Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Vergeef me, voorzitter, ik zal het hebben over een Vlaamse bevoegdheid.
Ik maak me zorgen over de situatie van de zorg voor mensen met een beperking. We hebben het in de commissie een aantal keren gehad over de schrijnende toestanden tijdens de eerste lockdown, waarbij de zorg voor vele mensen werd stopgezet. Dat moeten we absoluut vermijden. Ik twijfel er niet aan dat dit ook uw intentie is, maar als we de laatste cijfers van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) zien, dan zien we dat de besmettingen aan het stijgen zijn met meer dan 100 procent ten opzichte van eind september. De personeelsuitval bedraagt al meer dan 10 procent en is gestegen tot een zeshonderdtal.
Het verontrust me vooral dat ik meer getuigenissen te horen krijg van ouders wier kind weer tijdelijk thuis moet worden opgevangen. Het gaat over korte periodes. We moeten ons misschien niet al te grote zorgen maken, maar dat was in de eerste lockdown eerst ook zo. Het zou maar over een week of twee weken gaan, maar het heeft uiteindelijk enkele maanden geduurd.
Het VAPH heeft vorige week fase vier afgekondigd. In zijn brief spreekt het over overleg dat nog moet gebeuren en afspraken die moet worden vastgelegd tussen de kabinetten, bijstandszorgorganisaties, gebruikers et cetera. Is dat afsprakenkader met de voorzieningen er? Kan er echt gegarandeerd worden dat de zorg voor mensen met een beperking tijdens deze lockdown niet zal stilvallen?
Collega's, wat de commentaren betreft over het feit of de actuele vragen al dan niet Vlaamse materie betreffen: ik kan me nog goed herinneren dat we hier een aantal weken geleden hebben gedebatteerd, met instemming van zo goed als elke partij, over de Brusselse stadstol. Ik wil wel, maar een beetje consequentie… Ik denk niet dat ik hier veel vragen toelaat over het federale niveau, maar dat gebeurt. Dat is in het verleden gebeurd. Dat is niet de eerste keer. Nu zeggen dat de hele agenda vol staat, vind ik kort door de bocht.
Voor alle duidelijkheid, mijnheer Vande Reyde, u hebt dat niet gedaan. U hebt alleen gezegd dat u blij was om het over een Vlaams thema te hebben.
Ik wil ook wel eens zeggen dat de agenda ermee vol staat. Er staan vier vragen op omtrent bevoegdheden waarover we hier niets te zeggen hebben. Dat is een Vlaams Parlement onwaardig. (Rumoer)
Neen, sorry, mijnheer Vande Reyde. Ik neem aan dat u onder andere refereert aan de actuele vraag van de heer Muyters. Als dat natuurlijk geen impact heeft op Vlaanderen en de Vlaamse zorgkas, waar u als parlementslid ook mee bezig bent als bevoegdheid in de commissie Welzijn, dan moeten we dat misschien eens bespreken tijdens het Uitgebreid Bureau. De commentaren die hierover komen, vind ik eigenlijk niet gepast. (Applaus bij de N-VA)
Minister Beke heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, u hebt een vraag gesteld waarvan ik weet dat ze u nauw aan het hart ligt en ze ligt ook mij nauw aan het hart. Ik denk dat we dezelfde ambitie delen, namelijk ervoor zorgen dat personen met een handicap zoveel als mogelijk, en eigenlijk in alle gevallen, de nodige ondersteuning en dienstverlening moeten kunnen krijgen waar ze recht op hebben. Dat is onze vaste ambitie en daar willen we absoluut voor gaan.
U hebt verwezen naar de cijfers. Als we kijken naar de meest recente cijfers, dan dalen die terug licht. Het is natuurlijk nog altijd hout vasthouden voor wat er in de komende weken zal gebeuren. We zullen er dus absoluut geen victorie over kraaien.
Wanneer er besmettingen zijn, heeft dit dikwijls een grote impact op het personeel: personeel dat afwezig is, personeel dat in quarantaine gaat. Daar moeten we oplossingen voor geven. Binnen de taskforce hebben we een algemeen kader, namelijk het cascadesysteem dat daarvoor wordt gebruikt. Dat wordt op vele vlakken ook goed gebruikt, maar het is voor de instellingen van het VAPH onvoldoende. Daarom willen we er complementair een eigen getrapt systeem voor uitwerken – dat gebeurt momenteel – om ervoor te kunnen zorgen dat de nodige zorg en ondersteuning gecontinueerd kan worden.
Het bevat vijf belangrijke elementen die ik kort zal opsommen. Ten eerste, ervoor zorgen dat als er een gedeeltelijke afbouw moet zijn of wanneer men tijdelijk de pauzeknop moet induwen of zelfs op stop moet duwen, er zoveel mogelijk extra personeel kan worden ingeschakeld. Ten tweede, als men maatregelen neemt, moet men in collectief overleg gaan.
Goed, kunt u afronden?
... Men moet binnen de instelling nog overleg doen, en daarnaast zijn er nog drie andere belangrijke elementen, maar daar kom ik dan meteen op terug. (Gelach)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw gedeeltelijk antwoord. (Gelach)
Ik ben het er volledig mee eens dat het cascadesysteem de goede manier van werken is. Voor de mensen die het niet kennen: het wil zeggen dat voorzieningen worden aangemaand om eerst na te gaan hoe ze personeelsuitval kunnen oplossen door bijvoorbeeld elders personeel te halen, gebruik te maken van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) of als het echt niet meer gaat, ook zorg aan huis te bieden. Dat is een perfect systeem, maar het probleem is – en ik voel dat op het terrein bij voorzieningen voor personen met een beperking – dat het cascadesysteem niet afdwingbaar is. Als voorzieningen zelf – in alle autonomie die ze uiteraard moeten hebben – beslissen om de zorg stop te zetten, dan staan gebruikers nog altijd voor een gesloten deur en dan is er niets aan te doen. Ik denk dat we daarover bindende afspraken moeten maken zodat het echt in uiterste overmacht is dat de zorg kan worden stopgezet, en liefst nog kan worden opgevangen door de alternatieven die ik net heb opgesomd. Die afspraak ontbreekt nog en we zouden ze graag zien vastgelegd. Ik begrijp dat het tijd vergt, maar we zijn nu hopelijk al vergevorderd in de tweede lockdown, en er is geen tijd meer. Die afspraken moeten nu worden vastgelegd.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik wil heel graag de terechte vraag van collega Vande Reyde bijtreden. We hebben in het parlement al twee resoluties goedgekeurd waarin we vragen om maatregelen te nemen om de zorg voor personen met een handicap te garanderen, ook in een lockdown, en om te zorgen voor het personeel. Het is een bezorgdheid die we allemaal delen.
Nu we volop in een tweede golf zitten, valt op dat de sector het nog steeds moet stellen met schouderklopjes en richtlijnen, en daar gaan we het echt niet mee halen.
Vandaag is in iedereen zijn mailbox en nieuwe bevraging van BEFEZO beland die nog maar eens aangeeft – wat we allemaal aanvoelen – dat bij het personeel het water aan de lippen staat. Wat ik erg opvallend vond in de bevraging, is dat blijkbaar ook initiatieven als ‘Help de helpers’ en initiatieven via VDAB in de praktijk heel weinig blijken voor te stellen. Ik maak me daar toch wel zorgen over. Als er al hulp in de voorzieningen komt, is het meestal thuiszorg, interimarbeid of extra inzet van vrijwilligers die reeds betrokken zijn bij de instelling.
Minister, wanneer gaat u eindelijk meer zijn dan ‘de minister van droge richtlijnen’ en echt iets doen wat de werkdruk bij het personeel kan doen afnemen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega, minister, het is een belangrijk thema dat ook collega van der Vloet al op de agenda had gezet, maar die vraag is nog niet geagendeerd.
Ik verwijs naar de aanbeveling uit onze resolutie waarin we zeggen dat de zorgcontinuïteit moet worden gegarandeerd: zorgcontinuïteit als de voorziening zou sluiten of ze niet kan bieden – zeker als er moet worden doorbetaald –, ofwel thuis, ofwel met alternatieven, maar zeker in afspraak met de bewoner, met de gebruiker, met de cliënt.
Minister, we willen dus nog eens pleiten voor een alternatieve ondersteuning. We zien dit terugkomen in nota’s – alternatieve ondersteuning – maar wat is dit concreet? Welke afspraken zijn er met alle partners waar u naar verwijst en die effectief in de realiteit worden uitgevoerd zodat er geen mensen meer thuis zitten? Hoe is het met de personeelsuitval? Als er geen personeel is om alternatieve zorg te bieden, dan wordt het wel moeilijk wie het dan wel moet doen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
In de vraagstelling van de collega gaat het over personeelsuitval in instellingen voor personen met een handicap. Als personeelsleden ziek worden door corona, krijgen zij een ziekteattest. Als personeelsleden in quarantaine moeten gaan omdat er besmettingen zijn in de leefgroep, krijgen ze een quarantaineattest. Dat betekent dat de eersten op een ziekte-uitkering, gewaarborgd inkomen, terugvallen; de tweede groep, met een quarantaineattest, valt terug op werkloosheid, 70 procent van hun loon. Sommige directeurs beschouwen dit echt als een discriminatie. Mensen die zich dag in dag uit inzetten voor hun leefgroep, worden door het feit dat ze in quarantaine moeten gaan, in hun loon getroffen. Ik weet wel dat een sociaal akkoord een federale overeenkomst is, maar ik vraag me wel af of Vlaanderen binnen de taskforce niet kan zorgen dat daar een oplossing voor kan worden gezocht.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit mij graag aan bij deze belangrijke vraag.
Minister, het is cruciaal dat wij naar aanleiding van de coronacommissie een aantal heel duidelijke aanbevelingen hierover hebben opgenomen in het voorstel van resolutie. We zorgen ervoor dat, wanneer voorzieningen het niet kunnen of mogen, mensen met een handicap garanties krijgen dat de zorg blijft doorlopen. Dat is positief, en dat zal hier in de plenaire vergadering nog worden toegelicht.
Minister, ik houd er niet van dat we spreken over mensen met een handicap zonder hen te horen, zonder hun standpunten te kennen. Hoe zorgt u ervoor dat bij alle maatregelen die u neemt, ook de extra maatregelen die u neemt voor het personeel, de stem van de gebruikers, mensen met een handicap en hun familie, gehoord wordt?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, begrijp ik het goed, dat u op dit moment bezig bent met het opstellen van een getrapt systeem voor de opvang van personen met een handicap? Ik weet niet of u het beseft, maar we zijn stilaan over de top van de tweede golf. Blijkbaar komen nu de richtlijnen op gang waarvan we na de eerste golf hadden vastgesteld dat er iets aan schortte. Ik vind dat ongelooflijk. Ik vind het ongelooflijk hoeveel tijd er telkens opnieuw verloren gaat met u als minister, om kwetsbare mensen in moeilijke situaties te beschermen. Ik vind dat ongelooflijk.
Een van de goede initiatieven die is genomen, ‘Help in de zorg!’, is nu, ook met maanden vertraging, uitgerold. 10.000 mensen hebben zich gemeld om te komen helpen in de zorg, en er zijn op dit moment ochot ocharme 329 vacatures. Hoe gaat u ervoor zorgen dat u niet alleen de minister van richtlijnen bent, en ook de minister van platform, maar ook een minister die oplossingen aanbrengt? Er is een tekort aan opleidingen, er is een tekort aan communicatie, er zijn aanwervingstoppen. Hoe gaat u ervoor zorgen dat dat personeel kan worden ingeschakeld?
De heer De Reuse heeft het woord.
Als gevolg van de coronacrisis valt er nu in alle sectoren personeel uit. Dat was in de eerste golf zo en het is opnieuw zo. Uiteraard is het cruciaal dat de zorg gegarandeerd blijft, ook in de voorzieningen voor personen met een handicap.
Minister, het is inderdaad heel goed dat u die voorzieningen informatie hebt aangereikt over hoe ze deze personeelsuitval kunnen opvangen. Reeds in de ad-hoccommissie vroegen we hiervoor de nodige aandacht. Dat werd ook vertaald in een van de 95 punten van de resolutie. Het stond in de sterren geschreven dat dit probleem zou terugkeren bij een tweede grote uitbraak.
U hebt het cascadedocument waarvan u sprak, om personeelstekorten aan te pakken, als leidraad meegegeven aan de instellingen. Dat is een goed document. Maar het had onzes inziens toch wel wat vroeger dan op 5 november beschikbaar moeten zijn. Ik hoop dan ook dat de volgende stappen, die u dadelijk nog wat zult toelichten, niet te laat zullen worden gezet, als het al niet te laat is. Het moet gewoon tijdig zijn, willen we voor elke voorziening oplossingen vinden om de continuïteit in de zorg te verzekeren.
Minister Beke heeft het woord.
Ik zal hierop verder ingaan. Dat is mee een antwoord op de verschillende vragen die zijn gesteld.
Mijnheer D’Haese, het cascadesysteem bestaat al langer. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
De minister heeft het woord.
Neen, mijnheer D’Haese, u moet leren luisteren. Het cascadesysteem bestaat al langer en het wordt in de instellingen ook gebruikt. Aanvullend en complementair daaraan, specifiek voor de VAPH-instellingen, voor de instellingen voor personen met een handicap, werken we een aantal complementaire dingen uit, dit mee op basis van de aanbevelingen die hier volgende week waarschijnlijk zullen worden goedgekeurd.
Waaruit bestaan die aanvullende en complementaire zaken om aan de specificiteit van personen met een handicap en de instellingen, de multifunctionele centra, de vergunde zorgaanbieders, te kunnen beantwoorden? Wanneer er een besmetting is en er maatregelen moeten worden genomen, gaat men in onderling overleg om elkaar te informeren. Dat wordt dus niet eenzijdig opgelegd. Die betrokkenheid is belangrijk. We zullen daaraan ook een sanctie koppelen. Wanneer dat niet gebeurt, kan men geen financiering krijgen om aanspraak te maken op de extra personeelsmiddelen.
Een volgend punt dat we zullen doen, is uitkijken naar een alternatief ondersteuningsaanbod voor groepen van cliënten en/of individuele gebruikers.
Daarnaast kunnen individuele minderjarige budgethouders, zoals u weet, beschikken over de budgetoverschrijding om thuis te blijven als ze dat moeten. We hebben dat uiteindelijk opgetrokken van 7 tot 25,5 procent. Ook dat, mijnheer D’Haese, bestaat al veel langer. Er zijn ook individuele gebruikers die bijvoorbeeld tijdelijk niet naar school kunnen gaan en daar problemen mee ondervinden, die nood hebben een schoolvervangende context. Ook daarvoor willen we, samen met de diensten ondersteuningsplan, bekijken hoe we extra hulp kunnen geven door bijvoorbeeld de mantelzorg op dat vlak te versterken. Dat zijn een aantal bijkomende maatregelen die we nemen.
Die ontwerpregelgeving is zo goed als klaar. Ik hoop dat we die volgende week kunnen afronden, samen met de stakeholders, en daarvoor een ontwerpregelgeving kunnen voorleggen. Zoals gezegd, zijn er daarnaast zijn ook regulier, algemeen, verschillende zaken. Er zijn algemene platformen als Help de helpers en vrijwilligers.be, het platform dat we samen met Hilde Crevits hebben opgericht. Er zijn inderdaad veel mensen die daar vragende partij voor zijn. Er zijn ook instellingen die daar vacatures op posten, maar nog te weinig, zeker ook in de ouderenzorg. Daarom hebben we vlak voor de herfstvakantie ook de maatregel genomen om de financiële compensaties in de ouderenzorg door te trekken tot minstens einde maart, en ook om flexibele personeelsinzet, als die nodig is, te financieren. Want dat was een element. We hadden een platform waar de mensen naartoe konden gaan om zich aan te bieden. Er waren er die die zorg wel nodig hadden, maar niet zeker waren over de financiering. Dat was een terechte bekommernis en die hebben we dus ook twee weken geleden al onmiddellijk opgepakt zoals het hoort.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik onthoud uit uw uitleg dat alle elementen er liggen om die zorgcontinuïteit te verzekeren. Ik ben daar heel blij mee. Ik denk dat het nu een kwestie is van dit af te ronden en ervoor te zorgen dat dit bindend wordt. Ik ben er zeker van dat dat gaat gebeuren.
Ik wil kort afsluiten met te zeggen dat dit een oplossing is voor de korte termijn. U weet dat voor mensen met een beperking de uitdagingen op lange termijn gigantisch groot zijn. Er is een sectoraal akkoord ten bedrage van 525 miljoen euro recurrent per jaar, dat momenteel in onderhandeling is. Ik hoor vakbonden van de woonzorgcentra daarover zeggen: dat moet snel gebeuren en die afspraken moeten gehonoreerd worden. Ik begrijp dat, want het zorgpersoneel in de woonzorgcentra verdient meer loon. Maar tegelijkertijd zou ik u wel willen vragen, in het globaal akkoord over die 525 miljoen euro, om die wachtlijsten voor mensen met een beperking niet te vergeten. Dat is een minstens even grote uitdaging als die in de woonzorgcentra en in de thuiszorg. Ik denk dat daar in het sectoraal akkoord voor de zorg ook plaats voor moet zijn.
De actuele vraag is afgehandeld.