Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de Europese middelen voor Vlaamse Veerkracht
Actuele vraag over de verdeling van het Europese relancegeld tussen de federale overheid en de deelstaten
Actuele vraag over de verdeling van de middelen uit het Europese relancefonds
Actuele vraag over de financiering en voortgang van het relanceplan Vlaamse Veerkracht
Actuele vraag over de verdeling van de middelen van het Europees herstelfonds en het Brexitfonds
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister-president Jambon.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister-president, België kan rekenen op 5,9 miljard euro aan subsidies uit het Europees coronaherstelfonds. De Vlaamse Regering rekende op ongeveer 3 miljard van die middelen voor de uitvoering van haar relanceplan. Volgens een akkoord tussen de federale regering en de regeringen van de verschillende gemeenschappen en gewesten van ons land, zou Vlaanderen 2,255 miljard euro toegewezen krijgen. Dat is fors minder dan de Vlaamse Regering in haar herstelplan inschreef, ook veel minder trouwens dan de Vlaamse werkgeversorganisatie, het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka), dacht binnen te rijven want die wilde alles naar Vlaanderen krijgen: een vreemde visie op solidariteit.
Maar dus ook de Vlaamse Regering heeft zich wat overschat. De redenering was – als ik me niet vergis – dat drie vijfde van het Belgische bruto binnenlands product (bbp) in Vlaanderen wordt geproduceerd en dat Vlaanderen dus ook aanspraak zou kunnen maken op drie vijfde van die middelen. Met andere woorden, 3 miljard euro van de pot van toen nog 5,1 miljard euro. Maar hoewel drie vijfde van de productie zich in Vlaanderen bevindt, zit natuurlijk niet die hele productie onder Vlaamse bevoegdheden. Ik begrijp dat de N-VA en misschien zelfs de hele Vlaamse Regering dat zou willen, maar dat is voorlopig niet de realiteit. En dus begrijp ik niet goed wie er beter wordt van dat communautair getouwtrek. Ik ben blij dat er een compromis is gevonden. Dat is zeer goed. De vraag is dan natuurlijk: hoe nu verder?
Minister Diependaele zei in de media al dat de middelen uit de eigen begroting zouden komen en dat het Vlaamse begrotingstekort, zo leid ik daaruit af, opnieuw zou aandikken. Mijn vraag is dus hoe jullie dat lager dan verwachte bedrag gaan compenseren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Zo’n verademing, minister-president, dat er in ons land ook nog constructief kan worden samengewerkt. Meer van dat zou ik zeggen. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon. Gelach)
Bon, er is een akkoord over de verdeling van die 5,95 miljard euro Europese middelen voor België. Dat is het belangrijkste. Vlaanderen komt daar inderdaad zeker niet slecht uit, met 2,25 miljard euro, alleen is dat natuurlijk minder dan de 3 miljard euro waarop het initieel had gerekend om het relanceplan van 4,3 miljard euro te financieren. Nu, ik heb minister Diependaele tijdens de begrotingsbesprekingen verschillende keren horen zeggen dat die investeringen uit Vlaamse Veerkracht sowieso gegarandeerd zouden worden, ook als de Europese middelen lager zouden uitvallen. Ik neem aan dat dat zo blijft.
Nu, ik heb in de kranten ook gelezen dat Vlaanderen nog een beroep kan doen op andere Europese middelen, zoals het Brexitfonds. Mijn vraag is: zal het beoogde totaalbedrag van 3 miljard euro Europese financiering voor het Vlaamse herstelplan nog gehaald worden?
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Minister-president, er is in Vlaanderen consternatie over het feit dat wij maar 2,25 miljard euro ontvangen uit de middelen die aan België toegekend zijn, een totaalbedrag van 5,9 miljard euro. Ik denk persoonlijk, en vele Vlamingen met mij, dat Vlaanderen bijna nog nooit zo stiefmoederlijk behandeld is. U en uw regering gingen er in de begroting voor 2021 van uit dat u een rechtmatig bedrag zou eisen van 3 miljard euro.
Ofwel hebben de Vlamingen en ik dat verkeerd begrepen ofwel is dat een soort van openingsbod geweest dat u gedaan hebt. Dan vraag ik me af: is die verdeling van die Europese middelen een soort Marktplaats geweest waar afgepingeld en opgeboden is en waar de hardste roepers het grootste bedrag gekregen hebben? Het is in ieder geval heel duidelijk dat u hier wel degelijk aan het kortste eind getrokken hebt, minister.
Minister, de 2,25 miljard euro die u voor Vlaanderen uit de brand gesleept hebt, dat is een schamele 38 procent van de totale steun die ons land toekomt. Nochtans denk ik dat de voornaamste hefbomen om de economie terug op de rails te krijgen, in Vlaanderen liggen. Wij Vlamingen maken trouwens de meerderheid uit van de bevolking hier, wij betalen het meeste aan personenbelasting, wij creëren de meeste economische welvaart, wij maken het meeste voor de export. Wij Vlamingen hebben recht op meer, veel meer. En dus zou ik van u graag vernemen hoe die verdeling eigenlijk gebeurd is en waarom wij als Vlamingen ons rechtmatig deel niet gekregen hebben.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, het is soms vreemd om te zien en te horen hoe fracties die Europa anders bij elke gelegenheid te schande stellen en zich beklagen over dat Europese niveau, met de hand open staan op het moment dat er geld uitgedeeld wordt en alleen maar ‘Meer, meer, meer!’ roepen.
Collega’s, er is een akkoord. Minister-president, het mag altijd meer zijn, uiteraard, maar er zijn miljarden euro’s die naar Vlaanderen komen. Mijn vraag is vooral hoe we die snel en efficiënt kunnen besteden. We hebben hier als parlement in juli al een eerste statement gemaakt door u in de relanceresolutie te vragen maximaal in te zetten op het binnenhalen van die Europese middelen, onder andere voor de realisatie van de doelstellingen van de Green Deal, voor een maximale opkrikking van de overheidsinvesteringen met het oog op maximaal economisch rendement en voor het realiseren van bijkomende duurzaamheid en een bijkomende digitalisering in de economie. Allemaal zaken die, denk ik, het verschil kunnen maken voor Vlaanderen in de toekomst.
De uitdaging is nu, minister-president, zoals in de resolutie staat, om die middelen in te zetten om een zo groot mogelijke hefboom te creëren en een zo groot mogelijk impact op onze economie en samenleving te bewerkstelligen. De vraag is dus, minister-president: hoe zult u ervoor zorgen dat deze middelen snel en efficiënt ingezet worden ten bate van onze Vlaamse economie en samenleving?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister-president, ik denk dat het heel belangrijk is dat er inderdaad een compromis is, en dat we nu moeten kijken hoe we de middelen moeten inzetten. Collega’s, sta mij wel toe om even terug te keren naar de begrotingsdiscussie van net voor het jaareinde. Sta mij ook toe om een aantal vragen van jullie toch wat vreemd te vinden, om de heel eenvoudige reden dat, als je de begroting en de meerjarenbegroting bekijkt, de Vlaamse Regering wel degelijk in schuldfinanciering had voorzien om haar Vlaamse veerkracht te financieren, op het moment dat niet alle voorziene middelen vanuit Europa helemaal naar Vlaanderen zouden komen. Dat staat in de meerjarenbegroting. Minister-president, ik denk dat ik die vraag bij deze al voor u heb beantwoord.
Maar veel belangrijker lijkt mij dit: goed, Vlaanderen haalt nu 2,2 of 2,3 miljard euro binnen, maar hoe gaat Vlaanderen dat bedrag invullen met concrete projecten? Daarover zou het moeten gaan. Ik heb u op de radio gehoord, minister-president, en ik heb een aantal dingen gelezen in de pers. Het gaat over duurzaamheid, digitalisering, projecten die ook nauw aansluiten bij de Green Deal, zoals collega Bothuyne heeft gezegd. Mijn vraag is welke concrete projecten de Vlaamse Regering gaat motiveren binnen haar 2,2 of 2,3 miljard euro. Want de Vlaamse Veerkracht moet op dat punt natuurlijk inschuiven in het Belgische herstelprogramma dat we bij Europa gaan moeten indienen, en waar toch een aantal criteria langs zullen worden gelegd.
We hebben daar in het verleden ook in de commissie met minister Diependaele al een eerste gedachtewisseling over gehad. Hij kon toen niet echt veel projecten concreet maken, maar het waren wel grote bedragen. Dus ik vraag het u nu: welke concrete projecten gaat de Vlaamse Regering inschuiven om die Europese 2,2 of 2,3 miljard euro te verzekeren?
De heer Coel heeft het woord.
We zijn deze namiddag begonnen met een debat over vaccinatie en een moment van hoop en perspectief. Dat zal natuurlijk ook meebrengen dat de reële economische impact van deze crisis meer en meer duidelijk wordt. Dat is het moment waarop we als Vlaamse overheid met dat relanceplan volop moeten inzetten op de ‘remontada’, om onze economie alle kansen te geven om weer aan te trekken. Daarvoor hebben we dat Vlaamse relanceplan Vlaamse Veerkracht in het leven geroepen, en hadden we gerekend op 3 miljard euro aan Europese steun om dat uit te voeren. Het is nu 2,25 miljard euro geworden, andere entiteiten in dit land hebben ook een aantal bedragen gekregen.
De focus moet natuurlijk zijn om dat plan tot uitvoer te brengen, maar ik had van u toch ook graag geweten hoe die verdeling juist tot stand is gekomen. Bedankt.
Minister-president Jambon heeft het woord.
In reactie op de economische impact van de covidpandemie werden op Europees niveau bijkomende middelen voorzien om lidstaten te ondersteunen om hun eigen economische relance mee vorm te geven. Het belangrijkste instrument daarbij, en waarover nu gesproken wordt, is de faciliteit voor herstel en veerkracht.
Deze middelen worden tussen de Europese lidstaten verdeeld op basis van een verdeelsleutel die uit twee componenten bestaat. Er is een eerste schijf van 70 procent, die wordt verdeeld op basis van de bevolking van het inverse van bruto binnenlands product per bevolking – de armsten hebben daar dus voordeel bij – en de relatieve werkloosheid in de afgelopen vijf jaar. Laat ons maar zeggen dat het de oude parameters zijn van de structuurfondsen. Het gaat dan over die 70 procent; dat wordt dit jaar verdeeld. De resterende 30 procent wordt pas in 2023 verdeeld, rekening houdend met de relatieve economische impact op het bruto binnenlands product van de coronacrisis.
Volgens de meest recente inschatting zou dat voor België 5,925 miljard kunnen betekenen. Om deze middelen effectief te kunnen aanspreken, moet elke lidstaat een plan van herstel en veerkracht indienen. De afgelopen maanden zijn binnen het interfederaal overleg – de federale overheid met de deelstaten – de krijtlijnen voor dit plan uitgezet, en is er dus ook onderhandeld over de verdeling van die middelen intra België.
Voor Vlaanderen vormt het herstelplan Vlaamse Veerkracht het uitgangspunt voor de Vlaamse bijdrage aan het interfederale plan. En nu de verdeelsleutel bekend is, zullen de verschillende entiteiten op korte termijn een selectie maken van de projecten die ze wensen in te dienen. Ook Vlaanderen zal dus binnen dat project Vlaamse Veerkracht deze selectie doorvoeren.
De discussie over de verdeling van de herstelfondsmiddelen is duidelijk. De verschillende entiteiten komen aan tafel met verschillende uitgangspunten.
Voor Wallonië was het natuurlijk voordelig om de Europese parameters gewoon door te trekken. Dat was bijzonder, bijzonder nadelig voor Vlaanderen. Voor ons was het investeringsvolume de insteek: wie draagt welke investering in dit land? Aangezien de impact van de coronacrisis zich dus vooral laat voelen in de reële economie, was het voor ons belangrijk dat we uitgingen van de economische parameters.
Misschien toch even dit vertellen. Als je kijkt naar de verdeling over de lidstaten heen, dan krijgt bijvoorbeeld Italië drie keer meer dan Duitsland. Als je het per capita bekijkt, dan krijgt Italië vier keer meer per capita dan Duitsland. Om maar te zeggen dat dit niet alleen wordt bekeken voor de gevolgen van de coronacrisis, maar het is ook een soort herverdelingsmechanisme. Met die logica kwamen de Franstalige entiteiten naar de tafel. Men mag ook niet vergeten dat er ook een verdeling moest gebeuren over de federale overheid en de deelstaten. De Federale Regering had gehoopt op een grotere afname voor hun eigen relance.
We hebben een week hard gewerkt en finaal werd er een akkoord bereikt over de verdeling van de middelen in het herstelfonds. Van de 5,925 miljard euro Europees coronageld gaat 1,25 miljard, zijnde 21 procent, naar de federale overheid. Van wat rest, het gedeelte voor de deelstaten, haalt Vlaanderen 2,255 miljard op. Dat is 48,2 procent. Mevrouw Van dermeersch, je moet eerlijkheidshalve dat federale deel ook bekijken. Je kunt zeggen dat dat te hoog is, maar dat is een andere discussie. Als je dat aftrekt, dan is het niet 38 procent of welk getal u ook noemt, maar 48 procent. Die 48 procent is eigenlijk knap het midden tussen de Waalse invalshoek en de Vlaamse invalshoek. Volgens de Waalse parameters zouden wij ongeveer 40 procent binnenhalen en geen 48 procent. Met de investeringsvolumes en de bevolkingscijfers zouden we rond de 57 of 58 procent zitten. In een compromis ga je naar elkaar toe.
Wat is hier de clou van de zaak? Als je geen compromis bereikt, is het heel duidelijk, dan is het 0 voor iedereen. Je bent veroordeeld om dat compromis te maken.
Daarbovenop komt nog het Brexitfonds. De Federale Regering geniet hogere douanerechten. U weet dat Europa het aandeel van de douanerechten dat de lidstaten mogen houden heeft opgetrokken van 20 naar 25 procent. Daarom heeft de Federale Regering gezegd dat ze geen beroep doet op het Brexitfonds. Het Brexitfonds bedraagt 58,5 miljoen euro voor de visserij en dan nog eens 255 miljoen euro voor handelgerelateerde zaken.
Die twee cijfers zijn nog niet stabiel. Ik vind ze ook bijzonder laag. Als Europa in totaal voor het Brexitfonds 5 miljard euro voorziet en als daar maar een goede 300 miljoen euro van naar België komt, vind ik dat weinig. We zijn bij de vijf meest getroffen landen: Ierland, Denemarken, Nederland, Vlaanderen vooral in België en Frankrijk, vooral dan Noord-Frankrijk. Ik hoop dat de federale overheid nog een push kan geven op Europees vlak.
Daar is een verdeling vastgelegd. De visserijgelden, 58,5 miljoen euro, komen integraal naar Vlaanderen. Van de overige 255 miljoen euro, krijgen we 55 procent.
In de onderhandelingen was het natuurlijk tricky. Je zou kunnen zeggen dat je ook de Europese parameters volledig op het Brexitfonds zou moeten toepassen, dan zouden we waarschijnlijk iets meer hebben gehad. Maar dan kan je niet zeggen dat je de logica van de Europese parameters niet op dat grote fonds van 6 miljard euro wil toepassen. Als je zegt dat je een sui generisbenadering gebruikt voor de 6 miljard euro, dan moet je dat ook doen voor de 300 miljoen euro van het Brexitfonds.
Dus naast corona, de Recovery and Resilience Facility (RRF), wordt er ook een akkoord bereikt over de verdeling van het Brexitaanpassingsfonds waarvan Vlaanderen dus ongeveer op 200 miljoen euro kan rekenen. Dan was er nog een derde fonds – er lagen er wel wat op tafel –, React-EU, en daarvan komt 115 miljoen euro naar Vlaanderen.
De Europese financiering vanuit zowel de Europese faciliteit voor herstel en veerkracht als REACT-EU laat ons toe om meer dan de helft van het plan Vlaamse Veerkracht te doen. Wij hadden initieel 4,3 miljard euro. Oké, de 3 miljard euro heeft gecirculeerd, maar in onze besprekingen – ik heb altijd gezegd dat we een bepaalde verdeelsleutel hadden, maar dat ik die niet kenbaar ging maken – hadden wij eigenlijk 2,3 miljard euro uit de Europese fondsen als dusdanig, en 2 miljard euro die Vlaanderen dan zelf zou ophoesten.
Het brexitgeld tel ik hier niet bij. Waarom niet? Omdat dat natuurlijk bestemd is voor de getroffen sectoren. Dat gaan we niet in het plan Vlaamse Veerkracht steken, dat is een andere benadering. Ik laat dus de brexitgelden er even uit. De 2,255 miljard euro plus 115 miljoen euro uit REACT-EU geeft ons voldoende ruimte om het Vlaamse Veerkracht-programma binnen de contouren die we ons gesteld hadden, gedaan te krijgen. Voor de implementatie van dat Vlaamse relanceplan moeten we dus ook niet wachten op de Europese middelen, of het finaliseren van het Interfederaal Plan voor Herstel en Veerkracht, zoals collega Rzoska zei. We hebben dat integraal ingeschreven in de begroting. We kunnen dat geld dus uitgeven. Als het Europees geld binnenkomt, dan verlichten we de schuld daarmee. Ons relanceplan is dus klaar en we werken voluit aan de uitvoering.
Nog een aantal specifieke vragen over die meerjarenraming en de financiering van het Vlaamse Veerkracht-programma 2021-2023. De uitgaven die Vlaanderen zal doen in het kader van het Europees goedgekeurd plan voor herstel en veerkracht, zullen intertemporeel neutraal zijn voor de Vlaamse begroting. Na afloop van de Recovery and Resilience Facility (RRF) zal er dus geen impact zijn op de Vlaamse begroting en de Vlaamse uitgaven in het kader van het herstelplan. Dat betekent dat op middellange termijn onze schuld lager zal zijn dan vandaag vooropgesteld. We nemen immers de volledige 4,3 miljard euro in de schuld, die Europese gelden komen erbij, en de schuld wordt dus daardoor verlaagd, aangezien we wel rekening houden met de uitgaven in het kader van de relance, maar nog niet met de ontvangsten van de EU-subsidies in de meerjarenraming. We zullen mogelijk voor de korte termijn moeten lenen, omdat je de tweede schijf van de Europese gelden maar in 2023 krijgt. Daar is dus een verschuiving in de tijd. Maar die leningen kunnen dan afgelost worden met die Europese subsidie.
Momenteel lopen er discussies met Eurostat ten aanzien van de aanrekeningsregels van deze EU-subsidies. Is de aanrekening van de Europese middelen op het moment dat Vlaanderen de aanrekening doet van de uitgaven, dan worden de uitgaven onmiddellijk geneutraliseerd, en is de aanrekening van de Europese subsidies pas op het moment van de kasontvangst of bijvoorbeeld op het moment dat de mijlpalen en doelstellingen gedefinieerd in het herstelplan worden gehaald. Dat is een discussie die nog aan de gang is, maar goed, dat is een detail.
Welke projecten? Tegen eind deze maand zullen we een voorselectie doen ten belope van ongeveer 130 procent van de Vlaamse enveloppe. We weten nu wat de Vlaamse enveloppe is, we hebben ons plan van veerkracht dat 4,3 miljard euro is. We gaan dus op die 2,255 miljard euro 30 procent bovenop doen, en daar gaan we projecten voor indienen. Waarom? Omdat er met Europa twee rondes zijn. Een eerste ronde is met een soort draafplan naar Europa gaan. Dan gaan we weten hoe de Europese administratie kijkt, welke parameters ze gebruiken, hoe we dat moeten inschatten. Dat gaat ons veel leren.
In de tweede ronde kunnen we op basis van die discussie zeggen welke van onze fiches door Europa aanvaard zijn, en welke niet. Maar daar hebben we dan die 2 miljard euro ander geld om die te bepalen. Welke projecten al dan niet via het RRF worden gefinancierd, is eigenlijk minder relevant, aangezien het integrale relanceplan zal worden uitgevoerd, ongeacht de financieringsbron van het concrete project. Maar het zal natuurlijk wel de uitdaging zijn om de projecten in te dienen, zodat dat geld ook naar Vlaanderen komt. Het zou echt sneu zijn mochten we voor minder dan 2,255 miljard euro projecten indienen.
We komen toch niet aan de 3 miljard euro, dat was ook een vraag. Zoals reeds geschetst, moesten we een compromis maken tussen de erg tegengestelde uitgangspunten. De economische impact van deze crisis is erg groot. Het belangrijkste is dat de voorziene relancemiddelen vlot uitgerold kunnen worden. Tijdens de onderhandelingen heeft elke entiteit haar verwachtingen ernstig moeten bijstellen. Ik denk dat je dat de afgelopen dagen ook gezien hebt. Op basis van de Europese criteria die de Waalse Regering wenste te hanteren – en met de Waalse Regering natuurlijk ook de Brusselse en natuurlijk ook de Franse Gemeenschap, omdat de Waalse dan zoveel binnenhaalde dat dat ook een goede financiering zou zijn voor de twee andere – zou de Vlaamse enveloppe minder dan 2 miljard euro hebben bedragen.
Ook als we binnen de EU kijken, lijkt de Vlaamse return evenwichtig. Ik geef één voorbeeld. Nederland heeft bijvoorbeeld minder per capita binnengehaald. We hebben zelfs iets meer binnengehaald dan bijvoorbeeld Duitsland of Denemarken, per capita. En ik kan u misschien ook dit zeggen: het onafhankelijke Vlaanderen zou minder binnengehaald hebben, om de redenen die ik u straks gezegd heb, namelijk dat 70 procent ervan gebaseerd is op parameters waar wij bij wijze van spreken te goed op scoren, zoals inkomen en werkloosheidscijfers, voor die Europese middelen. Dat is wat Duitsland aan de hand heeft: per capita vier keer minder dan Italië. Ik denk dat ik daarmee alle elementen gegeven heb.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt voor het uitvoerige antwoord, minister-president. Ik denk dat dat redelijk helder is. Hoewel er schuldfinanciering was voorzien voor het volledige plan, moet er natuurlijk wel een pak meer effectieve schuld worden aangegaan dan als u die 3 miljard euro had gekregen zoals voorzien. Dat gaat toch ongeveer 750 miljoen euro schelen aan schulden.
Daar heb ik een vraag bij, omdat een deel van die middelen van de Vlaamse relance ook zou dienen voor structurele uitgaven, namelijk het deel dat ging naar de financiering van de zorg voor personen met een handicap. De onderbesteding ging daarvoor gebruikt worden. Zijn we dan nu de komende jaren die financiering aan het doen met schulden, of gaan we dat op een andere manier doen?
U hebt al wat informatie gegeven over de projecten. Mijn vraag is vooral wat de filosofie achter die projecten is. Is de idee om, zoals dat van 2008 tot 2011 is gebeurd, in de eerste plaats grote bedragen over te hevelen naar de privé, om van daaruit de relance aan te zwengelen? Of is de idee veeleer om te gaan voor publieke investeringen? Dat is een andere visie op hoe je relancemiddelen kunt gebruiken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Bedankt voor uw verduidelijkingen, minister-president. U weet dat wij het niet met alles eens zijn in het plan Vlaamse Veerkracht, maar ik ben in ieder geval wel blij dat de investeringsagenda van 4,3 miljard euro onverkort zal kunnen worden uitgevoerd. Het is voor ons nu ook vooral een kwestie om ervoor te zorgen dat die relanceplannen maximaal renderen en dat die investeringen binnen, maar ook buiten Vlaanderen elkaar zoveel mogelijk versterken. Voor ons is het belangrijk dat die Vlaamse plannen ook hun plaats krijgen binnen een coherente strategie voor heel België, want uiteindelijk is het toch één Belgisch plan dat moet worden ingediend bij de Europese Commissie.
Wat zijn nu eigenlijk de volgende stappen? Hoe gebeurt dat overleg met de federale overheid? Hoe gebeurt de afstemming, zodat onze investeringsplannen vanuit Vlaanderen ook worden afgestemd met de investeringsplannen van de andere regio's, zodat die elkaar sterker kunnen maken?
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Ik blijf erbij dat wij niet tevreden moeten zijn met 2,25 miljard euro als Vlamingen. In een onafhankelijk Vlaanderen zouden wij, omdat we harde werkers zijn, ook minder krijgen? Dat kan ook absoluut niet. Maar wat momenteel aan de orde is, is dat Vlaanderen wel degelijk een heel grote financier is van de Europese Unie. Wij hebben dus recht op veel meer. Op basis van de bevolkingsaantallen van Vlaanderen zouden wij 58 procent moeten krijgen, dus 3,3 miljard euro. Op basis van onze bijdrage in de export zouden wij 80 procent moeten krijgen, dus 4,7 miljard euro. Op basis van wat wij, Vlamingen, betalen aan personenbelastingen, en dat is zeer veel en zeer zwaar, zouden we 63 procent moeten krijgen, dus 3,7 miljard euro. Dat zijn getallen die allemaal veel hoger liggen. Ik kan er dus niet bij dat wij maar 2,25 miljard euro krijgen.
U hebt in de Vlaamse begroting inderdaad 4,3 miljard euro voorzien als provisioneel krediet. 3 miljard euro was gedekt door de Europese middelen en 1,3 miljard euro was gedekt door schuld, sowieso al. Die schuld zal dan omhooggaan met 750 miljoen euro, denk ik dan. Ik heb naar aanleiding van de begrotingsbespreking al mijn opmerkingen gemaakt over de evolutie van de schuld binnen Vlaanderen. Gezien de getallen die we nu hebben en die nu voorliggen, kan er niet toch een heroverweging komen van dat Vlaamse relanceplan? We hebben meer middelen nodig om onze Vlamingen te ondersteunen. Maar in zo'n plan Vlaamse Veerkracht zit bijvoorbeeld de brexit voor een deeltje in. Moeten we dat niet allemaal overwegen en ervoor zorgen dat de juiste gelden voor de juiste zaken voor die relance worden ingezet?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Van dermeersch, dank u wel voor de snelcursus ‘Jezelf rijk rekenen’, maar dat zal ons vandaag helaas niet veel verder brengen.
Minister-president, ik wil u bedanken voor uw uitgebreide toelichting bij de verdeling van de Europese middelen die straks in België kunnen worden ingezet. U bent ook de eerste minister-president die de nadelen van de Vlaamse onafhankelijkheid komt beklemtonen in het Vlaams Parlement. Ik had nooit gedacht dat u die primeur zou hebben.
Alle gekheid om een stokje, ik heb nog twee bijkomende vragen. Eerst en vooral, snel die projecten selecteren is essentieel. We moeten snelheid maken, zei gisteren ook nog de Vlaamse bouwsector, die vaststelt dat heel wat orderboekjes leeg of bijna leeg zijn. Zij rekenen erop dat deze relancemiddelen voor 20.000 extra jobs kunnen zorgen. Snelheid is dus belangrijk. Zij koppelen daar ook hervormingen aan van onze omgevingsvergunningsprocedures en van de manier waarop we werken aanbesteden, zodat we sneller investeringen op het terrein kunnen realiseren. Zal u hieraan die hervormingsagenda koppelen en zal u hierover overleg plegen met de lokale bestuurders, ook belangrijke partners in dit verhaal?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Het is inderdaad belangrijk, collega’s, dat we met dat Exitplan op het vlak van economie en heropleving kunnen doorgaan. Voorzitter, het is belangrijk dat het Vlaams Parlement kan volgen. Daarom, minister-president, zou het toch interessant zijn dat het parlement zicht krijgt op welke projecten vanuit de Vlaamse Regering ook op het federale niveau wordt ingezet. We hebben nu duidelijkheid over het cijfer. Dat kan dus niet meer het probleem zijn. Wij gaan, bij wijze van spreken, niet meer onderhandelen met de fanfare op kop in het bos. Maar al te vaak maken we mee dat het Europese hervormingsprogramma pas in de commissie Begroting en Financiën komt als het al binnen is op het federale niveau en bij Europa. Daarom vraag ik aan u de toezegging dat het Vlaams Parlement daar zicht op krijgt en er eventueel een discussie aan kan wijden, voordat u de selectie federaal op tafel schuift om het daar in het Belgische herstelplan in te passen.
De heer Coel heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw omstandige toelichting. Het is inderdaad, in plaats van zich langs de zijlijn theoretisch rijk te rekenen, belangrijker om in de praktijk een akkoord te maken en het geld binnen te halen. Het belangrijkste is ook, ongeacht uit welk potje belastinggeld de middelen komen, dat dat plan onverkort wordt uitgevoerd. Daar hebben onze ondernemingen en onze samenleving het meeste aan.
Ik wil de vraag van collega Goeman een beetje omdraaien. De hefbomen om onze economie te herlanceren liggen toch vooral bij de regio’s in dit land. Hoe zal u in het overleg ervoor zorgen dat de federale projecten die met dit plan gerealiseerd worden goed aansluiten bij de Vlaamse doelstellingen en dat ook de Vlaamse economie daar ten volle de vruchten van kan plukken?
Dank u collega’s, voor de bijkomende opmerkingen.
Mijnheer D’Haese, de financiering van de personen met een handicap wordt in het herstelplan Vlaamse Veerkracht naar voren getrokken. De financiering was full charge voorzien vanaf 2023. In 2021 doen we een grote bijpassing. We hebben dat nu mee opgenomen in die 4,3 miljard euro. We hebben daar nu de middelen voor. De middelen die in 2021 zullen worden uitbetaald zullen daarvoor worden aangewend. Dat komt dus absoluut niet in gevaar.
Dan de filosofie achter de projecten. Het zullen de twee zijn: privé aanzwengelen en publiek investeren. Als we zeggen dat we fietspaden gaan aanleggen, dan is het duidelijk dat we niet aan de privé zullen vragen om fietspaden aan te leggen. We zullen wel aanbesteden en de privé zal daarop kunnen inspelen. Maar als we het hebben over waterstof en toestanden, dan zijn dat de fondsen en de methodieken die binnen economie en innovatie worden aangewend, waarbij het heel vaak is van: ‘Kom, privé, met uw plannen en wij helpen u om dat op te starten’. Het is dus een mix van de twee, afhankelijk van het type van projecten.
Mevrouw Goeman, hoe gaat het nu verder? Voor het einde van de maand zullen we dat federale plan moeten maken. Wij zullen heel snel de selectie maken.
Mijnheer Rzoska, ik heb er geen probleem mee dat minister Diependaele deze selectie, voordat we ze federaal indienen, in de commissie voorlegt. Daar kan over gediscussieerd worden. Maar het is wel binnen het Vlaamse Veerkracht-plan! U kunt er nog van alles bijslepen, dat is allemaal goed, maar het moet binnen dat plan. Wat mij betreft, kan daar gerust over gepraat worden.
Mevrouw Van dermeersch, ik wil het eens zien, ik wil het moment eens meemaken dat u aan zo’n tafel gaat zitten en zegt: ‘Mijnheer Di Rupo, mijnheer De Croo, mijnheer Jeholet, mijnheer Vervoort, luister nu eens: ik moet hier 3,5 miljard euro van die 5,9 miljard euro hebben. Wilt u die mij alstublieft geven? Ik dank u zeer.’ Boeken toe en u gaat naar buiten. Ik zou graag toeschouwer zijn om te zien hoe u dat zult aanpakken met uw ongetwijfeld grotere charmes dan de mijne – dat is zeker. Ik denk dat ook u zult moeten negotiëren en onderhandelen of u komt met 0 euro buiten. In mijn beleving is 0 euro nog altijd minder dan 2,3 miljard euro.
Mijnheer Bothuyne, ik heb de nadelen van de Vlaamse onafhankelijkheid maar heel partieel toegelicht, want dan zouden ook de transfers gestopt zijn. Die overstijgen de 2,25 miljard euro eenmalig met vele factoren. (Applaus bij de N-VA)
U moet mij geen woorden in de mond leggen die ik niet heb gezegd. Het is inderdaad snel gedaan. We zullen dus voor eind januari naar Europa gaan met ons globaal plan. We zullen dan feedback krijgen van Europa. Ik vind dat ongelooflijk belangrijk, want dan kunnen we kijken hoe men de fiches behandelt en welke fiche we misschien moeten laten vallen. Dan weten we iets en kunnen we voor 1 april het definitieve plan indienen.
Overleg met de lokale besturen? Natuurlijk. In het plan staat bijvoorbeeld dat wij voor elke 2 euro die een lokaal bestuur uittrekt voor de realisatie van fietspaden, er nog 1 euro bovenop leggen. We hebben ook de Gemeenten zonder gemeentehuis en het digitaliseringsproject. Er spelen zich dus heel veel projecten af op het niveau van de lokale besturen.
De vragen van de heer Rzoska heb ik behandeld.
Mijnheer Coel, u vraagt hoe we op de federale projecten aansluiten. Het zijn natuurlijk andere investeringsdomeinen. Federaal zal men investeren in het spoor. We kennen de afspraken. Het spoor buiten Brussel komt op 60/40: als er 100 euro wordt uitgetrokken voor een investering in het spoor, gaat er 60 euro naar Vlaanderen. Dat komt er dus ook nog eens bij.
De heer D’Haese heeft het woord.
Wat mij betreft, was dat redelijk helder. We zullen in de concrete uitwerking zien waar het evenwicht tussen privé en publiek juist ligt. Ook als het bijvoorbeeld over waterstof gaat, is het wel goed om daarin een juist evenwicht te bewaren, maar dat zullen we in de toekomst verder opvolgen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Heel kort: die Europese middelen geven ons echt een unieke kans om een omslag te maken naar een slagkrachtigere economie, een zorgzame en duurzame samenleving. We zijn heel blij dat het akkoord er is en dat we inzicht zullen krijgen in die plannen voor ze tijdens de federale onderhandelingen op tafel komen. Dat lijkt me niet meer dan logisch. Ik wil gewoon nog eens aandringen om voor een goede coördinatie tussen de regio’s te zorgen, zodat ze elkaar kunnen versterken. Daar kunnen we alleen maar wel bij varen.
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Ik kan helaas alleen maar vaststellen dat de N-VA zich in de Belgische realiteit heeft ingeschreven. Vlaanderen is in dezen door België gerold. Vlaanderen heeft recht op meer dan de helft van de Europese coronasteunmaatregelen. Die gelden zijn voor ons bestemd.
Minister-president, u laat zich hier in Vlaanderen dikwijls Sterke Jan noemen, maar in deze onderhandelingen denk ik dat u Slappe Jan bent. Vlaanderen heeft echt wel recht op meer.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Ik merk dat u daar stil van wordt. (Opmerkingen)
Voorzitter, collega’s, we maken de zwaarste economische crisis van onze generatie en onze tijd mee. Het is verheugend om vast te stellen dat er dankzij de sterke Europese Unie met een sterk relanceplan nu ook intra-Belgisch goed wordt samengewerkt. We hebben straks 2,5 miljard euro ter beschikking en we moeten die nu snel inzetten om een omslag in onze economie te maken, om jobs te redden en te creëren, en om tegelijk de uitdaging van de klimaatverandering aan te gaan en om onze economie te digitaliseren en ‘future-proof’ te maken. Aan de slag! We hebben de middelen, laat ons snel werk maken van de realisaties op het terrein.
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega's, ik denk dat er hier vandaag twee belangrijke elementen op tafel hebben gelegen: de vaccinatiestrategie met, zoals collega Coel ook zei, de uitgang, de hoop en het licht, en dan de Europese relancemiddelen om de Vlaamse Veerkracht te kunnen uitvoeren. De economie, en alles wat daarmee samenhangt, snakt naar die middelen.
Ik wil bij dezen nog eens de oproep herhalen die ik ook al tijdens het begrotingsdebat heb gedaan. Ik vind het een goede toezegging van de minister-president dat de fiches ook naar het Vlaams Parlement kunnen komen. Ik zou de Vlaamse Regering willen oproepen om voor een coherent pakket te zorgen met een heel duidelijke focus, die ook voor een stuk in de Green Deal zit, zodat we de middelen heel geconcentreerd kunnen inzetten daar waar de economie in Vlaanderen er nood aan heeft.
Minister-president, ik kijk uit naar het debat in de commissie.
De heer Coel heeft het woord.
Vlaanderen was als eerste klaar met zijn huiswerk en heeft een Vlaams relanceplan Vlaamse Veerkracht klaar. De modaliteiten van de financiering zijn nu duidelijk. Aan de slag nu; laat ons het plan uitvoeren voor onze bedrijven, onze ondernemingen en de hele maatschappij. Tijd voor hoop en perspectief en een exit uit deze crisis.
De actuele vragen zijn afgehandeld.