Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, gisteren was het op 2 juni voor heel wat kinderen een soort 1 september. Ze waren uitgelaten omdat ze terug naar school mochten: heel wat kleuters, heel wat kinderen uit het lager onderwijs, ook een deel van de leerlingen in het secundair onderwijs. Maar één groep lijkt daarbij vergeten, en dat zijn de kinderen uit het buitengewoon onderwijs.
Uit een bevraging door de vzw Onafhankelijk Leven blijkt dat 80 procent van de kinderen die naar het buitengewoon onderwijs gaan, nog thuis zitten. Uit een onderzoek en bevraging van uw eigen inspectie blijkt dat in het buitengewoon secundair onderwijs slechts 1 van de 63 OV1- en OV2-scholen die werden bevraagd, geopend zijn. Uit dezelfde bevraging van de vzw Onafhankelijk Leven blijkt dat slechts 10 procent van die leerlingen met een beperking die thuis zaten, enige vorm van therapie of afstandsonderwijs heeft genoten. De kranten noemen hen ‘de vergeten kinderen’. Er zijn verschillende stukken over geschreven en een opiniestuk van een prof van de KU Leuven die ook een kind met een beperking heeft. In Franstalig België is er zelfs een actie- en belangengroep voor kinderen en hun ouders: ‘Je craque’. ‘Je craque’ als ouder, ik ga eronderdoor omdat ik thuis zit met een kind met autisme, soms met meerdere kinderen met een beperking, en er is voor mij geen oplossing. Of ‘je craque’ als kind dat thuis zit, dat geen therapie krijgt, dat geen onderwijs kan genieten.
Voor deze groep, minister, was er de vraag om aandacht. Ik hoop dat dat is gebeurd op deze Veiligheidsraad. De vraag van de ouders is: denk aan ons, geef ons alstublieft ook wat ademruimte en zorg dat de scholen buitengewoon onderwijs nog kunnen openen in juni, zodat zij nog enkele weken onderwijs kunnen genieten en dat de ouders kunnen ademen.
Daar zijn een paar dingen voor nodig: busvervoer, en dat is nog steeds niet geregeld, minister, een haalbaar draaiboek, extra ondersteuning en een uniforme regeling. Zult u ervoor zorgen dat het buitengewoon onderwijs in alle veiligheid maar met de nodige ondersteuning kan openen? Zo niet, zult u ondersteuning aan huis voorzien?
Minister Weyts heeft het woord.
U zegt het. Het is ergens wel gemakkelijk om te zeggen: regel het maar, maar het moet veilig zijn. Dat is net altijd de afweging die wij moeten maken in het onderwijs. De combinatie en het optimum tussen: het moet veilig zijn voor leerkrachten, en daar zit in dit specifieke geval vooral het probleem, en het moet doenbaar zijn. Daarom ook onze specifieke aandacht voor het bijzonder onderwijs. We hebben van bij het begin bijzondere aandacht gehad voor het bijzonder onderwijs en voor de bijzondere noden. Daarbij hebben we maximaal getracht de vinger aan de pols te houden. We zorgen ervoor dat we – en dat is de enige categorie – in het buitengewoon onderwijs via onze onderwijsinspectie niet alleen een steekproef nemen maar alle scholen proberen te bellen, allemaal.
Die cijfers verschillen een beetje van deze die u hier presenteert. Ik geef u de resultaten van 20 mei. Voor het buitengewoon basisonderwijs is 84 procent van de scholen opgestart op 15 of 18 mei. Scholen die niet zijn opgestart, zetten in op opvang en bereikten daarmee hun maximumcapaciteit. Zo goed als alle scholen gaven aan dat de start vrij vlot verliep. Het grote probleem is steeds het leerlingenvervoer, maar daar kom ik zo dadelijk op terug. Daar is opnieuw een probleem van veiligheid en haalbaarheid.
Voor het buitengewoon secundair onderwijs zijn op 20 mei zestig scholen gecontacteerd. Alle scholen die OV3 aanbieden, zijn opgestart. Van de scholen die OV4 aanbieden, is 68 procent opgestart. In OV1 en OV2 met leerlingen die constant ondersteuning nodig hebben, ook fysiek, zit er een probleem op het vlak van veiligheid voor de leerkrachten. Daar moeten we ook oog voor hebben; dat mag geen ‘blind spot’ zijn. Dat is een grote moeilijkheid. Daarvan zijn er nog maar weinig open, net als gevolg van de bezorgdheid omtrent veiligheid voor leerkrachten.
De meeste scholen zijn opgestart met twee volle dagen. De maximale mogelijkheid die we boden, hebben ze dus opgenomen.
In het draaiboek voor een veilige heropstart is een hele passage gewijd aan het buitengewoon onderwijs. Waarom? Als gevolg van de specifieke veiligheidsrisico's. Aanvankelijk hadden we voor het basis- en secundair onderwijs gezegd dat er maximaal drie leerjaren open mochten. We hebben daarbij aangeduid welke leerjaren dit moesten zijn. Voor het buitengewoon onderwijs echter verlaten we die ratio en hebben we de scholen de autonomie gegeven om zelf te bepalen welke leerlingen met specifieke leernoden er konden komen. Ze mochten dus zelf de keuze maken, los van de leerjaren. Bij uitstek in het buitengewoon onderwijs kan je niet zomaar te werk gaan met de ratio van leerjaren. Het is afhankelijk van de typologie, van de beperking waarmee men geconfronteerd wordt. De scholen mochten dus zelf een selectie maken op basis van de capaciteit om het veilig en doenbaar te houden. Volledige autonomie dus, wat anders is in het gewoon basis- en secundair onderwijs.
Kunt u afronden alstublieft? U bent al twee minuten te lang bezig.
Dat is zeer problematisch.
Dat is inderdaad zeer problematisch.
Het probleem ligt bij het busvervoer. Om het veilig te kunnen houden voor de buschauffeurs en het begeleidend personeel leiden de regels er in de praktijk toe dat er maar 25 procent capaciteit is op de bussen. Gisterenavond hebben we nog samengezeten met het onderwijsveld, waarbij we de mogelijkheid bieden om de capaciteit op te trekken tot 50 procent. Wanneer een school en de vervoersmaatschappij op grond van een risicoanalyse kunnen zeggen dat het doelpubliek dat vervoerd wordt een mondmasker kan ophouden, dan kan de capaciteit opgetrokken worden tot 50 procent.
We zijn er echt waar dagelijks mee bezig om ervoor te zorgen dat het buitengewoon onderwijs buitengewone aandacht krijgt om ook daar de doelstelling na te streven om zoveel mogelijk leerlingen naar de klas te krijgen.
Minister Weyts, ik vind dit voor alle duidelijkheid ook een zeer belangrijk onderwerp, maar als ik van mijn parlementsleden verwacht dat ze zich houden aan de tijdslimiet, dan mag ik dat ook van de minister vragen.
Minister, er schijnt toch een verschil te zijn tussen wat u zegt, de perceptie en de resultaten van de bevraging van de oudergroepen, waaruit blijkt dat dit toch niet het geval is en dat heel wat kinderen nog thuis zitten. Dat zijn inderdaad kinderen van wie het voor de ouders het allermoeilijkste is. Het zijn kinderen met meervoudige problematieken, waardoor het echt niet simpel is om ze altijd thuis te houden. Ouders kunnen ook niet de ondersteuning, verzorging en therapie bieden die nodig is. Net zij hebben er nood aan om naar school te kunnen gaan en om ademruimte te hebben. Dat vraagt nog extra aandacht.
U zegt zelf dat het busvervoer een capaciteit heeft van slechts 25 procent. Dat betekent dat heel wat kinderen er inderdaad niet kunnen raken en geen toegang hebben tot de school of tot het dagcentrum waar zij verblijven. We zitten hier dus met een probleem, minister, dat zal blijven duren in de zomervakantie. Deze kinderen zitten weken thuis. Het perspectief is dat dit ook in de zomervakantie het geval zal zijn. Ook voor die kinderen vallen vaak de vakantiekampen weg, om dezelfde reden: omdat ze moeilijk te organiseren zijn in veilige omstandigheden. De vraag van heel wat ouders is dan ook of u er, in samenspraak met minister Dalle en minister Beke, voor kunt zorgen dat er ook in de vakantie voldoende ondersteuning zal zijn, dat er kampen zijn, dat er ondersteuning en therapie aan huis is, om die gezinnen te ontlasten?
De heer Brouns heeft het woord.
Ontegensprekelijk was de impact van de coronacrisis voor onze scholen in het buitengewoon onderwijs, de leerlingen, de leerkrachten en de ouders, enorm. Collega Meuleman, ook wij hebben schrijnende verhalen gehoord van ouders die met de handen in het haar zaten en nog steeds zitten wat betreft de opvang van hun kinderen. Er was geen school of opvang, en als er opvang was, bereiken ze die heel vaak niet.
Minister, wij moeten licht bieden aan het eind van de tunnel. Onze scholen zitten vandaag in een heropstartfase. Ook voor de scholen van het buitengewoon onderwijs moeten wij ervoor zorgen dat zij op een veilige en haalbare wijze kunnen heropstarten. Al die opgelegde voorzorgsmaatregelen, met mondmaskers en social distancing, zijn absoluut geen evidentie in het buitengewoon onderwijs. Meer fundamenteel gaat het over het leerrecht van die kinderen. Om dat te kunnen garanderen, moeten ze überhaupt op school geraken. U hebt verwezen naar het proefproject dat u zult opstarten. Het is belangrijk dat dit zeer goed wordt geduid, dat er voor ouders geen verwachtingen worden gecreëerd die we dan niet kunnen inlossen. Maar het is een stap in de juiste richting: meer kinderen op de bus, zodat ze op school geraken.
Laten we lessen trekken uit de voorbije weken en blijven luisteren naar de noden uit het veld. Laat ons ook de komende weken maximaal benutten om tot een heropening te komen van het buitengewoon onderwijs, zodat het leerrecht maximaal kan worden gegarandeerd, met de focus op 1 september, zodat ze vol goede moed kunnen starten.
Minister, plant u nog bijkomende maatregelen voor het buitengewoon onderwijs, zodat het leerrecht van al deze jongeren op 1 september maximaal verzekerd kan worden?
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik sluit mij volmondig aan bij de twee vorige sprekers. Het is inderdaad problematisch aan het worden voor een aantal ouders, die nu al zolang met die kinderen thuis moeten zitten, vooral dan de kinderen uit de opleidingsvormen 1 en 2. Het is inderdaad een kwestie van veiligheid. Maar als je in de woonzorgcentra kon verder doen toen er nog amper mondmaskers en testen waren, vraag ik mij of het niet mogelijk is om die leerlingen van opleidingsvormen 1 en 2 regelmatig te testen. Dat zijn meestal de zwaardere gehandicapten, de mentaal gehandicapten en zo, die de afstandsregel moeilijk kunnen respecteren, evenals hun leerkrachten. Er is genoeg testcapaciteit. Men zou dat toch kunnen overwegen, om die kinderen tenminste nog een week of twee of langer naar school te laten gaan, al was het maar om hun ouders te ontlasten, maar zeker ook om die kinderen toch een beetje perspectief te geven. U hebt goed aangegeven dat vooral daar het schoentje knelt.
De heer Coel heeft het woord.
We hebben over de partijgrenzen heen allemaal veel begrip voor de moeilijke situatie waarin de leerlingen van het buitengewoon onderwijs en hun ouders zich bevonden de afgelopen maanden. Een aantal onder hen bevinden zich daar nog altijd in. Natuurlijk is het ook daarom zo belangrijk, minister, dat u van in het begin van de crisis specifiek aandacht hebt gehad voor het buitengewoon onderwijs. De hier zojuist voorgestelde cijfers bewijzen dat heel wat scholen met die maatregelen aan de slag zijn gegaan en hun uiterste best hebben gedaan om zoveel mogelijk leerlingen te begeleiden en op te vangen op school en les te geven. Met dat versoepelde busvervoer kunnen we een belangrijke stap nemen om in de laatste weken van het schooljaar nog extra kinderen op school te kunnen opvangen.
Daar moet dan natuurlijk op korte termijn een richtlijn over rondgestuurd worden zodat de impact op dit schooljaar nog zo groot mogelijk is.
Tot slot wil ik de heer Brouns bijtreden als hij zegt dat we van de resterende periode gebruik moeten maken om een heropstart voor alle kinderen in het buitengewoon onderwijs op 1 september in veilige omstandigheden te laten plaatsvinden. Daarom mijn concrete vraag: welke initiatieven plant u daartoe en zult u ook in overleg treden met de minister van Welzijn om het overzomeren mogelijk te maken?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, de noodkreet van het Vlaams Netwerk Kritische Ouders (VNKO) in de kranten gisteren loog er niet om: “Er dreigen drama’s.”
Het is hier al gezegd, ik denk dat veel ouders ten einde raad zijn, omdat zij al wekenlang zorgen voor hun kinderen met een handicap. Ze doen dat met veel liefde, maar het is ongelofelijk zwaar. Het is natuurlijk ook zwaar voor de kinderen zelf: zij krijgen geen therapie, de structuur valt weg, zij moeten hun vriendjes missen.
Ik krijg dezelfde signalen als mevrouw Meuleman dat er toch heel veel ouders zijn die hun kinderen niet naar school mogen sturen, die ook geen perspectief krijgen en die het gewoon ook niet meer begrijpen. Kinderen in het gewoon onderwijs mogen gewoon in de klas zitten en mogen deze zomer met vijftig op kamp, maar voor het buitengewoon onderwijs beweegt er weinig en moeten scholen zelf de inschatting maken. En die voelen zich dus een beetje aan hun lot overgelaten.
Mijn bijkomende vraag, los van wat u op korte termijn zult doen om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen in het buitengewoon onderwijs ook nu nog naar school kunnen gaan, is of u ervoor kunt zorgen dat er voor 1 september een plan klaarligt met duidelijke richtlijnen, zodat alle scholen van het buitengewoon onderwijs veilig kunnen opengaan.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik zal er geen doekjes om winden: de situatie voor kinderen met een beperking en hun ouders is absoluut onaanvaardbaar. De getuigenissen die ook ons bereiken, zijn echt schrijnend. Ouders zijn ten einde raad, zij zorgen al sinds begin maart voor hun kinderen en ze zijn op, ze kunnen het niet meer aan nu alle vast zorg is weggevallen. De kinderen zijn hun vertrouwede omgeving kwijt en hun progressie stopt helemaal. We kunnen dat zo niet langer laten duren.
Ook uit uw eigen cijfers, vooral over de groepen met de zwaarste zorgnood, OV1 en OV2, blijkt dat maar 1 op de 63 scholen normaal functioneert. Dat is niet langer houdbaar. En zoals mijn collega terecht opmerkt, kan dat tot september duren, maar eventueel zelfs nog langer. We moeten daar echt iets aan doen. Er is een plan van aanpak nodig; ik heb dat ook in de commissie Onderwijs al een aantal keren gezegd. We moeten daar echt werk van maken, want we kunnen die mensen, die het trouwens in niet-coronatijden al heel zwaar hebben, niet langer in de miserie laten zitten. We moeten ervoor zorgen, met alle respect voor de veiligheidsmaatregelen, dat het buitengewoon onderwijs en trouwens ook de internaten, waar er ook een grote problematiek is, opnieuw normaal kunnen functioneren.
Goed.
Ik rond af, voorzitter.
We moeten ervoor zorgen dat die ouders hun kinderen kunnen terugsturen, want dit is niet langer houdbaar.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, als u zegt dat u bijzondere aandacht hebt voor het bijzonder onderwijs, dan kan ik me niet van de indruk ontdoen dat ik een totaal ander signaal krijg van de mensen uit dat bijzonder onderwijs. Ik heb twee getuigenissen, een van een ouder en een van een leerkracht.
Volgens de ouder van een meisje van zeven jaar dat al twee maanden thuis zit, lijkt het alsof hun kindjes niet bestaan. Het meisje krijgt normaal logopedie en kinesitherapie, maar in plaats van vooruit te gaan gaat ze achteruit. Het enige perspectief dat haar wordt geboden is één dag terug naar school om afscheid te nemen. Dat kunnen we toch niet menen.
Uit de getuigenis van de leerkracht blijkt dat er 120 leerlingen zijn en dat zij één laptop hebben gezien voor afstandsonderwijs. Het lijkt wel alsof die laptops daar terechtkomen waar geëxcelleerd moet worden, maar niet om kinderen met een beperking de nodige ondersteuning te geven, zoals kinesitherapie en logopedie, die perfect via videoconference kunnen gebeuren. En dus is mijn vraag, naast alle vragen die hier vandaag al zijn gesteld over de heropstart van het onderwijs in september en over het zoveel mogelijk kinderen naar school te kunnen sturen, of u nog extra initiatieven zult nemen om ervoor te zorgen dat zij die niet naar school kunnen gaan, op afstand kunnen worden ondersteund door de mensen die hen doorheen het jaar normaal gezien helpen.
Minister Weyts heeft het woord.
In enkele tussenkomsten wordt alles op een hoopje gegooid en wordt het buitengewoon onderwijs als één categorie beschouwd. Niets is minder waar, er is een ongelofelijke verscheidenheid binnen dat buitengewoon onderwijs. Ik geef de cijfers nog eens mee: in het buitengewoon basisonderwijs is 84 procent van de scholen opgestart.
Als het gaat over buitengewoon secundair onderwijs: alle scholen die OV3 aanbieden, zijn geopend, en 70 procent van de scholen die OV4 aanbieden, zijn geopend. Het grootste probleem zit hem net bij die jongeren in OV1 en OV2, heel specifieke doelgroepen. Dat moeten we ook in alle openheid durven te bediscussiëren. Dit gaat over een groep die in de praktijk zeer moeilijk handelbaar is zonder fysieke ingrepen. Ik ben de eerste die er in dit parlement en daarbuiten altijd voor heeft gepleit om zoveel mogelijk leerjaren te openen. Men heeft mij voluntaristisch genoemd, onveilig, onverantwoord. Maar uiteindelijk zijn nu de scholen in het basisonderwijs open. Ik heb er tonnen kritiek voor gekregen, ook hier in het parlement.
Daar staat tegenover dat je altijd de overweging moet maken met betrekking tot de veiligheid. En dat speelt hier zeker en vast. Hier gaat het in eerste instantie, als het bijvoorbeeld gaat over OV1 en OV2, over de veiligheid van het personeel en de bezorgdheden daaromtrent. Dat moeten we ook open durven te zeggen. Je moet de twee kanten van de medaille bekijken. En daar zit hem het probleem, ook heel specifiek met betrekking tot de organisatie van het vervoer naar de school. En ere wij ere toekomt: De Lijn heeft een zeer grote openheid. Ik heb nu een bijkomende vraag gesteld aan De Lijn voor extra capaciteit. Dat wil gewoon zeggen: grotere bussen, zodat de afstandsmaatregelen maximaal kunnen worden gerespecteerd. Want, gelet op de moeilijke handelbaarheid van de kinderen, zitten we daar nu met een regel waarbij je geschrankt maar één persoon op één rij kunt zetten, en daar dan nog een rij tussen. Dat leidt uiteindelijk tot een capaciteitsdaling tot 25 procent van het oorspronkelijke. En dus vragen we ruimere bussen. En De Lijn is daar ook toe bereid. Dat is een vooruitgang.
Gisteren, in het overleg met het bede onderwijsveld, hebben we nog gezegd dat als men op grond van een risicoanalyse kan vaststellen dat de doelgroep van degenen die je moet vervoeren, wel degelijk een mondmasker kan ophouden, men mag optrekken naar 50 procent van de capaciteit. Dat zijn heel concrete maatregelen, waarbij we heel voorzichtig, samen met de vakbonden, die in dezen ook het belang van het onderwijspersoneel vertegenwoordigen, altijd stap voor stap vooruit raken. En dat lijkt mij een betere aanpak, om er gradueel te proberen voor te zorgen dat we finaal die doelstelling realiseren: zoveel mogelijk leerlingen naar de school en naar de klas halen, zeker en vast ook de leerlingen in het bijzonder onderwijs.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het zijn natuurlijk die kinderen met die zwaardere problematieken die nood hebben aan extra ondersteuning, en ook de ouders. Van opleidingsvorm 1 is 0 procent van de scholen open, van opleidingsvorm 2 is 4 procent open. Er is geen oplossing voor die kinderen. Het busvervoer kaarten we al heel lang aan. Ik ben blij dat er eindelijk wat perspectief is, maar we zijn het als maatschappij verschuldigd om ervoor te zorgen dat er extra ondersteuning komt, zodat die kinderen toch in alle veiligheid opgevangen kunnen worden en naar school kunnen gaan, en dat we die ondersteuning bieden. Dat is nu nodig, minister, omdat die ouders eronderdoor gaan. Er zijn ook oplossingen nodig voor de zomer. We hebben zomerscholen allerhande voor kinderen zonder beperking. Voor kinderen met een beperking is er op dit moment bijzonder weinig. Dus ook voor de zomervakantie vraag ik u met aandrang om dat te bekijken, en voor september. Ik vraag u echt een plan voor die kinderen met een beperking, om daar ook oplossingen voor te voorzien.
De actuele vraag is afgehandeld.