Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik weet niet hoe het in uw omgeving zit, maar in mijn ruimere omgeving kom ik wel wat jongeren tegen die het moeilijker hebben op de arbeidsmarkt. Zij laten weten dat ze zijn afgestudeerd maar dat ze nog altijd geen job hebben gevonden. Of het zijn jongeren die een job hadden, maar hem zijn kwijtgespeeld en er maar geen nieuwe vinden.
Het gevoel dat ik had, werd onlangs bevestigd door Eurostat. De Europese statistiekinformatiedienst gaf heel duidelijk aan dat jongeren op dit moment de zwaarste slachtoffers zijn op onze arbeidsmarkt. Europees genomen is hun tewerkstellingsgraad met iets meer dan 2 procent gedaald. In ons land is hij zelfs met 3,4 procent achteruitgegaan. We bekleden daarmee jammer genoeg de zeventiende plaats. We zitten in die rangorde niet zo goed.
De redenen zijn simpel, eenvoudig, duidelijk. Er zijn minder vacatures. De jongeren vinden minder gemakkelijk een eerste job. Ze zijn vaak tewerkgesteld in sectoren die het moeilijk hebben, in de horeca. En ze hebben vaak tijdelijke contracten, en dat zijn de eerste die worden stopgezet als het bedrijf het moeilijk heeft. Jongeren zijn dus duidelijk het slachtoffer in deze coronatijd.
Daarom, minister, wou ik toch eens horen wat u kan, wil, nog kan doen vanuit de Vlaamse Regering om hun positie op de door corona aangetaste arbeidsmarkt te versterken.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik onderschrijf een heel aantal van uw uitgangspunten. We zien inderdaad dat jongeren ook in de eerste golf van corona iets gemakkelijker een jobbeëindiging hadden. Het voordeel van het nadeel is dat als de economie heropleeft, het ook de jongeren zijn die als eerste weer aan het werk geraken. Dat maakt dat dat natuurlijk wel voor wat spanning zorgt.
Waarom zeg ik dat? In oktober dit jaar lag het aantal jonge werkzoekenden lager dan de jaren ervoor. We zijn dus door een dip gegaan met corona en dan heel snel weer omhooggegaan. In oktober, vorige maand, hadden we eigenlijk minder werkzoekenden bij de jongeren dan vorig jaar, wat merkwaardig was. Maar het getuigde dus ook wel van een heropleving.
Ik ben niet blind voor de problematiek die u schetst, en ik herken hem ook. Ik heb eigenlijk ook goed nieuws: we hebben gisteren – ik had er zelfs nog niet over gecommuniceerd – een nieuw ESF-project (Europees Sociaal Fonds) gelanceerd: Lokale partnerschappen voor jongeren. We investeren de komende periode 24 miljoen euro, voor de komende twee jaar, om bijna zevenduizend jongeren te bereiken. Dit is een project dat zich specifiek focust op kwetsbare jongeren onder de 30 jaar, waarbij we gespecialiseerde partners willen inzetten om ze te begeleiden naar werk of een opleiding.
Want een van de knelpunten zijn de kortgeschoolde jongeren die zelfs geen diploma secundair onderwijs hebben. Die hebben misschien, zoals u zelf zegt, even in de horeca gewerkt, maar die zijn nog niet echt specifiek opgeleid, en zijn nu aan het zoeken en vinden niets. Net die groep, die zevenduizend mensen, willen we nu bereiken en begeleiden. We denken dat de samenwerking met de lokale besturen daar het instrument is om ook een sprong voorwaarts te boeken. Want lokale besturen kennen die jongeren vaak beter.
We gaan dus absoluut aan de slag, ook met dat nieuw project, naast de andere bestaande instrumenten. Maar daarover kan ik u nu niets meer zeggen, omdat mijn tijd op is.
Dat hebt u goed opgemerkt.
De heer Ongena heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. Het is juist, er is ook goed nieuws. Men verwacht dat, hoe sterk onze economie gedaald is, hoe sterk ze de komende maanden misschien gaat aantrekken. En ik denk dat heel wat jongeren daar al meteen van kunnen profiteren. We zien het nu al voor een stuk in oktober, en we hopen allemaal dat die trend zich doorzet.
Maar zoals u zelf ook al aangeeft is er natuurlijk een specifieke categorie van jongeren die het altijd al moeilijk hebben gehad, en waarvan we moeten uitgaan dat die het de komende maanden, en zeker vandaag al, nog extra moeilijk gaat hebben. Dat is die categorie van jongeren die zonder diploma de schoolbanken hebben verlaten en die het sowieso al moeilijk hebben. Die dreigen nu helemaal een vogel voor de kat te worden.
Minister, bedankt voor het nieuws. Ik heb begrepen dat het ESF-project voor zevenduizend jongeren zich vooral op die groep van kwetsbare jongeren zal richten. Dat is een goede zaak. Maar ik zou ook eens willen vragen om specifiek richting VDAB te kijken. Ik had daar ook wat cijfers rond gevraagd. Het is duidelijk dat er ook binnen VDAB werk aan de winkel is, specifiek voor die jongeren die geen diploma hebben en heel kwetsbaar zijn. We moeten die nog meer bij de hand nemen en sterker maken op onze arbeidsmarkt.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, 71 procent van de jonge schoolverlaters vreest door corona zeer moeilijk aan de bak te raken. En dat is toch een knipperlicht, denk ik. Ik vind het goed dat u een ESF-project opstart, maar in Europa waren er soms wel meer van die betere ideeën. U kent mijn voorliefde voor de Europese jongerengarantie, waarbij elke jongere die afstudeert of op zoek is, na vier maanden recht krijgt op een opleiding, een vorming, een stageplek of een job. Ik denk dat het heel zinvol kan zijn om middelen uit te trekken in de Vlaamse begroting om werkgevers te ondersteunen die een zeer duurzaam engagement richting die jongeren willen opnemen. Zo geven we dat ESF-project, samen met de Europese jongerengarantie, een sterke Vlaamse invulling.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Collega’s, jongeren worden zwaar getroffen door de coronacrisis, en we zien dat op verschillende vlakken. We zien sommigen met een leerachterstand in het onderwijs, sommigen hebben het mentaal zwaar in deze periode. En sommigen hebben het ook financieel moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen.
We zien ook van het principe ‘last in, first out’ dat bij een ontslag de jongeren ook geviseerd worden. En die tendens zien we ook internationaal. Maar we moeten ook eens kijken naar de effecten op lange termijn. Er zijn al onderzoeken geweest die duidelijk maken dat jongeren die getroffen werden door een crisis, deze achterstand ook snel inhalen. En net als de drempel naar de arbeidsmarkt hoger is, kiezen jongeren ervoor om langer te studeren of net voor een studie te gaan die heel veel toekomstperspectief biedt. En ook al zitten de jongeren op dit moment in een zware storm, ze zijn ook enorm veerkrachtig.
Minister, ik ben blij te horen dat u een ESF-project zult lanceren. Dat is één zaak. Maar hoe zult u deze jongeren een perspectief geven zodat ze gemotiveerd zijn, de moed niet laten zakken en meer weerbaar te zijn?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
De jongeren zijn inderdaad heel hard geraakt door de coronacrisis. Minister, ik begrijp dat u hen wilt inschakelen via stages, via de lokale besturen, in de bedrijfswereld. Wij vinden dat een goed idee en zullen dat zeker en vast steunen. Een andere oplossing die wij ook nog zien, is hen omscholen of herscholen naar sectoren die beter bestand zijn tegen de crisis. Ingeval zij zich willen herscholen, worden zij geconfronteerd met zeer lange wachttijden waardoor zij misschien de motivatie om zich om te scholen of om te wachten op die opleiding zouden kunnen verliezen. Minister, bent u bereid om de toetredingsmogelijkheden en de wachttijden tot die opleidingen te versoepelen en te versnellen zodat de werklozen en de jongeren sneller kunnen worden toegeleid naar een job?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Ongena, dank u wel voor de vraag. Er zijn heel wat jonge mensen die onzekerheid ervaren op onze arbeidsmarkt, onder andere door het ‘last in, first out’-principe dat bij bedrijfsherstructureringen heel vaak gebruikt wordt. Anderzijds zijn er ook hoopvolle signalen. We hebben de grote hoop openstaande vacatures, we hebben de hoop dat in 2021 met het vaccin ook de economie opleeft. Tegen dan moeten we jongeren klaarstomen om de kansen die komen, te kunnen grijpen. Minister, welke bijkomende inspanningen kunnen we leveren om jongeren te begeleiden in hun keuzes op de arbeidsmarkt en om hen te helpen richting levenslang leren? Daar moeten we vroeg mee beginnen, want ook jonge mensen hebben nood aan permanente vorming en opleiding.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Ik begrijp de zorgen die er zijn, maar ik zou ook willen waarschuwen. We dreigen een beetje in de situatie te komen dat we spreken over een verloren generatie. Jan Denys van Randstad heeft het vorige week zeer goed aangegeven in zijn opiniestuk waarin hij zei: ‘geen nieuwe doemgeneratie’. Hij zegt ook dat er kansen zijn voor de jongeren die de arbeidsmarkt op komen. Dat is een goede zaak.
Ons EFS-project is geen oproep, we starten al met de eerste projecten in december. Het project is goedgekeurd, we hebben 24 miljoen euro ter beschikking voor de komende twee jaar. De eerste jongerenbegeleiding start al in december. Collega's, en collega Malfroot in het bijzonder, het is niet alleen een begeleiding richting werk maar ook een begeleiding richting opleiding. Er wordt samen met de jongeren bekeken of ze hun opleidingskansen hebben benut, of het beter zou zijn dat ze zich herscholen en of dat men hen aan een goede job kan helpen. De kwetsbare groep, waarvoor de lat op dertig jaar is gelegd, is net een groep die vaak het diploma secundair onderwijs niet heeft gehaald. Als ze een tijdje hebben gewerkt, kan het zijn dat ze plots tot inzicht komen dat ze een groot potentieel hebben om een sterke opleiding te volgen en dus ook een diploma te behalen.
Mevrouw Gennez, VDAB past al jaren de Europese jeugdgarantie toe. Dat wil zeggen dat elke jongere binnen de vier maanden een aanbod krijgt. Men is niet verplicht om erop in te gaan maar men krijgt wel een aanbod. De groep was tot voor kort tot 25 jaar en we breiden die groep nu uit tot 30 jaar, omdat we voelen dat dat nodig is. Het gaat over kwetsbare jongeren die men wil bereiken. Het is positief dat VDAB dat doet.
Collega Bothuyne, in de nieuwe generatie sectorconvenanten waarover nu wordt onderhandeld, zetten we extra in op de overgang tussen onderwijs en arbeidsmarkt, ook op duaal leren en extra competentieverwerving bij jongeren. Wij werken ook samen met de sociale partners aan een nieuw sociaal akkoord voor onze arbeidsmarkt, een VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) dat de welluidende titel krijgt ‘Alle hens aan dek’. Ik hoop dat heel binnenkort een akkoord uit de bus zal vallen waarin ook voor onze jeugd een sterk pakket aan maatregelen zal zitten dat gesteund wordt door werkgevers en werknemers.
Voorzitter, ik heb nog meer dan twee minuten tijd
En wat wilt u daarmee doen?
Ik schenk ze. (Gelach)
Dat is voor alle spreektijd die u er ooit over bent gegaan.
De heer Ongena heeft het woord.
Kreeg ik die twee minuten dan, voorzitter?
Neen.
Ik kan maar proberen.
Collega’s, door corona zijn jongeren zeer zwaar getroffen. Het is dan ook belangrijk, en dat doet u ook, minister, dat we hen perspectief blijven geven. De belangrijkste boodschap blijft te zorgen voor een diploma. Het is de beste manier om aan de slag te geraken. En voor wie geen diploma heeft, staan VDAB en anderen klaar om te helpen.
We weten uit een recente bevraging van De Ambrassade dat heel wat van die jongeren zin hebben om bij te studeren of om bijvoorbeeld in essentiële sectoren aan de slag te gaan. En dan maak ik de brug naar het debat van deze namiddag over de zorgsector waar veel handen aan het bed te kort zijn. We moeten nagaan of we mensen uit die groep eventueel kunnen overtuigen om zich bij te scholen en als hand aan het bed mee te helpen in de woonzorgcentra.
De actuele vraag is afgehandeld.