Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Jeremie Vaneeckhout, Mieke Schauvliege, Gustaaf Pelckmans, Meyrem Almaci en Johan Danen over meer coronaveilig ingerichte publieke buitenruimte.
Dit voorstel van resolutie werd door de commissie verworpen.
Bij mail van 16 april 2021 heeft de heer Jeremie Vaneeckhout verzocht het op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen.
Conform artikel 77, punt 5, van het Reglement van het Vlaams Parlement moeten wij ons bij zitten en opstaan uitspreken over het aanvatten van de bespreking.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega’s, normaal gezien ben ik uiteraard geneigd om mij neer te leggen bij het oordeel van de commissie, als we daar goede besprekingen over hebben. Maar net als collega Tobback zal ik toch een poging doen om jullie te overtuigen om alsnog in te gaan op alvast een bespreking van dit voorstel van resolutie. Het gaat nog niet eens over de stemming ten gronde.
Vandaag is een speciale dag. Ik weet niet of er mensen zijn die weten waarom het vandaag een speciale dag is. Hopelijk zijn er toch een aantal. Collega-leden uit de commissie Jeugd zullen het misschien beter weten: vandaag is het buitenspeeldag. Een aantal lokale bestuurders zullen het ook wel weten.
Wij zitten hier noodgedwongen. Ik heb deze namiddag toch de plenaire vergadering gevolgd, maar in principe was er een opportuniteit om buiten te gaan spelen. Laat ons dat dan de komende dagen doen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Daar zal ik u later over informeren, voorzitter. Want mijn tijd loopt uiteraard.
Het is buitenspeeldag. En dat is altijd een zeer belangrijke dag, maar dit jaar misschien nog meer. Iedereen weet intussen dat de ultieme boodschap, als het gaat over coronabeleid, op dit moment is: buiten, buiten, buiten. Als we de komende weken en maanden sneller een aantal dingen willen gaan versoepelen, dan moeten we elkaar meer op een veilige ‘buitenmanier’ zien. Als we willen dat een aantal dingen draagbaar blijven voor de bevolking, moeten we mogelijkheden scheppen voor alle Vlamingen om elkaar op een veilige manier buiten te zien.
Maar wat zien we dat er buiten gebeurt? Er ontstaat drukte aan de kust, er ontstaat drukte op de weg naar de kust, er ontstaat drukte in parken, er ontstaat drukte op straten en pleinen. Wat is de ultieme oplossing? Lokale besturen die noodgedwongen moeten ingrijpen om bepaalde plaatsen af te sluiten. Ik spreek over stations, marktpleinen en parken die de afgelopen weken en maanden zijn afgesloten.
Collega's, mijn fractie en ik maken ons grote zorgen dat we hier over een week, over twee weken of over een maand moeten debatteren over hoe het kan dat er opnieuw pleinen en parken worden afgesloten, en dat er dan met een beschuldigende vinger wordt gewezen naar studenten en anderen dat ze het daar veel te druk maken, terwijl ze eigenlijk een basisbehoefte uiten die elk mens heeft, namelijk mensen ontmoeten, en dat op een aangename manier.
Ik pleit er dus nogmaals voor dit voorstel van resolutie te bespreken en te zorgen dat het parlement niet achteraf zal vaststellen dat er een probleem is, maar dat wij een parlement zijn die de les van corona goed heeft begrepen, namelijk: beleid voeren, dat is anticiperen.
Wij zullen dus als parlement vandaag aan onze regering, aan onze uitvoerende macht een signaal geven dat we hiervan versneld werk moeten maken. We moeten werk maken van meer mogelijkheden om elkaar buiten veilig te ontmoeten en daar onze publieke ruimte voor in te zetten.
Ik wil nog een specifiek item inbrengen. Dat is dat we niet allemaal moeten redeneren vanuit onze eigen achtertuin. Laten we beseffen dat één op de vier woningen in Vlaanderen appartementen zijn, dat niet ieder kind of jongere, maar ook niet iedere volwassene de luxe heeft van een eigen achtertuin, en dat mensen dus niet in de publieke buitenruimte gaan om lastig te doen of om drukte te maken, maar dat ze dat net doen omdat er geen mogelijkheden zijn.
Structureel is er in Vlaanderen ruimtetekort, groene buitenruimte, stedelijke buitenruimte, maar dat gaan we vandaag niet ad hoc helemaal kunnen omgooien. Wat we nu nodig hebben, is een urgentieplan om een duidelijke keuze te maken om in de komende tijd meer ruimte open te stellen.
Waarom maken we straten niet verkeersvrij? Waarom maken we pleinen die op dit moment parkeerpleinen zijn, niet autovrij, zodat er meer ruimte komt om elkaar te ontmoeten? Waarom zegt de Vlaamse overheid niet tegen de lokale besturen: wij gaan jullie helpen om dat waar te maken?
Wat was het argument in de commissie? Onze lokale besturen doen hun best. Uiteraard, het is het best presterende beleidsniveau van het afgelopen jaar. Daar zijn we het in de commissie Binnenlands Bestuur alvast altijd over eens. Maar is dat dan een reden dat de Vlaamse overheid zegt: de lokale besturen doen het al, dus laten we het los? Nee, wij vragen in dit voorstel van resolutie dat het beleid, dat de regering actief ondersteunt, dat ze de rol om een coachende en ondersteunende overheid te zijn voor lokale besturen heel actief opneemt met een aantal zeer concrete pistes. Dat gaat enerzijds over meer publieke buitenruimte, parken, pleinen, straten, waar meer ontmoeting mogelijk is en waar jongeren kunnen spelen, maar anderzijds over het coronaproof maken van die buitenruimte, voldoende sanitair voorzien op een correcte en toegankelijke manier voor alle bevolkingsgroepen in Vlaanderen.
Collega's, wij vragen om te heroverwegen wat we in de commissie hebben besproken en hier alsnog een bespreking ten gronde in het parlement te houden. Ik wil absoluut vermijden dat we over een paar weken vaststellen dat er een probleem is, dat onze Vlaamse publieke ruimte niet klaar is voor die ontmoeting, dat er chaos ontstaat en afsluitingen op het terrein, en dat we dan zeggen: hadden we niet net iets meer kunnen doen?
Dit is iets wat we al een jaar zien. We hebben het probleem gehad in april van vorig jaar. We zijn nu een jaar verder en eigenlijk is er geen structureel beleid ontwikkeld om meer buitenruimte vrij te maken. Dat is een uitdaging op lange termijn, maar ook een zeer acute dreiging die maakt dat we misschien een ander type activiteiten langer opgesloten moeten houden, omdat we de spreiding in de buitenruimte niet op een veilige manier kunnen doen.
Zowel vanuit gezondheidsperspectief als vanuit welzijnsperspectief vragen wij om dit te heroverwegen voor alle Vlamingen en hier alsnog een bespreking aan te wijden.
De heer Buysse heeft het woord.
Voorzitter, het is natuurlijk niet aan mij om de heropening van de bespreking van het voorstel van resolutie van Groen te vuur en te zwaard te verdedigen, maar als ik er als verslaggever het verslag nog eens op nalees, zou het me toch verwonderen dat er geen meerderheid voor de bespreking tijdens de plenaire vergadering zou bestaan. Ik citeer kort een aantal woordvoerders van de meerderheid tijdens de bespreking in de commissie: “In dit voorstel van resolutie staan zeker een aantal waardevolle zaken”, “Ik kan me zeker vinden in de basisinsteek van het voorstel van resolutie” en “Er staat niets in waar men tegen kan zijn. Het zou zelfs nog iets verder mogen gaan.” Daarna volgde een enerzijds-anderzijdsargumentatie, waardoor iedereen kan raden over welke meerderheidspartij ik het heb. Toch hebben ze tegen het voorstel van resolutie gestemd. Als ik dat lees, lijkt een behandeling in de plenaire vergadering een zeer verstandig idee, zodat kan worden uitgelegd waarom iemand die in feite voor iets is of veel begrip voor iets heeft, er toch pertinent tegen stemt.
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, net zoals het vorig voorstel van resolutie is ook dit in de commissie uitvoerig behandeld. Alle fracties hebben ruimschoots hun visie te kennen kunnen geven. Om die reden is een nieuwe behandeling door de plenaire vergadering niet aangewezen en kunnen we het verzoek van de Groen-fractie niet steunen.
Ik voeg hier nog aan toe dat iedereen natuurlijk op elk moment van mening kan veranderen, maar als we die gedachte cultiveren, heeft het geen zin om over wat dan ook te stemmen, want we zouden de week nadien telkens een nieuwe stemming krijgen en de week daarna opnieuw kunnen stemmen. Elk goed debat is een conflict en een botsing van ideeën, maar vraagt ook een besluit en een stemming.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, we zullen dit, net zoals tijdens de commissiebesprekingen, mee goedkeuren. Ik wil me aansluiten bij de voorgaande sprekers. Hier staat weinig in waar iemand tegen kan zijn, maar toch zijn de mensen tegen. De voorstellen van resolutie van de oppositie zijn te complex, zijn te verregaand of voegen te weinig toe. Het is altijd iets. Maar goed, we blijven proberen, in dit geval samen met Groen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de Vlaamse volksvertegenwoordigers die wel de maturiteit hebben om in de plenaire vergadering een debat te kunnen en durven voeren.
Mijnheer Schiltz, ik wil fundamenteel op uw laatste opmerking ingaan. U zegt eigenlijk dat het Reglement van het Vlaams Parlement voor niets dient. In de commissie stemmen 15 Vlaamse volksvertegenwoordigers. Ik ga ervan uit dat er nog Vlaamse volksvertegenwoordigers met een mening zijn, namelijk de 109 anderen. Misschien willen zij ook stemrecht met betrekking tot een bepaald voorstel van resolutie. Als u daar standaard van uitgaat als iets in de commissie is afgekeurd, vindt u eigenlijk dat die 109 anderen theoretisch of in de praktijk niet meer het recht hebben zich hierover uit te spreken. Ik vind het ons basisrecht om dit hier voor te leggen. Het is uiteraard het recht van de Vlaamse volksvertegenwoordigers om dit af te keuren. Daar wil ik niets tegen inbrengen. Wat u nu stelt, is echter dat u niet wilt meegaan in de gedachtegang dat iets wat in de commissie is afgekeurd, in een plenaire vergadering opnieuw aan bod zou moeten komen. Dat is voor mij parlementair-democratisch te kort door de bocht. Ik vind het onze plicht dat hier te bespreken.
Inhoudelijk wil ik me aansluiten bij het laatste argument. Wie het verslag goed heeft gelezen, weet dat enkele Vlaamse volksvertegenwoordigers die hier aanwezig zijn, er in de commissie bij waren en toen wel degelijk hun waardering hebben uitgesproken voor het werkstuk dat op tafel lag, maar die om een of andere reden, bijvoorbeeld omdat het van de oppositie kwam, hebben beslist het niet goed te keuren.
Wij stemmen nu bij zitten en opstaan over het al dan niet aanvatten van de bespreking.
De volksvertegenwoordigers die de bespreking wensen aan te vatten, drukken op ‘Ik sta op’.
De volksvertegenwoordigers die de bespreking niet wensen aan te vatten, drukken op ‘Ik blijf zitten’.
De bespreking wordt niet aangevat.