Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Wilfried Vandaele bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van decreet van Lorin Parys, Katrien Schryvers, Carina Van Cauter, Maaike De Vreese, Jo Brouns en Philippe Muyters tot wijziging van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, wat de voorbereidende rechtspleging betreft.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, het is goed om met de start van een nieuw juridisch jaar in september de punten met de voorbereidende rechtspleging in het jeugddelinquentiedecreet ook helemaal goed en correct te stellen. Dat is de reden van de spoed.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik wil even aangeven dat dit niet de eerste aanpassing van dit decreet is die in de plenaire vergadering passeert over de afgelopen maanden. Bij een eerdere aanpassing hebben wij hier in de plenaire vergadering al aangehaald ...
Spoed?
Ja, maar dit is echt belangrijk, voorzitter.
Toen hebben wij hier al aangehaald dat de rechtszekerheid van de minderjarigen onderuit werd gehaald. Vandaag is er een brief geschreven door de Orde van Vlaamse Balies Jeuddelinquentie, waarin ze aangeven dat ze bij de vorige aanpassing niet werden gehoord en dat die kwestie niet genoeg gewogen is.
Ik wil u vragen om deze aanpassing rustiger te doen, om daarin gewogener beslissingen te maken en daarover minstens degelijker overleg met de sector te plegen. Want dit is alweer een aantasting van de rechtszekerheid van de minderjarigen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Dan stemmen we nu bij zitten en opstaan over het voorstel tot spoedbehandeling.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel tot spoedbehandeling wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik sta op’.
De volksvertegenwoordigers die het voorstel tot spoedbehandeling niet wensen aan te nemen, drukken op ‘Ik blijf zitten’.
Het voorstel tot spoedbehandeling is aangenomen. Dan stel ik voor dat het voorstel van decreet van Lorin Parys, Katrien Schryvers, Carina Van Cauter, Maaike De Vreese, Jo Brouns en Philippe Muyters tot wijziging van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, wat de voorbereidende rechtspleging betreft onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Het incident is gesloten.
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Lorin Parys, Katrien Schryvers, Carina Van Cauter, Maaike De Vreese, Jo Brouns en Philippe Muyters tot wijziging van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, wat de voorbereidende rechtspleging betreft.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb daarnet aan collega Groothedde uitgelegd dat dit een vervanging is van het vorige decreet dat effectief in de commissie is besproken. Er is één aanpassing gemaakt ten opzichte van de versie die in de commissie werd besproken, op vraag van de kinderrechtencommissaris. Dat is namelijk dat, wanneer een termijn wordt verlengd door de jeugdrechter, we ook vragen dat de partijen worden opgeroepen en gehoord. Dat is het enige verschil ten opzichte van wat er in de commissie volgens de reguliere werking van het parlement werd besproken.
Waarover gaat het? Over het jeugddelinquentierecht, met een aanpassing op een aantal punten. De meeste dossiers worden wel op zes maanden afgewerkt, maar voor sommige complexe dossiers is een vonnis op zes maanden niet haalbaar. Het voorstel zorgt ervoor dat de duur van de voorlopige rechtspleging op negen maanden wordt gezet tot aan het moment van het eigenlijke vonnis. En daarmee zetten we ons eigenlijk op dezelfde termijn als diegene die bijvoorbeeld in het Brussels parlement werden goedgekeurd of in het Franstalige landsgedeelte.
We verduidelijken ook de duur en het statuut van de maatregelen die worden genomen tijdens de voorbereidende rechtspleging. En de termijn van de voorbereidende rechtspleging wordt geschorst voor de duur van het uitstel tussen de inleidende zitting en het moment waarop de zaak in beraad wordt genomen.
De uitbreiding van de duur van de voorlopige rechtspleging tot negen maanden is wel degelijk gebeurd in overleg met de magistratuur, zowel de zittende als de staande.
Het huidige artikel 21 van het decreet stelt dat het niet meer mogelijk is om een maatregel op te leggen na het verstrijken van de voorbereidende rechtspleging, tenzij in een aantal decretaal bepaalde uitzonderingsgevallen. Omdat dat artikel voor enige onduidelijkheid zorgt, wordt in dit voorstel bepaald dat bij het verstrijken van een termijn van negen maanden een lopende maatregel alleen nog kan blijven doorlopen of herzien worden overeenkomstig artikel 16, §2 of verlengd worden volgens de voorwaarden en de termijnen die decretaal expliciet zijn aangegeven. Er wordt een extra uitzondering voorzien voor de verlenging van de voorbereidende rechtspleging in geval van, bijvoorbeeld, een deskundigenonderzoek naar de persoonlijkheid van een minderjarige. Indien de duur van de voorlopige rechtspleging wordt verlengd, worden de minderjarige verdachte en diens ouders opgeroepen. Dat is dus het verschil met wat er in de commissie voorlag.
De vervangen paragraaf 4 bepaalt dat de jeugdrechter in de mogelijkheid moet zijn om maatregelen op te leggen zolang die voorbereidende rechtspleging duurt en de jeugdrechter blijft dan ook in de mogelijkheid om de lopende maatregelen te laten doorlopen of te verlengen volgens de voorwaarden en de termijnen die expliciet zijn aangegeven en op voorwaarde van een bijzondere motivering.
Waar zorgen we nog voor met dit decreet? Als door de gefaseerde inwerkingtreding van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht de gesloten oriëntatie en de gesloten begeleiding in een gemeenschapsinstelling en de nodige randvoorwaarden nog niet zijn gerealiseerd, dan wordt in de tussentijd de huidige regeling voor de plaatsing in een gemeenschapsinstelling overeenkomstig de termijn van de jeugdbeschermingswet bestendigd. We volgen daarmee ook het advies van de kinderrechtencommissaris. Dus de oproepingsplicht voor de partijen blijft onverkort gehandhaafd.
Mevrouw Groothedde heeft net gerefereerd aan een brief van de Orde van Vlaamse Balies. Die gaat over een ander decreet en heeft hier op zich niets mee te maken. Wat wel zo is, is dat dat decreet de For-K bestendigde, de praktijk zoals die vandaag wordt toegepast. Het moet gezegd worden dat dat initiatief toen degelijk is besproken in de opvolggroep en in die opvolggroep zat effectief een vertegenwoordiging van de jeugdadvocatuur. Ik heb nog niet de mogelijkheid gehad om contact op te nemen met de Orde van Vlaamse Balies, maar dit is op zich een vreemd gegeven waar ik uiteraard meer over wil weten. Het betreft wel een ander voorstel van decreet dan wat nu voorligt.
De heer Vandenhove heeft het woord.
In tegenstelling tot vorige week in de commissievergadering zullen wij ons als fractie onthouden. Dat heeft minder met de inhoud te maken, maar wel met de manier waarop dit gegaan is. Inhoudelijk gaat het vooral over technische aanpassingen en daarmee zijn we het grotendeels eens. De brief waarover u net sprak, mijnheer Parys, gaat inderdaad niet over dit decreet, maar over de aanpassing die we hier plenair een maand of anderhalve maand geleden hebben gestemd. Ook toen hebben wij als fractie gezegd dat we met het eerste deel geen probleem hadden, want dat hangt samen met de coronacrisis. Dat was echter niet zo voor het tweede gedeelte. U maakt dus gebruik van de coronacrisis om iets fundamentelers door te drukken. Het is correct dat die brief daarover gaat, maar dat bewijst ook dat de procedure op zich niet echt sluitend is als het over inspraak gaat.
Ten tweede denk ik dat we hier zelfs niet over een reparatiedecreet kunnen spreken. Dit is de derde versie die voorligt. Er is een eerste versie aan de commissie voorgelegd, maar we hebben de bespreking toen uitgesteld omdat er niemand van de indieners aanwezig was. De week daarna lag er een andere versie, waar het Vlaams Belang amendementen heeft op ingediend. Vorige week kregen we uiteindelijk de laatste versie. We hebben toen effectief voor dit voorstel van decreet gestemd.
In alle eerlijkheid denk ik echter dat dit geen mooi voorbeeld is van het parlementair circuit dat zoiets belangrijks als het jeugddelinquentierecht heeft moeten volgen. Daarom zullen wij ons ook onthouden. Ik denk dat we wat dat betreft toch het goede voorbeeld moeten geven, want we hebben in anderhalve maand drie- of viermaal dit decreet gewijzigd en we discussiëren nu nog altijd over het advies. In de begeleidende tekst bij het voorstel van decreet stond ook dat alle betrokkenen die advies konden geven, positief advies hebben gegeven. Dan waait vanmorgen die brief binnen, al ben ik het met u eens dat die qua interpretatie moet worden uitgeklaard.
Samengevat: wij onthouden ons, niet op basis van inhoudelijke redenen, wel door de manier waarop dit gelopen is.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Collega’s, het is inderdaad het vierde voorstel dat nu op onze banken ligt, ongeveer hetzelfde als hetgeen we enige tijd geleden hebben besproken in de commissie. Ondertussen werd het voorstel dan verscheidene keren aangepast, onder andere na indiening van een amendement uit onze fractie, een amendement om een onduidelijkheid aan te kaarten en een overgangsbepaling in te voeren. Volgens de indieners was het een correcte opmerking die wij toen gemaakt hebben. Ik betreur het een beetje dat, in de plaats van gewoon ons correcte amendement goed te keuren, de indieners er liever voor kozen om het gehele voorstel dan aan te passen. Nu ligt er opnieuw een voorstel op de banken, dat we dan kunnen zien als een amendement op een eerder voorstel. Er worden gewoon wat zaken weggelaten. Wie kan op den duur nog volgen, collega’s?
Ik begrijp dan ook niet goed waarom er nu opnieuw een voorstel moet worden ingediend, in plaats van gewoon te gaan amenderen op het vorige voorstel. Ik betreur de chaotische manier van werken, collega’s. Ik ben ook niet de enige. Collega’s Groothedde en Vandenhove hebben het reeds aangehaald. Ik ga niet herhalen wat er in de brief stond van de Orde van Vlaamse Balies, maar ik denk dat die kritiek terecht lijkt, in tegenstelling tot wat u zegt, collega Parys. Naast het openbaar ministerie en de jeugdrechters zijn ook de Vlaamse gespecialiseerde jeugdadvocaten, die de belangen van de minderjarigen verdedigen, zeer belangrijke actoren in elk debat over wijzigingen aan het Vlaamse jeugddelinquentierecht.
Er is nu het voorstel van decreet dat hier vandaag voorligt in de plenaire vergadering. Ik houd mijn hart al vast. Ik hoop dat dit het laatste is. Je weet nooit welke voorstellen er op het einde nog worden ingediend. We vragen ons als fractie dan toch af of de indieners en de overige collega’s het vandaag toch niet opportuun vinden om alsnog het advies van de Orde van Vlaamse Balies te vragen. Als dat niet gebeurt, zal onze fractie zich spijtig genoeg onthouden, want inhoudelijk hebben we geen problemen met dit voorstel van decreet, maar het is de manier van werken die te wensen overlaat.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ja, de orde heeft het over een ander voorstel van decreet, maar het gaat wel over hetzelfde decreet, namelijk jeugddelinquentie. Die aanpassing was voor ons ook al erg op de limiet. Want in zijn totaliteit tastte dat, coronamaatregelen of niet, wel de rechtszekerheid en de rechtsgaranties van de minderjarige aan. En ja, dit voorgestelde decreet werd ook in de commissie voorgesteld. Ik was toen inderdaad – ik vind het groot van collega Vandenhove dat hij dat toegeeft – de enige die ertegen sprak. U mag weten dat dat tot mijn heel grote verbazing was. Ik was ook heel verbaasd om dit decreet zo aan te treffen. Ons protest was in en na samenspraak met experten, en ik vond het ongemakkelijk om die positie alleen te verdedigen.
Waar gaat het over? Wij nemen maatregelen, zoals het kinderrechtenverdrag dat eist, in het belang van de betrokken minderjarige. Een aantal van de voorgelegde wijzigingen maakten het zeer moeilijk om te zien hoe die ooit in het belang van de minderjarige waren. Een ervan is inderdaad de tegensprekelijkheid door de minderjarige of zijn vertegenwoordiging. Daaraan zijn de indieners, als ik het goed begrijp, in hun nieuwe voorstel tegemoet gekomen. En dat is terecht. Maar er blijven wel een aantal haken en ogen, alleen al aan het voorstel dat de termijn wordt verlengd van zes naar negen maanden. De collega van N-VA heeft toen tegengeworpen dat dat in Brussel anders is. Maar we zitten hier in het Vlaams Parlement, collega’s. Er was een decreet. Dat is gewogen met de sector. Daarin was zes maanden aangenomen. En dan is de verantwoording van de indieners dat de dagvaardingstermijn vervat zit in de termijn van de voorbereidende rechtspleging. Maar er verandert niets aan de onderliggende procedure. De dagvaardingstermijn was al inbegrepen in de procedure. Je maakt niets duidelijker door die norm naar negen maanden te verlengen. Je maakt alleen de waarborg tot rechtszekerheid van de minderjarige kleiner, en de waarborg tot spoedige afhandeling voor de betrokken minderjarige. En die was zorgvuldig en overwogen ingeschreven in het oorspronkelijke decreet.
Dan stelt het decreet ook: “Bovendien wordt bepaald dat de termijn” – en dat is niet aangepast, collega’s, dat is exact dezelfde quote – “van de voorbereidende rechtspleging wordt geschorst voor de duur van het uitstel tussen de inleidende zitting en het moment waarop de zaak in beraad wordt genomen.” Dat is een moeilijke zin. Wat wordt hier eigenlijk gezegd? Je moet het doen binnen de negen maanden, behalve als je het niet binnen de negen maanden doet. Dat is het de facto afschaffen van de termijn van negen maanden. In de praktijk betekent dat dat elke inleiding van de zaak de termijn gewoon doet stoppen en toelaat om de zaak te rekken zolang je wilt. Dus de maatregelen kunnen worden opgelegd wanneer men wil, kunnen worden verlengd wanneer men wil en kunnen voortduren zo lang men wil. Daarmee verlaat u, nog eens, een principe van het oorspronkelijke decreet, de beperking die erin vervat was. Dat was ook een beperking in het belang van de minderjarige.
Collega's, ik begin dan op te tellen. Er is er een nuance “In bepaalde gevallen zal een verlenging noodzakelijk zijn”, maar de toevoeging “als het onderzoek naar de feiten nog niet is afgerond” werd al gevat in het oorspronkelijke decreet. U geeft eigenlijk een heel verregaande carte blanche, een termijnverlenging, schorsing van de termijn gedurende de procedure ten gronde. Dat is verregaand. De welomlijnde gevallen zullen dus nog weinig betekenen. Door uw toevoeging is er eigenlijk geen wezenlijke termijnbeperking meer. Dat is toch niet de bedoeling. Is dat in het belang van de minderjarigen? Neen, overduidelijk niet.
Jammer genoeg zijn de oorspronkelijke artikelen 3 en 4 geschrapt, want die vergrootten de rechtszekerheid.
Dit is inderdaad niet de eerste aanpassing aan het decreet. Aan dit decreet is hard gesleuteld. Ik zat toen nog niet eens in het parlement. Ik vind het eigenlijk de omgekeerde wereld dat ik uw eigen werk hier aan het verdedigen ben, want u hebt daar grondig in gewogen. U hebt rechtsgaranties en billijkheid ingebouwd. U hebt de sector gehoord. U hebt inderdaad ook gehoord dat er bij de eerdere aanpassing al bezwaar kwam van de sector. Doe dit rustiger en ten gronde!
De heer Parys heeft het woord.
Als het over de procedure gaat, moeten we toegeven dat dit geen schoonheidsprijs krijgt. Het is juist daarom dat hier nu een globaal voorstel ligt dat alle vorige incorporeert. Het enige wat veranderd is, is dat er een rechtswaarborg is toegevoegd op vraag van de kinderrechterrechtencommissaris. Zelfs als de termijn verlengd wordt, wilde zij dat er een tegensprekelijk debat aan voorafgaat tussen de verschillende partijen. Dat is een billijk en goed voorstel.
Ik ben een beetje verwonderd over de inhoudelijke punten die mevrouw Groothedde van Groen maakt. Het is inderdaad waar dat wij het jeugddelinquentierecht zo hebben gemaakt dat het fermer en kordater is wanneer nodig en zacht wanneer het kan. Daar staat tegenover dat de rechtzoekende of de rechtsonderhorige, in dit geval een minderjarige, een aantal extra rechtswaarborgen krijgt. Die worden in dit voorstel hoegenaamd niet uitgehold. We gaan naar een termijn die van zes naar negen maanden kan opschuiven. Daarmee heeft de kinderrechtercommissaris geen enkel probleem en zij zijn de hoeders en bewakers van het Verdrag van de Rechten van het Kind.
Daarmee doen we juist hetzelfde als wat de Brusselse Regering, waarin uw partij belangrijk vertegenwoordigd is, hanteert als het op jeugddelinquentie aankomt in Brussel. Ik vind het dus verwonderlijk dat dezelfde partij hier kan zeggen dat negen maanden een aantasting is van de rechten van het kind, terwijl die partij tegelijkertijd op een paar honderd meter verder het principe verdedigt dat dit niet het geval zou zijn. Zo is het natuurlijk nog erg moeilijk te volgen.
U zegt dat als er een inleidende zitting is geweest de termijn ophoudt. Uiteraard. De voorbereidende rechtspleging is wanneer het onderzoek moet zijn afgelopen waarna de procedure ten gronde begint. U zegt nu dat die rechters onder één hoedje zullen spelen met het openbaar ministerie door telkens wanneer het openbaar ministerie ernaar vraagt een schorsing te geven van de termijn door gewoon de inleidende zitting te doen en dan te wachten om het dossier ten gronde te behandelen, zodat het openbaar ministerie wat extra maanden krijgt om zijn onderzoek uit te voeren, en dat allemaal ten nadele van de rechtsonderhorige minderjarige. Wel, mevrouw Groothedde, ik vind dat straf. Ik vind het heel straf dat een parlement ten opzichte van de rechterlijke macht gewoon zegt dat wat hier staat de facto de afschaffing van de termijnen is. Dat hebt u gezegd. Dat komt dus gewoon neer op Groen die tegen al onze jeugdrechters zegt dat ze hen niet vertrouwen en onder een hoedje spelen met de staande magistratuur en ervoor zullen zorgen dat er de facto geen termijnen meer zijn.
Wel, wij zeggen heel duidelijk dat wij ervan overtuigd zijn, na een check door het Kinderrechtercommissariaat, dat alle rechten en plichten goed zijn gewaarborgd. Wij spreken ook ons vertrouwen uit in de jeugdmagistratuur om hier ordentelijk en zeer secuur mee om te gaan. Dat is wat dit decreet hun oplegt om te doen. Er is absoluut geen uitholling van de rechten. Er is absoluut geen afschaffing van de termijn, zoals u net betoogd hebt.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Collega, u trekt het op flessen. (Opmerkingen van Lorin Parys)
U hebt kunnen spreken, nu mag ik spreken.
Collega Parys, collega Groothedde heeft het woord.
Collega, u trekt het op flessen. Ik herhaal: waar wij voor moeten zorgen, zijn garanties en die bouwt u niet in. En dat heeft niets te maken met wantrouwen of intentieverklaringen, dat heeft er gewoon mee te maken dat er gedegen werk moeten worden geleverd. (Applaus bij Groen en de PVDA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Groothedde, natuurlijk vinden wij ook dat de nodige garanties er moeten zijn en u zult toch met mij erkennen dat die er sowieso al waren met betrekking tot een mogelijke verlenging van maatregelen. U doet nu alsof alles zomaar kan worden verlengd zonder enige rechtswaarborg. Nu hebben we die op vraag van het Kinderrechtencommissariaat nog eens bijkomend ingeschreven voor de verlenging. We komen daar dus aan tegemoet, ik zie echt niet in waar uw opmerkingen op gebaseerd zijn.
Dit moet toch wel de eerste keer zijn in de parlementaire geschiedenis dat wanneer ik een collega citeer, die daarna zegt dat ik het op flessen trek.
Mevrouw Groothedde, u hebt letterlijk gezegd dat het de facto de afschaffing is van de termijnen. En wanneer ik u dat dan voor de voeten werp, dan zegt u dat ik het op flessen trek. Mevrouw Groothedde, ik stel voor dat we straks het Woordelijk Verslag eens bekijken en zien of u dat effectief hebt gezegd, maar ik ben er 100 procent van overtuigd. (Applaus bij de N-VA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2019-20, nr. 432/1)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 tot en met 3.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de artikelen en over het voorstel van decreet houden.