Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Freya Van den Bossche, Hannes Anaf en Conner Rousseau over het bewaken van de menselijke waardigheid tijdens de coronapandemie en de garantie dat de versoepelingen in het kader van de exitstrategie voor iedereen gelden.
De bespreking is geopend.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, een veertiental weken geleden, begin maart, ging ons land wegens het coronavirus in lockdown. Rusthuisbewoners mochten vanaf dat moment geen bezoek meer ontvangen. Personen met een handicap werden voor de keuze geplaatst: die periode thuis doorbrengen, vaak verstoken van zorg, of in een voorziening, verstoken van hun familie. Een hartbrekende keuze.
Jongeren in jeugdhulpvoorzieningen en personen die in onze instellingen voor geestelijke gezondheidszorg verbleven, werden ook afgezonderd van de buitenwereld om te voorkomen dat het virus zou binnenraken. In die periode was er een heel grote ongerustheid over wat het virus in onze voorzieningen zou aanrichten. Zeker in die eerste fase was het beter om te voorzichtig te zijn dan te laks.
Veertien weken later, op het einde van de eerste golf, moeten we echter vaststellen dat er voor veel van die mensen nog maar weinig veranderd is. Jongeren die in een instelling verblijven, kunnen in veel gevallen geen of maar een keer per week bezoek ontvangen. Als ze naar huis gaan, moeten ze nadien opnieuw twee weken in quarantaine. Ze kunnen vaak ook niet naar school. Ze blijven verstoken van de zorg die ze normaal gezien ontvangen en ook nodig hebben. Een significant aantal personen met een handicap zit nog steeds thuis weg te kwijnen of woont tijdelijk in bij familie, die nu al weken hun eigen leven en hun job moeten combineren met de nieuwe taak van voltijds mantelzorger. Die mensen zitten echt op hun tandvlees. Voor wie in een voorziening verblijft, is er vaak wel zorg, maar amper contact met de buitenwereld. Soms wordt zelfs van iets heel evidents een probleem gemaakt. Ik heb het dan over mensen die niet eens even naar buiten mogen om een luchtje te scheppen of om naar het park te gaan. Dat zijn toestanden die volgens ons Vlaanderen onwaardig zijn.
Wij vinden dat het antwoord van de regering daarop teleurstelt. Hoewel we er in dit huis en in de verschillende commissies al verschillende weken op aandringen dat deze doelgroepen aandacht moeten krijgen, geeft minister Beke aan dat er pas tegen 1 juli een gegarandeerd minimumaantal versoepelingen zullen zijn. Collega’s, dat is zestien weken na het begin van de lockdown. Terwijl wij nu allemaal weer in groep kunnen gaan sporten, met tien vrienden op café kunnen gaan of blijkbaar zelfs op een vol vliegtuig richting Rome kunnen stappen – niet dat ik die intentie heb, voor alle duidelijkheid –, kunnen de meest kwetsbaren in onze samenleving hun dierbaren maar heel weinig zien en blijven velen onder hen gedepriveerd van zorg, onderwijs en sociaal contact.
Dat is iets wat ook onze experten niet begrijpen. De Groep van Experts belast met de Exitstrategie (GEES) pleitte op 24 april al, intussen bijna twee maanden geleden, voor een exitstrategie die deze personen dezelfde rechten en plichten geeft als de rest van ons. En in het meest recente advies ging de GEES zelfs verder met een aanbeveling om de meest kwetsbaren thuis of in de voorzieningen recht te geven op drie bubbels per week, in plaats van één: een familie- en vriendenbubbel, een zorgbubbel en een schoolbubbel. Net omdat de GEES als geen ander beseft dat die mensen nood hebben aan perspectief, aan sociaal contact en aan zorg. Ook die mensen hebben daar recht op. Het gaat over fundamentele menselijkheid, over een waardig bestaan voor iedereen.
Daarom hebben de Vlaamse ombudsman en het Kinderrechtencommissariaat een dringend ingrijpen bepleit. Ook het personeel van de voorzieningen vraagt dat, want zij zien vaak de gevaren en de schade die de huidige situatie aanricht: kinderen en personen met een handicap die week na week depressiever en onhandelbaarder worden, omdat ze het niet begrijpen, die weerspannig of soms zelfs agressief worden. Niemand is daarmee gediend. Zo is er het verhaal van Svenja, een jong meisje met een handicap, dat enkele weken geleden heel blij was dat ze na tien weken eindelijk enkele dagen naar huis mocht. Een aantal collega’s zullen dat waarschijnlijk ook wel gezien hebben. Zo blij als ze toen was, zo ongelukkig is ze nu, omdat ze na haar terugkeer naar de voorziening opnieuw in quarantaine moest en haar ouders opnieuw niet mocht zien. Ook de ouders zijn kwaad, want de instelling eist, conform de Vlaamse richtlijnen voor heropname, niet enkel een voorafgaande thuisquarantaine, maar ook een negatieve covidtest van zowel Svenja als het hele gezin, alvorens tot heropname over te gaan, om Svenja dan alsnog in quarantaine te plaatsen.
Dat kan voor ons niet, en vandaar ook dit voorstel van resolutie, waarin we aan de regering vragen om eindelijk eens iets te doen aan situaties waarvan we hopelijk allemaal vinden dat ze zich niet mogen voordoen; om gevolg te geven aan de vraag van de GEES; om de flankerende maatregelen ter bescherming te nemen, zoals voorgesteld door de GEES; en om personen met een handicap, senioren en jongeren eindelijk dezelfde vrijheden te geven als elk van ons.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We weten allemaal dat de impact van de coronacrisis en de lockdown heel groot is geweest en nog steeds is voor kwetsbare mensen. Het beleid heeft al een tijd geleden een aantal maatregelen genomen. Ik verwijs in dat verband ook naar het actieplan Zorgen voor Morgen.
Naar de toekomst toe moeten we zien hoe we bij toekomstige uitbraken een goed evenwicht kunnen bewaren tussen maatregelen die nodig zijn omwille van de veiligheid, en het welzijn van kwetsbare mensen. Niet langer dan veertien dagen geleden heb ik naar aanleiding van een actuele vraag ook een pleidooi gehouden voor participatie van 65-plussers aan het sociale leven.
We weten allemaal dat we in maart heel plots werden geconfronteerd met die crisis en dat die toen heeft genoopt tot heel drastische maatregelen. En natuurlijk vinden we het welzijn van de bewoners van voorzieningen heel belangrijk. Dat moet ook een van de grote uitgangspunten zijn bij de versoepelingsmaatregelen. Op dat moment waren er maatregelen nodig, voor de veiligheid en de gezondheid van die kwetsbare mensen. Zoals jullie weten en zoals hier ook door het parlement gevraagd, is er nadien met betrekking tot de zorgsector een taskforce Zorg opgericht waarin heel wat betrokkenen, ook de verschillende koepels, mee rond de tafel zitten. Het is voor ons dan ook de logica zelve dat de maatregelen in de schoot van die taskforce worden besproken. Het zijn immers de collectiviteiten, zoals jullie ze in de resolutie noemen, de voorzieningen zelf, die versoepelingen moeten operationaliseren. Verschillende voorzieningen zijn natuurlijk helemaal niet hetzelfde, hebben andere mogelijkheden, hebben al dan niet – of andere – uitbraken gekend, hebben mogelijkheden tot cohortering, hebben al of niet voldoende buitenruimte, enzovoort.
We zijn ervan overtuigd dat die allemaal heel bekommerd zijn om een versoepeling te kunnen doorvoeren in veilige omstandigheden. En dat betekent met de nodige randvoorwaarden. Dat is nodig voor bewoners, voor medewerkers, voor bezoekers. Als we er niet zeker van zijn dat de versoepelingen in een veilig kader kunnen, dan zullen mensen daar ook niet op ingaan. Dat hebben we soms zelfs al gezien, dat, als er versoepelingen zijn, niet iedereen daarvan gebruikmaakt, omdat men nog beangstigd is. Geef die voorzieningen het nodige kader om randvoorwaarden uit te werken, geef hen de tijd om dat samen te doen, ieder op zijn tempo en in afspraak met bewoners, met personeel, met mantelzorgers en familieleden. Het is belangrijk dat we dat op die manier doen. Dat is ook de manier waarop dit momenteel wordt geïmplementeerd. Wat de toekomst betreft, moeten we natuurlijk zien hoe we een aantal garanties voor kwetsbare mensen kunnen instellen. Onze bekommernis gaat inderdaad uit naar de mensen die wonen in voorzieningen, maar ook naar de kinderen en jongeren. We moeten nagaan hoe we, in de maatregelen bij een nieuwe uitbraak, meer aandacht kunnen geven aan hun welbevinden. Dat zal ook mee de taakstelling zijn van de ad-hoccommissie die vorige week voor de eerste keer bij elkaar kwam en waarvan we deze week nog de verdere regeling van de werkzaamheden zullen bespreken.
De heer Parys heeft het woord.
Collega Schryvers heeft daarnet heel goed en accuraat geschetst wat de afspraak is die in de taskforce is gemaakt. Namelijk: ga zoveel mogelijk terug naar een normale werking, maar we geven daarbij autonomie aan elke voorziening, om op basis van de gezondheidsrisico's die ze inschatten zelf een aantal belangrijke afwegingen te maken.
Wat mij stoort in het voorstel dat hier vandaag voorligt, is het wantrouwen dat daaruit spreekt naar personeel, naar de directies, naar de voorzieningen zelf om beslissingen te kunnen nemen in het belang van hun bewoners, in het belang van hun personeel en van het psychosociaal welzijn van de mensen waar ze voor zorgen.
Ik vind het merkwaardig om hier te opteren voor een soort ‘one size fits all’-oplossing, want wie het terrein een beetje kent, weet heel goed dat een woonzorgcentrum waarin bijvoorbeeld een groep van assistentiewoningen is geïntegreerd, niet hetzelfde is als een woonzorgcentrum waar dat niet het geval is. Die weet heel goed dat een voorziening voor jeugdhulpverlening of een VAPH-voorziening iets helemaal anders is dan een woonzorgcentrum. Met één politiek, met één beleid geraak je er niet.
Vandaag zijn er twee dingen gezegd in de taskforce die in dit kader belangrijk zijn. Het eerste is dat de koepels zich vandaag nog eens allemaal hebben geëngageerd om die richtlijnen voor bezoek en voor psychosociaal welzijn maximaal te implementeren. Dat is wat we nodig hebben, maar uiteraard altijd met respect voor de gezondheidsrisico's.
Het tweede punt dat vandaag is besproken, is heel relevant, net vanwege de gezondheidsrisico's. Het gaat namelijk over het feit dat een aantal gevallen zijn vastgesteld in verschillende woonzorgcentra van bewoners die symptomen hadden in maart, getest zijn op COVID-19 en positief werden bevonden, die dan genezen zijn, die in de grote testuitrol die daarna is gebeurd opnieuw getest zijn en negatief waren, die dus genezen waren van COVID-19, maar die vandaag opnieuw getest zijn omdat ze symptomen hebben en opnieuw COVID-19 hebben.
Met de aanpak die u vandaag voorstelt, zegt u eigenlijk tegen die woonzorgcentra: neen, u moet maximaal één beleid voeren en iedereen toelaten voor bezoek. Dat willen wij niet. Als je weet dat je de koepels en de voorzieningen mee moet hebben, het personeel dat er werkt en dat het beste van zichzelf heeft gegeven in heel stresserende omstandigheden, dan vind ik niet dat we zomaar een passe-partout kunnen toepassen op al die voorzieningen. Geef die toch de autonomie binnen een kader dat is afgesproken, zoals dat ook in de taskforce gebeurt en wees alstublieft ook voorzichtig. Met het voorval dat ik daarnet heb geschetst, met die enkele casussen die vandaag bekend zijn, vind ik het voorstel van resolutie dat hier wordt gedaan, onvoorzichtig. Daarom kunnen wij jammer genoeg niet meegaan in de ongetwijfeld goedbedoelde intenties van de sp.a-fractie.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik heb iets meer begrip voor de bezorgdheden die de collega's in dit voorstel van resolutie hebben neergeschreven. Het zijn dingen die we vaak hebben besproken in de commissie Welzijn. Elke week, tijdens elke voortgangsrapportage kwamen dezelfde elementen aan bod. Ik spreek natuurlijk heel specifiek over de situatie van mensen en kinderen met een beperking en hun ouders. Elke week wordt er gewezen op de moeilijke situatie waar ze in zaten.
Eén zaak is duidelijk geweest in deze periode, namelijk dat een dergelijke crisissituatie de situatie voor mensen die al in een kwetsbare positie zitten, nog eens duizendmaal uitvergroot. Ik ben blij met wat er op het einde van dit voorstel van resolutie staat, en dat is: daar moeten we lessen uit trekken voor toekomstige crisissituaties, want het kan niet dat kinderen met een beperking en hun ouders in een situatie komen waarbij ze heel die periode de volle verantwoordelijkheid krijgen toegeworpen en daar minimale steun bij krijgen.
Dat is natuurlijk geen bewust proces, niemand wil dat zo, uiteraard niet, maar als we dat evalueren, is dat wel wat er de voorbije maanden is gebeurd.
Minister, ik denk wel dat een deel van dit voorstel van resolutie zonder voorwerp is. U hebt specifiek met betrekking tot kinderen met een beperking deze week aangekondigd dat het ‘nieuwe normaal’ vanaf 1 juli 2020 start. Tenzij er terechte bezorgdheden om de veiligheidsrisico’s zijn, zullen de multifunctionele centra (MFC’s) doorstarten. Het is me minder duidelijk hoe het buitengewoon onderwijs hiermee omgaat. Ik ben daar tijdens vorige plenaire vergaderingen al over tussengekomen. Daar is de situatie voor veel ouders en hun kinderen nog altijd onduidelijk, ook met betrekking tot september 2020. Dat heeft te maken met het busvervoer. Het is complex en ik denk dat deze situatie nog moet worden bekeken. Iedereen moet duidelijkheid en perspectief krijgen om de normale opvang en zorg te geven die voor ieder kind is vereist.
Ik denk dat de zaken die in het voorstel van resolutie staan zeer pertinent en terecht zijn. Dat hebben we de voorbije weken gezien. De verhalen zijn niet te ontkennen. Uit die situaties moeten lessen worden getrokken, maar ik wil het plan dat u hebt voorgelegd, met 1 juli 2020 als absolute startdatum en deadline, een kans geven.
Mijnheer Anaf, ik denk dat u die presentatie ook hebt gezien en er uw mening over hebt gegeven. In de presentatie is aangegeven welke pertinente voorwaarden er zijn en hoe het in de praktijk zal gaan. Indien kinderen niet in een MFC terechtkunnen, zal er vanuit een MFC extra begeleiding bij de mensen thuis komen. Dat is voor mij enorm belangrijk. Een gedeelte van de middelen voor de kinderbijslag zou op dat moment in de richting van de ouders gaan. Dat zijn goede voorwaarden, waar we weken voor hebben gepleit. Eerlijk gezegd, geef ik grif toe dat het voor mij ook te laat komt, maar ik wil het doorstartplan wel een kans geven. Ik heb alle begrip voor de bezorgdheden. Ik stel voor dat we dit met meerderheid en oppositie vanaf 1 juli 2020 samen opvolgen. Ik hoop dat de normale situatie, die voor veel ouders en hun kinderen al moeilijk genoeg is, vanaf dan van start kan gaan.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, ik hoor in de toespraken van de vorige sprekers een grote mate van voorzichtigheid. We moeten oppassen dat we niet weer in een crisis komen en we moeten de versoepeling stap voor stap op maat van de voorzieningen maken. Ik heb ook gehoord dat we eigenlijk uit de huidige situatie veel lessen voor de toekomst moeten trekken, maar we zitten nog niet in de toekomst. We zitten nog in het heden en de situatie is nu dat we de voorzieningen en de zorginstellingen heel veel autonomie geven met betrekking tot de vraag of bezoek al dan niet mogelijk is. In de praktijk kunnen sommige ouderen nog altijd geen bezoek van hun kinderen krijgen. Dit kan nog niet omdat het nog onvoorzichtig is. De rechten van de mensen die in de voorzieningen wonen, kinderen die hun ouders nog niet hebben gezien en ouders die hun kinderen niet kunnen bezoeken, horen we in deze discussie niet. Ik denk dat het voorstel van resolutie van sp.a hieraan wil tegemoetkomen en we zullen dit voorstel van resolutie dan ook steunen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Voorzitter, ik heb de indruk dat het voorliggend voorstel van resolutie de kar voor het paard spant. Volgende week starten in dit huis de eigenlijke werkzaamheden van de ad-hoccommissie over de aanpak van de coronacrisis. Die commissie heeft tot doel alles te evalueren, de fouten te detecteren en aan te wijzen en ook op het einde aanbevelingen te formuleren om die fouten te kunnen voorkomen.
Mevrouw Vandecasteele, in de marge kan ik zeggen dat wij ook voor een onderzoekscommissie waren. Wij willen, net als u, ook de verantwoordelijken aanduiden.
In de toelichting bij het voorstel van resolutie lezen we heel wat terechte punten. Het is een opsomming van feitelijkheden die we allemaal hebben kunnen waarnemen, van bezorgdheden die we allemaal in onze uitpuilende mailboxen hebben gezien en van zaken en wijzen van aanpak waarover we onder meer in de verslagen en de adviezen van de Groep van Experts die belast is met de Exitstrategie (GEES) hebben gelezen.
In het voorstel van resolutie zelf staan ook zaken die wij al heel lang vragen. U spreekt over de preventieve teststrategie, flankerende maatregelen, de menselijke waardigheid, zeker en vast, structurele afspraken en handelingskader. Maar onze fractie heeft er toch wel bedenkingen bij dat u die versoepelingen in onze woonzorgcentra en onze instellingen wilt veralgemenen en op één manier wilt doorvoeren. Uit de aard van de feiten is niet elk woonzorgcentrum of elke instelling gelijk. Er kunnen problemen zijn met de bestaffing, er kunnen problemen zijn met de infrastructuur, met de eigenheid van de instelling. Ik ben ervan overtuigd dat al die mensen, al die instellingen ook nu weten dat hun bewoners snakken naar dat menselijk contact met hun familie en met hun naasten.
Wij zullen ons op dit voorstel van resolutie onthouden. Er staan zeker geen fundamenteel verkeerde zaken in, zeker en vast niet. Het heeft een positieve insteek. Maar wij willen wel nog dat de woonzorgcentra en de instellingen de mogelijkheid hebben om dat op een goede manier in te vullen, een manier die tegemoet komt aan zowel de bewoners als hun familieleden.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil op een aantal collega's reageren. Dank u wel in elk geval voor het grote begrip, vooral voor de motivering achter dit voorstel van resolutie. Ik denk dat we dat wel mogen zeggen.
Mijnheer Parys, het is uiteraard niet onze bedoeling om alle voorzichtigheid te laten varen en te zeggen dat men alle deuren maar wagenwijd mag openen in de voorzieningen. Daar pleiten we niet voor. Uiteraard zijn er heel veel veiligheidsmaatregelen waaraan moet worden voldaan om dit mogelijk te maken. Ik hoop dat niemand dat ter discussie stelt. Alleen is het zo dat op dit moment de voorzieningen wel heel erg de verantwoordelijkheid daarvan moeten nemen. Collega Schryvers heeft dat ook gezegd. De collectiviteiten moeten dat operationaliseren. Die verantwoordelijkheid wordt nu eigenlijk bijna volledig bij de voorzieningen zelf gelegd.
Jullie weten ook heel goed dat een voorziening middelen ontvangt om de theoretisch adequate zorg te bieden, conform de noden en conform de regelgeving. Dat betekent ook dat er geen grote marges zijn om de terechte extra noden die er zijn, effectief te kunnen realiseren. Dan gaat het onder meer over extra beschermingsmateriaal, testcapaciteit, extra personeelsuren of vrijwilligers voor onthaal, begeleiding enzovoort. Waar wij zeker voor pleiten, is om vanuit de Vlaamse Regering tegemoetkomingen te doen en maatregelen te nemen naar al die verschillende voorzieningen en verschillende sectoren om het net mogelijk te maken om aan die veiligheidsmaatregelen te kunnen voldoen. Daar pleiten wij vooral voor. Ik denk dat die verantwoordelijkheid voor een groot stuk door de Vlaamse Regering zou moeten worden opgenomen. Daarom hopen we toch dat we een brede steun krijgen voor dit voorstel van resolutie.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.