Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de versterking van de geestelijke gezondheidszorg
Actuele vraag over maatregelen tegen seksueel geweld inzonderheid bij jongeren en de voorkoming van drama's die daaruit voortvloeien voor slachtoffers
Actuele vraag over de aanpak van seksueel geweld
Actuele vraag over de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Demir en minister Beke.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik had mijn vraag aan minister Dalle gesteld.
De regering heeft blijkbaar onderling afgesproken dat deze twee ministers kwamen antwoorden.
Dat is even goed, voorzitter.
Ministers, deze week werden we opgeschrikt door een verhaal van een weerzinwekkende gebeurtenis: een meisje van 14 jaar dat verkracht werd, en alsof het niet erger kon, werden daar beelden van gemaakt die gedeeld werden op sociale media. Het meisje zag blijkbaar geen perspectief, geen licht aan het einde van de tunnel, geen mogelijkheid om daarover te praten, en stapte uit het leven. Als mens, als vader ook van een dochter, ben ik zeer diep geraakt door dat verhaal en bied ik ook het medeleven aan van mezelf en van mijn fractie aan de familie en de vrienden. Ik reken op een snelle en correcte bestraffing van de daders. We hebben het hier in dit parlement en in de commissie Media in dit geval ook al vaak gehad over sextortion, over cyberpesten, over sexting. Dat zijn zeer acute problemen en die vergen een heel brede aanpak. Niet alleen via het beleidsdomein Media is dat op te lossen, we hebben daar een beleidsoverschrijdende aanpak voor nodig. Eigenlijk is de vraag aan de regering heel simpel: welke concrete acties worden in het vooruitzicht gesteld om een beleidsoverschrijdende aanpak mogelijk te maken? En misschien nog belangrijker: hoe kunnen wij hier in het parlement over alle grenzen heen de regering daarbij helpen?
De heer Parys heeft het woord.
Ministers, wat in Gavere is gebeurd, is de angst van elke ouder. Ik denk dat wat daar gebeurd is, echt elke maag in Vlaanderen heeft omgedraaid. Het beleid wordt dan bevraagd op heel veel verschillende niveaus. Het gaat dan natuurlijk over de sanctie in het jeugd- en delinquentierecht. Ik ben blij dat we dat in de vorige legislatuur aangepakt en hervormd hebben. Voor min-16-jarigen kon je in uitzonderlijke omstandigheden een heel langdurige begeleiding of sanctie opleggen. Dat is vernietigd – eind februari, denk ik – door het Grondwettelijk Hof. De vraag is natuurlijk: wat heeft de regering daarmee gedaan?
Ten tweede komt het aspect van nazorg dan natuurlijk op de proppen. Ik ben ook tevreden dat we met de zorgcentra na seksueel geweld (ZSG) bijstand kunnen voorzien.
Ten derde heb je natuurlijk ook het preventieve luik. Dat is mijn vraag voor minister Beke. Ik hoor dat heel veel slachtoffers veel baat hebben bij lotgenotencontacten. Welke initiatieven bestaan daarvoor, minister? Kunnen we die versterken? Is het nodig om daar verder op in te zetten?
We weten ook dat er wachtlijsten zijn in de geestelijke gezondheidszorg. Dat heeft ook in het verhaal dat de aanleiding is voor al deze vragen, een rol gespeeld. Minister, wij waren allemaal zeer blij op het einde van vorig jaar toen er een protocolakkoord werd afgesloten tussen de gemeenschappen en de federale overheid om ervoor te zorgen dat we in Vlaanderen meer dan duizend extra vte-psychologen (voltijdsequivalent) zouden kunnen krijgen, waarvan een heel groot deel voorbehouden was voor kinderen en jongeren. We zijn vandaag juni, bijna meer dan zes maanden na de aankondiging van dat langverwachte protocol, en nog steeds is daar op het terrein niets van te merken. Minister, wanneer gaan we op het terrein het effect zien van die extra investeringen in de geestelijke gezondheidszorg zodat we eindelijk kunnen beginnen met het terugdringen van die wachtlijsten?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, ik moet ook zeggen dat het slikken is. Het is heel erg slikken als je het verhaal leest wat er deze week gebeurde. Je wordt kwaad, intriest, allemaal gevoelens die opkomen bij het verschrikkelijke nieuws over de zelfdoding van een veertienjarig meisje nadat ze een paar dagen eerder slachtoffer geworden was van een groepsverkrachting. Die feiten waren al vreselijk gruwelijk. De daders vonden het dan ook nog eens nodig om beelden te maken en om die ook te verspreiden via sociale media. Ik wil dan ook beginnen met een heel warme wens van heel veel sterkte aan haar familie en aan al wie haar nabij is.
Seksueel geweld is niets nieuws. Dat weten we. Maar de manier waarop ook beelden worden verspreid, is dat wel. Dat maakt het voor slachtoffers nog veel moeilijker. Lore Baeten die zelf slachtoffer was op haar vijftiende omschreef het in een opiniestuk: “De gedachten dat er vandaag, mede door het internet, zo een normvervaging is dat je zelfs fier op het internet pronkt met zulke gruwelijke daden, maakt mij misselijk.” Ik denk dat Lore heel goed het gevoel verwoordt dat we daar allemaal rond hebben.
Minister, vorig jaar hebt u een actieplan tegen seksueel geweld voorgesteld. Daarin wordt ingezet op preventie, hulpverlening, bestraffen en ook op meer relationele en seksuele vorming voor jongeren. Strenge bestraffing is natuurlijk nodig, maar bestraffing draait de feiten niet terug. Ik stel mezelf ook de vraag hoe het toch mogelijk is dat jonge gasten tussen veertien en negentien jaar oud dergelijke feiten plegen en dat bijna ook nog normaal vinden. Wat is er dan misgelopen? Minister, welke maatregelen zult u nemen binnen uw bevoegdheden inzake de bestrijding van seksueel geweld met bijzondere aandacht voor die heel jonge slachtoffers en daders?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Beste ministers, de collega’s hebben de problematiek al ruimschoots geschetst. Ik wil in naam van mijn fractie dan ook sterkte toewensen aan de familie en vrienden van het slachtoffer.
Helaas is het veertienjarige meisje niet het enige slachtoffer van zulke gruweldaden. Volgens cijfers zouden er zo’n vier groepsverkrachtingen per week plaatsvinden. Dan zijn de andere verkrachtingen er nog niet bijgeteld. De vijf daders, waarvan drie minderjarigen, zijn gelukkig wel gevat. Maar of ze ook effectief beboet zullen worden voor hun daden valt echter nog maar af te wachten. Voor onze fractie is het wel duidelijk: mensen die in staat zijn om zulke feiten te plegen, horen niet vrij rond te lopen in onze samenleving. Ze moeten keihard bestraft worden. Deze feiten zijn weerzinwekkend om verschillende aspecten. Deze gruweldaden zijn al onbegrijpelijk. Wat die vijf daders haar hebben aangedaan is onvoorstelbaar en onmenselijk. Haar lijdensweg nadien, toen ook nog de beelden verspreid werden, moet ondraaglijk geweest zijn.
Beste ministers, bij die lijdensweg schiet de geestelijke gezondheidszorg te kort. Na zo’n dramatiserende gebeurtenis moet er een deftige begeleiding voor het slachtoffer voorzien worden. Preventiegericht de weerbaarheid van jonge meisjes versterken, kan in sommige situaties een verschil maken, maar we moeten ook duidelijk stellen dat het slachtoffer nooit schuldverantwoordelijkheid treft bij verkrachting of bij seksuele uitbuiting. De preventie zou dan ook gericht moeten zijn op de potentiële daders. Enkel een daadkrachtige bestraffing kan ervoor zorgen dat zulke gevaarlijke individuen uit onze samenleving verwijderd worden. Het is dan ook tijd dat Justitie aan de kant van het slachtoffer staat en niet langer aan de kant van de daders.
Minister Demir, vandaar stel ik ook mijn vraag aan u: Welke extra initiatieven neemt u als Vlaams minister van Justitie al dan niet in samenspraak met uw federale minister om deze problematiek aan te pakken?Ā
De heer D’Haese heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor deze vragen. 14 jaar. 14 jaar, zo jong was dat meisje uit Gavere dat twee weken geleden uit het leven stapte na een groepsverkrachting, een verkrachting waarvan de beelden op het internet werden gezet, die ervoor hebben gezorgd dat zij op haar veertiende niet meer verder wou leven. Dat meisje was jong en die daders ook: 14 jaar, 16 jaar, 18 jaar, 19 jaar. We zitten echt met een enorm probleem als jongeren, als kinderen nog, tot dit soort gruweldaden overgaan. Ik mag hopen dat ze inderdaad heel zwaar gestraft zullen worden.
Ik wil het vandaag, beste ministers, vooral hebben over het slachtoffer en over de slachtoffers, want ze zijn jammer genoeg met veel te veel. Er gebeuren in ons land tweehonderd groepsverkrachtingen per jaar, vier per week. De slachtoffers van seksueel geweld hebben daar nooit om gevraagd. Het is nooit hun verantwoordelijkheid. Het is nooit hun schuld. Er is één schuldige bij een verkrachting, en dat is de dader. Maar toch blijven de drempels voor de slachtoffers vandaag heel hoog: de drempel om aangifte te doen, de drempel om te vertellen wat je hebt meegemaakt, de drempel om hulp te zoeken om te verwerken. Die drempels moeten naar beneden. Dat is wat heel wat slachtoffers van seksueel geweld ons ook vertellen, want hoewel we ze ‘slachtoffers’ noemen, zijn ze vaak heel sterk en laten ze ons ook steeds vaker horen wat er moet gebeuren. Zij schoppen de politiek een geweten.
Een van de grote drempels waarmee zij te kampen krijgen, zijn de wachtlijsten. Een wachtlijst voelt aan als een muur. Een wachtlijst voelt aan als onbegrip. Een wachtlijst voelt aan als niet serieus genomen worden. Het slachtoffer van die vreselijke daden in Gent botste al op die muur van wachtlijsten voor de vreselijke feiten waarover we het zonet hebben gehad. Natuurlijk zijn alleen de daders verantwoordelijk voor wat er gebeurd is, voor de zelfmoord. Maar er moet ook echt iets aan die wachtlijsten gebeuren.
Minister Beke, ik weet dat er extra budgetten zijn vrijgemaakt voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s), de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), voor de ambulante revalidatie en zo verder. Maar we weten ook dat we op die manier die wachtlijsten niet ver genoeg terugdringen, niet oplossen. Mijn vraag is dus wat u daaraan gaat doen.
Minister Demir heeft het woord.
Bedankt, collega’s, voor de vele vragen. Ik denk dat we ons kunnen aansluiten bij de verschillende sentimenten die hier werden geuit. We willen ook ons medeleven meedelen aan de familie, want je kind, je baby – want uiteindelijk blijft dat je baby, al is het een kind van 14 jaar – op zo’n manier moeten afstaan, we kunnen ons dat niet voorstellen. Dat is echter wel wat de familie van het kind vandaag moet meemaken.
We hebben vanaf het begin van deze legislatuur met heel veel collega’s heel hard gewerkt aan het actieplan ter bestrijding van seksueel geweld. Het is ook de eerste keer dat daarvoor in Vlaanderen een alomvattend plan is waarbij alle ministers van deze regering betrokken zijn.
Ik zou vanuit mijn bevoegdheid willen meegeven wat we aan het doen zijn en wat er nog moet gebeuren. Ik blijf erbij: preventie is heel belangrijk – collega Beke zal daarop ingaan – maar bestraffing is ook van groot belang, of het nu gaat om minderjarige of meerderjarige verkrachters. Ik heb destijds samen met collega Geens ook gewerkt aan de verzwaring van de straffen voor meerderjarigen op federaal gebied. Ik hoop dat dit binnenkort ook goedgekeurd wordt, want het is heel belangrijk dat het signaal gegeven wordt vanuit de politiek maar ook vanuit de rechtbanken.
De aanpak van minderjarige daders valt onder Vlaamse bevoegdheid. Wat de gesloten instellingen betreft, hebben we er met collega Beke vanaf het begin van de legislatuur voor gezorgd dat er voldoende capaciteit is, zodat nu ook die drie minderjarige daders, asap, onmiddellijk, konden worden opgesloten.
We hebben het arrest van het Grondwettelijk Hof gehad. We hebben daar onmiddellijk op gereageerd samen met collega Beke en de voltallige regering. Vrijdag komt dat voor definitieve goedkeuring op de agenda van de regering. We gaan het mogelijk maken, dat is noodzakelijk, dat de min-16-jarigen bij verkrachting onder verzwarende omstandigheden – voor mij is verkrachting altijd een verzwarende omstandigheid – langdurig kunnen worden opgesloten en dat dit effectief gebeurt. Vrijdag wordt dit goedgekeurd, het is ook al naar de Raad van State geweest.
Wat de bijstand aan nabestaanden betreft, hebben we vastgesteld dat slachtofferonthaal altijd goed optreedt bij meerderjarige slachtoffers. In het geval van minderjarige slachtoffers wordt het niet doorgegeven aan slachtofferonthaal. De gesprekken met het parket zijn bezig. Het parket van Oost-Vlaanderen doet dat bijvoorbeeld al en verwijst minderjarige slachtoffers door naar de Vlaamse dienst slachtofferonthaal.
Inzake de bijstand aan slachtoffers moeten de drempels worden weggewerkt. We moeten ons achter het slachtoffer scharen. Dat was het uitgangspunt van de drie zorgcentra die vier jaar geleden werden opgericht. Heel veel slachtoffers hebben daartoe toegang gehad. De laatste jaren zag ik – dat was heel alarmerend – daar ook minderjarige slachtoffers. Aan de ene kant is het goed dat ze hun weg vinden, want als uw kind zoiets overkomt, hoop ik vooral dat er een warm bad van opvang is waar het terechtkan. Je zag toen al in de cijfers dat er veel minderjarige slachtoffers hun toegang toe hadden gevonden. Vandaar wil ik nogmaals de hand naar de federale collega’s reiken, want de bijkomende zorgcentra zijn pas voor eind 2022 gepland. Ik vind dat te laat. Toen we die vorige drie hebben opgericht, deden we dat in zes à acht maanden. Dat model is goed, het is al verschillende keren geëvalueerd. Ik wil vanuit Vlaanderen de hand reiken om dat versneld te kunnen doen. Ik vind dat geld in dezen nooit een reden mag zijn om het niet te doen.
De juridische eerstelijnsbijstand binnen de zorgcentra seksueel geweld is de afgelopen maanden vanuit Vlaanderen ingebouwd. De slachtoffers kunnen gratis worden begeleid. We hebben de samenwerkingsovereenkomst met de Federale Regering rond de dienst slachtofferonthaal herwerkt.
Wat drijft de daders? Het gaat over 14-jarigen die op zo’n manier tekeergaan. Zo kom ik bij het onderwijs. Collega Weyts heeft in het actieplan maatregelen seksueel geweld initiatieven genomen. Die worden in september uitgerold. We gaan uitleggen, ook aan de jongens, want daar het om, dat een ‘nee’ een ‘nee’ is. Het is natuurlijk een taak van de ouders, dat wil ik benadrukken, want opvoeding begint thuis. We gaan ook vanuit de kleuterklas meegeven wat kan en wat niet kan. Dan zijn er nog lessen zelfverdediging binnen de les lichamelijke opvoeding (lo). Dat staat op de agenda voor september.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wie zelf een dochter van 14 heeft, en dat nieuws hoort, zoals vele vaders en moeders, zoals vele collega’s hier, kent maar één gevoel: ‘wat als ik die vader of moeder zou zijn?’ Mijn grootmoeder heeft me ooit gezegd dat als men zijn kinderen wil vasthouden men hen moet loslaten. Dat is absoluut niet gemakkelijk. Jonge tieners loslaten is niet gemakkelijk. We hadden het net over drugs en drugspreventie. Jonge dochters loslaten is loslaten in onzekerheid.
Als er iets gebeurt, hoop je dat ze de context hebben om erover te spreken. Blijkbaar was die context er hier niet of onvoldoende. Dat blijft een vader en een moeder voor de rest van hun leven achtervolgen. Dat kan niet anders. Dat is een ongelooflijk zwaar kruis voor deze ouders. Er past niets anders dan ons medeleven, zoals de collega’s hier gezegd hebben, aan de ouders en de familie van het slachtoffer over te maken.
Er zijn hier vragen gesteld over psychologische hulp, maar laat me één ding toch heel duidelijk zeggen: ik vind dat psychologische hulp niet de preventie is van seksueel geweld. Seksueel geweld, zoals collega Demir heeft gezegd, kan nóóit op een of andere manier worden vergoelijkt. Nooit. Nooit. Ja, we moeten verder werken aan de psychologische hulp. Ik hoop dat we binnenkort de kans krijgen om daar eens over te spreken, maar ik wil daar eigenlijk nu niet graag op ingaan, want ik vind dat dat een thema op zich is.
Ik zou wel aanvullend een aantal andere dingen willen zeggen, omdat ik me de voorbije dagen ook een en ander heb afgevraagd. Ik was gisteren in Beringen te gast voor de opening van een JAC (jongerenaanbod van het CAW). Ik heb ook met de mensen van de OverKop-huizen gesproken. We zijn nu inspanningen aan het doen. We willen de OverKop-huizen uitrollen in heel Vlaanderen. We zijn bezig met één gezin - één plan (1G1P). Eigenlijk doen we dat vanuit één ambitie: als jongeren plots met vragen zitten, plots worden geconfronteerd met situaties – en dat kunnen erge situaties zijn, zoals deze, maar ook veel minder erge situaties, zoals het plots worstelen met zichzelf –, hoe kunnen we dan zorgen voor een context voor geborgenheid waar die jongeren toch wel terechtkunnen, op een laagdrempelige manier? Stel je voor dat je als meisje in deze situatie zit en daarmee worstelt, en dat je het gesprek daarover thuis niet kunt aangaan, en blijkbaar ook niet met leeftijdsgenoten, hoe kan je er dan voor zorgen dat dat wel gebeurt? Ik denk dat er weinigen zijn die dan onmiddellijk naar de professionele hulpverlening stappen. Collega D’Haese, u hebt de vraag gesteld hoe we die drempels kunnen verlagen. Die laagdrempelige aanpak is een stuk van het beleid dat we willen voeren. Hoe kunnen we, in de JAC’s, door het vermenigvuldigen van de OverKop-huizen, met het uitrollen van 1G1P aan vroegdetectie doen? Uiteraard moet de professionele hulpverlening dat dan verder opnemen.
Wat de daders betreft: het jeugddelinquentierecht is aangepast. Dat is een zeer goede zaak. Daarvoor is er capaciteit nodig. Die hebben we ook uitgebreid. Er is gigantisch veel geïnvesteerd in de uitbreiding van de capaciteit om die jongeren, wanneer ze worden berecht, ook in een gepaste context te kunnen opvangen. Dat zijn de twee elementen die ik daar nog aan wou toevoegen in het bestek van de tien minuten die we samen hadden.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ministers, dank u wel voor het uitgebreide antwoord en overzicht van de maatregelen. Er is verwezen naar de federale overheid. Ik heb de indruk dat daar ook de sense of urgency wel heel duidelijk is. Minister Van Quickenborne werkt ook aan strengere straffen voor seksueel misbruik. Justitie beschouwt dit als een absolute prioriteit, en zeer terecht, want seksueel geweld verwoest levens, en dat kunnen, mogen en zullen we ook niet ongestraft laten. Ik denk dat we aan slachtoffers ook deze boodschap moeten meegeven: praat erover, er is altijd iemand die wél luistert, die wél helpt, en doe ook aangifte.
Minister Demir, u had het terecht over de verantwoordelijkheid van de ouders, maar zoals u weet, ‘it takes a village’. We hebben allemaal ook een verantwoordelijkheid om onze zonen op te voeden en onze dochters sterk te maken. Die strijd moeten we niet alleen in ons dorp voeren. Die moeten we ook op sociale media voeren, want daar gebeurt toch ook heel veel kwaads. Daar moeten we ook die andere boodschappen mee in de verf zetten.
De heer Parys heeft het woord.
Waar zaten de ouders van die vijf verkrachters? Ik denk dat dat de vraag is die vandaag in heel veel Vlaamse huiskamers weerklinkt. Minister Demir, in het jeugddelinquentierecht is ook de betrokkenheid van de ouders van daders ingeschreven. Ik hoop dat het gerecht daar ook een beroep op zal doen. Minister Beke, u zei dat er geen context was voor dat meisje om haar verhaal te doen. Dat vind ik eerlijk gezegd te hard. Wij weten dat niet. Wij kennen ook niet alle feiten in dezen. Ik denk ook dat we ons daar ver van moeten houden. Wat ik wel bedoelde, is dat investeren in geestelijke gezondheidszorg preventie is voor mensen die met zelfdodingsgedachten rondlopen. Dat is belangrijk. Wat wij wél weten, is dat dit meisje heel lang heeft moeten wachten voor ze hulp heeft gekregen, net omdat ze al met een aantal problematieken kampte vooraleer de verkrachting is gebeurd. Minister, dát is mijn vraag.
Mijn tweede vraag betreft de wachtlijsten voor de daders. Eerlijk gezegd denk ik dat iedereen achter een strenge sanctie staat, maar we zullen het probleem niet oplossen door iemand een sanctie te geven. We moeten tegelijkertijd dadertherapie beschikbaar stellen, want anders volgt sowieso recidive en krijgen we een herhaling van deze feiten.
Wat de feiten met betrekking tot dadertherapie betreft, bereiken me alarmsignalen, onder andere van het Justitiehuis te Leuven. Daar moeten ze zes maanden wachten voor ze effectief een dadertherapie voor seksuele delinquenten kunnen toepassen. Ze hebben geen psychiater en als ze de dader ergens kunnen laten doorstromen, willen de mensen die er uiteindelijk mee aan de slag gaan, enkel werken met de daders die ik oneerbiedig ‘de gemakkelijke gevallen’ noem. Dat zijn de mensen die zelf vragen aan hun problematiek te werken.
Minister, hoe zult de wachtlijsten voor de slachtoffers en voor de dadertherapie aanpakken?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We hebben gelezen dat het slachtoffer slechts één vriendin in vertrouwen heeft genomen. Daardoor was er geen gepaste hulp en werden de daders niet opgespoord. Ik probeer me in te beelden hoe zielsalleen dat meisje zich in die schijnbaar uitzichtloze situatie moet hebben gevoeld.
De voorbije jaren is sterk ingezet op de verlaging van de drempels voor aangiftes en hulpverlening. De uitrol van de Zorgcentra na Seksueel Geweld is daar een goed voorbeeld van, maar voor sommigen zijn de drempels nog altijd te hoog. Het gaat om praktische drempels – je moet je bijvoorbeeld verplaatsen – maar vooral ook om psychologische drempels. Door de schaamte die de slachtoffers van seksueel geweld vaak voelen, kan het gebeuren dat ze het zelfs niet aan hun naaste omgeving en hun ouders durven te vertellen.
Minister, u hebt verwezen naar initiatieven om de drempels voor aangiftes en hulpverlening te verlagen. Het is echt noodzakelijk dat we alle slachtoffers de hand reiken en over die drempels naar aangifte en hulpverlening heen helpen. Voor jongeren moeten we echt voorzien in een geëigende aanpak. Hoe kan dit specifiek voor jongeren worden versterkt, eventueel ook met behulp van online kanalen?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is erg dat dergelijke feiten moeten gebeuren voor de politiek wakker schiet. De stijgende cijfers over de seksuele uitbuiting van minderjarigen zijn niet nieuw. Die cijfers staan in het recent gepubliceerde jaarverslag van Child Focus. Blijkbaar vond enkel mijn fractie het de moeite waard hierover in de commissie een vraag om uitleg te stellen. Sommige fracties die hier nu het woord nemen, hebben toen zelfs niet de moeite genomen om tussenbeide te komen of op die onrustwekkende cijfers te reageren.
Aangezien de pers op de proppen is gekomen met het feit dat u de straffen voor verkrachting onder verzwarende omstandigheden of met de dood tot gevolg zult opvoeren, is uw antwoord een beetje voorspelbaar. Uiteraard is mijn fractie daar blij mee, maar we stellen ons de vraag waarom een lange opsluiting voor verkrachting an sich hier niet onder valt. Gezien de enorme impact van een verkrachting op het leven van het slachtoffer, valt dit voor ons onder de zwaarste misdrijven.
We hebben het al vaak over het actieplan tegen seksueel geweld gehad. Dit schitterende initiatief moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Acht u de acties in het actieplan voldoende om de opvang van slachtoffers te optimaliseren? Zult u, gezien de hoogdringendheid van de problematiek, initiatieven nemen om de acties vroeger te laten uitvoeren?
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik zou willen vragen geen politiek spel te maken van wie al dan niet in de commissie vragen om uitleg over de cijfers heeft ingediend. Op 8 maart 2021, de Internationale Vrouwendag, stond ik, samen met heel wat slachtoffers, op een plein in Antwerpen meer aandacht voor seksueel geweld te vragen. Heel wat andere Vlaamse volksvertegenwoordigers zullen andere zaken hebben gedaan. Op die manier wens ik het debat absoluut niet te voeren.
Minister, ik vind uw antwoord wat vreemd. Volgens u is de context om hierover te spreken, niet of onvoldoende aanwezig. Ik wil me absoluut niet over de thuissituatie of de sociale situatie uitspreken, maar we weten dat de vader heeft aangegeven dat ze hulp nodig had en dat het, jammer genoeg, veel te lang duurde voor ze die hulp kon krijgen. Ze had een afspraak bij een therapeut, maar die afspraak is, jammer genoeg, niet op tijd gekomen. Natuurlijk is de geestelijke gezondheidszorg geen preventie die seksuele misdrijven voorkomt, maar daar gaat het hier niet om. Ik heb een vraag gesteld over de slachtoffers. Ik vind het vreemd dat u daar niet op wilt ingaan omdat dit een apart debat is. Dat is echter waar mijn vraag over gaat, want we horen op het terrein dat de geleverde inspanningen niet volstaan.
U spreekt over OverKop-huizen. Dat is een heel mooi initiatief, maar dat is liefdadigheid, ingezameld via Rode Neuzen Dag. U spreekt over ‘één gezin - één plan’, maar dat heeft heel weinig te maken met de aanpak van seksueel geweld. Dat heeft te maken met de langetermijnopvolging van gezinnen.
Ik ga mijn vraag dus gewoon opnieuw stellen, samen met collega Parys. Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat we die wachtlijsten voor slachtoffers, de wachtlijsten voor mensen die met suïcidegedachten zitten, oplossen en wegwerken, niet om er een klein beetje van af te doen, maar om ze weg te werken, zodat we die mensen eindelijk kunnen helpen wanneer ze die hulp nodig hebben?
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, wat gebeurd is, is ontzettend tragisch. In naam van de Vooruitfractie wil ik ook graag mijn afschuw uitdrukken voor wat er gebeurd is en ons medeleven betuigen aan alle nabestaanden.
Dit is een probleem met heel veel politieke invalshoeken. Er is hier heel veel fout gegaan. Het is heel moeilijk om dat te vatten in een tussenkomst van één minuut, maar ik zou graag wat dieper ingaan op het aspect van cyberpesten en sextortion. Collega’s, we hebben nu al drie keer – twee keer in de vorige legislatuur en in januari opnieuw – onder impuls van mijn goede collega Katia Segers een voorstel van resolutie daarover ingediend. We stellen daarin voor om echt werk te maken van een transversaal beleid daarrond, met een eigen kenniscentrum, met een toegankelijk meldpunt voor cyberpesten, dat ook toegankelijk is na de werkuren. Want daar ontbreekt het nu echt nog wel aan. Toen ons voorstel van resolutie in januari opnieuw besproken werd, hebben we samen met andere partijen hoorzittingen kunnen afdwingen. Maar we zijn nu vijf maanden verder en die zijn nog niet doorgegaan. Ik zou dus echt een oproep willen doen: laat ons samen met experten kijken hoe we daar nog veel meer rond kunnen doen. We zien nu opnieuw, op een heel tragische manier, waartoe het kan leiden. Laat ons die hoorzittingen met experten organiseren en samen nadenken over hoe we in de toekomst zoveel mogelijk kunnen vermijden dat zoiets opnieuw gebeurt.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega’s, ook namens onze fractie, en ook persoonlijk, als mens, als man, als papa, als politicus, wens ik mijn afschuw en mijn medeleven uit te drukken. Ik ben blij dat we er in hoofdzaak in dit debat ook op een serene manier over kunnen spreken, want ik denk dat we heel ver af moeten blijven van uitspraken en interpretaties van de rol van ouders, van daders, van slachtoffers. Dat is vandaag absoluut niet aan de orde.
We moeten het over het beleid hebben. En het beleid, dat zijn de fundamentele vragen. Hoe komen in onze samenleving, in Vlaanderen, jongens en jongemannen ertoe om dit soort wansmakelijke, afschuwelijke daden te plegen? Hoe kan het anno 2021 dat het taboe op seksueel en digitaal geweld nog steeds zo groot is? Hoe kan het dat een 14-jarig meisje, dat al kopzorgen heeft, tot twee keer toe weggestuurd wordt in een ziekenhuis op een moment dat ze hulp vraagt, samen met haar ouders? En hoe kan het dat, ook deze week, scholen aan meisjes het advies geven om zich niet te uitdagend te kleden, om op die manier geen gedrag uit te lokken?
Collega’s, dat zijn vragen waar we vandaag niet op moeten antwoorden, maar waar we, over de fracties heen, in de diepte over moeten afspreken hoe we daar als parlement mee verdergaan. Ik denk dat er heel veel vragen op tafel liggen. Het is een te kort bestek om daar enkel plenair antwoorden op te proberen vinden. Dit is dus eigenlijk een oproep om in de komende uren en dagen over de fracties heen met elkaar in gesprek te gaan over hoe we vanuit de verschillende betrokken commissies misschien een breder traject rond alle facetten in deze problematiek kunnen aanpakken. Ik denk dat dat misschien is wat er echt toe doet en wat dit parlement aan zichzelf, maar vooral ook aan de Vlamingen en aan alle slachtoffers verplicht is.
Het woord is aan de regering.
Ik zal de vragen nemen die tot mijn bevoegdheden behoren.
Ik wil eerst en vooral zeggen dat ik vaststel – en dat is al jaren, maar zeker ook nu ik op Vlaams niveau bezig ben – dat als het over seksueel geweld gaat, de kleur van de partij of de politiek of wie dan ook in welke regering zit, niet meespeelt. Collega Coenegrachts heeft er ook naar verwezen. Ik heb met de verschillende collega’s, ook op federaal niveau, welke kleur ze ook hebben, al meermaals samengezeten. En dat zit goed. Wat ze op federaal niveau aan het doen zijn, vult ook goed het beleid op Vlaams niveau aan en vice versa. De kleur van de partij mag er echt niet toe doen, want uiteindelijk doe je het voor één groep, en dat zijn die slachtoffers. Dat wil ik nog eens heel duidelijk stellen. We moeten het niet voor onszelf doen. We moeten het echt voor die slachtoffers doen. En ik stel vast dat dat goed zit.
Ik steek dan ook de hand uit, omdat ik weet dat het van groot belang is dat bij de zorgcentra de drempels afnemen. We hebben destijds, als staatssecretaris van Gelijke Kansen, ook opleidingen gegeven bij politie, omdat daar ook nog veel werk is. Als een slachtoffer klacht gaat indienen, moet dat ook au sérieux worden genomen. Want we komen van ver. Dus als het over dit thema gaat, zal de kleur of de partij mij echt geen snars uitmaken.
We zijn momenteel bezig met de dadertherapie bij meerderjarigen, ook in het actieplan seksueel geweld. We stellen immers vast dat het, eenmaal die daders in de gevangenis zitten, heel lang duurt voor naar hen wordt gekeken. Ook daar heb ik in het begin van sommige mensen vragen gekregen om dat niet te doen. Zij vinden dat die verkrachters moeten worden gecastreerd enzovoort. Sommigen mensen willen niet dat we daar dadertherapie op toepassen. Ik heb me daarvoor echter gebaseerd op evidencebased materiaal.
In andere landen die dat wel toepassen – geen drie, vier of vijf jaar na de gevangenisstraf, maar onmiddellijk, dus zodra die daders in de gevangenis zitten – leidt dat tot resultaten waaruit blijkt dat zij minder slachtoffers maken. En daar gaat het over. Dat is ook het enige dat me interesseert: hoe kunnen we ervoor zorgen dat er minder – en liefst van al geen, collega Anaf – slachtoffers vallen? We zijn daar nu mee bezig. Dat zit momenteel in een onderzoeksfase om daar vanaf de eerste dag in de gevangenis werk van te maken.
Wat de toegankelijkheid van de website en andere zaken betreft, is ook collega Dalle daar heel fel mee bezig. Hij trekt ook het actieplan seksueel geweld, samen met heel wat externe partners als Child Focus, Ketnet enzovoort, om een zo breed mogelijk bereik te hebben.
Het actieplan zelf is goedgekeurd en wordt uitgevoerd, collega Blancquaert. Om de zes maanden is er een voortgangsrapportage die wordt getrokken door mijn kabinet. De collega’s werken daar heel goed aan mee. Om de zes maanden is er dus een overleg met alle ministers en bekijken we waar we staan, waar nog moet worden bijgestuurd, waar nog veel werk op de plank ligt.
Ik ben het ermee eens dat we zowel met de federale als met de Vlaamse collega’s nog heel wat initiatieven moeten nemen. We moeten dat actieplan verder uitrollen.
Wat die verzwaring in het Jeugddelinquentiedecreet betreft, wil ik erop wijzen dat dit niet van vandaag op morgen gebeurt, collega Blancquaert. Informatie moet juist zijn voor mij. Dit arrest er gekomen en wij hebben van die gelegenheid gebruikgemaakt, zoals ook collega Parys heeft gezegd.
Er is een arrest geweest van het Grondwettelijk Hof. Het was niet duidelijk hoe het zat met straffen voor levensdelicten. Wij hebben dat onmiddellijk aangepast en met de voltallige regering beslist verkrachting daaraan toe te voegen. Dat heeft een hele weg afgelegd en is ook bij de Raad van State gepasseerd. Dat staat voor vrijdag op de agenda voor definitieve goedkeuring. De politiek reageert dus niet vanuit een paniekreactie op die verschrikkelijke feiten die zijn gebeurd. Dit was al bezig in februari. Wij hebben dat arrest aangegrepen om die verstrenging door te voeren. Ik denk dat het goed is dat we ook die minĀ 16-jarigen kunnen opsluiten voor verkrachting met verzwarende omstandigheden.
Ter aanvulling wil ik erop wijzen dat dit debat verschillende dimensies heeft. Ik heb me niet willen uitspreken over het slachtoffer, collega D’Haese en collega Parys. Ik heb wel willen zeggen dat we een context moeten creëren waar slachtoffers op een laagdrempelige manier naartoe kunnen.
Collega D’Haese, u zegt dat de OverKop-huizen liefdadigheid zijn, maar dat is niet zo. Wij investeren daar 5 miljoen euro in om die in heel Vlaanderen te kunnen uitrollen. Dat is niet voldoende, maar het is wel mee een element zoals ook de JAC’s, 1G1P, de toeleiding en de signaaldetectie elementen zijn. Wanneer zich in een gezin plots een situatie voordoet die verdere begeleiding verdient, dan moet daar kort op de bal gespeeld kunnen worden.
Het brede maatschappelijke debat is natuurlijk: welk gedrag willen wij als samenleving normaal vinden? Sexting wordt beschouwd als een element van de experimenteercultuur van jongeren. Grensoverschrijdende sexting, dat is de grens overschrijden. Maar jongeren – met een brein dat nog niet voldoende volgroeid is – duidelijk maken waar die grens zit, wat normaal is en wat niet meer normaal is: dat is deel van een opvoeding. De vraag is gesteld: ‘waar zaten die ouders?’. Ik denk dat dat een terechte vraag is. Hoe kan het nu dat je kinderen hebt die opeens tot zoiets komen? Dat is eigenlijk een bredere maatschappelijke vraag. Wat beschouwen wij in onze samenleving vandaag als normaal, en waarvan moeten we durven te zeggen: ‘dit is niet normaal, dit is de grens voorbij’?
Hoe bouwen we aan preventie? Hoe zorgen we daarbij dat de jongeren eraan meewerken? Hoe zorgen we dat slachtoffers de weg vinden? Minister Demir heeft ernaar verwezen: het is een veelheid aan maatregelen. Het plan rond seksueel geweld waar minister Demir het voortouw in genomen heeft, en waar we met z’n allen aan de uitvoering werken, bevat ook een aantal van die elementen. U hebt verwezen naar de hulplijn: het afstemmen van de hulplijnen, het zorgen dat die hulplijnen meer onderling geconnecteerd worden en dat ze beter bekend gemaakt worden, dat is daar onder andere ook een element van. Ik zou heel veel elementen kunnen naar voren brengen – maar het tijdsbestek laat dat op dit ogenblik niet toe – om aan te geven dat we in een veelheid van zaken moeten investeren. Het is goed dat de capaciteit rond het jeugddelinquentierecht in de vorige legislatuur opgenomen is. Er was de vraag dat als er geweldplegers zijn men die ook wel moet kunnen opvangen, dat er gezorgd moet worden voor capaciteit. Wel, dat zijn we nu ten volle aan het uitrollen.
Een herstelgerichte benadering, collega Parys, is inderdaad een belangrijke zaak. Ook daarrond – minister Demir heeft er al naar verwezen – zijn we nu een aantal projecten aan het opzetten. Want het is ook voor degenen die dader zijn belangrijk om op een gegeven ogenblik weer op een juiste manier in de samenleving terecht te kunnen komen.
We zijn ook bezig met een project waar de koppeling tussen welzijn, justitie en politie gemaakt wordt. Daar hebben we recent een aantal beslissingen rond genomen. En ook voor het kortverblijf in de intensieve begeleiding, om op een aanklampende manier daarrond te kunnen werken.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Dank u wel. Ministers, er zijn collega’s die deze zaak aangrijpen om rapporten uit te delen aan collega’s voor het aantal vragen dat er in het verleden gesteld is. Ik denk dat ze daar het best mee stoppen, en de uitgestoken hand van collega Vaneeckhout aannemen, om over de grenzen van meerderheid en oppositie, van de partijen heen, een bundeling van expertises bij elkaar te brengen, om zo te komen tot een eengemaakte strategie, om samen te vechten voor minder seksuele delicten in Vlaanderen. Mijnheer Vaneeckhout, ik doe mee.
De heer Parys heeft het woord.
Ja, collega’s, de feiten die hier geschetst zijn, die maken me misselijk. Maar de eenzaamheid van iemand die hulp zoekt en ze niet kan krijgen, die is in dit geval ook moordend geweest. Daar kunnen we niks meer aan veranderen. Maar laat ons ervoor zorgen dat wat daar gebeurd is ook niet helemaal voor niks is geweest.
Wat onze fractie betreft, moeten we vijf dingen doen:
Eén: inzetten op preventie op het vlak van de geestelijke gezondheidszorg, en zo snel mogelijk hulp bieden wanneer iemand zegt die hulp ook effectief nodig te hebben.
Twee: preventie van sextortion mogelijk maken. Ik denk daarbij aan initiatieven zoals Telenet heeft gelanceerd met zijn digitale condoom, waar je als afzender van een bericht ‘geblurred’ wordt, en waar de naam van je bestemmeling als een watermerk over de foto komt te staan.
Drie – de minister heeft het gezegd –: de sancties worden aangepast. Als je als minderjarige – zelfs als jonge dader – dergelijke feiten pleegt, dan kan de rechter beslissen om ook in een lange sanctie te voorzien.
Vier: de nazorg. Als we weten dat maar de helft van alle slachtoffers van seksueel geweld ook effectief aangifte doet, dan worden ze voor de tweede keer slachtoffer. Die aangiftebereidheid moet omhoog.
Als laatste punt kom ik bij de dadertherapie. Als we dan effectief sancties voorzien voor daders, dan moeten we er ook voor zorgen dat ze, wanneer hun sanctie is afgelopen, niet opnieuw feiten plegen. Dus, minister, is er de vraag om genoeg capaciteit beschikbaar te stellen om die dadertherapie ook effectief mogelijk te maken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, seksueel geweld is en blijft een groot probleem. De gruwelijke feiten met een meisje van pas 14 jaar drukken ons met de neus op de feiten. Bruusk en bruut werd een streep getrokken over een jong leven en ook over dat van verschillende families. We zijn het dit meisje en alle slachtoffers verschuldigd dat we de problematiek terdege aanpakken. Ik heb het dan over preventie, hulpverlening aan slachtoffers en daders, vanzelfsprekend ook duidelijke bestraffing. Maar bovenal is er ook een mentaliteitswijziging nodig. We moeten onze jongeren doordringen van bepaalde grenzen. Geen enkele plaats, geen enkele kledij, geen enkele uitspraak is of kan aanleiding zijn tot seksueel geweld.
Minister, ik dring aan op concrete maatregelen vanuit het beleid. Maar er moet ook eindelijk een halt worden toegeroepen aan ‘victim blaming’. Alleen zo zullen we slachtoffers over de drempel helpen. Neen is neen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik denk dat het duidelijk is. Zolang justitie blijft falen, zal er noch gerechtigheid voor de slachtoffers komen noch een duidelijk signaal worden gegeven aan potentiële plegers. Daders van seksueel geweld wanen zich hier koning. Ze kunnen doen wat ze willen, want ze worden er toch niet voor gestraft. Alleen een daadkrachtige en effectieve bestraffing van de daders zal ervoor zorgen dat die wansmakelijke praktijken stoppen. Laten we ervoor zorgen dat die slachtoffers niet langer in de kou blijven staan en dat we hun geven wat ze werkelijk verdienen: geen eindeloze lijdensweg, maar wel gerechtigheid.
Voor het Vlaams Belang is het dan ook duidelijk, collega’s: zorg weer voor een veilige samenleving door daders keihard te straffen. Geef slachtoffers de ondersteuning en de begeleiding die ze verdienen en zorg ervoor dat deze gruwelijke gebeurtenissen stoppen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik heb drie punten. Minister, ik vind het heel vreemd. U krijgt verschillende vragen over de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg. Sommige mensen staan een half jaar op de wachtlijst vooraleer ze de nodige hulp krijgen. En u antwoordt daar zelfs niet op. Tijdens de coronacrisis zijn de wachtlijsten toegenomen. Ook vrijwilligersorganisaties die er zijn om de hiaten op te vullen, zoals Therapeuten voor Jongeren (TEJO), zitten ondertussen met wachtlijsten. Zelfs dure privétherapeuten hebben wachtlijsten. Dat horen we op het terrein. Dat is al heel lang een schandvlek van het beleid van deze Vlaamse Regeringen, maar blijkbaar wordt er daar zelfs niet meer over gesproken.
Ten tweede, u had het over het onderscheid maken tussen wat al dan niet normaal is voor jongeren. Ik denk dat iedereen het erover eens dat het niet normaal is dat vijf jongens een jong meisje verkrachten, dat filmen en op sociale media posten. We moeten inderdaad zorgen dat de daders streng gestraft worden. De laatste keer dat ik het checkte, zaten ze allemaal achter slot en grendel. Maar we moeten er ook voor zorgen dat ze niet hervallen. We moeten daar iets mee doen volgens het principe: leer uw dochter niet om op te letten, maar leer uw zonen om respect te hebben voor een ander en vooral met hun poten van het lijf van iemand anders te blijven.
Ten slotte sta ik helemaal open voor het gezamenlijke initiatief over partijgrenzen heen. Ik hoop dat de hand ook naar ons wordt uitgestoken. We zullen die met heel veel plezier aannemen om er samen rond te werken.
De actuele vragen zijn afgehandeld.