Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de versoepeling van de oppervlakte- en afstandsregels in de scholen
Actuele vraag over de chaotische beslissingen betreffende de heropstart van het onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik merk in de communicatie en beslissingen van onze onderwijsminister een manifest gebrek aan respect voor leerkrachten en directies. Wat ik nu meemaak, is geen slijk en modder maar de hel. Wat mijn team ondergaat, is geen moeilijk pad maar onbegonnen werk. Heeft minister Weyts ooit al eens een school bezocht? Ik vrees van niet. Ik denk ook dat hij in weinig scholen nog welkom zal zijn.
Dat zijn maar enkele quotes, collega’s en minister, van de honderden telefoons, sms’en en mails die ik de voorbije maanden van de directies en leerkrachten heb gekregen. Ik heb er een aantal mee. ‘De minister van Onderwijs stort ons onderwijs in een chaos.’
En ik kan begrijpen dat dit een moeilijke periode is, collega’s. We hadden het er daarnet al over dat er georganiseerde chaos is. Dat kan ook niet anders. Maar die quotes tonen aan dat het onderwijsveld bijzonder boos is op u.
En de reden? Uw onbezonnen drang naar media-aandacht en uw onweerstaanbare drang om te scoren. En op die manier laat u het onderwijsveld in de steek.
Het is uw ambitie om op 2 juni alle kinderen van de basisscholen terug naar school te laten gaan. Dat zorgt voor heel wat uitdagingen om alles vlot, maar vooral veilig te laten verlopen. Daarna kondigt u aan dat u die zaken wilt versoepelen omdat het niet haalbaar is. Maar het is niet afgetoetst bij de GEES en de veiligheidscel. Zo weten de scholen en leerkrachten niet waar ze aan toe zijn, en volgende week dinsdag gaat men al open.
Vandaar mijn vraag, minister: op welke manier gaat u een georganiseerde en veilige opstart, maar vooral een transparante opstart van de scholen garanderen?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, 15 mei is inderdaad de start geweest van het opnieuw openen van de scholen. Verschillende leerlingen en leerkrachten konden al terug naar school gaan, en ze waren daaraan toe en waren er ook heel tevreden mee.
Een aantal leerlingen waren natuurlijk nog steeds toegewezen op het afstandsonderwijs, en daar hebt u met de aankondiging van 22 mei ook verandering in gebracht. U hebt op 22 mei, na een overleg met de onderwijsverstrekkers, met de vakbonden en met de GEES, aangekondigd dat de scholen nog meer kunnen opengaan voor die leerlingen die nu nog op afstandsonderwijs aangewezen waren. Dat was heel goed nieuws voor ouders, voor leerkrachten en voor kinderen. We hebben vandaag in het nieuws ook gehoord hoe belangrijk het is voor kinderen om met hun leeftijdsgenoten in contact te treden en er engagementen mee aan te gaan. Het is dus heel belangrijk dat we die uitbreiding kunnen doorvoeren. De scholen waren daar ook enthousiast over, tot er natuurlijk een beetje verwarring was over het al dan niet loslaten van die afstandsregel. U had inderdaad gezegd dat de kleuters ook kunnen starten en dat die gewoon in hun klassen mogen opstarten, en dat leerlingen van de lagere school met twintig leerlingen mogen samenzitten. Maar als de oppervlakteregeling van 4 vierkante meter aangehouden moet worden tegenover de twintig leerlingen in een klas, weten u en ik uiteraard dat dat niet haalbaar is voor scholen, want de oppervlaktes van 80 vierkante meter zijn in onze schoolgebouwen inderdaad een zeldzaamheid.
U hebt gisteren in de media ook aangegeven dat u werkt om te bekijken om die versoepeling van de oppervlakteregels er nog door te krijgen, zodat het aantal leerlingen van de lagere school verhoogd kan worden.
Mijn vraag is – want er is inderdaad wat onduidelijkheid – wanneer u daar meer duidelijkheid over zult geven, wetende dat vanaf 2 juni – niet op 2 juni, maar vanaf 2 juni – de scholen met de nieuwe regeling van start kunnen gaan.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, de eerste leerlingen zaten nog maar drie dagen op de schoolbanken of u kondigde al aan dat alle leerlingen en kleuters vanaf 2 juni naar school kunnen gaan. Uw aankondiging was voor veel ouders en leerlingen een oase van hoop in deze woestijn van isolatie en afstandsleren, maar al snel bleek de oase van hoop een fata morgana te zijn. Het was immers een advies, er is nog geen groen licht van de GEES, geen akkoord met het werkveld, geen overleg met de Franse Gemeenschap.
Minister Weyts, met wie hebt u die aankondiging eigenlijk besproken? Met uw eigen kabinet, tijdens het wekelijkse ‘e-peritief’? Met uw kinderen aan het ontbijt? Voor mij is het echt niet duidelijk, en ik denk voor velen niet. Deze manier van werken veroorzaakt chaos. Mijn collega heeft er net naar verwezen: tal van ouders die bellen, mailen met de vraag wanneer hun kind nu mag komen, directeurs die tot een kot in de nacht op die mails moeten antwoorden, leerkrachten en poetspersoneel die zich afvragen hoe ze dat klaar gaan krijgen op zo’n korte termijn en hoe het zit met de afstandsregels, die onmogelijk zijn in de kleine klassen.
Minister Weyts, zo werkt het niet. U bent de primus van de klas als het gaat over aankondigen, maar als het gaat over oplossingen bieden voor concrete sanitaire problemen, kan ik u zelfs niet delibereren. U schuift die praktische problemen gewoon door naar beneden. Mijn vraag is heel simpel: gaat u nu eindelijk eens ophouden met die aankondigingspolitiek en eerst een akkoord bereiken met het werkveld, de experten en uw collega’s van de Franse Gemeenschap, alvorens ballonnetjes op te laten in de pers? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: op 22 mei hebben wij gedaan wat we vooraf hadden aangekondigd. Wij hadden vooraf aangekondigd dat wij op 22 mei de eerste fase van de heropstart zouden evalueren, en dat we op dat moment hopelijk ook beslissingen zouden nemen om nieuwe leerjaren te openen. Dat hebben we ook gedaan. We hebben toen niet gezegd wanneer die heropening zou plaatsvinden. We hebben er geen datum aan gekoppeld, zoals hier wordt gesuggereerd. Waarom hebben we op 22 mei zo snel een beslissing genomen? Wij hebben dat gedaan met het brede onderwijsveld, met een veertigtal vertegenwoordigers van het onderwijsveld, en na positief advies van de GEES.
Waarom hebben wij dat zo snel gedaan? Ten eerste, omdat Vlaanderen snakte naar de heropening van de scholen – leerlingen, kinderen, leerkrachten, ouders en de scholen. Op basis van een rondvraag van de onderwijsinspectie blijkt dat de meerderheid van de scholen, zelfs toen er scherpe veiligheidsmaatregelen van kracht waren, echt vragende partij was voor de opening van extra leerjaren. Als je, ten tweede, geen beslissing neemt op 22 mei, dan dreigt het geen zin meer te hebben. Achteraf zei men dat we moesten wachten tot 3 of tot 8 juni. Maar als je dan een beslissing neemt, moet je de scholen de nodige voorbereidingstijd geven en krijg je onmiddellijk het argument dat het de moeite niet meer is omdat het maar voor twee weken is. Als je, bijvoorbeeld op 3 juni, anderhalve week voorbereidingstijd neemt, zit je op 15 juni, en dan is het voor twee weken. En dan laat men de schouders zakken. Dat willen we niet. We zijn ambitieus en we zullen elke kans om scholen te heropenen, om hoop en perspectief te bieden aan leerlingen, kinderen, leerkrachten en ouders, met twee handen aangrijpen. Dat hebben we gedaan. De derde reden is dat wij bevoegd zijn. Wij zijn niet alleen bevoegd voor Onderwijs. Ik nodig u uit om het ministerieel besluit van 15 mei, genomen op grond van beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad, erop na te lezen. Dat besluit zegt heel duidelijk dat de gemeenschappen zelf mogen beslissen over de opening van leerjaren in het lager onderwijs, het basisonderwijs en het secundair onderwijs. Dat staat er letterlijk in. Wilde ik zoveel mogelijk overleg en samenwerking? Natuurlijk! Maar zijn wij bevoegd? Ja. En wie heeft daarover beslist? De Nationale Veiligheidsraad. Dat is de situatie.
Ik heb een tekstvoorstel op tafel gelegd en vrijdagochtend via mail bezorgd aan het onderwijsveld, na vooraf een positief advies van de GEES te hebben gekregen. We hebben zeven uur met het onderwijsveld gediscussieerd. Ik moet benadrukken dat iedereen daar een ongelooflijke verantwoordelijkheidszin aan de dag legt, gaande van de koepels tot de vakbonden, de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) en iedereen die daar aan tafel zit. Iedereen denkt mee, en niet enkel vanuit het eigen belang, vanuit de eigen achterban, maar met oog voor het belang van de kinderen en de Vlaamse samenleving. Ik heb daar ongelooflijk veel waardering voor. Daar kwam men tot de beslissing om op 2 juni het kleuteronderwijs te heropenen. Dat is het allerbelangrijkste en dat hebben we erdoor kunnen sleuren. Dat is ondertussen een proces van geven en nemen en van onderhandelen, ook met de verantwoordelijken van de GEES.
Dat zijn moeilijke beslissingen om te nemen. Soms kom je tot ingewikkelde constructies omdat je, ook al is het moeilijk, zoveel mogelijk leerjaren wilt opendoen. Dat is altijd een zoektocht naar een evenwicht. Het moet veilig zijn en het moet doenbaar zijn. En als de veiligheid wat versoepelt, stijgt de doenbaarheid om leerjaren te openen. Soms worden er inderdaad strikte voorwaarden opgelegd. Voor de kleuters hebben we de social distancing, de afstandsmaatregelen, op basis van nieuwe virologische inzichten volledig kunnen schrappen. Voor het lager onderwijs was men op dat moment nog niet bereid om dat te laten varen. Men leert elke dag bij over dit virus. Wij niet alleen, ook de virologische inzichten evolueren. Er zijn voorbeelden uit Denemarken en Nederland.
Gelukkig is er intussen, doordat we een en ander in gang hebben gestoken, de opening om te kunnen spreken over dat grote struikelblok dat er in de praktijk nog is, namelijk de 4 vierkante meter. Vrijdag was er nog geen bereidheid en ook in het geheel der maatregelen en in het geheel van de versoepelingen was er nog geen ruimte voor. Nu ben ik in onderhandeling, ook met mijn collega's van de gemeenschappen – ik werk trouwens goed samen met de collega's van de gemeenschappen. De vorige fase van heropstarten was een voorstel dat tot stand is gekomen, eerst vanuit Vlaanderen, en vervolgens zijn we gaan samenzitten met de gemeenschappen. We doen dezelfde procedure, in alle openheid. We communiceren natuurlijk als we een Vlaams standpunt hebben. Er zitten veertig partijen aan tafel, dan moet je mij eens zeggen dat het niet verstandig is om achteraf te communiceren. Al tijdens de vergadering worden er dingen naar buiten gebracht. Er zitten veertig mensen aan tafel, niet iedereen fysiek, maar er is nog grotere chaos als we niet eenduidig communiceren. We hebben dat ook zo gedaan met de eerste fase.
Het struikelblok is het belangrijkste maar niet voor alle scholen. De volledige heropening van het volledige basisonderwijs is een maximaal scenario. We hebben ook altijd meegegeven dat we weten dat het in de praktijk niet voor iedereen gaat lukken. Scholen verschillen. En voor de ene school is het doenbaar, moeilijk maar doenbaar, en voor de andere is het niet doenbaar, en die zijn kwaad. Die zijn kwaad, en ik begrijp dat volledig. Maar gaan we dan die andere scholen waar het wel doenbaar is, zeggen dat ze niet mogen opengaan? Neen? Dus moet je zeggen dat het kan en dat we weten dat er beperkingen zijn door infrastructuur, door lokale omstandigheden.
Men is hier aan het focussen op die 4 vierkante meter. Dat laatste struikelblok ligt nu momenteel voor en ik doe er alles aan om ook dat te kunnen wegwerken. Ik hoop daar vandaag een akkoord over te kunnen bereiken. U kunt mij voluntaristisch noemen en u kunt zeggen dat ik te snel ben – het is altijd te vroeg, te laat, te veel, te weinig, alles te –, maar we zorgen er wel voor dat we het voortouw nemen in het realiseren van de ambitie om zoveel mogelijk leerjaren te kunnen openen omdat zoveel kinderen, zoveel ouders, zoveel leerkrachten dat ook vragen. We proberen dat maximaal veilig en maximaal doenbaar te houden. Dat is de verschrikkelijk moeilijk opdracht waar we voor staan. Ik ‘assumeer’ elke kritiek en ik maak zeker en vast ook fouten, maar twijfel niet aan die ambitie die we – denk ik – met z'n allen delen.
Minister, het vertrouwen tussen ouders en scholen is het meest cruciale, maar ook het meest kwetsbare in het onderwijs. Het staat of valt – en ik ben een voormalig schooldirecteur – met een glasheldere en duidelijke communicatie. Dat is de essentie van het debat dat wij hier nu aan het voeren zijn. De scholen willen opengaan. Wij willen ook dat de kinderen terug naar school kunnen gaan. Ook de ouders willen dat, de leerkrachten willen dat, de kinderen willen dat. Natuurlijk wel. Maar de vele mails en frustraties en boosheid gaan niet over het al dan niet willen opengaan, maar gaan over het feit dat het vertrouwen door uw roekeloze communicatie verstoord is.
Minister, ik wil ze u geven. Kom alstublieft uit uw coronabubbel en lees de vele mails die wij krijgen. Het gaat over uw communicatie. De schoolteams moeten meer tijd steken in het rechtzetten en het rechtvaardigen van uw ad-hoccommunicatie dan dat ze tijd kunnen steken in de organisatie en de werking van hun school. Geloof me, minister, ik heb met bijzonder veel directeurs en leerkrachten al een persoonlijke babbel gehad. Die veel te hoge en onvervulbare verwachtingen moeten zij voortdurend rechtvaardigen en uitleggen.
Minister, antwoord alstublieft eens concreet op mijn vraag: bent u bereid om in de toekomst lessen te trekken en eerst te overleggen, af te toetsen, te beslissen, en pas als u zeker bent van uw beslissing, pas dan helder en correct te communiceren naar iedereen, want daar hebben de mensen een boodschap aan. Dat zal ervoor zorgen dat de chaos voor een stuk zal worden vermeden en dat de mensen op een ordentelijke manier het schooljaar kunnen afsluiten. Dat is de essentie van het debat vandaag.
Mijnheer Vandenberghe, er was blijheid omdat er twintig leerlingen in een klas mogen zitten, maar teleurstelling omdat de oppervlaktemaatregel niet werd losgelaten. Dat was de ontgoocheling.
Ik vind het heel belangrijk dat we spreken over een afstandsmaatregel en een oppervlaktemaatregel, want die zijn eigenlijk niet helemaal in evenwicht. De afstandsmaatregel is 1,5 meter in de lengte en 1,5 meter in de breedte. Dat komt uit op 2,25 vierkante meter. De huidige oppervlaktemaatregel is 4 vierkante meter in scholen. Als we de afstandsmaatregel niet kunnen lossen omdat de GEES zegt dat het te vroeg is, dan kunnen we misschien de oppervlaktemaatregel corrigeren naar de juiste afstandsmaatregel en die wat meer op elkaar afstellen.
Minister, zijn dat zaken die u op deze manier aan het bekijken bent? Zo niet, kunt u deze suggestie meenemen naar uw volgend overleg?
Minister, we zijn er allemaal voor dat zoveel mogelijk kinderen terug naar school kunnen gaan. Maak u daar geen zorgen over; u vecht tegen windmolens.
De vraag is inderdaad hoe u voor duidelijke communicatie zorgt, want die is helemaal niet duidelijk. U verwijst naar de GEES maar Erika Vlieghe, voorzitter, zei maandagavond in De Afspraak dat ze uit de lucht viel bij de datum van 2 juni. U communiceert voor uw beurt. Onze opmerking is heel helder en heel duidelijk: spreek het eerst door, maak duidelijke en heldere afspraken over wat zal gebeuren op welk moment, en communiceer dan in de media. Wat u nu doet, creëert extra chaos, heel veel vragen en extra werk op een moment dat scholen al meer dan werk genoeg hebben.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, ik ga even weg van de communicatie, maar wil aandacht vragen voor iets anders – we hebben dat al meermaals gedaan, onder andere mevrouw Meuleman. Hoewel leerjaren heropstarten – en hopelijk op 2 juni nog een pak meer –, geraakt een deel van de kinderen niet naar die lessen omdat ze vaak zelf een onderliggend gezondheidsprobleem hebben of in een bubbel wonen waarin mensen een onderliggend gezondheidsprobleem hebben. In de afgelopen weken zijn er heel wat pogingen en goeie inspanningen geleverd om jongeren vanop afstand les te geven. We moeten ervoor zorgen dat we wie als gevolg van de risico's niet naar school kan gaan, niet achterlaten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat we die kinderen, bijvoorbeeld met het voorstel dat we al hebben gedaan omtrent mobiele teams van leerkrachten die aan huis komen, die kwetsbare groep die niet kan profiteren van het opengaan van de scholen en de leerjaren, dicht bij ons houden?
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik denk dat u de vragen van de heer Vandenberghe en de heer De Witte verkeerd hebt begrepen. Het ging inderdaad over uw manier van communiceren en de timing van uw communicatie. We hadden het bij de vraag aan minister Somers over duidelijke en heldere communicatie. Dat is bij u absoluut niet het geval.
Ik wil net als de heer Vandenberghe via drie korte citaten weergeven hoe directeurs en leerkrachten denken over uw communicatie. U hebt het altijd over overleg met veertig aan tafel, maar het zijn de mensen in de praktijk die het moeten waarmaken. Ik citeer: “Ouders en leerkrachten weten op den duur niet meer hoe het eigenlijk verder moet. Ik krijg tientallen mails of telefoons over deze mogelijke verdere opstart.” Of: “De minister moet meer respect tonen voor het werk dat het onderwijs vandaag levert. O ja, hij zegt dat wel hoor, maar in zijn daden vind ik het niet terug. We worden al weken respectloos behandeld en worden als werkveld niet bevraagd, noch door de minister, noch door de koepels.” En tot slot: “De emmer is stilaan vol. Stop met onze voeten te spelen!” Dat zijn, minister, citaten van directeurs en leerkrachten. Verstop u dus niet achter een of ander orgaan van veertig mensen en zeg niet dat u goed communiceert. U moet communiceren wanneer er gecommuniceerd moet worden en wanneer beslissingen effectief genomen zijn.
Dat is duidelijk.
Hoe zult u het overleg met de mensen op het terrein versterken?
De heer Warnez heeft het woord.
Beste minister, net zoals de kinderrechtencommissaris pleiten wij voor een zo ruime mogelijke heropstart van onze scholen. Alleen al ten aanzien van de leerlingen en de kleuters zijn we dat verplicht, voor hun welzijn, hun welbevinden en hun leerrecht. Maar natuurlijk enkel als dat veilig en praktisch haalbaar is.
Ondertussen is het signaal van de ouders, directies en leerkrachten echt wel duidelijk. Minister, men weet het eigenlijk allemaal niet meer. Wekenlang werken zij keihard om in veilige omstandigheden, thuis en op school, goed onderwijs aan te bieden aan onze kinderen. En daarom hebben zij recht op een duidelijk antwoord, op duidelijke informatie, dus geen voorstellen of ballonnetjes die niet zijn goedgekeurd door de GEES of de Veiligheidsraad.
Minister, ik heb een heel concrete vraag voor u. Als scholen, na de communicatie vorige week in de media, straks op 2 juni opengaan, wie is op dat moment verantwoordelijk voor de veiligheid, als die niet kan worden gegarandeerd?
Voor de kinderen die fysiek niet in staat zijn om naar school te gaan of die behoren tot een risicogroep, hebben we Bednet. Dat is een bestaande organisatie, met veel expertise, die we kunnen inschakelen, in plaats van werk te maken van een nieuwigheid en te moeten wachten totdat we die op poten hebben gezet. Bednet heeft extra financiering gekregen. We kunnen dus rekenen op die diensten.
Een tweede element is de vraag naar betrokkenheid. Die vraag krijg ik regelmatig. Zo vragen de schepenen van Onderwijs of ze niet kunnen worden betrokken bij de discussies die ik heb met het onderwijsveld. Verder zijn er de burgemeesters, de directies, de leerkrachten. Wel, ik zit al met veertig vertegenwoordigers van het onderwijs aan tafel. Het moet wel een beetje doenbaar blijven. We moeten toch een beetje vooruit kunnen geraken en een compromis, een consensus kunnen vinden. Maar ik assumeer dat. Ik denk dat we daar allemaal verantwoordelijkheid in dragen. Wij moeten steeds die moeilijke evenwichtsoefening maken: het moet veilig zijn en het moet doenbaar zijn. En dat maakt dat je soms tot heel complexe, ingewikkelde en moeilijke beslissingen komt, vanuit de ambitie om zoveel mogelijk leerjaren te kunnen openen, veilig en doenbaar. Net daarom ook.
Ik snap dat iedereen snakt naar duidelijkheid. Dat is de constante in heel deze coronacrisis. Net omdat we altijd gebonden zijn aan de veiligheidsadviezen, soms moeilijke beslissingen moeten nemen en tot moeilijke oplossingen komen, wil iedereen zo snel mogelijk duidelijkheid. Wel, ik ook. Net daarom zit ik momenteel aan tafel, in een poging om de meest duidelijke oplossingen voor heropening van ons basisonderwijs te kunnen realiseren.
Het is een verdienstelijke poging, mevrouw Krekels, om nog eens te beginnen puzzelen aan die oppervlaktenormen, na te denken over 2 in plaats van 4 vierkante meter, of te overwegen of we een concessie kunnen doen rond de breedte en de lengte. Nee, dat niet. Een zo eenduidig mogelijke oplossing is altijd mijn ambitie geweest. Als de virologische inzichten dat mogelijk maken, vind ik dat we die kans moeten grijpen. Daarmee ben ik momenteel bezig.
Minister, ik dank u voor uw ruime uitleg, maar vooral ook om opnieuw niet op de essentie van onze vraag te antwoorden. Dat is uw communicatie, maar wij hebben geen antwoord en ik ben niets wijzer geworden.
In elk geval kijken de directies met gemengde gevoelens uit naar de laatste maand. Want normaal is dat een van de meest boeiende maanden van het jaar, met het afsluiten van het schooljaar en het voorbereiden van het volgend schooljaar, met de personeelsplanning, de kalenderopmaak enzovoort. En nu is dat een periode waarin ze de ene na de andere deadline voorgeschoteld krijgen, met draaiboeken die ze opmaken en die ze nadien, door uw bijgestuurde communicatie, opnieuw in de prullenbak moeten gooien, weer moeten bijsturen, weer moeten weggooien. Daardoor bestaat het gevaar dat de kloof tussen ouders en de school steeds groter wordt. En dat kan toch echt niet de bedoeling zijn.
Minister, uw antwoord heeft mij bijzonder hard ontgoocheld.
Minister, u wijst er terecht op dat u samenzit met de onderwijsverstrekkers en de vakbonden. Er is wat commotie. Men heeft het gevoel niet te worden gehoord. Maar ik denk dat men toch wel mag verwachten dat de vakbonden en de onderwijsverstrekkers de stem zijn van het veld wanneer zij met u samenzitten. Dat wil ik toch benadrukken. Misschien moeten zij die rol dan toch wat meer ter harte nemen.
Leerkrachten en directies zijn zich volop aan het organiseren voor de uitbreiding van de herstart. Wanneer die helemaal in de plooi is gevallen, lijkt het mij wel belangrijk dat we hen nadien tot het einde van het schooljaar wat rust gunnen. Dan moeten we zeggen: oké, we zijn nu helemaal georganiseerd, zo zal het tot het einde van het schooljaar zijn. Zo kunnen zij het schooljaar op een mooie manier afronden en kunnen wij met het beleid onze pijlen richten op 1 september. Want ook daar komen er mogelijk nog wat uitdagingen op ons af.
Minister, ik val eigenlijk een beetje van mijn stoel. U fietst de hele tijd om de vraag heen. Het probleem was dus dat er geen akkoord is. Mevrouw Krekels, de vakbonden zeggen net dat er geen akkoord was, ook niet in die overleggroep, over de datum van 2 juni en over de communicatie die de minister daarna gedaan heeft. Hij heeft dat op tafel gelegd en heeft dan zelf gecommuniceerd.
En dat is net het probleem, minister. U doet net alsof heel de stroom aan open brieven tegen uw beleid, deze week in de media, er niet geweest is. De heer Vandenberghe heeft er hier een paar geciteerd, maar er staan er heel veel in de kranten van maandag en dinsdag. En u doet alsof die brieven er niet zijn. U blijft doof voor de noodkreten in de sector. Ik vind dat niet oké. Ik herhaal het: uiteraard zijn wij ook voor de heropening voor zoveel mogelijk kinderen, op voorwaarde dat het veilig kan gebeuren. Maar wat erger is, is vals perspectief geven. Eerst het idee ‘hop, we kunnen allemaal terug naar school’, en dan ‘neen, toch niet, want daar hadden we nog niet aan gedacht, want dit is nog niet doorgesproken’. Ik dring erop aan dat u dat soort ballonnetjes niet meer oplaat in de komende weken, dat u eerst een akkoord bereikt en dan de beslissing meedeelt.
De actuele vragen zijn afgehandeld.