Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de transparantie inzake de aanwending van sociale media en de vrije meningsuiting
Actuele vraag over de impact van de techreuzen op de vrijheid van meningsuiting
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
De heer Slootmans heeft het woord.
De bestorming van het Capitool vorige week zorgde niet alleen voor een institutionele storm in ‘the land of the free and the home of the brave’, maar ook in socialemedialand zorgde het voor een bijna tektonische aardbeving. Triest dieptepunt daarbij was onder meer het uitschakelen van de socialemedia-account van de president van de Verenigde Staten, tot nader order toch de leider van het vrije Westen. In de nasleep volgden al snel een resem andere volksvertegenwoordigers en opiniemakers, allemaal ter rechterzijde, die ook een spreekverbod kregen en wier account werd gesloten.
Die beslissing, minister, u weet dat, werd niet genomen door een rechter of door een mediaregulator. Neen, die werd genomen door een handvol miljardairs, die op die manier eigenlijk op een goed blaadje wilden komen te staan bij hun opvolger. In hun argumentatie geven ze daarbij aan dat ze dat deden om verder gevaar af te wenden. Ondertussen blijven de Erdogans, de Rohani’s, de Dutertes, de Chavezzen enzovoort en zo verder rustig verder tweeten. En dat verraadt natuurlijk, en dat bewijst ook, de tomeloze hypocrisie en het tomeloze opportunisme van die zogenaamd vredevolle motivering. (Rumoer)
En terwijl verschillende regeringsleiders, zoals Merkel en Johnson, hun openlijke afkeer toonden voor deze vorm van willekeurige censuur, bleef het op het Martelarenplein, vanop het kabinet van de minister-president, oorverdovend stil.
Het is dan ook bijzonder jammer dat hij hier vandaag niet is want de vraag was aan hem gericht. Nochtans is een krachtig politiek signaal wel degelijk nodig, naast wetgeving. Wanneer fundamentele Verlichtingsverworvenheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, op de helling staan, is het inderdaad aan de democratische instellingen om de rug te rechten en dus ook zeker aan de uitvoerende macht om aan te geven dat er een rode lijn is overschreden. Minister, vandaar mijn vraag: welke garanties geeft u de Vlaming opdat de verworvenheid van de vrijheid van meningsuiting maximaal kan worden beschermd? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega’s, dit zijn de gebeurtenissen, zoals geschetst, in Amerika: een president hitst de bevolking op, wat leidt tot een bestorming van het parlement, en anderzijds zijn er de sociale mediaplatformen die eerst jarenlang niets doen en dan toch beslissen om in te grijpen, weliswaar op het moment dat er al een andere president verkozen is. Van heel veel moed getuigt dat natuurlijk niet.
Het debat over de vrije meningsuiting staat dus wel meteen op scherp. Waarom moeten we het er hier over hebben met de regering, maar vooral onder elkaar want zulke debatten worden in het parlement gevoerd door de vertegenwoordigers des volks? Waarom? Omdat de vrijheid van meningsuiting ervoor zorgt dat ideeën kunnen botsen. Dat we dingen van elkaar kunnen leren. Dat is al zovele jaren de beste kans op vooruitgang en dat is ook het hart van onze liberale democratie. Het is met andere woorden superbelangrijk.
Maar zoals we allemaal weten: elke vrijheid kent ook haar grenzen. Mijn vrijheid, om het spreekwoordelijk te zeggen, om met mijn vuist te zwaaien, eindigt waar uw neus begint. Dat is ook zo op het internet. Dat is vastgelegd in de wet. Het oproepen tot haat, het zaaien van haat en het oproepen tot geweld en discriminatie is verboden bij wet. Het zijn dus rechters die op die wetten moeten toezien.
Toch lijkt het erop dat die privémagnaten, die monopolies die ondertussen Facebook en Twitter toch wel geworden zijn, op een bepaalde manier omgaan met die regels. Zij bepalen wie erop mag en wie niet. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Het is de bedoeling dat de wet de grenzen bepaalt en niemand anders.
Wij hebben ook geen zicht op hoe de informatie wordt verstrekt. Wie krijgt welke meningen te zien? Een mening is gebouwd op feiten en op andere meningen. Maar wie bepaalt wat ik te zien krijg? Dat zijn algoritmes. En hoe die algoritmes opgesteld zijn, dat weten wij niet. En dus, minister, is mijn vraag: bent u ervan overtuigd dat het afdwingen van meer transparantie kan leiden tot een sterkere vrijheid van meningsuiting? (Applaus bij Open Vld)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega’s, vier jaar geleden, toen Trump werd verkozen, zeiden sommigen hier nog: ‘We moeten hem serieus nemen maar we mogen hem niet letterlijk nemen.’ Wel, ondertussen weten we dat we hem niet enkel serieus moeten nemen maar jammer genoeg ook letterlijk moeten nemen.
Welke lessen moeten wij trekken uit de bestorming van het Capitool met – laat ons dat niet vergeten – vijf doden en tientallen gewonden?
De eerste les is natuurlijk dat boodschappen van haat of geweld vroeg of laat ook leiden tot echt geweld. Dat is iets dat we hebben gezien in de Verenigde Staten, kort geleden.
Ten tweede, het is niet aan die private internetplatformen om te bepalen wat de grenzen zijn van de vrije meningsuiting. Die grenzen worden in een rechtsstaat bepaald door onafhankelijke instanties en door onafhankelijke rechters en door niemand anders. Er moeten dus voor die techgiganten, die veel te groot geworden zijn, klare regels komen. De EU heeft daarover een voorstel. Ik zal u daar straks uw standpunt over vragen.
Ten derde, wat verboden is in de echte wereld moet ook verboden zijn op de sociale media. Aanzetten tot haat, aanzetten tot geweld, discriminatie, mensenhandel: dat is allemaal strafbaar. Dat alles moet ook beteugeld kunnen worden op de sociale media.
Dat zijn de drie principes die vervat zitten in de nieuwe Europese richtlijn die net daarover handelt. Deze richtlijn werd vlak voor Nieuwjaar gelanceerd, nog voor de bestorming van het Capitool. Het is dus geen fusee die men zomaar eens en cours de route heeft gelanceerd. Men heeft hier goed over nagedacht.
Minister, dit moet nog behandeld worden in het Europees Parlement en de Europese Raad, want het is een voorstel van de Europese Commissie. U zult daar zelf een rol in kunnen spelen.
Wat is uw standpunt, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering over die Europese richtlijn?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik wil toch graag starten met een scherpe veroordeling van wat op Capitol Hill is gebeurd. De gewelddadige bestorming van het Capitool is eigenlijk een aanfluiting van alle waarden waar de Amerikaanse democratie voor staat – waarden die ook in onze democratie in Europa bijzonder actueel zijn.
John F. Kennedy zei ooit: “Democracy is never a final achievement. It is a call to an untiring effort.” Inderdaad, ook wij moeten elke dag hard werken om te bewijzen dat onze democratie goed werkt.
Uiteraard hebben ook de sociale media daarin een bijzonder belangrijke rol gespeeld. Sociale media kan een plaats zijn van dialoog, het kan een plaats zijn om ideeën met elkaar te delen, het kan een plaats zijn, collega’s, om met elkaar ideeën uit te wisselen en van gedacht te verschillen. We hebben vastgesteld dat de sociale media in heel die discussie in Amerika en in de bestorming van Capitol Hill een bijzonder kwalijke rol hebben gespeeld. Sociale media hebben mee de verdeeldheid in de Verenigde Staten gezaaid. Misschien zullen op het eerste gezicht heel wat mensen in dit halfrond tevreden zijn met de verbanning van president Trump van Twitter en Facebook, tijdelijk en definitief, maar het is een bijzonder verregaande beslissing.
Een definitieve ban is een bijzonder belangrijke aantasting van de rechten van deze president. De vraag is niet of dat de goede beslissing is, de vraag is of de personen die die beslissing hebben genomen, goedgeplaatst zijn om dat te doen. Ik pas voor een democratie, collega’s, waar het CEO’s zijn die bepalen welke meningen ik kan zien. Dat is niet de taak van die CEO’s. Het is bovendien een bijzonder selectieve en een eerder cosmetische operatie als u weet dat die platformen de afgelopen jaren zeer beperkt hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Daarom is deze vraag fundamenteel: tolereren we nog dat zij zeggen dat zij alleen maar een technologiebedrijf zijn en dat zij op geen enkele manier verantwoordelijkheid moeten opnemen voor de inhoud of zeggen we dat ze daar ook een bepaalde verantwoordelijkheid in moeten opnemen?
Collega’s, wat in Amerika gebeurt, heeft ook hier een impact. Ook in Europa moeten we nadenken over de rol van sociale media, en dat moet voor een stuk via de wetgeving. Laat ons heel duidelijk zijn dat de vrijheid van meningsuiting daarbij het centrale principe is. Die vrijheid van meningsuiting is echter niet absoluut. Zoals collega Van Rompuy terecht aanhaalt, is wat niet toegestaan is in de echte wereld, in de wereld offline, ook niet toegestaan in de wereld online.
Europees is er de Digital Services Act, een heel belangrijk wetgevend initiatief van de Commissie. We zullen met de Vlaamse Regering in dialoog gaan met de federale collega’s, en ook met de Commissie, om daar verder aan te werken. Het is een heel belangrijk initiatief om dat ook verder te reglementeren. We zullen daar onze medewerking aan verlenen. Ook federaal zijn er initiatieven. In Vlaanderen zullen we in de commissie Media binnenkort starten met de behandeling van richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten (AVMD-richtlijn) en de omzetting ervan in het Vlaamse Mediadecreet. De principes daarin zijn duidelijk, bijvoorbeeld voor videoplatformen zoals YouTube, maar ook op sociale media zullen ze een impact hebben. Zo is er bijvoorbeeld het verbod om haat en geweld aan te moedigen en te verspreiden.
Het gaat niet enkel over de techgiganten. Het gaat ook over degenen die de informatie, het fake news en de haat via sociale media verspreiden. Daarom heb ik het initiatief genomen om in dialoog te gaan met de influencers om te bekijken welke gedragslijnen ook voor hen kunnen gelden en waarmee zij akkoord kunnen gaan.
Collega’s, het is ook voor ons een taak wanneer wij actief zijn op sociale media. We moeten daar uiteraard geen illegale content verspreiden en opletten dat we niet bijdragen aan de verspreiding van vals nieuws.
Als minister van Media zult u het mij niet kwalijk nemen dat ik ook de nadruk leg op kwaliteitsvolle journalistiek, op goede informatie, op factchecking, op de strijd tegen desinformatie. In het relanceplan van de Vlaamse Regering hebben we daarom extra middelen voorzien om mediabedrijven vooral op technologisch vlak te ondersteunen om hun werk goed te kunnen doen en om er via artificiële intelligentie, metadata en algoritmes voor te zorgen dat zij hun werk nog beter kunnen doen.
Collega's, al die maatregelen zullen nooit voldoende zijn. We zullen fake news, we zullen valse informatie, we zullen haat nooit volledig kunnen weren uit onze samenleving, ook niet uit onze sociale media. Vandaar dat het belangrijk is dat alle Vlamingen goed gewapend zijn om daarmee om te gaan. Vandaar dat het beleid rond mediawijsheid en digitale geletterdheid zo centraal staat, niet alleen in het mediabeleid maar ook in het onderwijs, voor de vorming van onze kinderen en jongeren. Zij moeten weten wat correcte informatie is. Zij moeten weten waar ze goede informatie kunnen vinden. Zij moeten valse berichten kunnen onderscheiden van juiste informatie.
Collega's, het is een belangrijk moment voor onze sociale media. Transparantie zal inderdaad een essentiële rol spelen. Het is goed dat we ook in dit Vlaams Parlement de discussie over de sociale media voeren. Ik dank u dan ook voor de vragen hierover.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, ik concludeer uit uw antwoord dat u zich op een of andere manier toch opwerpt als een behoeder van de vrije meningsuiting, met de bluts en de buil. Een zuiveringsoperatie lijkt me niet onmiddellijk de oplossing.
De vraag is natuurlijk hoe we die vrijheid van meningsuiting in een geglobaliseerde en totaal gedigitaliseerde context nog langer kunnen afdwingen en vooral kunnen garanderen. We weten dat Europa werkt aan een voorstel; er is naar verwezen. Het is misschien interessant dat de heer Van Rompuy en de heer Bourgeois daarover eens gaan tafelen, want ik heb begrepen dat de meningen van CD&V en de N-VA nogal ver uit elkaar liggen.
Het licht komt vandaag vooral uit het vaak verguisde Polen, waar momenteel een voorstel op tafel ligt dat internetgiganten verbiedt om boodschappen of accounts te verwijderen wanneer die niet ingaan tegen de Poolse wet. U hebt aangegeven dat het een transversaal gegeven is tussen het federale en het Vlaamse niveau. Het is misschien interessant om inspiratie te gaan halen in Polen. De vraag is of Vlaanderen zo'n initiatief wil nemen of steunen. Ik verneem het graag.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mediawijsheid onderschrijven wij natuurlijk volop. Het is een instrument in de strijd tegen fake news en wil mensen mondiger en slimmer maken wanneer ze zich in de digitale wereld begeven. We moeten dan natuurlijk wel weten wat er van aan is en we moeten de algoritmes kennen. We moeten weten op welke manier onze data worden gebruikt, worden verkocht, worden doorgesluisd. We moeten weten hoe onze meningen worden opgelepeld aan anderen.
Collega's, ik wil er toch over waken of u eraan herinneren dat een heldere afbakening van de vrijheid, tot waar ze gaat en niet verder, zorgt voor een sterkere vrijheid daarbinnen. Mensen moeten ook op het internet hun mening kunnen geven zonder angst te hebben voor de spreekwoordelijke meutes en lynchpartijen waarbij de hooivorken en de fakkels worden vervangen door ‘doxing’ en ‘cancelling’ waarbij alle privégegevens op het internet worden gegooid, of waarbij men collectief wordt doodgezwegen op het internet. Dat zijn praktijken waar mensen die vandaag een afwijkende mening hebben op het internet, tegen aanlopen. Evenwel zijn het privébedrijven. We zullen dus met hen moeten nagaan hoe ze binnen de wet kunnen werken, maar ook niet verder kunnen gaan dan de wet hen toestaat.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
De beste garantie om de vrije meningsuiting te vrijwaren, is dat we er op een verantwoordelijke manier mee omgaan. Dat is de beste garantie. We mogen ze niet misbruiken om andere grondrechten, de fysieke integriteit, in het gedrang te brengen. De verantwoordelijkheid om goed met de vrije meningsuiting om te springen, is niet alleen de verantwoordelijkheid van de wetgever, niet alleen de verantwoordelijkheid van ons allen als politieke figuren, maar is de verantwoordelijkheid van elke burger. Het is ook een kwestie van werken aan cultuur, van respect hebben voor elkaar, online of offline, overal. Het is iets wat je leert in het onderwijs, in het verenigingsleven. Ik ben blij dat de minister ook heeft gesproken over mediawijsheid, over de cultuur van hoe we ook in de onlinewereld op een respectvolle manier met elkaar in debat kunnen gaan.
Minister, in de Europese richtlijn is er bepaald dat het toezicht zal worden georganiseerd door nationale entiteiten. Persoonlijk ben ik meer gewonnen om dat te laten organiseren op Europees niveau omdat er een aantal landen zijn die niet zo'n goede reputatie hebben op dat vlak. Minister, wat is uw standpunt hierover, eenmaal dit dossier in de Europese Raad aan bod komt?
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, het recht op vrije meningsuiting is wat ons betreft behoorlijk absoluut. De beperkingen zijn beperkt. Het is niet aan een paar oppermachtige onlineplatformen om te bepalen wat wel en niet kan, zoals het evenmin aan de overheid is om te bepalen wat waarheid is en wat niet. Ze moet een pluriform medialandschap aanmoedigen – heel belangrijk – en onze mensen mediawijs maken, zodat ze weten hoe ze met die lawine aan informatie en desinformatie kunnen omgaan.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, het debat over de verantwoordelijkheid van de socialemediabedrijven en de ‘big tech companies’ hadden we eigenlijk al een tijd geleden moeten voeren. We hadden het moeten voeren toen op die platformen volop fake news werd verspreid, de werkelijkheid werd ontkracht en werd opgeroepen tot haat en verdeeldheid, want dat heeft er mee voor gezorgd dat exact een week geleden het Capitool is bestormd en er vijf mensen zijn overleden.
Het is goed dat daar op dit moment op Europees niveau en internationaal over wordt nagedacht – dat is een stap vooruit –, maar de vraag die wij ons moeten stellen, is wat wij hier kunnen doen. Wij als politici gebruiken allemaal sociale media. Er zijn partijen die tienduizenden, honderdduizenden euro's spenderen aan het pushen van hun eigen boodschappen. Dat gaat niet meer over vrije meningsuiting en ‘free speech’, maar over ‘paid speech’: wie betaalt, die bepaalt. Dat is misschien goed voor de bankrekening van de heer Zuckerberg, maar niet voor het democratische debat.
De regels die buiten het internet gelden – en die zijn er ook voor politieke communicatie –, moeten ook voor het internet gelden. We moeten daar dus regels voor ontwikkelen zodat we op een evenwichtige en eerlijke manier het debat op sociale media kunnen voeren en in contact komen met de burger. Minister, bent u het ermee eens dat we ook die verantwoordelijkheid moeten opnemen op Vlaams en Belgisch niveau? Welke stappen wilt u ondernemen zodat ook daar duidelijke regels komen voor de politiek?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het recht op vrije meningsuiting is een essentieel onderdeel van onze democratie, van onze mensenrechten zelfs, en niemand in de zaal stelt dat hier ter discussie. Noch wil iemand in deze zaal een ministerie van Waarheid, waarbij de overheid zou bepalen wat waarheid is.
Maar – en ik ben blij te horen dat we het er eigenlijk bijna allemaal over eens zijn – het wordt wel echt dringend tijd om een grondig debat te voeren over de manier waarop we de excessen van sociale media kunnen aanpakken. Want, beste collega's, het is niet een eenmalige misleiding of een ongepaste opmerking, maar de aanhoudende leugen, de aanhoudende haatspraak en stereotypering die gevaarlijk zijn, zo stelde VUB-communicatiewetenschappers Pieter Ballon en Ike Picone gisteren in De Morgen. Mensen mogen over alles een mening hebben en die uiten, maar moeten we toelaten dat meningen die op feitelijke onwaarheden berusten en schadelijk zijn, door sociale media massaal verspreid worden, enkel en alleen uit winstbejag van de techbedrijven?
Het principe van vrije meningsuiting staat niet ter discussie, maar als we vaststellen dat sociale media de publieke opinie kunnen vergiftigen en onze samenleving kunnen ontwrichten, dan moeten we regels maken die het onmogelijk maken om doelbewust desinformatie massaal te verspreiden en te amplificeren via valse accounts.
Had u nog een vraag?
De minister had het over factchecking en dat is heel belangrijk. Minister, bent u bereid om Factcheck Vlaanderen verder substantieel te ondersteunen?
De heer D’Haese heeft het woord.
In dit hele debat moeten we vertrekken van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die we ook moeten verdedigen. Daarin staan twee zaken. Ten eerste, de radicale veroordeling van racisme. Daar heeft vandaag nog niemand het over gehad. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is opgesteld na de barbarij van Wereldoorlog II en bevat een zeer expliciete veroordeling van racisme, en die moeten wij versterken.
Maar die Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bevat ook de heel duidelijke verdediging van de vrijheid van meningsuiting. Racisme is bij ons verboden, maar wordt nog veel te veel gedoogd. Daar hebben we meer maatregelen voor nodig. Het veel verder inperken van de vrijheid van meningsuiting is een heel gevaarlijk paadje, zoals bijvoorbeeld ook op dit moment in het federaal parlement al een aantal initiatieven daarover zijn aangekondigd. Ik vrees dat als we de netten breder maken, kritische stemmen dreigen te verstikken.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik merk dat dit een debat is dat terecht echt leeft. Om heel duidelijk te zijn: de regels zijn er voor iedereen. Ze zijn er voor een president van de Verenigde Staten, ze zijn er ook voor mensen die in Vlaanderen actief zijn, ze zijn er ook voor politici.
Mijnheer Annouri, ik vind het zeker een debat waard om na te denken over de wijze waarop we ook als politici en politieke partijen communiceren en wat daarin de plaats is van betaalde communicatie.
Ik vind dat dit debat zeker ook in dit parlement kan worden gevoerd.
Of we onze inspiratie moeten zoeken in Polen: daar ben ik niet zo zeker van, collega Slootmans. Maar ik ben zeker bereid om dat nog eens grondig te bekijken.
Collega Van Rompuy, wat de Digital Services Act betreft, had u een eerder technische vraag over wie de controle moet doen, wie de opvolging moet doen van die Europese wetgeving. Dat zal een zeer relevant debat zijn voor het Europees Parlement. Vanuit Vlaanderen hebben we de Vlaamse Regulator voor de Media, die bevoegd is voor de opvolging van het Mediadecreet. Die kan daar zeker een rol in spelen, maar ik denk dat het zeker ook een taak is van de Europese Commissie om aan te geven hoe zij dat zien, zodat er zeker eenvormigheid is in de aanpak in Europa. Vanuit onze diensten zullen we daar zeker aan meewerken, maar ik wil daar nog geen definitief antwoord op geven. Het is belangrijk om de discussie daarover aan te gaan met Europa.
Verschillende vragen hadden betrekking op de verhouding tussen de vrijheid van meningsuiting en beperkingen daaraan. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen datgene wat strafrechtelijk wordt beteugeld en zaken die daarbuiten vallen. Wanneer iets illegaal is, wanneer iets door de strafwet wordt verboden – denk aan aanzetten tot geweld en haat – dan moet dat uiteraard streng worden aangepakt. De techbedrijven hebben daarin een rol. We moeten daar vooral ook vanuit wetgevend perspectief vanuit Europa naar kijken. Maar uiteindelijk zijn het rechters die zullen bepalen wat legaal en illegaal is.
Maar waar het gaat over valse informatie, waar het gaat over fake news, is het een andere zaak. Het verspreiden van valse informatie is op zich niet illegaal, maar als overheid hebben we wel de taak om onze mensen te wapenen om daar goed mee te kunnen omgaan, en ook om ervoor te zorgen dat het duidelijk is waar je correcte informatie kunt vinden, en dat onze mediabedrijven gewapend zijn om dat nog beter te doen dan vandaag.
Men heeft soms gezegd: ‘Minister Dalle wil een ministerie van waarheid oprichten. Hij wil vanuit de politiek controleren wat waar is en wat onjuist is.’ Collega's, dit mag worden verwezen naar het rijk van de fabeltjes. Het is uiteraard niet aan de politiek om te bepalen wat waar is en wat niet waar is. Het is niet aan de regering, niet aan het parlement, niet aan de politici tout court om dat te doen. Waar wij ons wel voor hebben geëngageerd, is om te investeren in innovatie, in technologie, in verdere digitalisering, om ervoor te zorgen dat, met behulp van algoritmes, met behulp van metadata, er kan worden gezorgd voor een sterke ondersteuning van onze mediabedrijven.
Collega Segers, u stelt een heel concrete vraag rond Factcheck Vlaanderen. Ik kan daar alleen maar op zeggen dat wij alle positieve initiatieven die er tot nu toe zijn geweest, zeker ook in meenemen en bekijken. Ik heb deze week nog een afspraak gehad met CEO's van verschillende mediabedrijven om te kijken hoe we dat zo goed mogelijk kunnen organiseren. We zullen daar vanuit de Vlaamse overheid ook op inzetten, vooral op die technologie en op die innovatie, om onze mediabedrijven daarin te steunen.
Ik heb het ook al gehad over mediawijsheid. Dat is echt essentieel. We zullen nooit kunnen vermijden dat fake news nog aan bod komt, maar we moeten ervoor zorgen dat onze mensen gewapend zijn om daarmee om te gaan.
Collega's, we hebben dit debat nu gevoerd, maar we zullen hier zeker nog op terugkomen. Ik kijk uit naar de verdere discussies in dit parlement, in de plenaire vergadering en zeker ook in de commissie Media, wanneer we de bespreking zullen starten van de omzetting van de AVMD-richtlijn (audiovisuele mediadiensten) in het Mediadecreet. Ik dank u.
De heer Slootmans heeft het woord.
Voorzitter, voor de goede orde, want ik begrijp dat daar toch twijfel over bestaat: ook wij veroordelen in de meest duidelijke bewoordingen de bestorming van het Amerikaanse Congres vorige week door een aantal losgeslagen gekken. Laat daar niet de minste onduidelijkheid over bestaan.
Maar om daarmee met het schuim op de lippen het kind, in de vorm van de vrijheid van meningsuiting, met het badwater te gaan weggooien, is volgens ons meer dan een brug te ver. Want ondanks de consensus hier, die ik toch aanvoel, is dat exact wat er vandaag aan het gebeuren is. Want dan begeven we ons – en we begeven ons daar momenteel op – op bijzonder glad ijs. Want diegenen die misschien wel stilzwijgend en schuimbekkend staan te reageren en te juichen op wat er zich vandaag afspeelt, zullen misschien morgen wel worden gemuilkorfd, omdat zij autobestuurders demoniseren of omdat ze CEO's vergelijken met beroepsgraaiers.
Een democratie is, zoals de heer Schiltz daarnet aangaf, dat georganiseerd meningsverschil. In het Frans zeggen ze zo mooi: 'Du choc des idées jaillit la lumière.' Dat is nu net het mooie van die vrijheid van meningsuiting. Ik zag gisteren een tweet die het heel mooi samenvat: wie de vrijheid van meningsuiting inperkt of verbiedt, die doet de vrijheid verdwijnen. Laten we dat toch te allen prijze voorkomen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Mijnheer Slootmans, u moet ook geen dingen zoeken die er niet zijn. U vergist zich. Ik heb hier vandaag een volwassen parlement gehoord dat bijzonder genuanceerd en correct omgaat met het thema vrijheid van meningsuiting en dat verheugt me. De enige opmerking die gemaakt is, is bij mijn monde een oproep tot meer transparantie. Zoals u weet, is transparantie het beste detergent.
Ik heb die oproep gelanceerd omdat ik wil weten wat die techgiganten me oplepelen, welke meningen ze me tonen en welke ze me onthouden. Ik wil dat weten. Ik wil ook weten wat ze met mijn data doen. Dat weten we vandaag niet. De banken zijn de platformen die ons geld beheren en daarvan verwachten we maximale transparantie. De socialemediaplatformen zijn degene die onze mening en onze stem beheren, dus verwacht ik ook van hen maximale transparantie. Collega’s, het is cruciaal in dit debat dat we hen ertoe brengen dat ze zowel de vrijheid als de grens aan de vrijheid van meningsuiting helpen bewaken. Alleen wanneer die grens loepzuiver is, zal de vrijheid daarbinnen maximaal zijn en daarvoor gaan wij.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega Slootmans, het is een beetje vreemd dat u die Europese richtlijn niet steunt want die dient natuurlijk ook om het aanzetten tot extremisme en terrorisme aan te pakken en te beteugelen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat uw partijcommunicatie op Facebook daar al dan niet toch wel iets mee te maken zou kunnen hebben. Laat het voor mij duidelijk zijn: het aanzetten tot haat en geweld door wie dan ook, online of offline, moet beteugeld worden en diegenen die dat moeten doen, dat zijn onafhankelijke rechters en niemand anders.
De actuele vragen zijn afgehandeld.