Verslag plenaire vergadering
Verslag
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het verslag namens de Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering over het verzoekschrift over de manier waarop de Vlaamse Regering bestuurlijk toezicht uitoefent op de politiebesluiten van de burgemeesters en gouverneurs in coronatijden.
De heer De Loor, verslaggever, heeft het woord.
En dat, voorzitter, op de dag dat de Brusselse rechter in kortgeding heeft geoordeeld dat de wettelijke basis waarop de coronamaatregelen steunen, niet zou volstaan. Maar ik heb ondertussen begrepen, collega’s, dat minister Verlinden beroep heeft aangetekend.
Collega’s, het verzoekschrift werd ingediend op 21 augustus van vorig jaar. De voorzitter heeft zonet al gezegd wat de reden en de inhoud van het verzoekschrift was. Het werd ontvankelijk verklaard op 7 oktober 2020 en doorverwezen naar de commissie Binnenlands Bestuur.
Ik geef kort de inhoud van het verzoekschrift weer. De verzoeker heeft vragen bij de wettelijkheid van de verplichting om een mondmasker te dragen in openlucht. Het verzoekschrift dateert van augustus 2020, collega’s. De verzoeker wijst daarvoor op de mogelijke disproportionele inperking van de grondrechten van burgers. Naast de mondmaskerplicht in openlucht zijn ook de avondklok en de weigering van toegang tot bepaalde delen van het openbaar domein voorwerp van dit verzoekschrift. Ook daar wordt gewezen op de disproportionaliteit van de maatregelen en het inperken van grondrechten.
De commissie heeft geoordeeld om het verzoekschrift ten gronde te behandelen en het door te verwijzen naar de Vlaamse Regering en de minister van Binnenlands Bestuur, meer specifiek om uitleg te verstrekken. Een tweetal weken geleden kwam het antwoord van minister Somers op dit verzoekschrift.
Wat de mondmaskerverplichtingen betreft, werd geoordeeld dat het de lokale overheid, de gemeenten, vrij staat om zelf invulling te geven aan het begrip ‘drukke plaats’, om dat in te voeren in openlucht. De minister schrijft: “Het komt niet aan de toezichthoudende overheid toe om daaraan een waardeoordeel te geven. De toezichthoudende overheid zal enkel een marginale toetsing doen, namelijk zal enkel optreden wanneer de maatregel kennelijk onredelijk is of kennelijk in strijd is met de wet.”
Idem dito wat betreft de maatregelen tot het weigeren van de toegang tot bepaalde delen van het openbaar domein: daar is het zo dat dit in principe behoort tot de bevoegdheid van de gemeenteraad, maar dringende noodzakelijkheid, onder andere ten gevolge van de coronapandemie, staat ook toe dat de burgemeester een dergelijk politiebesluit neemt. Maar dat moet dan natuurlijk nog bekrachtigd worden door de gemeenteraad. En ook daar is de redelijkheidstoets aangewezen.
Idem dito wat betreft de avondklok: de toezichthoudende overheid acht zowel de doelstelling als de motivering van het invoeren van de avondklok in overeenstemming met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Het besluit van de minister was dat de overheid op elk niveau in moeilijke omstandigheden haar verantwoordelijkheid opneemt, in het belang van de gezondheid van elkeen. In het bijzonder denkt de minister daarbij aan de lokale besturen.
Er waren dan nog een aantal tussenkomsten van commissieleden. Collega Van Miert haalde aan dat de maatregelen in het kader van een ministerieel besluit werden getroffen, dat de federale ministeriële besluiten een richting aangeven en dat men op die manier lokaal over een aantal mogelijkheden beschikt. Ook de gouverneur kan bepaalde maatregelen nemen. Daarbij moet met de nodige voorzichtigheid te werk worden gegaan. De verschillende bestuurlijke niveaus hebben daar wel degelijk goed op gereageerd, volgens collega Van Miert.
Hij verklaarde ook dat zijn fractie begrip kan opbrengen voor het ongeduld en soms onbegrip bij een deel van de bevolking als het over vrijheidsbeperkingen gaat, maar hij verklaart ook dat in veel gevallen die beperkingen noodzakelijk waren en nog steeds zijn.
Hij wijst er ook op dat sommige maatregelen niet altijd optimaal juridisch onderbouwd zijn, maar hij voegt er ook onmiddellijk aan toe dat er geen sluitend juridisch draaiboek klaar lag voor wat er het voorbije jaar is gebeurd.
Wat de mondmaskerplicht betreft wijst hij erop dat die aanvankelijk op de verkeerde voet is begonnen en dat de avondklok bij de verschillende partijen voor de meeste reacties zorgde. Het debat over de avondklok, zegt collega Van Miert, moet in feite in De Kamer worden gevoerd, maar hij verklaart er ook bij dat de avondklok voor lokale handhavers een zegen is want na middernacht wordt het onwaarschijnlijk rustig in de straten. Als conclusie kan hij zich met zijn fractie achter het antwoord van de minister scharen.
Collega Warnez voor de CD&V-fractie meent ook dat de minister een degelijk antwoord heeft gegeven en dat lokale besturen telkens de nodige afwegingen hebben gemaakt. Hij wijst er nogmaals op dat de gemeenteraden daarin ook een belangrijke rol te spelen hebben. De burgemeester kan een politieverordening uitvaardigen, maar die moet altijd bekrachtigd worden door de gemeenteraad.
Vervolgens zegt collega Ongena van Open Vld dat hij er zich van bewust is dat er enorme beperkingen aan de vrijheid worden opgelegd en dat daarbij op elk moment de proportionaliteit moet worden bewaakt. Ook hij verwijst naar de avondklok. Hij vindt het goed dat die afweging op elk Overlegcomité opnieuw wordt gemaakt. Dat is belangrijk voor Open Vld.
Collega Vaneeckhout van Groen zegt dat hij het antwoord van de minister goed uitgebalanceerd vindt. Hij maakt wel de terechte bedenking om sneller op ingediende verzoekschriften te antwoorden. Het verzoekschrift is half maart voor de tweede keer behandeld in de commissie, terwijl het dateert van augustus vorig jaar en toen ook ingediend werd. Collega Vaneeckhout is bezorgd over de proportionaliteit en de logica van bepaalde maatregelen. Hij verwijst naar de mondmaskers waarmee er een slechte start is genomen. Dat heeft ervoor gezorgd dat er niet altijd een draagvlak was.
Voor wat betreft de avondklok, verwijst collega Vaneeckhout naar de gedachtewisseling van augustus 2020, toen er collectief vragen werden gesteld over de proportionaliteit ervan. Hij wil dat ook blijvend in de gaten houden, en ook bekijken of er alternatieven zijn die hetzelfde effect hebben maar minder ingrijpend zijn. Hij haalt daar een strenger samenscholingsverbod aan als voorbeeld. Tot slot wijst hij ook op de regionale verschillen tussen de gewesten, omdat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bijvoorbeeld een strengere avondklok in het leven heeft geroepen.
Voorzitter, ook ik heb een beperkte tussenkomst gedaan in de commissie. Ik heb mijn begrip geuit voor de bekommernissen van de verzoeker. Want iedereen is wel gesteld op zijn of haar vrijheden. Maar uitzonderlijke tijden vragen om uitzonderlijke maatregelen. Ik vind het al te gemakkelijk dat men zich focust op bepaalde maatregelen. Men moet in feite het geheel in ogenschouw nemen, en de noodzaak en de proportionaliteit van de maatregelen afwegen. Daarbij is natuurlijk ook een juridische onderbouw heel belangrijk. Dat moet een voortdurend proces zijn om die maatregelen tegen elkaar af te wegen.
Tot slot voegde commissievoorzitter Kris Van Dijck daar nog aan toe dat die bijzondere maatregelen niet lichtzinnig worden genomen door lokale bestuurders, en dat die democratische controle door de gemeenteraad noodzakelijk is.
De conclusie van dit verzoekschrift is dat de commissie zich kan aansluiten bij het schriftelijk antwoord van de minister, en dat het commissieverslag aan de verzoeker zou worden overgemaakt.
Dank u wel, mijnheer De Loor, voor het uitgebreide verslag.
Wij stemmen nu bij zitten en opstaan over de conclusies van de commissie.
De volksvertegenwoordigers die de conclusies wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik sta op’.
De volksvertegenwoordigers die de conclusies niet wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik blijf zitten’.
Het Vlaams Parlement neemt de conclusies van de commissie aan. Ik zal de verzoeker hiervan in kennis stellen.