Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de personeelsuitval in de woonzorgcentra door de coronacrisis.
Het debat is geopend.
Collega's, zoals u weet, zijn we nog altijd aan het experimenteren, zoals dat heet, met de actualiteitsdebatten. Elke fractie krijgt eerst drie minuten waarin de spreker niet mag worden onderbroken. Dan is het, in dit geval zeven minuten, aan de regering. Dan volgt iedere fractie opnieuw met vier minuten, waarin er wel onderbroken mag worden. Is dat duidelijk voor iedereen?
Dan is het woord aan de sp.a-fractie. De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, beste collega's, vorige week hadden we hier nog een debat over een dramatisch rapport van Amnesty International, dat een aantal mensenrechtenschendingen tijdens de eerste golf in onze woonzorgcentra had aangekaart. Een rapport van Amnesty, niet over een land ver weg, maar over hier, om de hoek, in Vlaanderen.
Minister Beke, uw antwoord was toen, zoals al vaak: ‘We hebben geleerd. Toen werden we verrast, nu zijn we voorbereid.’ Maar het lijkt alsof ze daar niet zo veel aan gehad hebben in de woonzorgcentra, want als u zou worden afgerekend op het resultaat, dan had u al lang conclusies moeten trekken. De verhalen van de situatie op dit moment, deze week, hadden uitstekend in dat Amnestyrapport gekund. Niet toen, maar nu. En niet ergens anders, maar hier. Opnieuw dramatische toestanden, hier in onze Vlaamse woonzorgcentra.
De conclusie is simpel: u bent steeds weer te laat. U spreekt steeds weer mooie woorden, maar maakt ze niet waar. En ja, er zijn beschermingsmiddelen. En ja, er zijn nu betere richtlijnen. Maar het grootste probleem is niet opgelost. Die handschoenen zijn er nu misschien wel, maar de handen ontbreken. Er zijn simpelweg te weinig mensen op het terrein. En dat is geen verrassing. Dat mag geen verrassing zijn, want dat wist u deze zomer al. Dat wist trouwens heel dit parlement deze zomer al, want iedereen die hier in de coronacommissie is komen getuigen, had het steeds daarover, dat er een groot tekort was aan mensen op het terrein en dat ze vreesden dat het in het najaar nog veel erger zou zijn, dat personeel zou uitvallen en dat het een heel groot probleem zou zijn om nieuw personeel te vinden om dat weer recht te trekken.
En zonder voldoende mensen kun je wel mooie richtlijnen hebben, maar zal de situatie op het terrein niet veranderen. Het zorgpersoneel doet wat het kan, zelfs meer dan wat het kan, maar heeft natuurlijk geen bovenmenselijke krachten.
Minister, gisteren presenteerde u heel trots een Vlaams zorgakkoord. Laat ons eerlijk zijn: het is goed dat het Vlaams zorgpersoneel nu eindelijk ook de waardering krijgt die het verdient. Maar laat ons ook eerlijk zijn: het lost de problemen van vandaag in de woonzorgcentra niet op. U kunt honderd sociale akkoorden afsluiten, maar er zijn op dit moment wel 229 grote uitbraken in woonzorgcentra. Hoe zullen we die uitbraken van vandaag oplossen? De kerstdagen staan voor de deur. Hoe geeft u het zorgpersoneel verlichting tijdens de feestdagen?
Minister, hoe is het mogelijk dat u zich nu opnieuw in dezelfde situatie bevindt als in het voorjaar: een grote crisis die wild om zich heen woekert en een minister die opnieuw geen antwoord weet te vinden op de acute noden?
Minister, tijdens uw passage in de coronacommissie in juli heb ik u gezegd: ‘Uw politieke verantwoordelijkheid voor de woonzorgcentra is groot, maar ze wordt pas echt gigantisch als men een tweede golf niet kan indijken.’ En ik was niet alleen met die woorden.
Minister, we zitten nu midden in die tweede golf en de dijken zijn opnieuw gebroken. Ik ben benieuwd hoe u dit opnieuw zult proberen uit te leggen en ook of u dit nog aan uzelf uitgelegd krijgt. De situatie is nu acuut. Ik ben vooral benieuwd hoe u er op zeer korte termijn voor zult zorgen dat er versterking komt in de woonzorgcentra zodat de zorg overal in Vlaanderen kan worden gegarandeerd.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, inderdaad, na maanden hard werken in bijzondere omstandigheden zal er vanaf 1 januari een structurele beloning komen voor de mensen in de zorg. Het langverwachte sociaal akkoord werd gisteren voorgesteld. Deze Vlaamse Regering zal 577 miljoen euro extra uittrekken voor onze mensen in de zorg, voor meer koopkracht, meer mensen en meer kwaliteit. Dat is zeer positief nieuws, want dat was ook nodig. We zien dat er in bepaalde woonzorgcentra een enorme druk is door personeelstekort.
Om te beginnen denk ik dat we heel blij mogen zijn dat die maatregelen ingaan vanaf januari 2021. Want uitzonderlijke omstandigheden vragen natuurlijk ook uitzonderlijke maatregelen. Aan getalm en getreuzel heeft ons zorgpersoneel natuurlijk niets. Ik ben altijd zeer blij dat wanneer men veel woorden poneert, daar ook daden naast staan. Ik vind dat heel goed en positief, want dat biedt ons zorgpersoneel opnieuw perspectief en dat is van onschatbare waarde in deze barre tijden.
De Vlaamse Regering heeft gekozen voor een structurele herwaardering van de zorgberoepen. 180.000 mensen zullen een loonsverhoging krijgen en dat is toch wel een enorme boost in deze moeilijke maanden. Voor de woonzorgcentra zal dat een loonsverhoging van 6 procent zijn. Het lijkt mij zeer belangrijk om gelijke tred te houden met de zorgberoepen op het federale niveau, zodat wij niet verzeild geraken in een concurrentiemodel.
Een andere zeer belangrijke maatregel is het verminderen van de hoge werkdruk door extra personeel en opleidingen. Er moet echt een voelbare verbetering zijn van onze werkomstandigheden en dat is een grote uitdaging, want we zien dat er momenteel duizend vacatures openstaan in de woonzorgcentra. We vinden het personeel daarvoor niet. En dat is nu juist de essentie: we moeten inderdaad voldoende handen aan het bed hebben, ook op korte termijn.
Het gaat dan voornamelijk over de woonzorgcentra, waar er op dit moment grote corona-uitbraken zijn. In Oost en West-Vlaanderen zien we dat in sommige woonzorgcentra meer dan 80 procent van de bewoners besmet is. Ook het zorgpersoneel kan natuurlijk besmet geraken en in quarantaine worden geplaatst.
De Vlaamse Regering heeft wel goede maatregelen genomen. Zo konden we de thuisverpleegkundigen, jobstudenten, tijdelijk werklozen en huisartsen in opleiding laten bijspringen. Ook de oproep naar vrijwilligers heeft zijn vruchten afgeworpen. En ook het leger doet uitstekend werk.
Maar het probleem is natuurlijk vooral het tekort aan medisch personeel. Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat we dit nijpend personeelstekort op korte termijn kunnen oplossen?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, minister-president, het akkoord dat gisteren is afgesloten, is een akkoord van en voor alle Vlamingen. Ik heb het opgezocht: er zitten 80.000 bejaarden in een woonzorgcentrum, er zijn 90.000 kinderen en jongeren die hulp krijgen via de Vlaamse integrale jeugdhulp, er zijn meer dan 150.000 Vlamingen die via Vlaanderen thuis gezinszorg krijgen, er zijn bijna 100.000 kleine Vlamingen die via Vlaanderen worden verzorgd in een kinderopvang, er zijn 25.000 Vlamingen met een beperking die via Vlaanderen worden geholpen, en zo kan ik nog wel even verdergaan. Het is een akkoord dat iedereen raakt, zeker die half miljoen Vlamingen die rechtstreeks hulp krijgen, en dan heb ik het nog niet over de broers en de zussen van personen met een handicap, de zonen, dochters en kleinkinderen van senioren die in een woonzorgcentrum verblijven of de ouders van peuters in een kinderdagverblijf.
Dit is een historische beslissing die een impact heeft op bijna 1 op de 5 banen in Vlaanderen. Die 180.000 mensen krijgen meer koopkracht, maar vooral ook meer collega’s. Die twee vragen lagen voor en zijn nu beantwoord. Minister-president Jambon zei dat onze zorgverleners een nooit geziene inspanning hebben geleverd; wij doen dat nu ook met de Vlaamse Regering. We zetten ons hart en onze portefeuille open, en in totaal komt er 1,2 miljard euro extra vrij voor zorg en welzijn. Dat is een nooit geziene inspanning.
Die inspanning gebeurt niet zomaar. De inspanning is ten eerste structureel: het is geen cadeaucheque of een premie. Ten tweede komt ze er snel: niet vanaf 1 juli, maar vanaf 1 januari 2021. Ten derde is ze er niet alleen voor het personeel van de woonzorgcentra, maar voor iedereen in Vlaanderen die van ver of van dichtbij met zorg heeft te maken. Ten vierde is ze gebaseerd op de intersectorale functieclassificatie, en dat betekent dat iedereen in de zorg- en welzijnssector eenzelfde soort loonmodel zal hebben en dat je veel betere mobiliteit krijgt tussen die verschillende zorgberoepen. Dat is belangrijk.
Ik ben alle collega’s in dit parlement, die gisteren allen positief hebben gereageerd op dit akkoord, erkentelijk. Het is fijn dat als er iets goeds gebeurt, dat zowel door de meerderheid als de oppositie kan worden erkend. Ik maakte me zelfs zorgen toen de PVDA daar positief op reageerde. Toen dacht ik even dat we iets verkeerds hadden gedaan. Ik vind het dus mooi dat iedereen heeft gezegd dat dit een goed akkoord is.
Is dit een antwoord op de meest acute zorgnood die we vandaag in onze woonzorgcentra ervaren? Neen. Minister, ik heb een heel concrete suggestie voor u. Er zijn 17.000 mensen die via het platform van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) hebben gemeld dat ze willen bijspringen in een woonzorgcentrum. Er zijn 470 vacatures en er zijn via dat platform maar 70 mensen aan de slag. Kunt u ervoor zorgen u een vliegende brigade maakt met mensen die de woonzorgcentra bijstaan door effectief mensen uit die pool te werven om zo de acute zorgnood in onze woonzorgcentra te lenigen?
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister-president, eerst en vooral bedankt voor uw aanwezigheid. U weet dat ons vertrouwen in minister Beke niet meer zo groot is, en daarom hebben we u gevraagd om hier aanwezig te zijn.
Ministers, collega’s, na maanden van witte lakens uithangen, na maanden van applaudisseren, na weken van licht maken en kaarsjes branden, na tal van terechte protestacties van het Vlaamse zorgpersoneel, na pakkende en hartverscheurende getuigenissen in de commissie ad hoc, na de ontluisterende Panoreportage, na het verhelderende rapport van Amnesty International, en ja, na wekelijkse druk van de oppositiepartijen in de commissie en in de plenaire vergadering, is er een sociaal akkoord bereikt en krijgt het Vlaams zorgpersoneel eindelijk de waardering en de erkenning die het verdient. Meer handen op de werkvloer, betere loon- en arbeidsvoorwaarden, meer opleiding en vorming: dit is waar ook onze fractie altijd voor heeft gepleit. Uiteraard, mijnheer Parys, is ook onze fractie tevreden met het bijkomend budget van jaarlijks 577 miljoen euro, waarvan 412 miljoen euro naar de zorgverleners gaat en 165 miljoen euro naar de maatregelen die moeten zorgen voor extra handen aan het bed en de opleiding van het nieuwe personeel. Dit akkoord moet inderdaad de kwaliteit van de zorg verder ondersteunen en de noodzakelijke zuurstof geven aan het personeel.
Dus, collega’s, ja, wij erkennen dat dit akkoord een eerste stap is in de goede richting. Alleen blijft de vraag waarom het zo lang moest duren vooraleer een akkoord werd bereikt. Uiteraard blijft het bang afwachten wanneer die broodnodige extra handen aan het bed er ook effectief zullen zijn. De budgettaire duidelijkheid is er nu. De echte evaluatie zal er pas zijn wanneer alle maatregelen geconcretiseerd zijn. Want, collega’s, terwijl wij hier debatteren voltrekt zich opnieuw een verdoken drama in onze woonzorgcentra, waar het personeelstekort en nieuwe uitbraken leiden tot schrijnende situaties. Sommige ziekenhuizen krijgen zelfs de dwingende vraag om bewoners van woonzorgcentra op te nemen, niet omdat ze besmet zijn maar omdat de basiszorg nauwelijks nog kan worden gegarandeerd. Bijkomende hulp om ervoor te zorgen dat de bewoners een ordentelijke verzorging krijgen, is dus dringend nodig. Onze fractie roept de Vlaamse Regering op om eindelijk efficiënte en kordate actie te ondernemen.
Voorzitter, ik wil besluiten met een citaat van professor De Maeseneer, dat onze fractie volledig onderschrijft: “Dat deze situatie zich voordoet in een van de rijkste regio’s ter wereld, is hallucinant.” Minister-president Jambon, minister Beke en collega’s, dit is een citaat om bij stil te staan.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, het zorgpersoneel levert nu al maanden onvoorstelbaar en fantastisch werk. Onze fractie heeft altijd gezegd dat applaus niet genoeg is. Het personeel in de zorg- en welzijnssector moet die erkenning en waardering ook op andere manieren krijgen, namelijk via structurele maatregelen, dat wil zeggen: betere verloning, minder werkdruk, betere ondersteuning. Dat is de reden waarom wij niet zomaar zijn meegegaan in eenmalige premies of bonussen.
Vorige week heb ik hier ook nog gezegd dat er geen concurrentie mag zijn tussen medewerkers in de zorgsector afhankelijk van waar ze werken, want ze doen allemaal onmisbaar werk, en ze doen dat met hun handen en ze doen dat met hun hart.
Daarom zijn wij zo tevreden met het sociaal akkoord dat gisteren gesloten werd. Dat sociaal akkoord geeft erkenning aan de zorgmedewerkers. Het geeft de erkenning die ze verdienen. Het bedrag dat daarvoor wordt ingezet – 577 miljoen euro per jaar extra – is ongezien. Dat bedrag wordt ingezet, onder meer voor bijkomend loon, maar ook voor meer zorgmedewerkers.
Dan kom ik op de acute situatie die er vandaag is. Inderdaad, dit akkoord zal in de toekomst meer ondersteuning geven en hopelijk ook meer mensen naar de zorgsector leiden. Dat is dan goed, maar dat is nog geen oplossing voor de huidige acute situatie. Daar zijn al heel wat projecten en voorstellen voor gedaan en uitgevoerd. Ik denk aan Help in de zorg!, Help De Helpers, de inzet van het Rode Kruis, enzovoort. Die blijven op vandaag meer dan nodig.
Ik wil hier graag even specifiek inzoomen op de inzet van studenten. Op 13 november, minister, hebt u samen met minister Weyts de onderwijsinstellingen aangeschreven met de vraag om de studentenstages optimaal te kunnen inzetten. Het gaat dan om studenten verpleegkunde, maar ik denk ook aan kinesisten, ergotherapeuten en logopedisten. Er zijn in bepaalde regio’s heel wat mooie samenwerkingen, maar blijkbaar nog niet overal. Daarom wil ik u vragen om samen met minister Weyts het overleg aan te gaan met de universiteiten en de hogescholen om te zien waar er nog drempels kunnen worden weggewerkt. Heel veel jongeren willen zich daarvoor inzetten.
Ik wil ook even naar de huisartsen in opleiding. Ook daar zijn er regio’s waar er voorstellen zijn. Ik zou u willen vragen om daar het overleg verder aan te gaan met Domus Medica. Dat is een groep die opgeleid is in medische handelingen en onmisbaar werk mee kan doen.
Minister, de brief die u samen met minister Weyts schreef, sloot als volgt af: “Door alle krachten te bundelen, kunnen we de essentiële zorg voor kwetsbare personen blijven garanderen. Dat is ons aller streven in de strijd tegen dit vreselijke virus.” Minister, u hebt dit heel goed verwoord. Het is maar door de krachten te bundelen en samen alles op alles te zetten dat we deze crisis het hoofd zullen kunnen bieden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister-president, minister Beke, collega’s, sta mij toe te zeggen dat wij hier met gemengde gevoelens zitten. Ja, er is een sociaal akkoord, en ik wil erkennen dat dat een zeer goede zaak is. De sector verdient dit al lang, en de sector had dit vooral al lang nodig.
Maar ik vind de bijna euforische stemmen hier op de banken maar vooral ook op sociale media eigenlijk misplaatst, en wel om twee redenen. Ten eerste is het tragisch dat deze Vlaamse Regering, maar ook de vorige regeringen, deze pandemie nodig hadden om eindelijk te beseffen dat de noodkreten uit de sector die al jarenlang geuit worden, wel degelijk gefundeerd en terecht waren. Zowel de regering-Jambon als de regering-Bourgeois had het nodig om een pandemie mee te maken om te beseffen dat de signalen die vanuit allerlei plaatsen in de samenleving kwamen, maar ook hier in dit halfrond vanuit een aantal fracties in de oppositie, terecht waren.
Collega’s, het is des te pijnlijker dat we hier een soort zelfgenoegzaamheid zien over het akkoord dat voorligt, terwijl letterlijk op dit moment de woonzorgcentra aan het kapseizen zijn. Sommige woonzorgcentra hebben op dit moment een personeelsuitval van meer dan 50 procent – niet in 2024, niet in 2021, maar nu. En dit probleem konden we al in maart, april, mei of juni voorspellen. Deze regering is er niet in geslaagd om in de tweede golf voor die plaatsen en voor die voorzieningen een verschil te maken. Dat is pijnlijk.
Maar er is een akkoord dat een belangrijke stap zet. En daarvoor willen wij graag onze erkenning uiten en onze felicitaties overbrengen aan de Vlaamse Regering en aan de sociale partners. Maar het zijn ook diezelfde sociale partners die gisteren al hebben aangegeven dat dit voor hen niet de ultieme oplossing is. Dit is een startpunt, een beginpunt. Want op het gebied van extra mensen zet dit akkoord maar een zeer beperkte stap. We hebben het eens uitgerekend. De cijfers zijn soms nog wat onduidelijk, maar concreet zal er qua extra mensen in de woonzorgcentra 0,6 fulltime-equivalent komen op basis van de middelen die in dit sociaal akkoord worden vrijgemaakt.
Dit akkoord is geen mobilisatieplan om op korte en op langere termijn de extra vacatures ingevuld te krijgen. Onze vraag blijft, zoals bij de collega’s van andere fracties: hoe zult u dit versneld realiseren? Minister, hoe zult u het acute probleem op die plaatsen inlossen?
Het is een raamakkoord, er zijn nog heel wat losse eindjes. Wij steunen de bedoeling hiervan, en we zijn blij dat het er ligt. Maar laat ons toch enige bescheidenheid aan de dag leggen: dit had er al lang moeten liggen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Collega’s, minister, ik weet niet of jullie Sarah Demeulenaere nog kennen. Dat is een verpleegkundige uit een woonzorgcentrum in Brugge die meer dan een maand geleden een open brief geschreven heeft, waarbij ze aan de alarmbel trok en toen al schreef: “Ondertussen voelen wij de druk weer toenemen. Dat maakt ons bang. We voelen ons in de steek gelaten!”
We hebben dat hier toen in dezelfde plenaire vergadering ook ter sprake gebracht. We hebben gevraagd hoe u het zorgpersoneel zou ondersteunen. U kwam toen met een hele waslijst aan maatregelen, en u zei zelfs dat u er zo nog even over zou kunnen blijven doorgaan, over die maatregelen.
Ik heb juist nog eens gebeld met Sarah, en wat blijkt? Zij staat nog steeds alleen op de gang met de late shift, op een gang voor 23 bewoners. Daardoor is het onmogelijk om tijd te maken voor mensen die het even moeilijk hebben: mensen die een babbel nodig hebben of die zich verdrietig of angstig voelen. Dus wat doet Sarah? Ze blijft wat langer op haar job, en dat keer op keer.
Minister, vandaag is Sarah uitgeput, fysiek en emotioneel. En dat is ook het geval bij haar collega’s. En u kunt misschien blijven doorgaan over welke maatregelen u allemaal neemt, maar uiteindelijk blijkt op het terrein dat de mensen geen ondersteuning zien, dat er geen extra mensen op de vloer staan. En de personeelstekorten waren al enorm, maar vandaag is in sommige woonzorgcentra tot bijna de helft van het personeel niet aanwezig. Minister, de dijken die niet mochten breken, zijn vandaag gebroken.
In de eerste golf kon je nog zeggen dat je verrast was. Maar zoals Artsen Zonder Grenzen hier al in juni gezegd heeft: als er een tweede golf komt, heb je dat excuus niet meer. De tweede keer is het schuldig verzuim want iedereen wist dat er een tweede golf zou komen. U kunt over die eerste golf misschien zeggen dat u natuurlijk fouten hebt gemaakt. Dat hebt u al een paar keer gezegd. Maar wat blijkt? U blijft diezelfde fouten keer op keer maken. Minister, wij hebben het berekend, de afgelopen maand is er in de woonzorgcentra opnieuw een oversterfte geweest van achthonderd bewoners. Dat is de derde golf van oversterfte in onze woonzorgcentra het afgelopen jaar, ondanks het heldenwerk van al die hulpverleners, zorgwerkers en personeel dat het uiterste van zichzelf heeft gegeven, laat dat heel duidelijk zijn. Minister, er zijn vandaag meer handen op de vloer nodig, er is vandaag meer volk nodig. Daar had u eigenlijk al voor de zomer mee moeten beginnen.
Minister, ik heb een heel concreet voorstel.
Heel kort dan, alstublieft.
17.000 mensen hebben zich aangeboden om te werken als vrijwilliger, maar de woonzorgcentra kunnen dat nu niet eventjes regelen om ze in te schakelen, daar bent u voor verantwoordelijk. Het sociaal akkoord is een stap in de goede richting maar er moeten vandaag mensen komen, een echt crisismanagement, om te voorkomen dat de mensenrechten een tweede keer geschonden worden in onze woonzorgcentra.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Voorzitter, collega's, mijnheer Sintobin, ik wil eerst zeggen dat de regering een en ondeelbaar is. Of ik hier nu zit of minister Beke of wij samen, de regering is een en ondeelbaar.
Beste collega's, vandaag ben ik, nadat ik even heb kunnen uitrusten, nog steeds een behoorlijk opgetogen mens. Ik ben zeer tevreden met het voorakkoord dat wij hebben kunnen sluiten met de sociale partners in de brede zorg- en welzijnssector. Ik wil dan ook vanaf deze plaats alle partners aan de onderhandelingstafel, en dat zijn er wel wat in het kader van het VIA 6-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord), nadrukkelijk bedanken voor hun constructieve ingesteldheid om dit akkoord mogelijk te maken. Wij zijn de onderhandelingen in de zomer gestart en hebben toen gezegd dat we een akkoord wilden bereiken voor het einde van het jaar. Wel, we zijn nog niet einde november en we hebben een akkoord. Ik refereer even aan het VIA 5-akkoord waar men iets minder dan een jaar aan heeft gewerkt. Vlaanderen gaat een niet eerder geziene inspanning leveren om de loon- en arbeidsvoorwaarden van ons zorg- en welzijnspersoneel te verbeteren. U moet niet vergeten dat dit akkoord boven op de middelen komt die al in de reguliere begroting en de reguliere meerjarenplanning waren voorzien. Minister Beke zal daar seffens nog op ingaan. Daar waren al heel veel middelen voorzien, meer dan een half miljard euro specifiek gericht op meer handen aan het bed. Dit komt erbovenop.
We hebben de belofte die we deze zomer gedaan hebben, hard gemaakt. Er ligt nu een stevig en uitgebalanceerd sociaal akkoord voor een structurele herwaardering van de zorgsector op tafel. Ik ben daar blij mee. Daarmee drukken we onze welgemeende waardering uit voor alle mensen die nu al maanden tijdens de coronacrisis meer dan het beste van zichzelf geven in onze woonzorgcentra, in onze revalidatiecentra, in de voorzieningen voor personen met een handicap, in de jeugdhulp en ga zo maar door. Het akkoord dat we samen – werkgevers, werknemers, minister Beke en ikzelf – hebben bereikt, gaat over een bijkomende enveloppe van 577 miljoen euro die de Vlaamse Regering onmiddellijk vanaf 1 januari 2021 recurrent, dus elk jaar opnieuw, vrijmaakt. Van die 577 miljoen euro gaan 412 miljoen euro naar de verhoging van de koopkracht van de zorgverleners en 165 miljoen euro naar kwaliteitsmaatregelen met het oog op het verlagen van de werkdruk, zoals extra personeel maar ook opleidingen. Dat bedrag komt bovenop het uitbreidingsbeleid Welzijn dat al beslist was en waarbij 562 miljoen euro per jaar geïnvesteerd wordt in meer capaciteit en extra plaatsen.
In totaal besteedt de Vlaamse Regering tijdens deze legislatuur jaarlijks 1,1 miljard euro extra in de zorg- en welzijnssector. Er komt volgend jaar ruimte om extra mensen aan te werven, dus meer handen aan het bed en in de zorg en dat is natuurlijk bijzonder belangrijk. Het zal niet eenvoudig zijn om al die werkkrachten ook daadwerkelijk te vinden maar, en dan verwijs ik opnieuw naar ons relanceplan Vlaamse veerkracht, we maken de nodige middelen vrij om mensen om te scholen die vandaag of morgen zonder job zitten of die vinden dat ze toe zijn aan een nieuwe uitdaging.
We zorgen ook voor een koopkrachtverhoging die ingaat op 1 januari 2021, dat is zes maanden eerder dan voorzien. Die koopkrachtverhoging komt neer op gemiddeld 6 procent voor alle personeelsleden in de woonzorgcentra, psychiatrische verzorgingstehuizen, revalidatiecentra, initiatieven beschut wonen en de multidisciplinaire begeleidingsequipes palliatieve zorg. Het gaat over 4,5 procent voor de mensen in de diensten van gezinszorg, de voorzieningen voor personen met een handicap, de jeugdhulp, de Centra Algemeen Welzijnswerk, de kinderopvang en de centra geestelijke gezondheidszorg en over 1,1 procent voor de maatwerkbedrijven en de sociaal-culturele sector, wat over twee jaar nog gealigneerd zal worden in het nieuwe interprofessionele akkoord.
Minister Beke zal meer details geven over het bereikte akkoord en ingaan op een aantal gestelde vragen.
Minister Beke heeft het woord. U hebt ruim twee minuten maar u mag nadien tussenkomen wanneer u wilt en wanneer u aangesproken wordt.
Collega's, ik zal een aantal opmerkingen voor de tweede ronde houden.
Vorige week hebben we hier ook een debat gehad. Er werd toen gezegd dat er handen te kort zijn. Ik heb verwezen naar alle initiatieven die we hebben genomen: in de taskforce, het cascadedocument samen met alle stakeholders, Help in de zorg!, Help de Helpers, het Rode Kruis, de mensen van Defensie, de compenserende maatregelen die we nemen met het oog op de financiële continuïteit van de woonzorgcentra zodat zij personeel kunnen inzetten, ook al hebben ze vandaag minder bedden. We hebben het ook gehad over de maatregelen die de regering heeft genomen om flexibel personeel te kunnen inzetten en hen daar extra voor te financieren.
En toen zei de oppositie dat dat allemaal heel goed is, dat dat fantastisch is maar dat één ding ontbreekt, namelijk een sociaal akkoord. Wanneer zouden de mensen de erkenning en waardering krijgen die ze verdienen? Wel, we zijn een week verder, en er is een sociaal akkoord. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
We hebben een sociaal akkoord dat zal ingaan vanaf 1 januari 2021.
Mevrouw Vandecasteele, ik heb ook gebeld met Sarah Demeulenaere nadat zij die open brief had geschreven. Ze zei dat er in de maatschappelijke perceptie een geweldig negatief beeld bestaat over de woonzorgcentra, dat ze kreunen onder de werklast maar nog veel meer onder die negatieve perceptie. Een perceptie, een beeld dat u en andere collega’s daarnet opnieuw hebben neergezet. Ze zei verder dat het idee dat het ziekenhuispersoneel vandaag al een opslag krijgt terwijl zij niets krijgen, er bij haar niet in kan. Ik heb haar gezegd dat ik dat begrijp maar dat het akkoord voor de federale ziekenhuizen en verpleegkundigen pas ingaat vanaf 1 juni, en dus niet vandaag. Ik maak niet de rekening van andere overheden maar ik heb wel tegen Sarah gezegd dat ik haar en de 60.000 andere mensen uit de woonzorgcentra zal honoreren voor wat zij doen. Ik engageer me, en de hele Vlaamse Regering engageert zich, om het verschil tussen de ziekenhuizen en de woonzorgcentra weg te werken. Wij engageren ons om dat te doen op een structurele manier, niet op een eenmalige manier.
En last but not least: wij engageren ons om dat niet alleen te doen - ook dat woord zijn we nagekomen - voor de mensen die in de woonzorgcentra werken, maar ook voor de mensen die werken in de gehandicaptenvoorzieningen, de jeugdhulp, de gezinshulp, de kinderopvang. Voor 180.000 mensen die vandaag werken voor zorg en welzijn in Vlaanderen hebben wij ons geëngageerd, en wij zullen hen vanaf 1 januari 2021 namens de voltallige Vlaamse Regering daar ook voor waarderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik vind dit bijzonder hallucinant. Wij hebben een actualiteitsdebat aangevraagd over de personeelsuitval in de woonzorgcentra door de coronacrisis omdat het momenteel zeer acuut is op het terrein, en de enige antwoorden die we van de regering krijgen zijn een goednieuwsshow over het sociaal akkoord en een opsomming van de maatregelen die er gebeurd zijn om meer personeel in de woonzorgcentra te krijgen, waarvan we allemaal vastgesteld hebben dat ze niet gewerkt hebben. Er zijn voorstellen gekomen, zelfs ook vanuit de meerderheid – collega Parys heeft hier net een voorstel voorgelegd – waar u niet eens op geantwoord hebt. Ik vind dat bijzonder hallucinant. (Opmerkingen van Jan Jambon. Gelach van Wouter Beke)
De verhalen uit het veld zijn heel ernstig en u komt enkel hiermee af. Uiteraard is dat zorgakkoord goed voor het personeel, dat hebben wij ook gezegd. Er waren blijkbaar wel twee coronagolven en een federaal voorbeeld nodig voor er eindelijk tot actie werd overgegaan. En u moet eerlijk zijn … (Rumoer)
Collega Anaf, collega Vande Reyde en collega Parys en collega Bothuyne zouden u graag willen onderbreken. En collega Sintobin ook, of wou u gewoon dag zeggen tegen mij?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, soms wordt hier in het parlement gedaan alsof wij erger zijn dan Tsjaad, Somalië en Afghanistan samen. Maar de waarheid heeft ook zijn rechten. Er is wel degelijk geleerd uit de eerste golf en er zijn wel degelijk maatregelen op het terrein genomen. Mijnheer Anaf en andere leden van de oppositie, ik weet dat jullie vaak op het veld komen, en dat apprecieer ik. Maar wij doen dat ook. Wij zien wel degelijk dat er meer wordt getest en dat er meer beschermingsmateriaal aanwezig is. Ik ben het ermee eens dat er nog steeds brandhaarden zijn, maar die worden adequaat aangepakt. Die lessen zijn dus wel degelijk geleerd.
Ten tweede: altijd dat riedeltje van ‘te laat, te laat, te laat’. Kijk, als het sectoraal akkoord meteen afgesloten was nadat het beslist was, dan was u de eerste, de allereerste om te zeggen dat het overlegd moest worden met de sector. Wel, dat hebben we gedaan. En die Vlaamse zorgsector, dat is niet alleen de woonzorgcentra, dat gaat over zeer veel mensen, zoals de minister gezegd heeft. Dat het dus een tijdje duurt om dat goed te krijgen, zowel voor de woonzorgcentra, zowel voor de voorzieningen voor mensen met een handicap, zowel voor de kinderopvang, als voor de thuisverplegers, dat is logisch.
Oké, u hebt nu al meer gezegd dan collega Anaf in zijn spreektijd. Kunt u alstublieft afronden?
Ik wist niet dat ik een tijdslimiet had, voorzitter.
Uiteraard! Iedereen heeft hier limieten, en zeker wat tijd betreft.
Ik weet dat er problemen zijn, maar er wordt wel degelijk gehandeld. Als ik nog eventjes mag: het is ook niet zo dat altijd meer geld alles gaat oplossen in de zorg. Er zijn ook hervormingen nodig, en ik heb het vorige week al gezegd: laat ons samen kijken hoe we de fundamenten van de zorg kunnen hervormen, laat het debat daarover gaan in plaats van altijd te zeggen hoe vreselijk de zorgsector in Vlaanderen er wel niet aan toe is. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Parys heeft het woord.
Ik wil even ingaan op wat hier daarnet gezegd is over het feit dat er een crisis nodig geweest is vooraleer de Vlaamse Regering de woonzorgcentra heeft ontdekt. Eerlijk gezegd, collega’s, hebben wij wel respect voor de oppositie, maar dan moet u ook respect hebben voor de feiten en voor de waarheid in dezen. U weet heel goed dat Vlaanderen bevoegd geworden is voor de woonzorgsector sinds 2015. En waarom is er in die zesde staatshervorming de overdracht van de woonzorgcentra gedaan naar Vlaanderen? Niet omdat daar zo riant in geïnvesteerd is, mijnheer Anaf. Niet omdat dat een sector was waar geen problemen waren. Er zijn zelfs mensen die zeggen dat dat de ‘bad bank’ van de federale overheid was en dat die daarom overgedragen is naar Vlaanderen. Wat heeft de Vlaamse Regering gedaan in die sector sinds 2015? Je kunt heel duidelijk zien dat er een investering gebeurd is sinds 2015 van 580 miljoen euro extra. Dat is vier keer meer dan de inflatie, dat is een gigantisch bedrag op een tijdspanne van nauwelijks vier jaar. En u komt hier dan vertellen dat het tot de coronacrisis geduurd heeft vooraleer er geïnvesteerd is in die woonzorgcentra.
Wel, ik wil er graag een cijfer bij nemen. Ik heb een vraag voor u. Hoeveel heeft de Federale Regering in 2014 en 2015 geïnvesteerd in de omzetting van rob- naar rvt-bedden? Dat is jargon, waarmee bedoeld wordt: de omzetting naar meer handen aan het bed. Ik zal u het antwoord geven. Nul. Nul. (Opmerkingen van Hannes Anaf)
Kunt u afronden?
Ter vergelijking – en daarmee rond ik af, voorzitter –: in 2019 waren er bijna drieduizend van dergelijke omzettingen. Als u dan komt vertellen dat de Vlaamse Regering de voorbije vier, vijf jaar niets heeft geïnvesteerd in de woonzorgcentra, dan doet u de waarheid geweld aan. Zo voert u geen eerlijk debat, mijnheer Anaf. (Applaus bij de N-VA)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Anaf, ik ben eigenlijk heel jaloers op u, want in uw wereld moet het fantastisch zijn. Het moet eenvoudig zijn. Alle problemen zijn te herleiden tot één fundamentele oorzaak. Nochtans is deze pandemie een van de meest complexe problemen die ons zorgsysteem en onze hele samenleving ooit heeft getroffen. Maar voor u is het simpel. Er is maar één probleem in heel deze pandemie en in heel het beleid daaromtrent, en dat heet Wouter Beke. Voor u is het heel eenvoudig. En ik denk dat u op die manier, door de simplismen die u hier verkondigt, het hele debat maar ook de hele zorgsector heel veel onrecht aandoet, collega Anaf. Ik ben daar eigenlijk persoonlijk door getroffen en ben er kwaad om, omdat ik ook op het terrein zie wat er gebeurt.
We hebben ook een aantal woonzorgcentra in onze gemeente die nu, in deze golf, zwaar getroffen zijn. In de eerst golf hebben ze nul coronapatiënten gehad, maar nu worden ze geconfronteerd met een toevloed aan besmettingen. Is dat de schuld van Wouter Beke? Neen. Maar ik stel wel vast dat we met onze woonzorgcentra nu een beroep kunnen doen op al het mogelijke beschermingsmateriaal, op verschillenden kanalen waaruit geput kan worden voor mensen die de vaste personeelsleden kunnen vervangen.
Kunt u afronden?
Ik stel vast dat er een teststrategie is. Ik stel vast dat er een beleid is gevoerd, collega Anaf, en dat beleid komt van deze Vlaamse Regering en van deze minister. Ik reken erop dat u vanaf nu de eerlijkheid aan de dag legt om ook dat te durven erkennen in dit debat.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik wil eerst ingaan op dat laatste. Collega Bothuyne, ik weet dat politieke verantwoordelijkheid nemen in dit land en in Vlaanderen niet zo evident is, niet alleen voor Wouter Beke maar voor geen enkele minister. We hebben daar in het verleden al tal van voorbeelden van gezien.
Ik vind het toch wel eigenaardig. Blijkbaar heeft niet iedereen geluisterd naar wat de oppositie heeft gezegd. Alle oppositiepartijen zijn begonnen met de erkenning van het akkoord. Collega Vaneeckhout heeft zelfs gezegd: proficiat aan de Vlaamse Regering. Dat vond ik er een beetje over, maar soit. (Gelach. Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Wij erkennen de meerwaarde van dit akkoord. Wij zeggen dat dit goed is. En het eerste wat minister Beke doet en wat de collega’s van de meerderheid doen, is de oppositie aanvallen. Minister Beke durft zelfs te beweren dat wij verantwoordelijk zijn voor de negatieve perceptie die er bestaat in de maatschappij over woonzorgcentra. Ik vind dat verschrikkelijk, dat u dat zegt. Neen, wij doen dat niet. Ik doe dat in ieder geval niet. Ik heb onlangs nog in de commissie opgeroepen – u was daar getuige van – dat wij allemaal, als fracties, als politici, als verantwoordelijke parlementsleden, zelf moesten zorgen voor een positief beeld van de woonzorgcentra en van de zorg in het algemeen. Maar mag ik hier als oppositielid nog problemen op tafel leggen, collega’s?
U mag dat, maar u moet nu wel afronden.
Wie vandaag ontkent dat er ernstige problemen zijn, schrijnende toestanden in de woonzorgcentra, woont volgens mij op een andere planeet. Dat is de taak van ons, parlementsleden, van de oppositie. Dat is ook het onderwerp van dit debat, zoals collega Anaf zegt: niet om hoera te roepen over het sociaal akkoord waar we veel te lang op hebben moeten wachten. U hebt gelijk, minister-president: voor VIA 5 heeft het misschien een jaar geduurd. Maar nu was het wel een andere situatie, natuurlijk. We zitten in oorlogstijden, zeggen we soms. En in oorlogstijden moeten soms uitzonderlijke maatregelen genomen worden.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, het gaat vandaag niet over beschermingsmateriaal, het gaat over acuut personeelstekort. Minister, minister-president, het is geen herhaling van de persconferentie van gisteren. Minister Beke, u zegt dat het grote probleem de perceptie is, maar ik vraag mij echt af waar u woont en of u op de vloer komt. U sprak op tv redelijk sarcastisch over een inleeflijstje dat u ging maken. U moet eens op de vloer komen, op het terrein!
Artsen Zonder Grenzen bracht ons hier een rapport met de titel ‘Overgelaten aan hun lot’. We kregen een rapport van Amnesty International over de schending van mensenrechten. Niemand, maar dan ook niemand, wijst het personeel met de vinger. Ze wijzen wel naar de politiek verantwoordelijken die de crisis niet goed hebben opgelost en elke keer opnieuw ‘too little, too late’ deden en waren. Dat is uw verantwoordelijkheid, minister. U had sneller moeten ingrijpen, dan zou de situatie op het terrein niet zo dramatisch geweest zijn. U had voor de zomer al personeel moeten inschakelen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
We zouden vandaag dit debat niet hebben mocht, toen Vlaanderen bevoegd werd voor de woonzorgcentra, het niet alleen meer geïnvesteerd had, maar ook gezorgd had voor meer personeel. We zouden dit debat ook niet hebben, mochten we na de eerste pandemie in het voorjaar, toen we ook al wisten dat er een personeelstekort was, direct opgetreden zijn. We moeten vandaag het debat voeren. Het is goed dat er een sociaal akkoord is, maar het gaat pas in op 1 januari. We moeten het debat voeren voor de volgende maanden. Hoe gaan we ervoor zorgen dat er voldoende handen aan het bed van de ouderen zijn? Dat zijn de vragen die we vandaag moeten stellen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik vind het jammer dat er gezegd wordt dat er niets gedaan is. Er zijn zoveel maatregelen om personeel te zoeken voor die uitval. Ik denk aan de thuisverpleging, jobstudenten, tijdelijke werklozen, studenten in opleiding voor geneeskunde of verpleegkunde, vrijwilligers van het Rode Kruis, ‘Help de helpers’, ‘Help in de zorg!’ – ik kan nog zo doorgaan. Als er een toverformule bestond, dan hadden we die toch wel al gevonden? Het gaat vooral om dat medisch personeel, dat moeten we zoeken. Daarvoor moeten we inderdaad de opleiding aantrekkelijk maken en zorgen voor zijinstromers. Daar ligt de clou. Daar gaan we de komende jaren nog veel meer op moeten inzetten. Maar zeggen dat er niets gebeurd is, dat is fundamenteel onjuist.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Anaf, u verwijt de minister dat er momenteel acute noden zijn. U zegt dat er veel meer handen nodig zijn in de zorg, nu en in de toekomst. Hoe gaan we die handen daar krijgen? Ik zal één ding zeggen: niet op de manier waarop u hier doet over de zorg. (Rumoer)
Daardoor zullen er niet meer handen in de zorg komen. Daardoor zullen we niet meer mensen over de streep trekken om zich in te zetten in de zorg. Ja, er zal nog hard gewerkt moeten worden om de kwaliteit van leven en zorg van de bewoners in woonzorgcentra te verbeteren. Er is de voorbije jaren ook al veel op ingezet. Ik verwijs, mevrouw De Martelaer, naar de meer dan zevenduizend rvt-erkenningen in de voorbije legislatuur. Om die zorg te kunnen bieden, hebben we mensen nodig, mensen die die zorg willen geven met hun handen maar ook met hun hart. Ik ben zeker dat er heel veel jongeren zijn die zich daarvoor willen engageren, net zoals er veel mensen zijn die via de zijinstroom willen omscholen om die zorg te bieden. Door die negatieve beeldvorming, door al die negativiteit die hier week na week na week, en maand na maand, ... (Rumoer)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
... elke keer weer wordt gespuid, in deze plenaire vergadering, doet u onrecht aan de duizenden mensen die gisteren en morgen het beste van zichzelf geven.
Kunt u afronden alstublieft?
Ik ben er zeker van dat we door een positieve beeldvorming heel veel meer mensen over de streep kunnen trekken, en we zullen ze allemaal nodig hebben.
De heer Parys heeft het woord.
En ik ben er zeker van dat we door een positievere beeldvorming veel meer mensen mee over de streep kunnen krijgen en we zullen ze allemaal nodig hebben. (Opmerkingen van Chris Janssens)
De heer Parys heeft het woord.
Ik zal het kort houden. Ik denk dat sp.a eens moet beslissen wat ze wil. Ofwel gaat u hier een aantal politieke manoeuvres uitvoeren, ofwel gaan we samen naar oplossingen zoeken. Ik zal niet onbeleefd zijn en ik zal dus niet zeggen 'wie is Hannes Anaf in deze?' of 'wie is Frank Vandenbroucke in deze?', want ik ben ervan overtuigd dat we samen wel een stap vooruit kunnen zetten opdat er snel meer zorgpersoneel op de vloer zou staan. U hebt samen met ons een resolutie goedgekeurd in de zomer en daarin staat dat we samen met de federale overheid zo snel mogelijk het KB nr 78 zouden aanpassen waardoor er andere zorgprofielen tewerkgesteld kunnen worden in onze zorgsector.
Mijn vraag is, mijnheer Anaf: hoever staat het daarmee op federaal niveau? We hebben dat heel dringend nodig. Laten we daar samen werk van maken in plaats van hier te zitten hakketakken.
Dat was zeer kort.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik had mijn hand daarvoor al opgestoken. Maar eerlijk gezegd, collega Schryvers, ik ben echt gedegouteerd door de manier waarop u in dit debat tussenkomt. Als dat de manier is waarop de CD&V en uw fractie kijken naar politieke verantwoordelijkheid: we hebben gedaan wat we konden, we stellen vast dat het niet gelukt is en dan ligt het nu maar aan de oppositie die een beetje te negatief is over werken in de zorg. Met alle respect, maar u zou beschaamd moeten zijn. U zou beschaamd moeten zijn dat dat de manier is waarop u probeert om in de bres te springen voor uw minister. Het is echt triest om vast te stellen dat dat het enige is wat hier ingebracht kan worden. Want ik hoor vanuit uw fractie op dit moment – en ik kijk uit naar het antwoord van de minister zo meteen – geen enkel denkspoor over waar we op dit moment zijn.
We kunnen alleen maar vaststellen dat alles wat u de voorbije maanden hebt geprobeerd, te weinig heeft gewerkt om het acute probleem tot nu toe op te lossen. Is er iemand in dit halfrond die vindt dat het probleem er op dit moment niet is? Ik denk het niet. Jullie zijn politiek verantwoordelijk. Probeer dan ten minste samen met ons de zoektocht op te nemen over hoe we het nu wel kunnen doen. Los van het interessante debat tussen sp.a en NV-A dat me überhaupt niet interesseert, heeft collega Parys tenminste al een paar denksporen op tafel gelegd om dat te doen. Maar van uw fractie heb ik tot nu toe niets gehoord, behalve zeggen: oppositie, het is een schande dat jullie negatief praten over de zorg, dat jullie acute problemen op tafel leggen…
Goed, ik heb de vraag gehoord. U bent duidelijk.
En daardoor zullen we geen oplossingen vinden. Ik verwacht van de minister en vooral van een meerderheidsfractie meer verantwoordelijkheid dan dat, in een debat waar vooral mensen in de zorg met open ogen zitten te kijken naar hoe u hier een acuut probleem nu zelfs lijkt te ontkennen, want het is allemaal de schuld van de mensen in de oppositie dat dit de realiteit is.
De heer Sintobin heeft het woord.
Heel kort. Ik kan alleen maar onderschrijven wat collega Vaneeckhout zegt.
Dan kunnen we bij deze stoppen.
Ik mag toch ook gezegd hebben dat het schandelijk is, de uitspraken van collega Schryvers, dat we als parlementsleden die onze verantwoordelijkheid nemen en die hier bepaalde problemen… Daarvoor zitten we, collega’s, toch in een parlement en zitten we in de oppositie, dat we een acuut probleem hier op tafel leggen. En dat u continu probeert om in de bres te springen voor minister Beke die politiek verantwoordelijk is, kan ik nog enigszins begrijpen. Maar dat u ons verwijt dat we onze job doen, collega Schryvers… Ik stel voor dat u, als het dan toch allemaal zo goed loopt, vanaf nu geen enkele vraag meer indient bij de commissie. Wekelijks stelt u drie tot vier vragen over bepaalde problematieken in de woonzorgcentra. Waarom mogen we dat hier vandaag dan niet doen?
Collega Schryvers, u bent natuurlijk een paar keer persoonlijk aangesproken. Heel kort alstublieft, en dan is het aan minister Beke.
Doe maar eerst, maar heel kort alstublieft. We hebben het allemaal heel duidelijk gehoord. U bent aangesproken. U krijgt nu al voor de derde keer het woord. Ik vraag u gewoon om kort te zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, vanzelfsprekend mogen er hier vragen gesteld worden. Ik denk dat dat logisch is. Er is natuurlijk een crisis die ons allemaal heeft getroffen en die ook in de woonzorgcentra natuurlijk voor heel ernstige toestanden heeft gezorgd. Ik heb dat ook altijd erkend en onderkend en we hebben daar ook rond gewerkt in de coronacommissie. We hebben zelfs samen met de fracties in de meerderheid en in de oppositie 95 aanbevelingen gemaakt.
Ik heb nooit gezegd dat er geen problemen zijn. Ik ben daarnet mijn uiteenzetting zelfs begonnen met te zeggen dat er nog hard gewerkt moet worden om in de toekomst de kwaliteit van de zorg voor de bewoners in de woonzorgcentra te verbeteren en dat we daar heel veel zorgmedewerkers voor nodig hebben. En we hebben ook in deze acute situatie zowel vanuit onze fractie als vanuit de regering vanzelfsprekend heel wat voorstellen gedaan en initiatieven genomen, bijvoorbeeld Help De Helpers. Ik heb daarstraks verwezen naar de studenten verpleegkunde en naar de huisartsen in opleiding. We zouden ook nog heel wat verlofstelsels kunnen proberen te flexibiliseren en mensen incentives geven wanneer ze bijvoorbeeld het verlofstelsel willen omzetten.
Zeg dus nu niet dat wij ter zake geen positieve voorstellen doen.
Het is ons aller verantwoordelijkheid mee te werken aan de positieve beeldvorming in de zorgsector. Mannen en vrouwen geven elke dag, ook op dit ogenblik, met hun handen en met hun hart het beste van zichzelf. We moeten er hard op letten dat we de mensen die daar momenteel werkzaam zijn geen onrecht aandoen met die negatieve berichten.
We moeten allemaal samen oplossingen zoeken. We hebben dat in de Commissie ad hoc voor de Evaluatie en Verdere Uitvoering van het Vlaamse Coronabeleid met 95 aanbevelingen gedaan en we moeten dat nu ook samen verder doen.
Minister Beke heeft het woord.
Er is naar het rapport van Amnesty International verwezen. Toen het rapport van Amnesty International ’s morgens op de radio verscheen, kreeg ik een uur later een mail die ik even zou willen voorlezen. De mail was gericht tot de VRT-redactie. (Opmerkingen)
Mag ik respect vragen voor de briefschrijver, de directeur van een woonzorgcentrum? Hij is een van de 800 directeurs waarvan de oppositie stelt aan hun kant te staan. Mag ik even respect vragen en deze brief voorlezen?
“Beste, was het nu echt nodig om nog maar eens de woonzorgcentra in een slecht daglicht te stellen deze morgen vroeg? Wanneer brengen jullie ook eens de mooie verhalen? Ja, ook deze situaties zijn er in onze woonzorgcentra. Sinds 15 oktober werk ik zeven dagen op zeven. Ik doe het voor de bewoners en voor al mijn medewerkers. We hebben momenteel een uitbraak. We moeten dagelijks sleutelen aan de planning, maar het lukt ons, dankzij creativiteit, flexibiliteit, de inzet van interimkrachten. Het lukt ons nog steeds om familie toe te laten. Het lukt ons nog steeds, zelfs bij bewoners die COVID-19-positief zijn, een aangepast aanbod te brengen, zodat het wonen opnieuw levens- en menswaardig is. Het lukt ons nog steeds. Terecht, de omstandigheden zijn momenteel niet oké. Ons gebouw leent er zich niet toe om een ganse afdeling om te bouwen tot een cohorte, maar we zijn creatief geweest. Participatie, zowel van medewerkers als familieleden als bewoners, we hebben er wel aandacht voor. We zijn niet het enige woonzorgcentrum. Zo zijn er heel veel in Vlaanderen. De moed zakte me in de schoenen toen ik aan het luisteren was naar jullie reportage, maar toen ik binnenstapte in het woonzorgcentrum, was er terug die drive om ervoor te gaan. Ik weet wanneer ik vertrek naar het werk, maar ik weet niet wanneer ik thuiskom. Vriendelijke groeten.”
Mevrouw Vandecasteele, dat is een brief van een directeur van een woonzorgcentrum die er middenin staat. U hebt me met betrekking tot die flexibele personeelsinzet gevraagd waarom ik er nu pas aan heb gedacht dat er een probleem zou kunnen zijn. Een paar weken geleden hebt u me die vraag gesteld: “Minister, u hebt in de zomer de flexibele personeelsinzet gedaan. Gaat u dat verlengen? Bent u van plan dat te verlengen, want dat was een goede maatregel?” (Opmerkingen van Lise Vandecasteele)
Mevrouw Vandecasteele, de minister heeft het woord. Gelieve hem te laten uitspreken.
Mevrouw Vandecasteele, het gaat om financiële compensaties. We hebben dat in de zomer van 2020 gedaan en we verlengen dat tot 31 maart 2021. We zijn ingegaan op uw vraag om dat te doen. Op 15 april 2020 hebben we alle woonzorgcentra al een brief gestuurd om heel dat instrumentarium in te zetten. We hebben met de taskforce beslist een cascadedocument op te stellen dat massaal wordt gebruikt. Soms is dat niet voldoende en ik kom daar straks nog op terug, maar we hebben het gebruikt.
Collega Anaf, ik zou me er eigenlijk politiek heel gemakkelijk van af kunnen maken als u begint over de structurele onderwaardering van de woonzorgcentra, door te zeggen dat u gelijk hebt, dat er een historische onderwaardering van de woonzorgcentra is. Voor Vlaanderen de woonzorgcentra heeft overgenomen, waren ze inderdaad ondergewaardeerd. Maar wie waren toen de ministers bevoegd voor die woonzorgcentra? Mevrouw Onkelinx, mijnheer Demotte, mevrouw De Galan, de heer Moureaux. Allemaal socialisten! (Opmerkingen van Hannes Anaf en Hannelore Goeman)
Twintig jaar socialisten! En dan hier komen zeggen dat er een historische onderwaardering is. Een klein beetje eerlijkheid! (Applaus bij CD&V)
Vlaanderen heeft de woonzorgcentra in 2015 overgenomen. Collega Parys heeft daarnaar verwezen. De vorige regering, de regering-Bourgeois heeft de woonzorgcentra overgenomen en heeft een structurele inspanningen gedaan, van 25 procent, vooral gericht op capaciteitsuitbreiding. Dat was toen ook nodig. Wij engageren ons hier nu om, in cijfers, in euro’s, een inspanning te doen die het dubbele is van die van de vorige regering, vooral gericht op kwaliteit, want dat is vandaag nodig. Sinds Vlaanderen bevoegd is voor die woonzorgcentra, neemt het zijn verantwoordelijkheid.
En ja, dat betekent nog niet dat alle problemen zijn opgelost. Er zijn 1700 vacatures op dit ogenblik, voor zorgkundigen, verpleegkundigen. Op dit ogenblik! Dat is ook wat Sarah mij heeft gezegd: ze heeft vacatures, die staan open, maar ze vindt hen niet. Wat is dan het antwoord daarop? Een van de antwoorden is dat ik, dat de regering hen beter moet betalen. Wel, dat is hetgeen we vandaag doen. We engageren ons ertoe om die mensen in de toekomst beter te betalen. Is dat het enige antwoord? Neen, dat is niet het enige antwoord. We moeten ons ook engageren om meer mensen aan het bed te brengen, niet alleen meer handen aan het bed, ook meer hoofden aan het bed en vooral meer harten aan het bed. Die mensen werken immers niet alleen met hun handen, niet alleen met hun hoofd. Ze werken vooral met hun hart, elke dag opnieuw. Ook daarvoor engageren we ons dus.
Die 0,6 vte is wel kort door de bocht. Dat komt samen met de 100 miljoen euro. We hebben hier debatten gevoerd waarin men zei dat die 100 miljoen euro goed was, maar dat dat pas tegen 2024 was. Men vroeg me toen of ik aan de mensen zou zeggen dat dat nog tot 2024 zou moeten duren, en men vond dat bovendien te weinig. Deze Vlaamse Regering besliste dus om niet te zullen wachten tot 2024 en om daar nog eens de helft bij te leggen. De grote uitdaging zal er dus in bestaan om ervoor te zorgen dat het geld wordt omgezet in mankracht en vrouwkracht, in menskracht. Dat zullen we moeten doen door appetijt te geven aan de mensen, door diegenen die vandaag de keuze maken, die vandaag in het zesde middelbaar zitten, een toekomst in de zorg te doen overwegen. Niets biedt meer werkzekerheid in Vlaanderen dan kiezen voor de zorg. Dat zullen we moeten doen voor diegenen die misschien worstelen met de vraag of de job die ze vandaag uitoefenen, wel de beste job is, of ze misschien niet iets anders willen doen, of hun hart misschien niet voor de zorg klopt. Dat zullen we moeten doen door diegenen die morgen of overmorgen werkloos zullen worden, of dat vandaag al zijn, te heroriënteren naar deze jobs en hun hart te laten spreken. Dat zullen we moeten doen voor diegenen die vandaag beroepsactief zijn, die ooit een diploma in de zorg hebben verworven en verdiend, maar intussen andere oorden hebben opgezocht en een ander pad bewandelen, maar toch naar dit pad willen terugkomen omdat dat toch de roeping is waar ze aanvankelijk voor hadden gekozen.
Collega’s, er wacht nog veel werk op ons. Dat zullen we moeten doen. De regering heeft zich geëngageerd, in centen, in middelen. We zullen, samen met de sociale partners, met werkgevers en werknemers, ons nog verder moeten engageren, bijvoorbeeld wat de zijinstromers betreft. We starten daarvoor de eerste projecten op. Er zijn al een aantal projecten, maar er komen nog een aantal nieuwe dingen bij. Dat zijn de dingen die we allemaal samen moeten doen, en dat zúllen we doen, in een situatie van arbeidskrapte.
Ik was twee weken geleden in een woonzorgcentrum in Dentergem. Daar was een grote uitbraak. De directeur van het woonzorgcentrum zei: ‘Wij zoeken de mensen, met alle mogelijke middelen, maar we vinden ze niet. We zijn op dit ogenblik aan het kijken hoe we 20 à 25 verpleegkundigen uit India kunnen laten overkomen.’ Daar worstelen die mensen mee. Daar worstelen die woonzorgdirecteurs mee. En als ik op het terrein ben, dan zijn die niet bezig met de politieke rekeningetjes die men hier probeert te maken. Dan zijn die niet bezig met te zeggen dat het de verantwoordelijkheid is van deze of gene. Dan zijn die bezig met hoe ze hun problemen kunnen oplossen. Natuurlijk hebben zij vragen en verzuchtingen. De grootste vraag en verzuchting is datgene waar we gisteren een akkoord over hebben weten te bereiken. Nu moeten we zorgen dat er kansen worden gecreëerd. En die kansen, daar hebben we het kader voor gegeven. Het is aan ons, ons allemaal, om die kansen samen aan te nemen.
Collega Anaf, u mag eerst antwoorden op alle vragen en replieken.
Voorzitter, ik wou nog afronden. Ik had inderdaad nog een vraag voor de heer Anaf. We zullen straks nog wel op een aantal maatregelen komen die wij vanuit Vlaanderen genomen hebben. Maar als u de vraag stelt, buiten alles wat we in Vlaanderen al gedaan hebben en waar collega Saeys al een mooi overzicht van gegeven heeft, zijn er nog een aantal andere dingen die we moeten en kunnen doen, zoals het verhogen van het aantal vrijwillige overuren in de zorg, het versoepelen van de wet op de detachering, het tijdelijk behoud van de uitkering waar tijdelijke werklozen in de zorg werken, meer opeenvolgende contracten voor tijdelijke werklozen, KB 78, noem maar op. Er zijn nog een aantal dingen waar wij overtuigd van zijn, ook als we met die woonzorgdirecteurs spreken. Want dat zijn de vragen die ze op dit ogenblik stellen: ‘We hebben hier een hoop dingen die we nog willen doen. Kunnen we daar samen aan werken?’ Ik heb via mijn kant die vragen al overgemaakt aan de Federale Regering. Als u dat via uw kant wilt doen, en samen op korte termijn naar een oplossing zoeken, dan hebben de mensen er misschien ook iets aan. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik ga mijn best doen. Ik had eigenlijk nog maar één zin gezegd, en het is ineens blijkbaar over heel veel andere dingen gegaan. Ik ga proberen om toch op een aantal dingen te reageren.
Collega Bothuyne, u zegt dat ik alleen maar negatief ben over minister Beke, maar ik heb net tijdens mijn tussenkomst gezegd dat er nu gelukkig wel beschermingsmiddelen zijn en dat er wel goede richtlijnen zijn. Ik geef dat eerlijk toe. U moet trouwens maar eens aan uw collega Dalle vragen hoe vaak ik het met betrekking tot jeugdbeleid aangeef als er goede dingen gebeuren. Dat is er soms zelfs wat over. Ik vind het dus een beetje vreemd dat u dat op die manier zegt.
U zei op een bepaald moment ook dat de minister adequaat heeft gehandeld tijdens deze crisis. Ik weet niet hoe adequaat u dat vindt. Er is momenteel een wachtlijst voor noodhulp van het leger. Is dat dan een adequate aanpak van de crisis? We weten al maandenlang dat er een groot probleem zal zijn rond personeel op de vloer. En dat probleem is niet opgelost. Dat is wat ik hier probeer aan te kaarten.
Collega Parys, u hebt mij woorden in de mond gelegd die ik absoluut niet heb gezegd. Ik had trouwens ook nog maar één zin gezegd, dus dat was moeilijk geweest. Ik heb helemaal niet gezegd dat er de voorbije jaren niet geïnvesteerd is in de woonzorgcentra. Ik heb gezegd dat dit sociaal akkoord er pas komt nadat er twee golven in de coronacrisis nodig zijn geweest en nadat ook de federale overheid eerst een akkoord heeft bereikt. Ik zeg dat omdat hier eind februari, begin maart... (Lorin Parys vraagt het woord)
Ik zou graag deze zin toch eens afmaken.
U mag eerst antwoorden op alle vragen en replieken die u hebt gekregen.
Dank u, voorzitter. Eind februari, begin maart heeft die zorgsector hier aan de deur gestaan, in Brussel, om te komen betogen, omdat zij al heel lang vragende partij waren voor betere arbeidsomstandigheden en meer handen aan het bed. We hebben hier ook in februari al een uitgebreid debat gehad over de woonzorgcentra. En het was toen al heel duidelijk dat er een heel groot probleem was in heel veel woonzorgcentra. Toen was de Vlaamse Regering nog niet van plan om daar iets aan te doen. Daarom zeg ik dat het jammer is dat het zo lang heeft moeten duren en dat er eerst crisissen nodig zijn geweest voordat het personeel eindelijk krijgt waar het recht op heeft en dat vooral de mensen die moeten worden verzorgd, de juiste zorg krijgen die ze willen of kunnen krijgen.
Collega Schryvers, de verhalen die wij hier in het parlement brengen, brengen we niet omdat we dat leuk vinden. Dat zijn verhalen die uit de praktijk komen. Dat zijn verhalen die in de krant staan en die wij hier dan gebruiken om de minister te ondervragen over zijn beleid. Ik denk dat dat onze taak is als parlementslid. Ik vind het heel kwalijk dat u probeert te laten uitschijnen alsof wij ervoor verantwoordelijk zijn, als oppositie, dat er een slecht imago bestaat over de woonzorgcentra. Dat is absoluut niet het geval.
Wij proberen hier op onze manier druk te zetten op de Vlaamse Regering om de maatregelen te nemen die nodig zijn, ook omdat de mensen op het terrein die vragen.
Want uiteraard zal een directeur van een woonzorgcentrum mails sturen met: ‘Verdorie, nu worden we weer in een slecht daglicht geplaatst.’ Maar ik ontvang evenveel of misschien zelfs meer mails van mensen op het terrein – en ook van directeurs – die zeggen: ‘We verzuipen, help ons. We kunnen het niet meer aan, doe daar iets aan in dat Vlaams Parlement.’ Dat is inderdaad wat we samen moeten doen.
Minister, ik ben blij dat u ook zélf aan de federale minister hebt doorgegeven dat er een aantal dingen op het federale niveau in orde moesten worden gebracht. Het is blijkbaar soms een trend dat parlementsleden op een kabinet moeten gaan werken. Ik moet dat misschien ook overwegen, want ik word hier meer als kabinetsmedewerker van de minister van Volksgezondheid gezien dan als parlementslid. Ik wil daarin zeker ook mijn taak doen, ik wil dat gerust doorspelen – aan collega Jan Bertels trouwens, die jullie goed kennen. Dat is geen enkel probleem. Maar ik ben blij dat u tenminste ook zélf contact hebt opgenomen.
Minister, we komen straks nog wel terug op een aantal zaken over de maatregelen die werden genomen. We blijven zeggen dat u te laat komt met de maatregelen, maar we zullen daar straks ongetwijfeld nog op terugkomen.
Mag collega Parys u even onderbreken? U was klaar met uw repliek en gaat straks verder met uw betoog. Goed?
De heer Parys heeft het woord.
Ik zal kort zijn. Collega Anaf zei daarnet dat pas nadát het federale niveau een aantal beslissingen had genomen, er ook Vlaamse actie is ondernomen. En daar, collega Anaf, kan het nog beter. Wat bedoel ik daarmee? Een aantal weken geleden is er heel wat onrust gecreëerd op de werkvloer, in de woonzorgsector en in de andere Vlaamse zorgsectoren, doordat er op federaal niveau werd beslist om 200 miljoen euro vrij te maken om in consumptiecheques en premies te investeren. Mijn vraag is nu of die onrust wel zo nodig is geweest. Want mijn vraag aan de minister is eigenlijk: bent u door minister Vandenbroucke ruim op voorhand in kennis gesteld van zijn voornemen om die premie uit te keren? Bent u daarover geconsulteerd? Hebt u samen geprobeerd om tot een akkoord te komen en is dat misschien niet gelukt? En heeft het federale niveau daarom – in mijn perceptie eenzijdig, maar u kunt mij straks tegenspreken – die 200 miljoen euro beslist, waardoor er heel veel onrust is gecreëerd in de Vlaamse woonzorgsector? Of is er effectief geprobeerd om samen tot een akkoord te komen en heeft Frank Vandenbroucke dat ruimschoots op voorhand aangekondigd en geprobeerd om met u daarrond een afspraak te maken?
Want, collega Anaf, als we hier spreken over samenwerkingsfederalisme, laat ons er dan ook voor zorgen dat we niet onnodig onrust creëren op de werkvloer door een dergelijk politiek haantjesgedrag, dat uiteindelijk niemand dient. Minister, u kunt mij straks tegenspreken.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord, ook kort.
Ik moet zeggen dat ik het hier een bijzonder pijnlijk debat vind. Ten eerste vind ik het zeer choquerend dat wij hier, onder andere ik, verantwoordelijk worden gesteld voor het slechte imago van de sector. Ik werk zelf in de sector, ik ben zelf gaan helpen in de woonzorgcentra. Dat ik zelf mijn sector in een slecht daglicht zou stellen, vind ik eerlijk gezegd hallucinant. Hallucinant. Ik snap niet waar dat vandaan komt.
Ten tweede vind ik het redelijk pijnlijk, omdat het debat vandaag gaat over het acute en heel problematische personeelstekort op de werkvloer. Wat mij verontrust, is dat jullie lijken te zeggen: ‘Goh ja, er is een groot probleem. Wij hebben geprobeerd allerlei maatregelen te nemen, maar we krijgen het niet opgelost.’ Dat zorgt juist voor problemen! Dat zorgt ervoor dat de mensen op de werkvloer zich in de steek gelaten voelen.
En wat blijkt uit de barometer van De ZorgSamen? Nooit eerder overwogen zoveel hulpverleners om uit de sector te stappen. Minister Beke, dat is wel een van uw verantwoordelijkheden! Bijna een kwart van de mensen die vandaag in de zorg werken, overweegt uit de sector te stappen. Dat is veel meer dan voor de coronacrisis, toen het maar over 10 procent ging. Ik hoop dat het in het debat vandaag ook kan gaan over wat er vandaag kan gebeuren om die personeelstekorten op te vangen. En dan ligt het voorstel klaar van 17.000 mensen die willen komen helpen in de woonzorgcentra, waarvan er vandaag maar een 70-tal zijn ingeschakeld. Er is nood aan opleiding en ondersteuning, zoals bijvoorbeeld het zorgnet ZNA dat in Antwerpen biedt.
U bent nu eigenlijk al uw tussenkomst aan het houden, mevrouw Vandecasteele. Afronden dus, alstublieft.
Dat wil dus zeggen dat er vandaag iets moet gebeuren. Er moeten vandaag maatregelen worden genomen.
De heer Anaf heeft het woord.
Er kwam pas een sociaal akkoord toen het echt niet meer anders kon. De Federale Regering heeft een initiatief genomen, maar dat kun je haar moeilijk verwijten. Daar maakt ook niet alleen sp.a deel van uit.
Ik zoek het plan om snel meer mensen in de woonzorgcentra in te zetten. Het ging al over die 17.000 mensen. Die maatregel werd op 22 oktober 2020 genomen, in het midden van de crisis, op het ogenblik dat de woonzorgcentra al volledig aan het verzuipen waren. De heer Parys heeft het er ook al over gehad: van de mensen die zich kandidaat hebben gesteld, zijn er maar een paar die effectief op het terrein aan de slag zijn gegaan. Hoe komt dat? U hebt veel contacten met woonzorgcentra. Daar is bijna geen middenkader, die mensen worden overspoeld en ze hebben die hulp echt nodig, maar ze komen er gewoon niet toe om die mensen binnen te halen en hen op te leiden. Ik denk dat het een heel slecht idee zou zijn om onopgeleide mensen op dit moment naar onze woonzorgcentra te sturen, want dat zal pas voor veel besmettingen zorgen. Ik hoorde net een voorstel, en ik vind dat op zich een goed voorstel: laat ons kijken hoe we die 17.000 mensen op een snelle manier in onze woonzorgcentra aan de slag kunnen krijgen. Daar zal extra hulp voor nodig zijn, de woonzorgcentra zullen dat zelf niet kunnen doen.
Dat zijn grote uitdagingen, maar ook voor het zorgakkoord is er nog een grote uitdaging. Het is een goed, globaal akkoord – ik zal dat nog maar eens herhalen, ik zeg ook positieve dingen, mijnheer Bothuyne –, maar het een en ander moet in de praktijk worden omgezet. Er zullen heel strakke deadlines moeten worden gehaald.
Minister-president Jambon, dit is echt een vraag voor u: u garandeerde dat vanaf 1 januari 2021 iedereen het verschil op zijn loonbriefje zal zien. Ik vind dat heel ambitieus en ik zou het erg waarderen als dat streefdoel wordt gehaald, maar collega’s die de sector wat kennen, zeggen dat als je IFIC volledig wilt uitrollen tegen 1 januari, dat heel erg straf zou zijn. Dat is net de reden waarom men op federaal niveau gezegd heeft dat men dat pas vanaf 1 juli 2020 wil laten ingaan, omdat dit in de praktijk niet haalbaar zou zijn. Ik vraag me echt af: bent u hier zeker van? Indien niet, is er dan een plan B om er toch voor te zorgen dat die mensen vanaf januari loonsverhoging krijgen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dat is inderdaad ambitieus, maar ambitie is niet verboden. We zijn hier eerder toe gedwongen. Wat hebben we gezegd? De Vlaamse woonzorgcentra en revalidatiecentra zijn daar klaar voor en men schijnt er IFIC vanaf 1 januari 2021 te kunnen invoeren. Als dat niet gehaald wordt, zullen we de 6 procent loonsopslag vanaf 1 januari implementeren en IFIC zo snel mogelijk daarna. Voor het tweede luik, waaronder de bijzondere jeugdzorg en de gehandicaptenzorg vallen, zullen we nu al 4,5 procent opleggen als een voorafname op het zo snel mogelijk invoeren van IFIC. Daar staat men nog aan het begin van het proces. We weten allemaal dat dat wat tijd vergt en we kunnen vandaag ook niet voorspellen tot welk looneffect IFIC zal leiden. We starten dus met die 4,5 procent en dat is een voorafname op het invoeren van IFIC. Ik denk dat dat glashelder is.
De heer Anaf heeft het woord.
Het is een duidelijk antwoord. Dat is een uitdaging en ik hoopt dat dit lukt.
De tweede uitdaging is hoe je die extra handen naar het bed zult brengen. We hebben het daar al uitgebreid over gehad en ik wacht vol ongeduld op het plan om daar effectief voor te zorgen. Dat zal niet evident zijn, maar ik wacht op het plan voor extra personeel.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik heb daar in mijn tussenkomst al op gewezen. In het plan Vlaamse Veerkracht zit een luik over de opleiding en omschakeling, niet alleen naar de zorgsector, van de werklozen die we spijtig genoeg zullen moeten absorberen in de volgende maanden en het volgende jaar. Dat is de uitdrukkelijke ambitie, daar is ook geld voor voorzien. Buiten de bedragen waar we hier nu over spreken, is er geld voorzien voor die omscholing.
Sta me nog toe om een tweede opmerking te maken. Ik, als voorzitter van de Vlaamse Regering, doe niet mee aan de wedstrijd met het federale niveau over wie nu het snelst met wat klaar is.
Wij staan voor de uitdagingen die binnen onze bevoegdheden vallen. Wij zullen handelen naar wat nodig is voor wat binnen onze bevoegdheden nodig is. Er is natuurlijk een element, namelijk dat we moeten zien dat er geen concurrentievervalsing komt tussen de ziekenhuizen en de woonzorgcentra omdat die, wat het verzorgend personeel betreft, op dezelfde profielen een beroep doen. Dat is een element in ons beleid. Als er aanpassingen zijn aan de overkant van de straat, zullen wij moeten evalueren wat wij daarmee doen.
Wij hebben u al in de zomer gezegd, toen er nog geen sprake was van federale premies, dat wij startten met de onderhandelingen over een breed akkoord dat niet alleen de koopkracht verhoogt maar ook zorgt voor handen aan het bed en werkdrukverlaging, over het hele pakket dus, met de hele brede sector die we hebben – en onze sector is zeer breed: van het woonzorgcentrum tot de sociaal-culturele vereniging. Als het federale niveau ondertussen de beslissing neemt om een premie of een chequeje uit te reiken, dan moeten zij vooral weten wat zij doen. De Vlaamse Regering is verantwoordelijk voor het personeelsbeleid, voor het managen van die hele zorgsector waar wij voor verantwoordelijk zijn. De maatregelen die op het federale niveau worden genomen zijn daar een element in. We moeten zien dat onze manier om mensen te vergoeden niet substantieel lager is dan op het federale niveau, want dan zouden wij daar volk aan verliezen. Dat is dus maar een element in onze bedrijfsvoering van die hele zorgsector.
Ik denk dat we er nu in geslaagd zijn, een maand voor het einde van het jaar, waarop ik het had aangekondigd, om een globaal akkoord te sluiten dat inzet én op koopkracht én op arbeidsdrukverlaging. Ik doe echt niet mee met een race met het federale niveau, zo van: ‘Hoe, die komen met een premieke, dus ik moet gauw een ander premieke geven.’ Daar doen wij echt niet aan mee. Men mag hier op de banken de hele tijd proberen om die vergelijking te maken, maak ze vooral, maar mijn kouwe kleren raakt het niet.
De heer Anaf heeft het woord.
Als wij de voorbije weken en maanden de kritiek uitten op het feit dat het federale niveau al wel een zorgakkoord had over een structurele verbetering en Vlaanderen nog niet, dan is dat voor een stuk ook omdat dat voor onrust zorgde op het terrein. Het ging over de premie. Dat heeft voor wat onrust gezorgd. Maar ook het feit dat het sociaal akkoord uitbleef, heeft zeker ook voor veel onrust gezorgd en voor het feit dat het Vlaamse personeel zich minder gewaardeerd voelde. Maar goed, ik wil daar niet te lang bij stilstaan. Dat zorgakkoord is er nu. Ik heb al vaak gezegd dat we er blij mee zijn, dat het er eindelijk ligt en dat er ook waardering is voor het Vlaamse personeel. Wij zijn blij met die structurele middelen en met de extra investeringen in kwaliteit. Alleen ben ik wel benieuwd hoe dat in de praktijk zal worden gebracht en hoe snel we effectief die extra handen aan het bed zullen hebben.
De heer Parys heeft het woord.
Toch nog eens over die premie. U weet heel goed dat de sociale onderhandelingen op Vlaams niveau liepen. U weet dat het tijdskader dat daarvoor werd vooropgesteld 31 december 2020 was, zoals afgesproken met de vakbonden en de werkgevers. Toch fietst het federale niveau daartussen, zonder, voor zover ik weet maar de minister zal daar straks op antwoorden, te overleggen met Vlaanderen. Onze vraag is heel simpel: kan dat de volgende keer niet in een beter overleg gebeuren?
Goed, maar die vraag is al twee keer gesteld.
En zult u er alstublieft voor kunnen zorgen dat er geen soloslim wordt gespeeld op de kap van onze zorgverleners?
Die vraag is nu al twee of drie keer gesteld, ik denk dat het nu voor iedereen duidelijk is.
De heer Vaneeckhout heeft het woord. Ik weet niet wat u wilt inbrengen, maar alstublieft kort.
Voorzitter, ik wil alleen maar aanvoeren dat ik mij aangesproken voel door de boodschap van de minister-president, dat het ene de rekening van het andere niet hoeft te maken, dat dat een element is in het debat daarover. Ik vind het wel vermoeiend dat we daar constant een reconstructie van maken, zeker als het dan maar gaat over een eenzijdig deel van de reconstructie van de totstandkoming van het sociaal akkoord. Want de realiteit is ook, collega’s van de meerderheid, dat de contouren van het akkoord niet zo breed waren als ze vandaag zijn. Dat komt mede doordat een aantal noodkreten ook tijdens het proces door de sector werden geuit en hier in het parlement werden versterkt. Jullie hebben zich misschien – en ik hoop dat dat terecht is – niet laten opjagen door het federale niveau. Dat is absoluut ook niet onze vraag. Doe gewoon jullie ding, zoals het hoort voor een autonoom Vlaanderen. Maar het is mede door de druk van de sector en door de druk vanuit het parlement dat er vandaag een breder antwoord is dan het oorspronkelijk de bedoeling van deze Vlaamse Regering was. Daar ben ik rotsvast van overtuigd. Als ik het goed begrepen heb wat er achter de schermen is gebeurd, dan is dat ook een reden waarom dat zelfs in de laatste nacht nog enorm is opgerokken. Waarvoor dank.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik vraag u om eens te kijken naar mijn septemberverklaring van eind september, waar we in het kader van het relancebeleid investeringsenveloppen gedefinieerd hebben, en daarna de recurrente enveloppen, met daarbij ook de recurrente enveloppen voor de zorgsector.
Daarin heb ik twee assen beschreven: de as van de koopkracht – dat is duidelijk – en de as van werkdrukverlaging. Dat was toen al. Kom dus niet af dat wij tijdens de onderhandelingen… want daarvoor dienen onderhandelingen. Om een akkoord te bereiken moet je eens met de regering de koppen bij elkaar steken en zeggen: ‘als we echt naar een akkoord willen gaan moeten we dat bedrag van 5,25 miljoen wat oprekken.’ En dat is een gigantische inspanning die we hier aan de belastingbetaler vragen. Maar ik denk dat die verantwoord is. Dat is onderhandelen: je vertrekt met een beginpositie en je komt tot een akkoord.
Maar we hebben eind september, toen ik hier mijn septemberverklaring heb gedaan, al gezegd dat die voorziene 5,25 miljoen uitgaat van twee uitgangspunten: koopkracht en werkdrukverlaging. Ik heb echt niemand anders nodig om die inzichten te hebben.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister-president, het klopt natuurlijk dat die sporen er al lagen, maar de exacte invulling daarvan in de financiële marge die de Vlaamse Regering daarvoor vrijmaakt was niet duidelijk op dat moment. Die is opgerokken, en daar erken ik ook de inspanningen voor die u zelf doet, en die u vooral vraagt van de Vlaamse belastingbetaler. Wij denken ook dat dat een terechte investering is.
Er werd ook de keuze gemaakt om voor een aantal middelen geen groeipad te voorzien, maar vervroegd naar voren te trekken vanaf 2021. Minister Beke heeft er daarnet ook naar verwezen. U gaat mij toch niet zeggen dat al die contouren duidelijk waren bij het begin van de onderhandelingen? Dat is inderdaad net de reden waarom u onderhandelt.
Goed. Het is nu wel duidelijk.
Maar onderhandelen gaat ook over de druk die vanuit dit parlement en vanuit de samenleving komt.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ga concluderen. We hebben het nu lang over het zorgakkoord gehad, maar de acute situatie in de woonzorgcentra is er wel vandaag. Daar ligt geen plan voor op tafel. Er spelen zich opnieuw drama’s af in onze woonzorgcentra. De eerste keer kon je nog de kaart spelen dat niemand het had zien komen, maar die troef is uitgespeeld. Het zou ons nooit meer overkomen en we zijn er toch weer.
Ik vraag mij echt af waar het plan is. Hoe gaan we ervoor zorgen dat er in onze woonzorgcentra iets gebeurt? Of is het plan gewoon om de tweede golf nog wat verder uit te zweten en te hopen dat het personeel het toch nog aankan? En is er een plan voor als er een derde golf aankomt? Ik mis dat plan, en ik ben heel benieuwd of er toch nog ideeën gaan komen van de minister om daar iets aan te doen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Anaf, u hebt mee die 95 aanbevelingen ingediend, we hebben die samen onderschreven. Die zijn velerlei, en u weet dat er ook zeer veel in uitvoering zijn. Er zijn ook heel wat voorstellen met betrekking tot de personeelsnood, die we inderdaad ook wel voelden, en daarvan zijn er ook heel wat in uitvoering. En ik ga ze nog eens noemen, want uw collega Vaneeckhout zegt dat er geen initiatieven zijn genomen of dat onze fractie geen voorstellen heeft gedaan. Ik wil dat nog wel eens weerleggen.
Er zijn initiatieven. Help De Helpers is er al lang.
Collega Schryvers, het spijt mij ontzettend, maar ik kan ze nu al allemaal uit het hoofd opzeggen.
Ik ga ze niet allemaal terug opnoemen.
Nee, alsjeblieft.
Ik wil ook vragen aan collega Anaf dat, als we allemaal willen zoeken naar mogelijke oplossingen, we ze misschien ook allemaal samen moeten aandragen.
Collega Saeys heeft daarstraks gezegd: het grote probleem is gewoon het tekort aan mensen met zorgkundige opleidingen, aan verpleegkundigen. Die 17.000 mensen die zich hebben aangediend zijn van enorme waarde, en we kunnen die wel op een bepaalde manier inzetten, maar niet zomaar voor zorgkundige taken. De vraag is hoe we dat kunnen oplossen. En dan zou ik ook heel graag van jullie voorstellen horen, als jullie er hebben, waarmee we op korte termijn wel bijkomend personeel kunnen bekomen dat zorgkundige taken kan stellen.
Het toeval wil dat het nu aan collega Saeys is.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er is al heel veel gezegd. Niemand ontkent dat in woonzorgcentra waar een stevige corona-uitbraak heerst, de basiszorg onder druk staat. Afgelopen vrijdag bijvoorbeeld waren er 3790 zorgverstrekkers afwezig. Dat komt neer op ongeveer 5,5 procent van de totale personeelscapaciteit. Jammer genoeg is in Oost Vlaanderen, waar ik zelf vandaan kom, dat tekort hoger, namelijk 7 procent. In het Gentse zijn er zelfs woonzorgcentra waar meer dan de helft afwezig is. Dat zijn inderdaad hoge cijfers. In sommige woonzorgcentra is die personeelsuitval vooral groot omdat in de maatschappij de besmettingsgraad zeer hoog is. Woonzorgcentra zijn geen eilanden, dat komt daar binnen. Er is personeelsuitval doordat mensen besmet zijn of in quarantaine moeten. Het zorgpersoneel is uitgeput, dat weten we ook, we hebben het er al meerdere malen over gehad. Zij hebben stress, zijn heel vermoeid van de afgelopen maanden en hebben weinig kunnen recupereren. Er zitten natuurlijk ook mensen thuis met stress en psychologische problemen.
Voorzitter, er zijn heel wat maatregelen getroffen, ik ga ze niet opnieuw opnoemen, bijvoorbeeld het inzetten van vrijwilligers. Ook de Federale Regering heeft een noodmaatregel afgekondigd, namelijk dat verpleegkundige handelingen tijdelijk door niet-verpleegkundigen konden worden uitgevoerd, maar natuurlijk onder bepaalde voorwaarden. Wat zien we? De tijdelijke werkloosheid is niet in dovemansoren gevallen. 17.000 mensen hebben gereageerd om zich als polyvalent medewerker kandidaat te stellen. Aan die gemotiveerde mensen voor die polyvalente taken is er echt geen gebrek. Wel een probleem is dat er aan de kant van de vacatures minder vraag is dan we hadden verwacht. Tot nu toe zijn er maar 72 van de 428 ingevuld. Het probleem zit erin hoe men de bereidwilligen zal matchen met de nood aan bijkomend personeel in de woonzorgcentra. Vrijwilligers zijn heel goed, maar het probleem zit vooral bij het medisch geschoold personeel. We moeten dus het grote plaatje bekijken.
Vandaag staan er inderdaad heel veel vacatures open. Op 30 september waren er 3596 openstaande vacatures voor verpleegkundigen, zorgkundigen, kinesisten en ergotherapeuten. Het probleem is vooral dat we meer mensen moeten aantrekken voor het beroep. Daarvoor zijn de structurele maatregelen van het sectoraal akkoord heel positief, juist om meer mensen te laten instromen. Het akkoord voorziet in 45 miljoen euro om de werkdruk te verlagen en meer handen te creëren. Het is vooral belangrijk om de instroom in het hoger onderwijs te stimuleren. Dat kunnen we door eerder en elders verworven competenties op een uniforme manier naar waarde te schatten om zo verkorte trajecten mogelijk te maken. Ik denk dat we toch ook wel heel veel potentieel missen bij de zijinstromers, mensen uit andere sectoren, mensen die werkzoekend zijn en mensen die deeltijds werken. Daarom gaan nu juist de sociale partners en de overheid kijken in hoeverre die projecten rond die opleidingstrajecten geharmoniseerd en versterkt kunnen worden.
Na die gezondheidscrisis gaat er zich natuurlijk een economische crisis voordoen waarbij mensen op zoek moeten gaan naar een andere job. Dat is zeker het moment om die mensen aan te trekken naar de zorgsector. Voldoende handen aan het bed wordt een zeer grote uitdaging.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik wil ingaan op wat mevrouw Saeys zegt. Ik heb me altijd afgevraagd waarom wij na de eerste golf deze zomer geen vakantiescholen hebben opgestart voor de opleiding van verpleegkundigen. Waarom zeg ik dat? Minister Crevits heeft 120.000 tijdelijk werklozen aangeschreven, waarvan er 7483 gereageerd hebben en er 995 één competentie-actie gevolgd hebben. Dat is slechts 0,8 percent van alle werklozen.
We hebben zo'n groot potentieel van mensen die nu geen werk hebben, waarom hebben we afgelopen zomer dus geen vakantiescholen opgestart om snelcursussen te geven voor zorgkundige, verpleegkundige?
We spreken altijd over de pandemie en vergelijken dat met de oorlog. Welnu, ik heb onlangs een boek gelezen van de Ierse schrijver John Boyne over de Eerste Wereldoorlog. Toen werden alle jongeren in Engeland opgeroepen en twee maanden in een kamp gestopt voor ze naar het veld gingen. Ik wil niet copy-pasten maar wanneer we echt iets hadden willen doen aan de grote nood van zorgkundigen, dan hadden we deze zomer zomerscholen kunnen inrichten voor verpleegkundigen. We hebben dat niet gedaan maar misschien moeten we dat toch doen om de acute nood van vandaag op te lossen. De huidige vormingen gaan allemaal via VDAB.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik wil hier graag op reageren. Ik vind het goed dat we samen zoeken naar oplossingen maar, mevrouw De Martelaer, we moeten wel kwaliteit leveren. Er in een paar maanden voor zorgen dat mensen echt medische taken kunnen uitvoeren, sorry, maar dat gaat niet. We moeten kwaliteit blijven leveren. Wanneer we werklozen in een aantal maanden tijd medisch zouden kunnen scholen, dan hadden we onmiddellijk extra krachten, maar de bedoeling is wel dat we de kwaliteit van die zorg blijven garanderen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil daar ook even op doorgaan want het is natuurlijk wel goed dat we allemaal samen nadenken over een oplossing. Mevrouw De Martelaer, het voorstel dat u doet is een voorstel dat we hier alleszins niet hebben gehoord tijdens de coronacommissie en dat we ook niet hebben overwogen en ik denk dat ik weet waarom. De sector zal ook wel heel goed beseffen dat men niet met een vingerknip of een heel korte opleiding voldoende competentie kan hebben om medische handelingen te stellen in een woonzorgcentrum. Maar misschien kunnen op termijn alle mensen die zich nu hebben aangemeld voor helpen in de zorg en die vanuit de tijdelijke werkloosheid niet terug kunnen naar de sector vanwaar ze komen, en die toch geïnteresseerd zijn in die zorg, via een langdurige opleiding echt naar de zorg worden toegeleid. Minister, kan dat een mogelijkheid zijn en hoe zou daar dan op worden ingespeeld?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
We hebben afgelopen zomer zomerklassen georganiseerd en ik denk dat die kwaliteitsvol waren. Ze zijn heel positief geëvalueerd. Wanneer je op korte tijd een intensieve cursus geeft aan toekomstige zorgkundigen, dan betekent dat niet dat het niet kwaliteitsvol kan zijn. Ik ben het ermee eens dat zij geen volwaardige bachelor- of masterverpleegkundigen zijn maar ze zullen een minimum aan kwaliteit kunnen bieden in onze woonzorgcentra net zoals de ambulanciers van het leger. Zij zullen dat niveau kunnen halen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
We moeten echt wel oplossingen vinden, we kunnen vandaag in het parlement niet zeggen dat we het terrein aan zijn lot overlaten. Er zijn enorm veel creatieve oplossingen op het terrein, laat ons dan alstublieft ook echt oplossingen geven want de situatie zeer ernstig.
Er is een groot tekort aan medisch geschoold personeel maar vandaag is de situatie zo ernstig dat zelfs de basiszorg in het gedrang komt. Ik hoop dat jullie het signaal vanop het terrein opvangen, dat jullie de krant hebben gelezen. Steven Van Gucht heeft er ook nog eens op gewezen dat de situatie inzake het personeelstekort in de woonzorgcentra problematisch is. Het probleem is dat er een platform wordt gelanceerd zoals Help in de zorg! maar dat de rest aan de sector wordt overgelaten. Het voorbeeld van ZNA Antwerpen is zeer goed, zij hebben daar zorgbuddy's geïntroduceerd. Ze hadden een oproep gelanceerd voor honderd mensen waarvoor er negenhonderd kandidaten waren. Ze hebben de week nadien meteen een opleiding voor buddy gegeven en via coördinatie van buitenaf is dat project geslaagd. En dat is wat hier een beetje ontbreekt: er wordt een platform gelanceerd, er zijn enorm veel kandidaten maar het komt niet tot resultaten. En het is nu de tweede keer dat dit gebeurt. Bij Help de Helpers was er hetzelfde probleem. Er waren vijfduizend kandidaten er maar zevenhonderd ingeschakeld. Men moet een platform lanceren maar het uitvoeren en coördineren.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, laat ons de eerlijkheid hebben om te zeggen dat hier geen gemakkelijke oplossingen voor bestaan. Ik heb hier een paar gemakkelijke oplossingen gehoord. Mocht het nu echt kunnen, dan zou ik zeggen: laat ons er onmiddellijk aan beginnen, als we er met een summerschool in kunnen slagen om verpleegkundigen te vormen. Dat is wat u gezegd hebt: ‘Waarom hebt u geen zomerscholen gedaan?’ Dat zijn bacheloropleidingen van vier jaar, een van de zwaarste opleidingen die er bestaan. U zegt hier gemakshalve: ‘Waarom hebt u geen zomerschool gedaan waarbij die dat op zes weken hadden kunnen doen?’ Een zomerschool, terwijl we gezegd hebben dat de scholen dicht moesten blijven omdat het virus nog circuleerde. En dan gaan we dat digitaal doen! Laat ons een beetje ernstig blijven. Dat klinkt allemaal heel gemakkelijk en in uw droom is dat misschien gemakkelijk, maar dat is totaal niet realistisch. Wij moeten zorgen dat we opleidingen hebben, daar moeten we aan werken, we moeten zorgen dat we zijinstromers weten te vinden, maar denken en hier durven poneren dat je op zes weken tijd verpleegkundigen naar de woonzorgcentra kunt sturen, dat is van de pot gerukt.
Mevrouw Vandecasteele, u zegt: ‘Help in de zorg! U lanceert een platform en dan laat u het over aan de sector.’ Dat platform is samen met de sector gerealiseerd, met de sector, met de mensen! Het probleem is hetzelfde als datgene waarvan mevrouw De Martelaer zegt om een summerschool te organiseren. Er zijn namelijk veel vacatures, er zijn veel mensen die als logistiek medewerker wel willen komen helpen in een woonzorgcentrum. Als ik met die woonzorgcentra spreek en zeg dat we ons cascadedocument hebben en dat we hier kunnen helpen en daar kunnen helpen, zeggen ze dat ze dat allemaal uitgeput hebben en daarmee al geholpen zijn, maar dat ze verpleegkundigen nodig hebben, want die zijn uitgevallen en daar hebben ze geen simpele en gemakkelijke oplossingen voor nodig. Dat is dus een goed platform, maar verpleegkundigen kunnen we jammer genoeg niet toveren.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om ook kort in te gaan op een aantal andere stellingen die hier geponeerd zijn. Als hier gevraagd wordt waarom de woonzorgcentra opnieuw geconfronteerd zijn met een tweede golf, hoe dat in godsnaam mogelijk is, of wij dan niets geleerd hebben uit de eerste golf, hoe het komt dat de woonzorgcentra vandaag opnieuw kreunen, dat er opnieuw besmettingen zijn, is het antwoord eigenlijk redelijk simpel. Dat is het antwoord dat het stadsbestuur van Gent vorige week ook gegeven heeft, en ik citeer: “De mate waarin het virus in de maatschappij circuleert, maakt het bijzonder moeilijk het buiten de muren van de woonzorgcentra te houden.” Dat is natuurlijk het eerste. Het is heel gemakkelijk om te zeggen: hoe kan het dat er besmettingen zijn in de woonzorgcentra? Omdat er verdorie besmettingen zijn in de samenleving, waarmee we allemaal geconfronteerd geweest zijn, allemaal! Dan mag u zeggen: ‘Wat hebt u ervoor gedaan om in die tweede golf alles in het werk te stellen opdat de besmettingen niet zo hoog zouden zijn?’ Dat is een terecht appel dat u mag doen op deze regering.
Een cruciaal element daarvan was de contactopsporing. Daar is veel kritiek op geweest, en veel commentaar. Er is gezegd: ‘Moet u wel callcenters inzetten? U moet dat met de lokale besturen doen.’ Vandaag komen we tot een situatie waarbij lokale besturen aan de Vlaamse overheid vragen of ze de Vlaamse callcenters mogen gebruiken voor de lokale contactopsporing. Zo slecht zal het dan toch niet geweest zijn. Als we kijken naar de tweede golf, zien we dat we in Vlaanderen dankzij onze contactopsporing – de experten hebben dat bevestigd, dat staat in het rapport – 1000 besmettingen hebben op 100.000 inwoners. Dat zijn er nog gigantisch veel, gigantisch veel! Maar we hebben in Vlaanderen met die contactopsporing wel standgehouden. Dat kan niet overal gezegd worden. In Brussel 2000 besmettingen op 100.000 inwoners, en in Wallonië 3000 besmettingen op 100.000 inwoners. De Vlaamse contactopsporing heeft standgehouden. Maar nog eens: als het virus er is in de samenleving, sijpelt het binnen in de woonzorgcentra, tenzij we één ding doen, waarvan we hier allemaal – meerderheid en oppositie – gezegd hebben dat we het niet gaan doen, en dat is ze weer opnieuw sluiten.
Men heeft gezegd: ‘Ge zijt een beke laat, ge zijt een weifelaar, ge hebt getwijfeld ...’ Over één zaak heb ik inderdaad getwijfeld. Over één zaak heb ik absoluut getwijfeld. En ik heb er ook absoluut spijt van dat ik die maatregel heb genomen, heb moeten nemen toen. Dat was toen we op 10 maart, nog voor België in lockdown ging, al onze woonzorgcentra in lockdown hebben geplaatst. Steven Van Gucht, die hier – terecht – als een grote autoriteit wordt geciteerd, heeft gezegd: ‘Wat hadden we op dat ogenblik meer kunnen doen voor onze woonzorgcentra?’ Hij zegt nu: ‘Onze woonzorgcentra zijn vandaag veel meer onder controle dan in die eerste golf’. De ziekenhuizen stonden nu qua opnames heel zwaar onder druk in de tweede golf, als we dat vergelijken met de eerste golf. Ze hebben kunnen standhouden, mede omdat de woonzorgcentra hebben kunnen standhouden. Dat gaat over die 800 directeurs, dat gaat over die 60.000 mensen die daar werken. Dat gaat ook over die 95 aanbevelingen, die hier in dit parlement zijn goedgekeurd.
Collega’s, wat ik een beetje jammer vind, is het volgende. In de situatie waarin we zitten, of we nu in de meerderheid zitten of in de oppositie, of we nu in het Belgisch parlement zitten of in het Vlaams Parlement, zitten we allemaal in dezelfde boot. We hebben 95 aanbevelingen goedgekeurd, allemaal, en we zijn daar meteen mee aan de slag gegaan. De vraag wordt gesteld: wat doen we daaraan? Hebt u niks geleerd uit die tweede golf? Wat waren die aanbevelingen? Beschermingsmateriaal: dat is er en wordt voortdurend geleverd. De testen – een kritische factor: ze zijn er. Preventief testen: doen we opnieuw. Vlaamse antigeentesten: hebben we aangekocht. De gewone testen als er uitbraken zijn: we doen het. We hebben daar andere prioriteiten voor aan de kant geschoven. Van de hoogrisicocontacten hebben we gezegd dat we ze tijdelijk niet meer zouden testen, om de testen in de woonzorgcentra te kunnen blijven doen. Ze zijn er. De draaiboeken bij de uitbraken: ze zijn er. De aanpak van de cohortering: die is er. De begeleiding om het belang te doen inzien van infectieziektebestrijding: dat gebeurt op dit ogenblik. Het versterken van de CRA (coördinerend en raadgevend arts): hebben we gedaan, ook financieel. Het mobilisatieplan voor het personeel: is goedgekeurd. Het cascadedocument: is goedgekeurd. We hebben samengewerkt, in tempore non suspecto, in de taskforce en het naar voren gebracht. De mentale ondersteuning voor het personeel: hebben we uitgerold. De bezoekregeling behouden: dat hebben we gedaan. Zorginspecties gestuurd: dat hebben we gedaan. En last but not least, het sociaal akkoord: dat hebben we afgesloten.
Ik denk dus, collega’s, mede dankzij het werk van dit parlement, dat we allemaal samen lessen getrokken hebben – ik als minister, dit parlement, en ook de mensen op het terrein – uit een virus dat een grote onbekende was en dat nog altijd een stukje een onbekende is, dat een sluipmoordenaar is. Niemand ziet het, en het is aanwezig.
Ik was in Dentergem. De hoofdverpleegkundige zei: we doen alles om het mogelijk te maken. We hebben preventief gecohorteerd, in afdelingen gestoken. We hebben ervoor gezorgd dat de bezoekregeling mogelijk kon blijven. We zitten met dementerenden. We hebben gezegd: die man kan niet in die afdeling blijven. Die kon niet in die afdeling blijven, tenzij ze hem zouden platspuiten. En die keuze hebben ze niet gemaakt. Ze hebben die man dus laten wandelen in de gangen, omdat hij anders geen leven zou hebben. Op die manier bleek die man ongewild – uiteraard ongewild – COVID-positief te zijn. Hij heeft op die manier 30-35 andere mensen besmet. Het personeel zegt dan natuurlijk: verdorie, hoe moeten we dat aanpakken? Maar ze zitten niet te zoeken naar schuldigen. Ze kijken daarvoor niet naar die man die dementerend is. Ze kijken niet naar diegene die die man misschien heeft besmet. Ze zitten in die situatie en zeggen: we moeten hier samen uit, in ontzettend moeilijke omstandigheden.
Laten we denken aan al die mensen die vandaag die strijd aan het voeren zijn op het terrein en die niet kijken naar de schuldigen hier of daar, maar die samen kijken en zeggen: we moeten hier door. En iedereen moet alle zeilen bijzetten om dat mogelijk te maken. Wij moeten dat doen vanuit de overheid. De werkgeversorganisaties hebben dat gedaan. De werknemersorganisaties hebben het gedaan, in moeilijke omstandigheden. Op het ogenblik dat er sociale verkiezingen zijn een sociaal akkoord afsluiten: ik denk niet dat dat al eerder gebeurd is. Maar ze hebben het gedaan. Vlaanderen heeft het gedaan, op een ogenblik dat Wallonië en Brussel nog niet eens aan het spreken zijn over een sociaal akkoord. Wij hebben dat hier in Vlaanderen gedaan. En ik maak niet de rekening van de anderen, maar ik duld ook niet dat gezegd wordt – ik weet dat u dat enerveert – dat hier geappelleerd wordt aan een Vlaamse Regering die meer dan haar nek heeft uitgestoken voor die 180.000 mensen, omdat ze het verdorie meer dan waard zijn. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik zal proberen het kort te houden, voorzitter.
U kunt dat.
Ik doe mijn best.
Minister, dank u voor deze open en duidelijke tussenkomst. Wij zitten hier niet om schuldigen te zoeken. U voelt dat misschien anders aan, als u hier wekelijks langskomt. Het gaat niet over schuldigen, niemand ligt daar wakker van. Niemand is gebaat bij een zoektocht naar schuldigen. We zitten samen in deze boot, zowel als politicus als als beleidsmaker als als mens.
Mijn grootmoeder woont in een woonzorgcentrum in de prachtige stad van de heer Vanryckeghem en ik heb haar sinds februari niet meer gezien. Het woonzorgcentrum is zwaar getroffen in de eerste golf. Zij is er veilig doorgekomen, maar er waren veel anderen met veel minder geluk. Dit kwetst en raakt ieder van ons. Ik vind het niet correct dat u doet alsof wij hier zitten met een politiek petje op. Het is alvast mijn overtuiging dat iedereen hier naar de plenaire vergadering op woensdag en naar de commissies op dinsdag komt met de oprechte overtuiging om het verschil te maken. Dit is iets wat ieder van ons raakt, ook u, maar ook ons, parlementsleden.
Ik wil vandaag niet in het debat stappen over tracing en contactonderzoek en wat daarbij allemaal al dan niet is misgelopen. Dat is het onderwerp van het debat helemaal niet. Ik wil het niet hebben over het vermijden van besmettingen in de woonzorgcentra als de samenleving daarrond heel veel besmettingen kent. Uiteraard kan dat niet worden vermeden. Uiteraard zijn we het eens met de beslissing die we collectief hebben genomen dat minimaal bezoekrecht gegarandeerd moet zijn. Dat stelt niemand in vraag. Ik heb dat hier vandaag in de voorbije tweeënhalf uur nog niet gehoord.
We zitten nu met een acuut personeelsprobleem, minister, in de woonzorgcentra. Ik hoor heel veel collega’s oplijsten wat er allemaal al gebeurd is. Ik heb nog niemand horen zeggen dat er niets gebeurd is. Er is van alles gebeurd. Wij zeggen alleen dat er nu ...
Kunt u afronden alstublieft?
... dingen moeten gebeuren. Ik kom ertoe, voorzitter.
Wat mij stoort – en ik kijk ook naar mevrouw Saeys – is dat er nu voor het eerst in dit debat een nieuw idee op tafel wordt gelegd, een idee van korte intensieve opleidingen, niet om mensen verpleger te maken – dat heeft collega De Martelaer duidelijk gezegd –, niet om mensen volwaardig zorgkundige te maken , dat heeft zij ook duidelijk gemaakt –, maar wel om mensen competenties te geven om bijstand te kunnen verlenen op het terrein, en dat dat hier meteen geridiculiseerd wordt, weggezet wordt als irrelevant. U vindt dat we dat niet kunnen doen, dat het geen meerwaarde zal hebben. Laat ons tenminste met iets meer ernst met elkaars voorstellen omgaan. Wij hebben de oprechte overtuiging dat wat we hier aanbrengen een voorstel is om de problemen op te lossen en niet om politieke spelletjes te spelen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Een van de elementen in dit debat is het tekort bij de verpleegkundigen. Ik verwijs naar het voormalige KB 78, waar de heer Parys ook naar verwees – dat is nu de wet op de uitoefening van het gezondheidsberoep –, waar de hbo5 Verpleegkunde nog altijd federaal onder druk staat. Men wil die liquideren, of er ook vier jaar van maken. Ik wil er nog eens op wijzen, op de plaatsen waar daarover wordt gesproken, dat dat geen goede zaak is. Dat zal de facto tot een tekort leiden.
Mevrouw Goeman zegt dat dat niet waar is. Ik ben blij dat ze dat hier zegt. We gaan er allemaal samen voor dat we de opleiding hbo5 Verpleegkunde moeten behouden. Dat staat in het regeerakkoord. We moeten de opleiding evalueren en op een aantal vlakken sterker maken, daar ben ik het mee eens. We gaan wel naar het KB 78 moeten kijken om te zorgen dat we die profielen behouden en dat zij die jobs kunnen blijven doen. In het kader van dit debat moeten we allemaal samen over alle partijgrenzen heen zeggen: hbo5 is een eigenstandig profiel verpleegkunde, naast de bachelor Verpleegkunde, en we zullen ze allemaal nodig hebben.
Ik denk dat de toekomstige kabinetschef van minister Vandenbroucke, collega Anaf, dat zal doorgeven.
De heer Anaf heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: ik heb die ambitie zeker niet.
Dat weet ik. Ik heb ook liever dat u hier blijft. Dat is een compliment.
Dank u. Nu ben ik even van mijn melk, maar ik ga me proberen te herpakken.
Dat was de bedoeling.
Minister, zoals collega Vaneeckhout ook zei, we gaan hier het debat over de contacttracing niet starten want dan zitten we hier vanavond nog. Ik moet het misschien even herbekijken, maar ik heb tijdens de twee uur dat we hier zitten, niemand horen zeggen dat, als het virus in de samenleving is, het dan mogelijk is om het dan uit de woonzorgcentra te houden. Dat heeft hier niemand beweerd. Het is ook een beetje unfair dat u dat hier zo zegt. Dat kan inderdaad niet. Als het zich in de samenleving manifesteert, komt het uiteraard ook in de woonzorgcentra.
We hebben hier samen – er is al vaak naar verwezen – 95 aanbevelingen geformuleerd omdat we dat net willen vermijden, niet dat er terug besmettingen gaan zijn in de woonzorgcentra, want dat kun je niet tegenhouden, maar wel dat je terug dezelfde toestanden meemaakt als die die we in het voorjaar hebben gezien.
Een aantal daarvan – en u hebt ze allemaal opgesomd, of niet allemaal, maar wel heel veel – is inderdaad gelukt. Er is extra beschermingsmateriaal. Ik heb dat hier ook al vaak gezegd. Er zijn extra richtlijnen. Maar nogmaals, je kunt de perfecte richtlijnen hebben, je kunt handschoenen hebben zoveel als je wil, maar als je niet die handen hebt om het werk uit te voeren, dan blijf je in de problemen komen. U verwijst naar de mensen op het terrein. Die zoeken inderdaad niet naar schuldigen, maar die zoeken wel naar oplossingen om met meer collega’s de zorg te kunnen bieden die ze willen bieden. Die oplossingen blijven uit.
We zijn hier nu al twee uur aan het debatteren en ik heb nog geen enkel voorstel van u gehoord, minister. U bent de verantwoordelijke minister en het interesseert me echt niet wie er op die stoel zit. Ook tijdens de coronacommissie hebben ze me verschillende keren gevraagd: wilt u dan het ontslag van de minister niet eisen? Ik heb dat nooit gedaan. Het interesseert me niet wie er op die stoel zit. Maar het is wel aan u om het beleid te maken en ervoor te zorgen dat u die mensen op het terrein, die echt smeken om extra handen, iets kunt aanbieden.
Collega Anaf, het is niet mijn ambitie om me inhoudelijk te gaan moeien in dit debat. Ik ga dat ook niet doen. Ik heb ook die gewoonte niet om dat te doen, toch niet vanuit mijn nieuwe functie. Maar ik heb hier al wel degelijk verschillende voorstellen gehoord. Ofwel ben ik Oost-Indisch doof. Ik weet het niet. Ik heb hier al verschillende voorstellen gehoord. Bon, het is uw volste recht om het er niet mee eens te zijn. Dat is een ander debat. Maar hier nu elke keer opnieuw vragen naar die voorstellen… Ondertussen kent iedereen ze van buiten.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, we hebben van u een opsomming gekregen van een aantal vaststellingen die we allemaal hebben gemaakt in de afgelopen maanden. We hebben van u een opsomming gekregen – u doet dat quasi iedere week – van de maatregelen die u al genomen hebt en van de zaken die in de resolutie stonden. We krijgen die ook iedere week. Maar ik wil terugkeren tot de essentie. U hebt zelfs een e-mail voorgelezen van een directeur van een woonzorgcentrum die gericht was aan de VRT. Onze partij heeft weinig zaaks met de VRT.
Ik bedoel maar: u hebt van alles en nog wat weergegeven, maar ik wil eigenlijk tot de essentie komen van het debat. Voorzitter, we zijn twee uur verder in dit debat en misschien hebt u daar een ander idee over, maar ik heb in ieder geval nog geen oplossingen gehoord voor de acute situatie die er momenteel is. Mag ik, collega Parys? Ik ondervraag de minister. Ik ondervraag u niet. Ik weet dat u ministerambities hebt, maar voorlopig zit u nog daar. Minister, ik wil u rechtstreeks bevragen. (Opmerkingen)
Mag ik?
U hebt het woord, mijnheer Sintobin. Maar u hebt collega Parys ook een beetje uitgedaagd.
Het is niet omdat hij iedere week probeert om onze partij aan te vallen dat hij moet proberen… Met mij lukt het niet.
Mijnheer Sintobin, gaat u rustig verder.
Minister, ik wil u rechtstreeks een vraag stellen. Bent u het … (Opmerkingen)
De heer Sintobin heeft het woord.
Bent u het met me eens dat er momenteel schrijnende toestanden zijn in onze woonzorgcentra? Dat gaat niet over de negatieve perceptie die we hier zouden willen creëren. Hoe halen jullie het in godsnaam in jullie hoofd om ons zulke verwijten toe te sturen? Zijn er schrijnende toestanden? De essentie van dit debat is mijn vraag, aan u gericht: wat gaat u daar nu aan doen?
Eerst kort mevrouw Goeman, dan collega Warnez en dan kan misschien collega Parys beginnen met zijn betoog. (Opmerkingen van Lorin Parys)
Met alle respect, collega Parys, maar u bent al verschillende keren tussengekomen. Als de andere collega’s dat willen, dan mag dat natuurlijk ook.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik wil u gewoon geruststellen. Wij vinden ook dat de hbo5-opleidingen een volwaardige plaats in het aanbod aan zorgopleidingen verdienen. Ik zal kort het federaal regeerakkoord citeren.
Mevrouw Goeman, het is duidelijk dat u dit ook wilt. Moet u het federaal regeerakkoord citeren in het Vlaams Parlement?
Het is slechts één zinnetje.
Mevrouw Goeman, ik ken uw zinnetjes.
Ik citeer: “We behouden de leerladder in de zorg zoals die nu bestaat, met een volwaardig eigen profiel voor het HBO5.”
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het even kort houden, want ik had de kabinetschef van federaal minister Vandenbroucke nog niet horen antwoorden op de vraag over hbo5. Ik denk dat dit een cruciaal punt is. Ik ben blij dat beide handen van de N-VA en sp.a naar elkaar worden uitgestoken. We verbinden die partijen graag om dit voorstel te ondersteunen, zodat hbo5 steeds tot de volwaardige titel van verpleegkundige zal blijven leiden.
Dat is dan uitgeklaard. Iedereen is het eens met het feit dat hbo5 een volwaardige opleiding moet blijven.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, er is hier al veel gepraat over de oplossingen voor het acuut personeelstekort. We hebben het al uitvoerig gehad over het sociaal akkoord, waarover trouwens geen triomfalisme heerst. We doen wat we moeten doen, maar het is historisch. Wat zijn nu de manieren waarop we ervoor kunnen zorgen dat we snel meer voeten en handen in onze woonzorgcentra krijgen?
Minister, ten eerste heb ik al gesproken over het vliegend bijstandsteam. We moeten ervoor zorgen dat we meer kandidaten uit die 17.000 kandidaten kunnen putten. U hebt gezegd dat de directies van de woonzorgcentra vandaag houthakkers zijn die tijdens het hakken de tijd niet vinden om hun bijl te wetten of te slijpen. Ik denk dat die beeldspraak treffend is, en we moeten hier iets aan doen.
Een tweede optie die we net hebben besproken, is koninklijk besluit 78. We rekenen op onze collega’s om mee aan de kar te trekken.
Ten derde heb ik vorige week al gevraagd om te voorzien in een dynamische rapportering van de personeelsuitval in onze woonzorgcentra. De situatie is ernstig en het is goed tot in detail van alle feiten op de hoogte te zijn. De ZorgAtlas laat duidelijk zien dat de personeelsuitval in 95 procent van de woonzorgcentra onder 13 procent zit. Dat is nog altijd hoog en ik wil dat niet minimaliseren, maar dit toont aan dat we met een snel en dynamisch live rapporteringssysteem nog sneller op de bal kunnen spelen.
Ten vierde is de zijinstroom hier al aangehaald, maar ik heb vorige week een mail gekregen van iemand die in de sector werkt. Hij was voordien een arbeider en is daar nu ingestroomd. Die persoon is ouder dan 50 jaar en is met nul anciënniteit moeten beginnen. Hij krijgt dezelfde verloning als een schoolverlater. Als we ervoor willen zorgen dat er meer personeel in de zorgsectoren komt, moeten we ervoor zorgen dat die anciënniteit wordt aangepakt. Als we de anciënniteit in de voorzieningen van het VAPH, de woonzorgcentra en alle verschillende sectoren niet goed vergoeden, zal het nooit lukken.
De vijfde optie is dat we ervoor moeten zorgen dat de stageplaatsen die de hogescholen nu zoeken en waarvan sommige al in andere sectoren dan de woonzorgsector zijn vastgelegd, worden geheroriënteerd. Ik wil u aanmoedigen om zo snel mogelijk met de hogescholen rond de tafel te gaan zitten om de stages van de verschillende studenten die stage moeten lopen, te heroriënteren. Als een student dat wil, kan hij zijn stage ergens anders lopen dan origineel was gepland. We roepen alle studenten die nu verpleegkunde studeren op om aan de slag te gaan in de sector waar de nood het hoogst is. Er moet goed worden gecommuniceerd en duidelijk campagne worden gevoerd. De Vlaamse zorgambassadeur heeft vandaag een belangrijk schot voor de boeg gelost.
Dat zijn de vijf mogelijkheden die mijn fractie ziet om er op korte of middellange termijn voor te zorgen dat er effectief meer collega’s zijn voor wie vandaag hulp moet verlenen in een woonzorgcentrum dat door een grote personeelsuitval is getroffen.
Collega’s, we hebben elkaar vandaag veel gevraagd wat elkaars ideeën zijn. Van sommigen heb ik er inderdaad gehoord, van sommigen niet, maar laten we wel wezen: we hebben die resolutie samen aangenomen, en daarin stond dat er een mobilisatieplan moest worden gemaakt voor wanneer er een personeelstekort was. Dat plan is er ook. Dat is grafisch weergegeven als een cascadesysteem. Dat was de vraag van diverse collega’s. Dat ligt er vandaag. Dat werkt niet altijd naar behoren, dus we moeten dat bijsturen.
Een sociale Vlaamse Regering moet ook op de centen letten. We hebben vandaag meer centen uitgegeven. Dat is goed en terecht. Nu moeten we er volgend jaar ook voor zorgen dat we onze rekeningen opnieuw in orde maken, voor onze kinderen, zodat we niet gewoon de factuur doorschuiven. Ik hoop dat de animo daarvoor even groot zal zijn als de animo die er vandaag terecht is om de zorgsector correct te verlonen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, collega’s, voor diegenen die het niet goed hebben begrepen bij het begin van het debat, wil ik gewoon nog eens zeggen dat wij het sociaal akkoord waarderen. Dat was mijn eerste punt. Daarover kan er geen debat meer zijn. Ik vind het nog altijd spijtig, samen met de collega’s, dat men ons vandaag hier eigenlijk de negatieve perceptie verwijt die in de maatschappij heerst, alsof wij daarvoor verantwoordelijk zouden zijn. Minister, minister-president, ik denk dat u veeleer moet fulmineren tegen de media dan tegen ons. Wij doen alleen onze job.
Ik verwijs voor de rest naar mijn andere tussenkomst tijdens het debat. Minister, voor mij blijft de vraag echter nog altijd overeind. Collega Parys doet hier een aantal voorstellen, maar ik wil van u graag horen wat u, wat de Vlaamse Regering vandaag, morgen en de komende dagen zal doen om het acute probleem in de woonzorgcentra te beheersen of te bestrijden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Het goede nieuws is dat er al heel wat is gezegd, zodat ik mijn tekst behoorlijk kan inkorten.
Het gaat hier vandaag inderdaad vooral over het structurele tekort aan zorgpersoneel in onze woonzorgcentra. Minister-president, ik zou me graag tot u richten. De diverse ministers van de Vlaamse Regering hebben ter zake eigenlijk al een gamma aan initiatieven ontplooid, allemaal om die eindinstroom naar de zorg te vergroten, maar ik denk dat het vooral nodig zal zijn dat men een goed, doordacht en gecoördineerd beleid voert, en dat er dan ook iemand is die de algemene verantwoordelijkheid daarvoor zal opnemen. Daarom vraag ik dat u in de schoot van uw regeringsploeg een stuurgroep zou oprichten die alle initiatieven vanuit een soort vogelperspectief bekijkt, evalueert, coördineert, aanstuurt, maar ook bijstuurt, zodat die 165 miljoen euro waarin is voorzien toch optimaal kan worden ingezet.
De taak van die stuurgroep is mijns inziens tweeledig. In geval van crisis, zoals nu bijvoorbeeld, zou die de tijdelijke instroom van militairen, vrijwilligers en studenten coördineren, alsook de thuisverpleging en de artsen in opleiding. Tegelijk zou ze ook zorgen voor de coördinatie met de federale overheid inzake de detachering van artsen die werkzaam zijn in ziekenhuizen, maar in afdelingen werken die gesloten zijn, zodat die kunnen worden ingezet in de woonzorgcentra. Verder zou ze ook een langetermijnvisie moeten hebben en daarmee aan de slag moeten gaan om de instroom naar de zorgberoepen structureel te vergroten. Daarom moet die stuurgroep vanuit dat vogelperspectief met alle sectoren in overleg gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan Onderwijs wat de opleidingen betreft, aan Economie inzake de zijinstroom, maar ook aan Media voor de positieve beeldvorming over de beroepsgroep, kortom, overal waar de kans is om die instroom te vergroten en een kwalitatieve inbreng te hebben. Dat moet in één lijn worden gebracht, zodat het belangrijke doel dat we hier toch allemaal voor ogen hebben, kan worden gerealiseerd, namelijk meer handen aan het bed.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, we hebben een heel sterk, historisch, sociaal akkoord. We moeten uiteraard de problematiek van de personeelsinzet ook met een ruimere blik bekijken. Het vinden van voldoende zorgpersoneel is vandaag heel acuut, maar dit is ook structureel binnen onze zorgsector. Met dit sectoraal akkoord hebben we daar dan ook sterk op ingezet.
Het sociaal akkoord biedt nieuwe perspectieven op dat vlak en het komt toch ook wel tegemoet aan de vragen van de sector: enerzijds een betere verloning en een verloning die een gelijke stand houdt met het federale niveau, en anderzijds ook de vraag naar meer werkbaar werk, meer opleiding en meer personeel. Dit sociaal akkoord is niet alleen sterk, het is ook historisch. Met dit akkoord kunnen we echt wel spreken van een structurele verbetering van de kwaliteit van werken in de Vlaamse zorg- en welzijnssector. Het feit dat de middelen al vanaf 1 januari 2021 kunnen worden ingezet, is bovendien een grote opsteker voor al het personeel in de sector.
Deze legislatuur wordt er ook nog werk gemaakt van een betere financiering van de woonzorgcentra, door de toekenning van bijkomende RVT-erkenningen. Ook de afgelopen legislatuur werden daarin stappen vooruit gezet. En dat is ook nodig. De bewoners van woonzorgcentra zijn vandaag niet alleen ouder, maar ook zorgbehoevender. We moeten evolueren naar een continue en betere afstemming van de financiering op de feitelijke zorgzwaarte. En dat resulteert uiteraard ook in meer middelen voor het personeel.
Dat personeel vinden, zal nu dé grote uitdaging zijn voor de komende maanden en jaren. En dat weten we. Het sociaal akkoord zal ook niet volstaan om al die personeelstekorten te gaan oplossen. Maar we hebben wel ook nood aan een sterk actieplan, waarin de nadruk ligt op de studiekeuze en de zijinstroom, wat hier ook al aan bod gekomen is. Maar ook binnen het relanceplan zijn daar veel maatregelen rond voorzien.
Collega's, we moeten het niet alleen hebben over de kwaliteit van werken in onze woonzorgcentra, maar ook over de kwaliteit van leven. Collega Schryvers heeft al verwezen naar de coronacommissie, waar we met zijn allen de vele aanbevelingen hebben goedgekeurd. Uiteraard zijn er nog zaken die we kunnen doen om de kwaliteit te verbeteren, maar laat ons vooral niet vergeten wat goed loopt ten opzichte van de eerste golf: meer beschermingsmateriaal, meer testen. Maar vooral: we weten meer, er is meer kennis over het virus. Denk vandaag ook aan de vele mooie, warme initiatieven die de woonzorgcentra uitrollen om het mentale welzijn van de bewoners te ondersteunen.
Voorzitter, ik wil afsluiten met een belangrijke oproep, een oproep tot positiviteit ten opzichte van de sector. We weten allemaal dat de eerste golf anders was dan de tweede. Maar wat nu belangrijk is, is dat we de sector positief in beeld brengen. Collega's, we willen allemaal meer handen aan het bed. Om het met de woorden van de minister te zeggen: we willen meer man- en vrouwkracht. Kortom, we willen meer personeel. Maar ik ben er ook van overtuigd dat we dit alleen maar gaan kunnen doen, door de sector positief in beeld te brengen en door te stoppen met negatief te spreken over onze sector. We moeten hen verder steunen. En we doen dat met het sterke akkoord dat gisteren is afgesloten. Laat ons nu vooral focussen op een positieve toekomst voor de zorgsector met dit akkoord. Meer loon, meer personeel en meer ondersteuning. Structurele maatregelen en waardering voor al die fantastische zorgmedewerkers die elke dag het beste van zichzelf geven. Laat ons daar samen werk van maken, en vooral met een positief beeld over onze zorgsector.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik heb nog een concrete vraag. Het is inderdaad een en-enverhaal. Er moet gewerkt worden aan de beeldvorming van de woonzorgcentra. Is er vandaag een plan om rond die communicatie en die beeldvorming te werken? Zal de mediaminister mee ingezet worden om acties te ondernemen, zodat mensen zich geroepen voelen om naar de zorg te gaan?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil graag ingaan op de suggestie van collega De Martelaer. Ik heb het daarstraks al gezegd: eigenlijk is dat iets dat van veel kanten moet komen en dat we allemaal moeten doen. Als er een plan is, of als er een plan zou worden gevraagd vanuit de minister van Media of andere ministers, denk ik dat we dat samen moeten bekijken. Maar ik herhaal het nog eens: ook wij kunnen dat, elke dag weer.
Minister Beke heeft het woord.
Collega De Martelaer, dat staat in het sociaal akkoord. Er staat ook in het sociaal akkoord dat we daaraan moeten gaan werken. Het staat ook in de aanbevelingen. We hebben dat ook als een belangrijk element meegegeven. Ik denk dat we dat allemaal moeten doen. Dat moet ook vanuit de koepels gebeuren, vanuit de vakbondsorganisaties, vanuit de overheid, vanuit de maatschappij. Want we hebben daar allemaal een ontzettend groot belang bij. Als we willen dat de mensen gemotiveerd blijven om daar te gaan werken, en ook gemotiveerd worden om daar te gaan werken, zal het afhangen van pecuniaire elementen, uiteraard, maar ook van heel wat andere elementen. En dat is onder andere dit element.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken, voorzitter, om heel kort nog te reageren op een aantal tussenkomsten. Want anders zegt men dat ik niet antwoord op de vragen.
Dat is ook weer waar. Maar u hebt al heel veel gezegd, minister Beke.
Collega's, ik zal het heel kort houden. Collega De Reuse, u hebt gevraagd of ik geen stuurgroep zou bijeenroepen. Wel, ik zal geen stuurgroep bijeenroepen. We hebben een taskforce. En in de schoot van die taskforce is de problematiek van het personeel aan bod gekomen, daar komt dat constant aan bod. Daar zitten de vertegenwoordigers waar u over spreekt, rond de tafel. Het document waarnaar collega Parys heeft verwezen, is daar goedgekeurd en afgeklopt en zal daar ook constant worden geëvalueerd. En ja, we hebben te maken met personeelsuitval, maar dat is wel heel wisselend. Over het algemeen gaat het ongeveer over 5,5 procent van het personeel, waarvan de helft door covidbesmetting, een stukje door quarantaine en de andere 2 procent om andere redenen.
Maar er zijn grote verschillen. In de provincie Oost-Vlaanderen is het op dit ogenblik veel erger gesteld omdat de besmettingen in die provincie ook hoger zijn dan in een aantal andere provincies. Er zijn ook grote verschillen tussen en binnen de woonzorgcentra en zelfs tussen en binnen de koepels, de organisaties die meerdere woonzorgcentra hebben. De verschillen zijn dus groot.
Wat is er al gebeurd? Er wordt gezegd dat ik nog niets heb gezegd over wat er nu precies moet gebeuren. Voorzitter, ik zal heel kort, in twee woorden, herhalen wat er allemaal in dat cascadeplan staat.
Twee woorden? Ik ben benieuwd.
Wel, het gaat over Help De Helpers, over het platform Helpers in de Zorg, over de opleiding van zijinstromers waaraan we zullen werken. Het gaat ook over crisismanagers. Waar men zegt ‘We komen onszelf tegen’, moeten er crisismanagers worden ingezet. Collega Parys, ik weet niet of vliegende brigades de ideale oplossing zijn. We hebben ook al de mobiele equipes die bijspringen. Ik wil erover nadenken, maar die vliegende brigades zullen met dezelfde problematiek worden geconfronteerd. Ze zullen namelijk verpleegkundigen en zorgkundigen moeten hebben, en daar zijn net die tekorten. We moeten eens bekijken hoe we dat precies zullen aanpakken. Het gaat ook – dat staat in het document en we hebben daarover rond de tafel gezeten – over de inzet van het Rode Kruis. Meer dan 10.000 mensen zetten zich daarvoor in. Defensie speelt daarin een rol. Het gaat ook over de huisartsen in opleiding (HAIO’s). Ik neem de vraag om ook de stagairs uit de hogescholen mee te kunnen inzetten, zeker ter harte. Het kan een bijkomend element zijn om dat te doen.
Het is dus niet één maatregel. Dat is wat ik wil zeggen. Ik kan mijn lijstje verder afronden, maar ik heb begrepen van u, voorzitter, dat dat niet de bedoeling is of dat u het dan op uw heupen krijgt door mij, en dat is het laatste wat ik zou willen.
Dat heb ik helemaal niet gezegd. Nee, minister Beke, dat heb ik niet gezegd.
Nee? Zoveel te beter.
Ik krijg het nooit op mijn heupen door u.
Ah, dat is heel vriendelijk.
Nagenoeg nooit. (Gelach)
Maar wat ik in essentie wil zeggen, is dat we dat niet van één maatregel kunnen laten afhangen. Het zal een geheel van maatregelen zijn, die we in de verschillende sectoren moeten weten te vinden. En heel wat van die maatregelen werken vandaag al. Godzijdank hebben we die voorbereidingen getroffen. De essentie van de zaak – daarop komt het telkens weer neer – is dat we de mensen – de zorgkundigen en verpleegkundigen – moeten vinden.
Er is hier gesproken over hbo5. Ik wil onderstrepen dat dat een bijzonder belangrijke opleiding is. En dat is niet helemaal federale materie, voorzitter, want wij hebben vanuit Vlaanderen, samen met collega Weyts, een duidelijke ambitie op dat vlak, en we hebben ook een duidelijke vraag gesteld aan het federale niveau. Maar ik hoor hier dat we het er eigenlijk allemaal over eens zijn. Ik hoop dat we dus snel naar een doorbraak kunnen gaan. Want we hebben de mensen die daar afstuderen absoluut nodig.
Goed. Dan is het woord aan de Groen-fractie.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega’s, er werd al heel veel gezegd en ik zal proberen om het beknopt te houden en niet alles onnodig te herhalen.
Zes jaar geleden werd Vlaanderen bevoegd voor de financiering van de woonzorg en er zijn in die periode uiteraard stappen gezet, maar het is de voorbije tijd ook pijnlijk duidelijk geworden dat we niet op alle gebieden al klaar waren of een antwoord hadden op de uitdagingen die zich stelden. Een jaar geleden debatteerden we in het kader van de begrotingsbesprekingen over minder meer en de besparingen in bepaalde delen van de sector. Ik vind het goed dat we een jaar later vaststellen dat we toch een sprong vooruitnemen. Ik ben er ook erkentelijk voor dat dat nu wel gebeurt. Ik hoop ook dat het draagvlak voor investeringen in zorg en welzijn de volgende jaren blijft bestaan. De heer Parys verwijst terecht naar de budgettaire uitdagingen, maar laat ons alvast heel helder een aantal lessen uit deze crisis blijven onthouden. Wat van waarde is in deze sector, is vaak ook kwetsbaar.
We hebben een sociaal akkoord en we zijn er erkentelijk voor dat daarin zeker stappen vooruit worden gezet. Ik zal dit nog eens herhalen, zodat achteraf zeker niet het beeld ontstaat dat we dat niet duidelijk gezegd hebben. We hebben dat vanaf het begin gezegd, we zeggen dat op het einde, maar we zeggen ook dat er nog werk op de plank ligt, zoals de uitvoering van dit akkoord. Er ligt dus nog werk op de plank, en het meest acute probleem is het personeelstekort in de woonzorgcentra waarvoor wij en ook andere collega’s een aantal belangrijke pistes hebben aangereikt.
Op een ervan wil ik nog specifiek terugkomen, en dat is de beeldvorming. Dat lijkt wel een beetje het thema van de dag te worden, maar als er mensen impact op de samenleving hebben, dan geloof ik niet dat dat Jeremie Vaneeckhout, lid van het Vlaams Parlement, zal zijn, maar bijvoorbeeld wel Bart Kaëll of Laura Tesoro. Ik weet niet of sommige mensen op VTM het programma Een Echte Job hebben gezien, maar ik denk dat u zich daar deels moet op inspireren, minister. We reiken daarom ook het voorstel aan om in overleg te gaan met minister Dalle om te kijken wat er op het vlak van Media kan gebeuren. Zo kan men een bredere campagne rond beeldvorming voeren. Wij zullen ons werk, positief en negatief, in dit halfrond en in de commissies blijven doen, maar ik denk dat beeldvorming veel breder gaat en dat we daarin echt nog grote stappen kunnen zetten, naast het bijsturen van ons mobilisatieplan. Dat plan ligt er, die aanbevelingen zijn uitgevoerd of worden uitgevoerd, maar ik ga ervan uit dat de coronacommissie niet het einde van dat plan betekent, en dat we dat ook durven bij te sturen en dat we nieuwe ideeën blijven aanreiken, zoals vandaag is gebeurd.
Tot slot nog iets voor mijn collega’s zoals de heer Vande Reyde, die ons af en toe uitdaagt om ons niveau als parlement op te tillen en fundamentele debatten te voeren: u zult hiervoor in onze fractie altijd een bondgenoot vinden. Zo is onze fractie vragende partij om van deze gelegenheid en deze aandacht voor zorg en welzijn gebruik te maken om ook het debat te voeren over de manier waarop wij onze zorgvoorzieningen organiseren. Kleinschaligheid, buurtgerichtheid, inbedding in het sociale netwerk: hoe kunnen we dit veralgemenen en dit niet tot een paar pilootprojecten beperken? Hoe kunnen we daarin de volgende jaren een grote ommezwaai maken? Ik denk dat dat deels een antwoord kan bieden op de pijnpunten die vandaag zijn blootgelegd.
Minister, minister-president, u kunt op ons rekenen om af en toe kritisch te zijn als dat nodig is, maar ook om pistes te blijven aanreiken. Of ze dan al dan niet gevolgd worden, is uiteraard aan deze meerderheid om te beslissen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, als ik zeg dat we het niveau omhoog moeten tillen, dan heb ik het zeker niet over u. Ik wil uw uitgestoken hand zeker aannemen. Op 8 december staat er een conceptnota over sociaal ondernemerschap op de agenda. Ik denk dat dat een goede startbasis is om dat debat fundamenteel te voeren.
Mooi, mooi, mooi.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister Beke, u hebt net een opsomming gegeven van de maatregelen die u neemt om het personeelstekort op te vangen en u hebt dat een maand geleden ook al gedaan. Het komt er echt wel op aan om niet alleen maatregelen te lanceren, maar die ook daadkrachtig op te volgen en ervoor te zorgen dat ze effect hebben. Dat is mijn kritiek vandaag.
U zegt ook dat de tweede golf niet uw fout is en dat men niet kan voorkomen dat het virus de woonzorgcentra binnenkomt. Dat is inderdaad moeilijk om te voorkomen, maar de mate waarin de woonzorgcentra voorbereid zijn op een tweede golf, is wel uw politieke verantwoordelijkheid.
We hebben vergaderingen van de coronacommissie gehad in juni en juli, waarin we heel veel getuigenissen hebben gehoord. Toen was het al duidelijk dat het beschermingsmateriaal niet meer het grote probleem was. Wat er toen wel heel duidelijk naar voren kwam, was het grote personeelstekort en de angst om met personeelstekort te zitten. Het is al heel lang een probleem dat er gewoon te weinig volk is om de zorg te kunnen bieden die er nodig is, en dat is nog meer zo tijdens de coronacrisis.
Het was ook Artsen Zonder Grenzen dat hier, waar u nu zit, is komen vertellen over hun ervaringen. Zij waren effectief met mobiele teams op het terrein aanwezig. Zij hebben toen gezegd dat het personeel nog heel bang is voor wat er nog zal komen. De ondersteuning van het personeel is een basisvereiste om de zorg, de ondersteuning en de levenskwaliteit te kunnen bieden die de bewoners van de woonzorgcentra verdienen en waarop ze recht hebben. Het was toen al duidelijk dat we stappen vooruit moesten zetten om ervoor te zorgen dat er meer personeel op de vloer kwam.
En ik wil dan toch even terugspoelen naar 24 juni 2020. Toen hebben wij hier een amendement op de begrotingsaanpassing op tafel gelegd. Wij noemden dat het woonzorgfonds. Dat was een voorstel van 100 miljoen euro, om versneld alle RVT-bedden om te zetten. Wat er zonet is beslist, en wat u gisteren uitvoerig hebt uitgelegd, is dat er 100 miljoen euro op tafel is gelegd om versneld de RVT-bedden om te zetten. Dat is toch een probleem? Wij hebben toen exact hetzelfde voorgesteld! Het was toen al duidelijk dat er meer volk op de werkvloer moest komen. Ik snap niet waarom u maanden hebt getalmd en niet op dat moment het woonzorgfonds, dat u nu hebt uitgevoerd, hebt goedgekeurd. Toen heeft de hele meerderheid daartegen gestemd. Toen was het voor jullie blijkbaar nog niet duidelijk dat er meer personeel op de werkvloer moest komen.
U nam verschillende initiatieven, maar het probleem is dat u twee keer dezelfde fout maakt. U hebt het platform Help De Helpers opgestart. Er waren vijfduizend kandidaten om te gaan helpen. Maar er zijn er maar zevenhonderd ingeschakeld. In dezelfde Coronacommissie werd duidelijk dat de mensen het moeilijk vonden om die mensen in te schakelen. Zij konden dat niet op zich nemen. Er is omkadering en opleiding voor nodig om dat voorstel effectief te kunnen waarmaken. Net voor de tweede piek van de coronacrisis hebt u het platform Help in de zorg! gelanceerd. Het is heel pijnlijk om te moeten vaststellen dat u opnieuw dezelfde fout maakt. Ik heb die vraag gesteld in de commissie. Ik heb gevraagd naar de situatie van de mensen die zich kandidaat hebben gesteld. Daaruit bleek dat er slechts bijna zeventig mensen zijn ingeschakeld.
Ons concreet voorstel vandaag is dat u het project van het Ziekenhuis Netwerk Antwerpen (ZNA) ondersteunt. Zij hebben een project met zorgbuddy’s opgezet. Zij streefden naar honderd zorgbuddy’s. Een dag nadien hadden zij negenhonderd kandidaten. Een week later zijn de zorgbuddy’s al opgeleid en ingeschakeld in de zorg. Het komt er niet op aan een platform te lanceren. U moet het ook uitvoeren en voor een omkadering zorgen. Dat kunnen de zorgcentra vandaag niet doen.
Collega, uw vier minuten zijn om. Kunt u afronden?
Een laatste zin dan maar. Ik mis de goesting en de ambitie om ervoor te zorgen dat er vandaag versterking komt op de vloer en om daar in een hogere versnelling te schakelen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– De PVDA kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 17 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.