Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de door corona teruggeschroefde investeringen van lokale besturen
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de lokale financiën. We hebben deze week kennisgenomen van de resultaten van een grote enquête, die Radio 2 en de Universiteit Gent (UGent) bij burgemeesters hebben afgenomen. De resultaten waren op financieel vlak nogal duidelijk. Meer dan 80 procent van de burgemeesters gaf aan dat ze voor zwaar financieel weer staan. Ze verwachten niet meteen op de korte termijn, maar toch na 2021 dat ze structureel minder ontvangsten zullen hebben omdat ze minder belastingen zullen ontvangen. Nog verontrustender vond ik dat ongeveer een kwart van de burgemeesters aangaf dat ze hun investeringen willen terugschroeven. Dat is natuurlijk minder goed nieuws. Heel wat beleidsniveaus doen inspanningen om de relance na corona gestalte te geven. Ik denk dat we dat ook absoluut nodig hebben. Dan is het natuurlijk niet goed dat het niveau dat in dit land voor ongeveer de helft van de publieke investeringen verantwoordelijk is, zou afhaken.
We hebben daarom voor u een belangrijke vraag. Hoe staat u tegenover die resultaten? Hoe zult u er toch voor zorgen dat die lokale besturen de motor van de relance kunnen blijven en ook de motor kunnen blijven van investeringen in een betere infrastructuur? Ik denk dat dat absoluut nodig is. Er zijn een aantal voorstellen, maar ik denk dat we dit toch echt moeten bewaken en waar het kan ook een tandje moeten bijsteken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het is niet de eerste keer dat we zowel hier als in de commissie over dit thema in gesprek gaan. Het is vanaf het begin van de crisis voor ieder van ons duidelijk dat die een impact zou hebben op de gemeentelijke financiën. Deze week zien we dat dat al een stuk concreter en tastbaarder wordt en dat de burgemeesters zich daar terdege van bewust zijn. Ze geven in de bevraging aan dat een kwart van de steden en gemeenten hun investeringen dreigt in te perken of te verschuiven, omdat ze toch een aantal financiële problemen hebben.
De impact van corona is natuurlijk dubbel: zowel rechtstreeks op het investeringsbudget, maar ook op de jaarlijkse inkomsten en uitgaven. In 2021 en de jaren daarna zal er een impact zijn op de inkomsten, die bijvoorbeeld uit de algemene personenbelasting komen. Daarnaast moet men door corona meer uitgaven voor steunmaatregelen of voor extra flankerend beleid doen. Dat heeft dan weer een impact op de draagkracht van het bestuur en het personeel. Daardoor kunnen een aantal investeringsdossiers ook om die redenen worden uitgesteld. Dat is een gemeenschappelijke bezorgdheid van ons allen.
Minister, net voor de coronacrisis uitbrak, hebt u uitgepakt met de ambities die in de meerjarenplannen van de steden en gemeenten waren opgenomen. Het bleek toen duidelijk dat zij het investerings- en beleidsniveau bij uitstek vormden, dat die groene en sociale investeringen op langere termijn voor de samenleving zou doen. Ze bleven ook heel dicht bij de Vlamingen en de inwoners van al die steden en gemeenten.
Daarom is dit toch wel een prangende vraag: op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat die noodzakelijke investeringen net na de crisis mogelijk blijven? Om uit de crisis te raken, moeten die investeringen eigenlijk op een hoger peil komen. Hoe kunnen we dat waarmaken? Welke stappen moeten we daarvoor zetten?
Ik heb dus een heel eenvoudige vraag, ook al is die niet eenvoudig te beantwoorden: hoe zult u ervoor zorgen dat de duurzame investeringen die gepland waren en eventueel ook nieuwe investeringen de volgende jaren toch mogelijk zullen zijn voor de steden en gemeenten?
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil de twee vraagstellers bedanken omdat dit een heel pertinente vraag is, waar heel veel gemeenten mee worstelen. Corona heeft een grote impact, niet alleen op de gezondheid van de mensen, maar ook op onze economie en de publieke financiën van de verschillende overheden. Dit creëert vooral veel onzekerheid en onduidelijkheid. Er is weinig houvast. De enige houvast die we hebben, zijn de prognoses die Statistiek Vlaanderen (SV), het Federaal Planbureau (FPB), de Federale Overheidsdienst Financiën (FOD Financiën) en de Nationale Bank van België (NBB) maken. Die proberen zo goed mogelijk in te schatten wat de evolutie zal zijn van de inkomsten, de belastingontvangsten en de uitgaven van de overheid.
Ik denk dat we ons op dit moment op die gegevens moeten baseren en tegelijkertijd heel goed blijven monitoren wat er de volgende maanden en jaren gaat gebeuren. We moeten goed kort op de bal spelen. Waarom? Lokale besturen blijven onze eerste partners en zijn een belangrijke motor voor publieke investeringen. We hebben er dus de voorbije jaren ook werk van gemaakt.
Welke drie sporen hebben we tot nu toe gevolgd? Eerst en vooral een herfinanciering van de lokale besturen via het Gemeentefonds. Vorige legislatuur is er 15 miljard euro van de Vlaamse kas naar de lokale besturen gegaan, deze legislatuur is dat maar liefst 20 miljard euro, een stijging met 33 procent. Ik denk niet dat er een omvangrijkere begrotingspost in de schoot van de Vlaamse Regering is die zo'n sterke stijging kent.
Het tweede spoor is dat we in het kader van de coronacrisis tal van initiatieven hebben genomen waarmee we rechtstreeks de gemeenten ondersteunen. Ik denk aan kinderopvang, lokale contacttracing, vaccinatiecentra, triagecentra, schakelzorgcentra, armoedebestrijding, lokale verenigingen. Samengeteld zijn er verschillende honderden miljoenen euro extra om de lokale besturen te ondersteunen in hun taken.
Het laatste luik is het Vlaams relanceplan voor 4,3 miljard euro. We zijn heel expliciet op zoek gegaan naar zoveel mogelijk samenwerkingsverbanden, partnerships, het rechtstreeks ondersteunen van lokale investeringen, vaak in de vorm van cofinanciering. Daaraan gekoppeld hebben we ook nog een decentralisatieoefening aangekondigd, waarmee we nog meer bevoegdheden en middelen willen doorschuiven naar de lokale besturen.
Als je gaat kijken naar de meerjarenplannen die de lokale besturen zelf maken en je telt de cijfers op – dat doet ABB elk jaar –, dan stellen we vast dat er een grote bezorgdheid is – dat blijkt uit de bevraging – maar tegelijkertijd ook een bereidheid om meer te investeren. Als je kijkt naar het nieuwe meerjarenplan voor de periode tot 2025, dan stijgen de investeringen van 14,7 naar 17,1 miljard euro. Dat is een stijging van 2,4 miljard euro en ongeveer een volledig investeringsjaar voor lokale besturen extra erbovenop. Burgemeesters uiten dus wel hun bezorgdheid en hier en daar zal er een investering worden teruggeschroefd, maar in het algemeen willen zij meer investeren. Dat heeft te maken met de herfinanciering van de lokale besturen en het feit dat we stimuleren dat men investeert.
Een laatste element is de vraag in welke richting die investeringen gaan. Dat is ook interessant om te bekijken. In het Vlaams relanceplan hebben we heel specifiek ingezet op duurzaamheid. Denk maar aan het lokale klimaatpact, de lokale klimaatacties, de klimaattafels, de extra middelen voor laadpalen, elektrische deelmobiliteit, de gecofinancierde lokale fietspaden, de digitalisering – de gemeenten zonder gemeentehuis. Het zijn allemaal duurzame investeringen waar gemeentebesturen op kunnen inhaken, wat ze ook expliciet doen. Ik denk dat we op die manier verder moeten gaan, maar we moeten blijven monitoren.
Verheugend is dus dat er meer wordt geïnvesteerd – wat onze ambitie is –, maar tegelijkertijd moeten we weten dat we toch in een fragiele omgeving zitten en dat we jaar na jaar moeten monitoren hoe die evolueert. Als er problemen opduiken, dan zullen we dat samen met de gemeentebesturen moeten aanpakken.
Nog een laatste beschouwing. Ik denk dat ook gemeentebesturen, net als andere overheden, de volgende jaren voor een heel moeilijke opdracht staan om na te gaan hoe ze de openbare financiën opnieuw op het spoor kunnen krijgen. Het zal een gezamenlijke inspanning zijn. Doen alsof de lokale besturen niks moeten doen, is onszelf iets wijsmaken. Wij gaan het moeten doen, de federale overheid moet het doen, maar ook de lokale overheden.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Ik ken ook de cijfers van 14 naar 17 miljard euro. Ze moeten ook nog worden gerealiseerd. Ik denk dat we ze enigszins moeten nuanceren, want ik vrees dat het nu vooral een uitsteloperatie is en dat de investeringen wat opschuiven in de tijd. Ik hoop dat het geen afstel wordt. Dat is een bezorgdheid die ik wel heb op basis van die resultaten. We moeten er dus voor zorgen dat het geen afstel wordt.
Er zijn twee dingen die we moeten bewaken. Ik vind de cofinanciering een heel goed idee, bijvoorbeeld voor fietspaden, om lokale besturen over de streep te trekken. Degenen die aarzelen, krijgen een steuntje in de rug voor productieve investeringen. Het is heel goed om op die manier die investeringen te doen. Een tweede bekommernis is om de administratieve vereenvoudiging op de agenda te houden, bijvoorbeeld het beperken van de doorlooptijd van lokale investeringen. Op dat vlak kan Vlaanderen nog wel een inspanning doen door een aantal procedures te vereenvoudigen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord
Minister, bedankt voor het antwoord. We huldigen allebei het belfortprincipe: als er taken naar gemeenten gaan vanuit de hogere overheid, dan moeten daar de middelen bij komen. Dat gebeurt in vele gevallen ook helemaal op een correcte manier. Ik stel me wel een beetje de vraag hoe representatief de meerjarenplannen zijn, die afgelopen december zijn opgesteld. In welke mate speelt daar het feit dat de crisis nog volop lopende is, en dat een aantal fundamentele bijsturingen nog niet gebeurd zijn? Aangezien de burgemeesters aangeven dat een op de vier gemeenten niet van plan is om investeringen te schrappen, kunnen we toch vermoeden – als dat niet uit de cijfers blijkt – dat daaraan nog een en ander zal aangepast worden. Ik maak me ook zorgen over het realiseren van een aantal dossiers, want als uw personeel bezig is – om het cru uit te drukken – met een vaccinatiecentrum te runnen, dan zal uw personeel niet op datzelfde moment bepaalde investeringsdossiers aan het voorbereiden zijn. Dat dreigt dus wel een impact te hebben.
Ten slotte – de minister van Financiën en Begroting is er komen bij zitten – wij laten gemeenten eigenlijk niet toe wat we op Vlaams niveau wél doen: we laten hun niet toe om eenmalig – bijvoorbeeld in 2021, een crisisjaar – een put extra te maken, en te zorgen dat dit op langere termijn weer rechtgetrokken wordt. Vindt u zelf dat er moet worden nagedacht over die regels rond fiscale marges bij steden en gemeenten? Moet daarin ingegrepen worden om ze op die manier toch mogelijkheden te geven om zichzelf uit de crisis te investeren?
De heer Meremans heeft het woord.
Inderdaad, collega’s, er is bezorgdheid. Langs de andere kant moeten we ook wel stellen dat de Vlaamse Regering enorm veel inspanningen levert voor de lokale besturen. Ik ben zelf lokaal bestuurder. Ik zie ook wat er vanuit Brussel naar onze stad komt, en ik ben daar ook dankbaar voor. Maar het komt er inderdaad voor de lokale besturen ook op aan om nu, in tijden van crisis, bestuurskracht te tonen, te laten zien dat een lokaal bestuur ook een crisis aankan. Dat betekent ook keuzes maken, gerichte keuzes, maar ook wel durven. Dat is toch wel een uitdaging die daarmee gepaard gaat. Het mag niet zo zijn dat men zegt dat men een aantal dingen niet gaat doen omwille van de gezondheid van financiën en dergelijke. Dat begrijp ik wel, maar dan komt het erop aan om ook daar als lokaal bestuur gerichte keuzes te maken. De autonomie van lokale besturen is heilig, en daar komt het nu op aan. Als ik nu zie hoe administraties en besturen toch voldoende flexibiliteit aan de dag leggen, in het kader van de coronacrisis, dan heb ik daar wel veel vertrouwen in.
Een vraag, alstublieft?
De vraag – en de opmerking daarbij, zeker nu met de 150 miljoen euro voor fietspaden of fietsinvesteringen – is om dit alstublieft laagdrempelig te houden, en vooral ook de gemeenten daarbij te ondersteunen. Ik vraag dat men via de VVGS of gelijk welk orgaan – dat kan me niet schelen – de gemeenten daar toch in bijstaat.
De heer Veys heeft het woord.
Collega’s, dit nieuws kwam niet onverwacht. Het was onvermijdelijk dat lokale besturen de coronacrisis in de portefeuille zouden voelen. Ze staan al maanden in de frontlijn, ze hebben zowel kosten als minder inkomsten. Dus het lijkt me wel logisch – in West-Vlaanderen hebben we de uitdrukking ‘zaaien naar de zak’ – dat je dan bekijkt wat je doet met je investeringen.
Zeg, wat is dat hier vandaag? Met al die uitdrukkingen …
Wel ja, het zaad zit in de zak. Dat is de visie vanuit het buitengebied. Zaaien naar de zak dus, collega’s.
Maar we pleiten er vooral voor om slim te blijven investeren. Dat doen we al een hele tijd. Dat stond ook in ons plan ‘New Social Deal’, want iedere ondernemer zal u ook overtuigen dat je zonder investeringen geen rendement haalt. Overtuig dus vooral de gemeentes om te blijven investeren in die productieve investeringen. Eenmaal het virus weg is zullen we er daarmee bovenop geraken. De bankencrisis bewees ook dat besparen niet het wonderrecept is, wel integendeel.
Minister, de sp.a vraagt u dus: moedig die lokale besturen volop aan, ondersteun hen daarin, en zorg ook voor de omkadering. Gaat u iets specifiek doen rond de ondersteuning van het personeel dat die investering moet waarmaken? Er is natuurlijk het bedrag van de investering, maar het personeel om dat gedaan te krijgen is net zo essentieel.
Ja, ik begrijp het wel, maar ik denk dan onmiddellijk opnieuw aan collega Sintobin. (Opmerkingen)
Ik kan het niet loslaten.
Sorry, gaat u door.
Zaaien naar de zak dus, collega’s.
Maar we pleiten er vooral voor om slim te blijven investeren. Dat doen we al een hele tijd. Dat stond ook in ons plan ‘New Social Deal’, want iedere ondernemer zal u ook overtuigen dat je zonder investeringen geen rendement haalt. Overtuig dus vooral de gemeentes om te blijven investeren in die productieve investeringen. Eenmaal het virus weg is zullen we er daarmee bovenop geraken. De bankencrisis bewees ook dat besparen niet het wonderrecept is, wel integendeel. Minister, de sp.a vraagt u dus: moedig die lokale besturen volop aan, ondersteun hen daarin, en zorg ook voor de omkadering. Gaat u iets specifiek doen rond de ondersteuning van het personeel dat die investering moet waarmaken? Er is natuurlijk het bedrag van de investering, maar het personeel om dat gedaan te krijgen is net zo essentieel.
De heer Keulen heeft het woord.
Inderdaad, beide ministers van de Vlaams Regering en goede collega’s, deze Vlaamse Regering heeft een groot hart voor de lokale besturen, ook een groot financieel hart – ‘no money, no love’. Wat dat betreft zijn jullie gul voor ons, maar ik heb toch twee bedenkingen.
Op de eerste plaats, volgend jaar krijgen we de verrekening van de aanvullende personenbelasting van vorig jaar, het coronajaar bij uitstek, toen heel wat van onze actieven noodgedwongen in de economische werkloosheid zijn terechtgekomen. Die vallen dan terug op 70 procent van hun inkomen. Wat betekent dat dan, twee jaar later, bij de verrekening van de personenbelasting voor de lokale besturen? Dat is een echt zorgpunt.
Ten tweede, wat ons ook zou kunnen helpen: we moeten een structureel evenwicht hebben – ik kijk nu vooral naar minister Somers –, in 2025 moet dat positief zijn. Als je dat gewoon twee jaar zou opschuiven, dan denk ik dat we ons hele investeringsprogramma kunnen realiseren. Dan kunnen we dus ook investeren in de Vlaamse economie en ook in de maatschappelijke dienstverlening voor onze bevolking. Dat is toch een kernopdracht en dat draagt ook bij tot onze geloofwaardigheid.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank alle collega’s en ik ben heel blij dat, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, er eenzelfde bekommernis leeft, dat er eenzelfde aandacht is voor en een betrokkenheid bij de financiële uitdagingen van de lokale besturen, die we zeker niet moeten onderschatten.
Langs de andere kant moeten we natuurlijk wel uitgaan van de feiten en de cijfers. Ik denk dat dat ook belangrijk blijft. Een meerjarenplan van de gemeentebesturen is natuurlijk iets minder vrijblijvend dan een verklaring afleggen voor een radio of bij een bevraging. Dat is een plan neerleggen: ‘Dat zijn mijn inkomsten, dat zijn mijn uitgaven.’ Als uit dat plan blijkt dat de investeringen op één jaar tijd met 16 procent toenemen, dan moet je toch zeggen dat de gemeentebesturen op dit moment toch nog heel ambitieus zijn op het vlak van investeringen.
Nog straffer: als ik naar de realisatiegraad ga kijken, stel ik vast dat er in het tweede jaar van vorige legislatuur, in 2014, een realisatiegraad was van 49 procent. U kent de cyclus, onze begrotingen zijn zo opgebouwd: in het begin is de realisatiegraad laag en die neemt enorm toe naar het einde, niet het laatste jaar, maar het voorlaatste jaar, en daalt dan weer. Dat heeft gewoon te maken met het feit dat dossiers soms een aanlooptijd nodig hebben, er wordt een nieuw bestuur gekozen, nieuwe projecten moeten worden opgestart. Je krijgt dat het eerste jaar ook niet allemaal gerealiseerd, zelfs niet met de beste wil van de wereld. Dat bouwt op. Dan speelt op het einde natuurlijk nog iets anders: alles moet klaar zijn voor de verkiezingen en zes maanden voordien, want anders gaan de mensen kwaad zijn dat de straten nog opgebroken zijn. Dat is de cyclus die we kennen. Wel, in 2014 was er een realisatiegraad van 49 procent. Ik was er zelf over verbaasd dat er in 2020 een realisatiegraad was van 52 procent, een hogere realisatiegraad ondanks corona, ondanks het feit dat er door corona ongetwijfeld een aantal openbare werken vertraging hebben opgelopen, om de redenen die de heer Vaneeckhout heeft genoemd, maar soms ook omdat bedrijven, ondernemingen in de problemen zaten door de coronacrisis. Toch is de realisatiegraad hoger dan in 2014. Het gaat hier over twee vergelijkbare jaren, telkens het tweede jaar van een legislatuur. Ik denk dat we daar toch enige hoop uit mogen putten, nogmaals een voorzichtige hoop.
Ten derde, wij zijn inderdaad van plan om de investeringen die we willen doen, de cofinancieringen, laagdrempelig te houden. Geen bureaucratie. Eenvoudig vertrouwen hebben in de lokale besturen. In mij zal je nooit een keizer-koster vinden.
Als laatste element wil ik het hebben over de evolutie die we tot nu toe zien bij wat men ingeschreven heeft als ontvangsten voor de personenbelasting en onroerende voorheffing. Opnieuw, dat zijn de cijfers die de gemeentebesturen zelf inschrijven. Opgelet, ze krijgen natuurlijk een cijfer van de administratie, maar ze kunnen dat naar boven of naar beneden beargumenteerd aanpassen. Dat gebeurt in veel steden en gemeenten. Wat ziet men daar? Er is een daling van de ontvangsten algemene personenbelasting van min 0,48 procent. Een daling van 61 miljoen euro op een totaliteit van 12,7 miljard euro. Dat zijn minder ontvangsten over de hele looptijd. Het tweede dat men raamt is minder ontvangsten onroerende voorheffing van 143 miljoen euro of 0,93 procent. Dus samen is dit een vermindering van 200 miljoen euro op een totaal volume van 25,4 miljard euro. Het merkwaardige langs de zijde van de ontvangsten is dat ze zeggen dat ze verdorie nog meer geld van Vlaanderen krijgen dan de Vlaamse Regering beloofd heeft. Wat schrijven zij in? Ze schrijven extra ontvangsten van de hogere overheid van 376 miljoen euro. Dus 200 miljoen euro minder, maar 376 miljoen euro meer, netto heeft men 176 miljoen euro meer dan men verwacht, dan hetgeen dat men het jaar voordien verwachtte.
Maar ik ben zelf burgemeester. Ik heb zelf een stad bestuurd. En ik weet hoe precair dat is. Want als het morgen gebeurt dat de zaken economisch heel slecht lopen, heeft dat natuurlijk een vertraagde impact op de lokale financiën. Maar er is één geluk. De ongelooflijke ondersteuning die mijn collega’s in de Vlaamse Regering, en trouwens ook in de Federale Regering, hebben gegeven aan de economie. Het feit dat mensen die vandaag technisch werkloos zijn, 100 procent krijgen, tot een bepaald plafond, zorgt er natuurlijk mee voor dat de berekeningen en de inschattingen die de verschillende financiële instanties maken, ons eigenlijk zeggen dat de inkomsten uit de personenbelastingen op dit moment niet zwaar gaan terugvallen. We blijven dus hoopvol. We moeten monitoren. We mogen daar nooit naïef in zijn. We moeten heel kort op de bal blijven spelen. Maar op dit moment is het algemene beeld: men investeert meer, men investeert sneller, men blijft ambitieus in zijn investeringen en men staat in een periode van grote onzekerheid, waarbij de Vlaamse Regering bewezen heeft, al anderhalf jaar aan een stuk, dat ze ongelooflijk veel inspanningen doet om die lokale financiën gezond te houden.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Bedankt voor dit enthousiaste antwoord, minister. Als lokale bestuurder voel ik ook wel dat de lokale besturen de voorbije maanden fantastische inspanningen aan het leveren zijn en dat er ook wel een ambiance van optimisme is dat die inspanningen gaan lonen: eerst de coronacrisis beteugelen en dan vooruit om het leven beter te maken. Maar ik zou u toch willen oproepen om, naast de cijfers, voorzichtig te blijven, maar toch volop die enthousiaste boodschap te blijven ondersteunen. Cofinanciering, en misschien ook nog, naast de fietspaden, zien op welke domeinen links of rechts, voor alle ministers in de regering, men nog iets extra's kan leveren. En daarnaast moet men absoluut de doorlooptijd bewaken en de administratieve procedures eenvoudig houden, zodat lokale besturen onmiddellijk aan de slag kunnen en niet te veel paperassen moeten doormaken om effectief over te gaan tot die noodzakelijke investeringen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik wil absoluut ook geen negatief verhaal brengen. Ik denk dat de lokale besturen het voorbije jaar bij uitstek het niveau waren dat bewezen heeft hoe veerkrachtig het is en hoe flexibel het kan inspelen op omstandigheden, opdrachten van bovenaf, een crisis die ontstaat en zo verder. Maar ik wil toch ook de oproep blijven herhalen dat de weg uit de crisis een weg van investeringen is en dat we dus ook echt dat als voornaamste focus moeten houden. Als we hier structureel uit willen raken, dan zullen we moeten investeren. En dan zijn de lokale besturen de partner bij uitstek om dat te doen. Ik hoor dat ook in uw antwoord. Daar vinden we elkaar dus zeker.
Ik blijf tegelijk ook waarschuwen dat we niet te naïef die cijfers mogen volgen. Want het zou wel eens kunnen zijn dat bijvoorbeeld cijfers rond de aanvullende persoonsbelasting (APB) gebaseerd zijn op de periode oktober-november, toen nog niet duidelijk was wat er de maanden nadien nog zou gaan volgen. We zitten op dit moment in een heel andere periode. Ik ben benieuwd naar de realisatiegraad in 2021.
Tot slot wil ik burgemeester Keulen mee ondersteunen in zijn pleidooi om toch ernstig te onderzoeken of we dit niet moeten uitspreiden over een langere periode en op die manier toch wat meer mogelijkheden geven. We hebben dat in de commissie Binnenlands Bestuur al geregeld besproken. Ik vind daar niet altijd steun voor, maar ik ben blij dat alvast één collega hier in het halfrond – naast mijn fractie, uiteraard – daar mee voor pleit, waarvoor dank, collega Keulen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.