Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden hadden we hier een actualiteitsdebat over de Brusselse stadstol. Door de plannen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zouden autopendelaars van buiten Brussel onevenredig worden getroffen. Het was een gedeelde mening van dit halfrond, dat dit een soort van discriminatie is. Het is de zoveelste transfer die naar Brussel gaat, want Brussel heeft sinds de zesde staatshervorming nog maar net extra middelen gehad voor mobiliteit. Ik denk dat het 150 miljoen euro is dat ze extra gekregen hebben.
Collega’s, wat is in dit dossier het nieuwe element? Zondag verklaarde Brussels minister Gatz in de media dat ze met het geld van de stadstol ook mobiliteitsprojecten buiten Brussel zouden financieren, in de Vlaamse Rand bijvoorbeeld. (Opmerkingen)
Het hoeft toch niet veel gekker en absurder te worden. Het komt de Brusselse Regering niet toe om de Vlaamse pendelaars te belasten en vervolgens investeringen te doen in de Vlaamse Rand. Dat komt de Vlaamse Regering toe – Mobiliteit is een Vlaamse bevoegdheid. De Vlaamse kiezer kiest voor een duidelijk eigen mobiliteitsbeleid.
Er werd hier vandaag al veel verwezen naar samenwerkingsfederalisme en overleg. Maar ik denk dat we kunnen zeggen dat samenwerkingsfederalisme inhoudt dat we samenwerken, maar dat we niet op elkaars actieterrein beginnen te werken. Laat dat duidelijk zijn.
Ik vind dit ook redelijk cynisch, want deze Vlaamse Regering investeert, evenals de vorige Vlaamse Regering, net zoveel in die mobiliteit in de Vlaamse Rand. Het is net Brussel dat hier al enige tijd op de rem staat.
Wij pleiten ook voor constructieve samenwerking, waarbij ieder niveau zijn eigen uitdagingen aangaat. Minister, die recente uitlatingen van minister Gatz doen me eigenlijk vermoeden dat Brussel gaat doorzetten met die stadstol, dat die er toch zal komen. Nochtans had u reeds via een brief gevraagd naar overleg.
En uw vraag is?
Mijn vraag luidt dan ook, minister: hoe reageert u op de uitlatingen van minister Gatz?
Mevrouw De Coninck, ik kan u misschien onmiddellijk geruststellen: het persartikel dat in De Zondag verschenen is, heeft helemaal geen invloed op ons standpunt dat we hier al volledig uit de doeken gedaan hebben. We hebben dat enerzijds volledig uiteengezet in de commissie van 8 oktober en anderzijds ook in de plenaire vergadering van 21 oktober. We hebben daarbij heel duidelijk gesteld dat we ons te allen tijde zullen verzetten tegen de invoering van een eenzijdige kilometerheffing door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op kap van de Vlaamse pendelaar of van de Vlaamse mensen die in Brussel komen werken. Dat standpunt is dus helemaal niet gewijzigd, dat kan ik u verzekeren.
Ik heb destijds ook altijd gezegd dat ik het overleg wel alle kansen wil geven. Naar verluidt is er op dit ogenblik nog altijd geen beslissing genomen door de Brusselse Regering. Er is me alleszins geen beslissing ter ore gekomen. Ik vermoed wel dat ze zich de komende weken nog zal buigen over die studies en over die conceptfase, waar men op dit ogenblik in zit.
Het klopt inderdaad dat ik op 13 oktober een schrijven gericht heb aan mijn collega bevoegd voor Mobiliteit in de Brusselse Regering. Ik heb daar nog geen formele reactie op gehad. Maar ik heb vandaag wel de brieven ondertekend gericht aan de minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, alsook aan de functioneel bevoegde ministers, met de vraag om toch minstens het overleg op te starten zodat we uit die fase van onzekerheid kunnen geraken.
Maar ik verzeker u nogmaals dat wij er ons te allen tijde tegen zullen verzetten. Mocht het overleg niet kunnen slagen en mocht men willen overgaan tot een eenzijdige invoering, dan zullen wij uiteraard ook opnieuw alle juridische stappen nemen om de belangen van de Vlaming te behartigen.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. U hebt eigenlijk mijn bijkomende vraag al beantwoord. U hebt namelijk vorige keer inderdaad gezegd, toen het hier aan bod kwam, dat u minister Van den Brandt had aangeschreven op 13 oktober. Ik vind het eigenlijk stuitend dat het vanuit Brussel zelfs niet lukt om te antwoorden op een brief met een vraag naar overleg en het overmaken van studies. Ik ben dus blij dat u nu de minister-president van Brussel hebt aangeschreven om toch overleg over dit dossier te hebben. U zult dus al onze steun hebben om dat standpunt aan te houden.
De heer Slootmans heeft het woord.
Ook onze broek zakte zondag, figuurlijk, bijna af na het lezen van de verklaringen van de heer Gatz over de stadstol. Als je de chronologie even bekijkt, dan blijkt toch dat een aantal Brusselse excellenties de ronduit asociale gevolgen van die pestbelasting niet doorheeft. De chronologie is de volgende. Eerst moeten we een nieuwe, dure, wagen kopen om die Brusselse lage-emissiezone (LEZ) nog in te geraken. Nu de mensen dan een groene, dure, wagen hebben gekocht – wat voor velen trouwens een autobelasting betekende – mogen ze opnieuw, omwille van diezelfde luchtkwaliteit, nog eens een stadstol en een kilometerheffing van 100 euro per maand gaan betalen.
Als de groenen hier volgende keer nog een keer over armoede bij werkende gezinnen of bij werkende alleenstaanden komen leuteren, dat ze dan eerst de belastingshonger eens onder de loep nemen van hun eigen partij.
En uw vraag luidt?
Mijn vraag is heel concreet. U hebt het hier juist gezegd, minister, en u hebt het drie weken geleden ook gezegd.
Collega Slootmans, uw vraag?
Zult u gestalte geven aan uw eigen woorden en een belangenconflict indienen indien de teksten van het Brussels Parlement behouden blijven?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
We hebben hier al in het lang en het breed over gesproken tijdens een actuadebat. De minister heeft toen een duidelijk standpunt ingenomen, waarvan we toen hebben kunnen vaststellen dat het hier in dit parlement zeer breed gedragen wordt. Er is maar één partij zich daar niet achter geschaard heeft, al de rest wel.
Minister, u hebt toen een duidelijk mandaat gekregen. U hebt ook herhaald dat u bij uw standpunt blijft. Dat is voor ons zeer belangrijk.
Daarenboven heb ik in de media – minder in de Vlaamse media – ook vernomen dat binnen de Brusselse coalitie minstens een – en niet de minste – van de coalitiepartners grote vragen heeft bij de voorstellen die op tafel liggen. Laat ons op ons standpunt blijven en dan zien we wel verder hoe het loopt.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik vind het wel straf. Ik heb het verslag van twee weken geleden nog eens herlezen. Samengevat: het eenzijdig innoveren zonder overleg met andere gewesten: ‘no pasaran’; belastingverhoging zonder compensatie voor de Vlaamse pendelaar: zeer moeilijk; alternatieven voor de wagen: voorlopig onvoldoende voorhanden. Dat is mijn standpunt en dat van de regering.
Dan lees ik het standpunt van minister Gatz, oorzaak van deze actuele vraag. Hij zegt: ‘voorbereiden, we willen de komende weken onderhandelen met de Vlaamse Regering’. Ze gaan dus in op onze vraag tot onderhandelen. Ik begrijp dat men dat argwanend bekijkt. We zouden met Vlaanderen kunnen afspreken dat er nog bijkomend geïnvesteerd wordt in de noden van de Vlamingen. We hadden schrik dat de Vlamingen onvoldoende gecompenseerd zouden worden indien er een instrument zou ontstaan. De Brusselse Regering wil daar met ons over nadenken en een oplossing vinden. Zo kan ik nog verdergaan: ‘in overleg met andere regio’s’.
Uw tijd is op.
Collega’s, u hebt groot gelijk. Als Brussel eenzijdig zo’n tol zou doorvoeren, zegt Vlaanderen ‘neen’. Maar Brussel doet dat niet! De vraag is dus zonder voorwerp. Zo kunnen we, met alle respect, elk debat elke week opnieuw voeren omdat iemand misschien iets gezegd heeft dat er ongeveer mee te maken zou kunnen hebben.
Minister Peeters heeft het woord.
Inderdaad, mijnheer Schiltz, ik hoor en lees ook her en der dat collega Gatz en de Brusselse Regering wel degelijk mee pleitbezorger zijn voor overleg. Men kan natuurlijk maar overleg plegen als er een duidelijke beslissing is. Op dit ogenblik is men nog niet zover. Ik blijf erop aandringen dat het overleg alle kansen zou krijgen. Daarom heb ik opnieuw een schrijven gericht aan de Brusselse Regering met de vraag om ons tijdig in kennis te stellen van de nodige documenten en studies, en ons ook tijdig in kennis te stellen van een mogelijke beslissing die zij zouden overwegen. Als het overleg niet slaagt, als we niet tot een vergelijk komen, als men eenzijdig een heffing wil invoeren die de Vlaamse pendelaar schaadt, dan zullen wij opnieuw, dan en alleen op dat moment, de nodige stappen ondernemen.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik voel enige kritiek op deze vraag. Mocht de houding van Open Vld op alle niveaus consequent zijn, dan zou ik deze vraag niet moeten stellen.
Ik ben blij dat het standpunt nog altijd ‘no pasaran’ is over deze stadstol. Het is voor ons duidelijk ‘no pasaran’, ook als ze ons die wortel blijven voorhouden om de investeringen in de Vlaamse Rand mee te bekostigen. Dat kan absoluut niet. Dat is een autonome bevoegdheid van Vlaanderen.
Minister, het is goed dat u de minister-president hebt aangeschreven voor overleg over de stadstol. Misschien kunt u meteen eens vragen naar overleg over het grote belangrijke project voor Vlaanderen, namelijk de werken aan de ring. Het is tot op heden door Brussel altijd geweigerd om daarover zelfs nog maar geïnformeerd te worden.
De actuele vraag is afgehandeld.