed initiatief in het federaal parlement en een kamerbrede meerderheid die dit aanneemt. Op die manier kan ik er met jullie gezag voor zorgen dat wij vanaf 1 juli diezelfde regeling zullen doorvoeren in Vlaanderen.
Wat uw verdere vragen betreft, stel ik voor dat we het sociaal overleg dat op dit moment loopt, gebruiken om die andere thema's tot een goed einde te laten komen. En dan denk ik dat we op een heel respectvolle manier, ook ten aanzien van onze Vlaamse en lokale ambtenaren, omgaan met diegenen die worden geconfronteerd met dat dramatisch verlies van een kind of een partner.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, als je een partner of kind verliest, dan zakt de grond onder je voeten weg. Dat heeft een enorme impact en we moeten er als maatschappij zijn voor mensen die dit meemaken. We moeten er ook zijn als werkgever en dus ook als Vlaamse werkgever. Dan gaat het over begeleiding maar ook over rouwverlof. Ik weet dat dit absoluut niet in dagen uit te drukken is, maar dat drie of vier dagen veel te weinig is, weten we allemaal. Het is dan ook goed dat de stap is gezet naar een verlenging tot tien dagen bij het overlijden van een partner of kind.
Minister, wanneer een actuele vraag ertoe kan leiden dat we gaan van ‘Ja, we zullen dat doen in Vlaanderen, de procedure is bezig en het zal nog een aantal maanden duren’ naar ‘Neen, we doen het vanaf 1 juli in de vorm van een dienstvrijstelling’, dan ben ik heel blij dat ik deze vraag hier vandaag heb gesteld en dan denk ik dat dit een juiste beslissing is voor iedereen die dit meemaakt.
De actuele vraag is afgehandeld.