Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de gedachtewisseling over de aanpak van de coronacrisis.
We bespreken nu het thema Binnenlands Bestuur.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, dank u wel, ik wil deze vraag wel stellen omdat het een algemene vraag is aan minister Somers. Ik ben natuurlijk zeer verheugd dat hij opnieuw onder de levenden is.
Minister, de Veiligheidsraad neemt in een noodtoestand zoals die waarin we ons nu bevinden, eigenlijk de bevoegdheid van de burgemeesters weg om bij burgemeestersbesluit maatregelen te nemen op hun grondgebied, maatregelen die verder gaan dan wat de Veiligheidsraad bepaalt. Daardoor kunnen burgemeesters momenteel geen maatwerk afleveren en een oplossing bieden voor specifieke problemen die zich voordoen.
Het is natuurlijk goed dat er een uniform kader is, maar op het terrein zijn de instructies niet altijd zomaar uitvoerbaar. Ik hoor dat ook van collega's. In een aantal gevallen, een zeer beperkt aantal uiteraard, zou je als burgemeester toch het gezond verstand moeten kunnen laten spelen. Ik geef een paar voorbeelden uit de praktijk, specifiek voor wat de regeling voor tweedeverblijvers betreft. Er bestaan natuurlijk nog voorbeelden op andere domeinen ook.
Eerste voorbeeld: een spoedarts werkt op een corona-afdeling van een ziekenhuis in het binnenland, stuurt zijn echtgenote die kwetsbare patiënte is, die kankerpatiënt is zeg maar, naar het tweede verblijf aan de kust. Eigenlijk kan dat niet volgens de instructies van de Nationale Veiligheidsraad.
Tweede voorbeeld: iemand verblijft in een vakantiepark of een chalet om voor een ernstig zieke vader te zorgen die aan de kust woont en er gedomicilieerd is. Kan niet.
Derde voorbeeld: we weten allemaal dat je op campings niet gedomicilieerd mag zijn. Er zijn een paar uitzonderingen, maar goed, je mag er niet permanent wonen. Er zijn er natuurlijk die het toch doen. Die moeten nu eigenlijk weg. Ze hebben een domicilie ergens in het binnenland, maar ze wonen daar niet, want dat is verhuurd of er woont familie. Ze kunnen dus eigenlijk niet terug. We kunnen hen niet op straat zetten, maar eigenlijk kunnen we die afweging niet maken.
Het Nationaal Crisiscentrum (NCCN) publiceert met de regelmaat van een klok. Vandaag is er nog een bericht 7bis gekomen met specifieke antwoorden op frequently asked questions. Als lokale besturen vragen hebben, kunnen ze die daar stellen, maar de antwoorden blijven natuurlijk vaak te lang uit om echt bruikbaar te zijn en om snel te kunnen ingaan op die vragen. Zelf kunnen we zoals gezegd geen maatwerk leveren.
Minister, het kan niet de bedoeling zijn om hier alle mogelijke kleine vragen op te lijsten in deze plenaire vergadering. We hebben vanmiddag al het voorbeeld gehad dat dat af en toe wel gebeurt en dat is ook begrijpelijk.
Om kort te zijn, dat maatwerk kunnen we niet. Vandaag zie ik dat burgemeesters toch bepaalde dingen mogen doen. Dat heeft te maken met openingsuren van winkels, met bedrijven die je kunt opvorderen. Is het bespreekbaar dat er voor de lokale besturen toch een soort beoordelingsmarge komt om maatregelen af te kondigen ter verfijning, uiteraard niet indruisend tegen, maar ter verfijning van de beslissingen die door de Nationale Veiligheidsraad worden genomen?
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik heb twee korte vraagjes over de schrapping van lokale belastingen en retributies. De laatste weken zien we een opbod van collega-burgemeesters en schepenen in het schrappen van allerlei belastingen. Dat gaat van kleine belastingen zoals terrasbelastingen van cafés tot heel grote belastingen van ondernemers.
Sta me toe, collega Rutten, om een collega van uw partij te noemen, namelijk de heer De Meulemeester in de parel van de Vlaamse Ardennen. 1 miljoen euro in een gemeente van 30.000 inwoners is toch vrij veel geld. Waarschijnlijk is dat nodig, daar zullen we het niet over hebben, maar we worden alle dagen ook nog eens gecontacteerd door UNIZO. Vandaag werd ik gecontacteerd door de bouwfederatie over maatregelen, maatregelen en geld, geld, geld.
Minister, we zijn aan een opbod bezig en iedereen weet dat als we dingen niet innen, we die ergens anders moeten schrappen. Zo eenvoudig is dat.
Minister, ik heb twee vragen voor u. Vindt u het nuttig om hiervoor een Vlaams kader te creëren zodat we uit die opbodsfeer geraken – de ene gemeente doet wat meer dan de andere – en we ons niet vastrijden in de begroting?
Als ik die bedragen hoor – en dan gaat het niet over de terrasbelasting want die is best doenbaar –, dan moeten we die melden aan het Agentschap Binnenlands Bestuur. We hebben allemaal onze meerjarenplanning en begroting al ingediend. Het gaat over forse bedragen, en sommige doen het niet alleen dit jaar maar ook volgend jaar. Hoe gaan we hiermee om? Ik weet niet of u hierover iets kunt zeggen, maar u hebt mijn vragen.
Het is misschien wat tegen de filosofie van een gedachtewisseling, maar niemand wil zich hierbij aansluiten?
Minister Somers heeft het woord.
Ik zal met de eerste vraag beginnen. Burgemeesters hebben eigenlijk twee taken in deze crisis. Eerst en vooral moeten ze de federale regelgeving met betrekking tot de coronamaatregelen uitvoeren. Aan de andere kant staat de burgemeester nog altijd voor de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente. Dat zijn de twee dimensies die een burgemeester nu moet waarmaken.
Wat de coronamaatregelen betreft, is de algemene regel dat, gelet dat we in een federale fase zitten, de burgemeester die maatregelen niet kan verzachten, noch kan verzwaren. Hij moet getrouw, met gezond verstand, die maatregelen implementeren in zijn gemeente.
Natuurlijk heeft elke gemeente een eigen specificiteit en botst iedereen elke dag op heel specifieke problemen en uitdagingen. De bedoeling is dat men die met het gezond verstand dat de burgemeesters in Vlaanderen hebben, beantwoordt vanuit de filosofie dat men het federale kader maximaal respecteert, niet verder gaat en ook niet afzwakt.
Een concreet voorbeeld, en anders dan dat van u, is wat er zich vorig weekend heeft afgespeeld. De federale overheid had gezegd om de parken open te laten zodat mensen een luchtje kunnen scheppen. In sommige parken van onze steden was er een massale toeloop van mensen waardoor de regels die we moeten respecteren om de openbare veiligheid te garanderen – de hygiënemaatregelen en het afstand bewaren –, moeilijk werden. Daarom hebben sommige burgemeesters beslist om de parkings van die parken af te sluiten. Dat is een maatregel die niet voorzien was in de federale regelgeving, maar het is een maatregel die met gezond verstand is genomen om net die federale maatregelen hard te maken op het terrein.
Soms zal er discussie zijn. Op dat moment gaan de gouverneurs een rol opnemen en bemiddelen. Ze zullen nagaan waarom een burgemeester dat heeft gedaan en of het wel verstandig is en in lijn met wat er moest worden beslist. Er zal een dialoog ontstaan. In ultimo zal de gouverneur tegen die burgemeester zeggen dat hij die maatregel opnieuw zou moeten intrekken. De gouverneur kan in het allerergste geval die maatregel ook vernietigen.
In die logica proberen we vandaag te werken. Het is dus niet zo dat er geen enkele marge is voor burgemeesters omdat er altijd concrete situaties zijn die concreet moeten worden ingevuld. Het gezond verstand speelt dan. In geval van twijfel kan men contact opnemen met de gouverneur, kan men contact opnemen met het crisiscentrum van de Vlaamse overheid dat in nauw contact staat met het federale crisiscentrum en er nauw mee samenwerkt. Men probeert om op alle concrete vragen zo snel mogelijk een antwoord te geven.
Mijnheer Vandaele, ik ben het met u eens: sommige vragen kunnen geen twee dagen wachten en vragen een sneller antwoord. Ik denk dat daar de regel van het gezond verstand altijd het belangrijkste is. Er zijn een aantal burgemeesters die in hun enthousiasme veel verder zijn gegaan in bepaalde dingen te verbieden, maar ik denk dat je dat niet kunt doen. Er zijn ook een aantal burgemeesters die zich in het begin misschien hebben afgevraagd of al die maatregelen wel nodig waren en er niet helemaal in meegingen, maar dat kan ook niet. Men moet zich blijven plaatsen in wat de federale overheid beslist, maar met gezond verstand. In geval van twijfel neemt men contact op met het crisiscentrum of met de gouverneur. Ik denk dat dat een heel logische en verstandige aanpak is.
De tweede vraag is een vraag van collega Van Miert. Sommigen zijn heel enthousiast en zeggen ‘elk nadeel heb zijn voordeel’ en dat elke crisis zijn opportuniteiten heeft. Er worden nu nogal wat belastingen afgeschaft. U moet begrijpen dat ik, vanuit mijn partijpolitieke achtergrond, daar niet bepaald ongelukkig van word, maar evident hebben lokale besturen ook inkomsten nodig want er staan ook grote uitgaven tegenover. Ik zou het dus ook allemaal niet te simplistisch voorstellen.
Maar er is inderdaad een oproep geweest van de Vlaamse Regering aan onze lokale besturen om te bekijken waar zij in hun specifieke lokale belastingen misschien ook een inspanning kunnen doen in het kader van deze crisis. Er zijn een aantal lokale besturen die daar heel ver in gegaan zijn. U hebt het voorbeeld aangehaald van Oudenaarde. Ik kan u het voorbeeld geven van mijn thuisstad: die heeft alle lokale belastingen die betrekking hebben op het economisch gebeuren gestopt. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon)
Ja, wij hadden er nog. (Gelach)
Wij zijn ook geen residentiële gemeente. Wij zijn een echte stad, collega Jambon. Ik denk dat dat gebeurt op vele plaatsen. Maar als u mij vraagt: komt nu ineens de keizer-koster in u naar boven om dat te sturen, om daar een kader of een stolp op te zetten, om dat richting te geven? Ik ga dat niet doen. Ik ben twintig jaar burgemeester geweest. De lijn die ik voor mezelf aangenomen heb, en waarvoor ik altijd applaus gekregen heb van mijn collega-burgemeesters, is proberen geen keizer-koster te zijn. Ik ga dat hier ook niet doen. Ik denk dat gemeenten verstandig en wijs genoeg zijn om zelf de afweging te maken van wat wel en niet kan. Wat we ook niet gaan doen, is nieuwe meldingsplichten invoeren die nog niet bestonden. Ik denk dat gemeentebesturen en burgemeesters nu andere dingen te doen hebben dan allerlei paperassen invullen voor Brussel om te zeggen wat ze al dan niet doen. De controle komt er natuurlijk bij de meerjarenplanning, want daarvoor hebben wij onze spelregels. Maar het is niet omdat uw autofinancieringsmarge in een jaar negatief is, dat uw begroting en uw meerjarenplanning in de problemen komen. Ik denk dat we allemaal voor een hectisch jaar staan, dat we allemaal inspanningen gaan doen en dat we misschien dit jaar iets minder inkomsten gaan hebben en meer uitgaven, en misschien veel minder inkomsten en veel meer uitgaven. Maar ik denk dat een gemeentebestuur in het najaar, wanneer het zijn meerjarenplanning bij begrotingswijziging opnieuw definieert, kan bekijken wat het moet doen en hoe het dat op een goede manier opvangt. Er zijn gemeentebesturen die vandaag echt inspanningen doen om hun lokale economie overeind te houden met fiscale stimuli maar ook met andere voorbeelden, er zijn heel wat gemeentebesturen die platformen aan het creëren zijn om hun lokale bewoners aan te moedigen om te blijven kopen bij de lokale winkels en horeca. Er zijn horecaplatformen, er worden afhaalpunten gecreëerd. Je kunt niet geloven hoe creatief men in Vlaanderen op dit moment bezig is. We moeten dat aanmoedigen, we moeten dat stimuleren, we mogen dat zeker niet afremmen. Ik denk dat ik daarmee geprobeerd heb om een zo goed mogelijk antwoord te geven op wat u mij vroeg.
Volstaat dat, mijnheer Vandaele en mijnheer Van Miert?
Ik noteer dat de minister, hoe klein ook, toch een klein gaatje laat om het gezond verstand te laten spreken. Dat kan in dit geval al wel volstaan om mee aan de slag te gaan. Dank u wel.
U had ook nog een algemene vraag, mijnheer Vandaele?
Minister-president, de Nationale Veiligheidsraad coördineert de coronamaatregelen. De deelstaten zijn aanwezig op de vergaderingen van die raad. Formeel is dat niet geregeld, maar in de praktijk gebeurde dat ook al in de periode van de aanslagen. U zat toen op een andere, federale, stoel. Mijn vraag: worden er stappen gezet om die aanwezigheid van de deelstaten in die Nationale Veiligheidsraad ook formeel te verankeren? Wat moet daarvoor gebeuren? Hoe verloopt de besluitvorming eigenlijk in de praktijk in die veiligheidsraad, meer bepaald: op welke manier wordt er ook rekening gehouden met de mening van de deelstaten? Hebben zij bijvoorbeeld een vetorecht als het gaat over hun bevoegdheden, met Onderwijs als heel concreet voorbeeld?
U bekijkt mij zo ostentatief, tot ik u het woord geef, minister-president?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dat is uit respect voor het parlement, dat ik hier niet zomaar het woord neem. Dat gade gij nu wel bepalen. (Gelach)
Het is correct: de Nationale Veiligheidsraad is ingesteld en daarin is geen plaats voorzien voor de deelstaten als dusdanig. Tijdens de vorige legislatuur werd dat, als ik me niet vergis, één keer toegepast, in het heetst van de strijd. Nu, in deze crisis, werd dat systematisch toegepast. Ik heb dat eerder al gezegd: ik wil de Federale Regering ook bedanken dat ze dat verstandig besluit genomen heeft in deze crisis, die toch iedereen aangaat en die misschien nog veel meer vertakkingen heeft en veel meer bevoegdheidsdomeinen overspant dan de terrocrisis. De terrocrisis werd vooral aangestuurd door politie, civiele veiligheid, brandweer…, dus echt federale bevoegdheden. Hier – ik verwijs naar Onderwijs en Welzijn – is het belangrijk dat wij daarbij betrokken worden.
Op dit moment woedt er geen institutioneel debat over hoe we dat in de toekomst moeten verankeren. Ik denk wel dat er nu precedenten geschapen zijn waar in de toekomst iets mee kan worden gedaan. We bekijken hoe we dat juridisch kunnen verankeren. Maar dat debat komt het best na het afhandelen van deze crisis, en niet daartussendoor.
Hoe gebeurt nu de besluitvorming? De Nationale Veiligheidsraad behandelt de veiligheidsissues. Daar heeft Vlaanderen heel weinig bevoegdheden. Politie, brandweer en dergelijke, dat zijn allemaal, spijtig genoeg, nog federale bevoegdheden. Er is een overlegplatform. Daar werd tot nu toe altijd naar een consensus gezocht over welke maatregelen er moeten worden afgekondigd. Die consensus is altijd gevonden. Wanneer die maatregelen in de praktijk worden gebracht, valt iedereen terug in zijn bevoegdheid. Als het om federale bevoegdheden gaat, volgen er ministeriële besluiten. Zo hebben we er al een paar gehad. Als het om Vlaamse bevoegdheden gaat, bijvoorbeeld inzake Onderwijs, neemt de Vlaamse Regering besluiten. De Nationale Veiligheidsraad is in dezen eerder een overlegplatform waar men een consensus betracht. Hier is het tamelijk eenvoudig, omdat de maatregelen worden aangereikt door de specialisten. Zij zeggen wat er moet worden gedaan om het virus in te dammen. Ik moet eerlijk zeggen dat die paar keer dat we al zijn samengekomen, niemand de insteek van de specialisten ter discussie heeft gesteld. Het ging dikwijls over hoe het juridisch moest worden geformuleerd. Dat is niet de job van de specialisten. We hebben altijd een consensus bereikt omdat iedereen het belang inziet van in consensus te beslissen.
Ik wil daar rechtuit over zijn: een van de discussiepunten was of de scholen open moesten blijven of niet. De standpunten lagen in het begin redelijk ver uiteen. We hebben in consensus een standpunt kunnen bepalen waarvan de specialisten – en dat is voor mij altijd de toetssteen – zegden dat het hun insteek in de praktijk brengt. Er wordt niet gestemd, niemand wordt in een minderheid gesteld. Tot nu toe werd altijd een consensus bereikt omdat men altijd de insteek van de specialisten heeft kunnen vertalen in een werkbare maatregel.
Dan bespreken we nu het thema Wonen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik wil u eerst en vooral bedanken voor uw beslissing om de uithuiszettingen op te schorten. Op een moment dat het nationale devies is ‘Blijf in uw kot!’ lijkt het mij een heel slecht idee om mensen op straat te zetten. Maar er dreigen vandaag natuurlijk wel problemen voor mensen die een huis hebben of een huis huren.
Voor de mensen die een huis hebben, zijn er op het federale niveau al een aantal maatregelen genomen, zoals het uitstel van betaling van de hypotheeklening. Maar we mogen natuurlijk de huurders niet vergeten. Daarom heb ik daarover een aantal vragen.
Voorziet de Vlaamse Regering in maatregelen voor huurders die vandaag een inkomensverlies lijden? We hebben daar zelf al eens over nagedacht en een aantal concrete suggesties gedaan. Is het bijvoorbeeld niet denkbaar om, naar analogie met het fonds voor de bestrijding van uithuiszettingen dat er zit aan te komen, een soort van coronafonds op te richten voor huurders die op dit moment hun huur moeilijk kunnen betalen? Uit dat fonds zou dan een deel worden voorgeschoten, natuurlijk met een afbetalingsplan in samenwerking met de OCMW’s. Wij leggen hier dit concrete voorstel op tafel.
Een groot aantal mensen die wonen in huizen van de sociale huisvestingsmaatschappijen leven van een vervangingsinkomen. Daar is, gelukkig, in eerste instantie geen probleem. Maar er zijn ook mensen die in een sociale woning wonen die, bijvoorbeeld, in een precaire job zitten: de interimmers en de mensen met een dagcontract, waarover ik het al eerder had. Ik denk dat de overheid daar altijd het goede voorbeeld moet geven. Is het denkbaar dat er wat betreft de sociale huisvestingsmaatschappijen wordt nagedacht over scenario’s van uitstel of zelfs opschorting van huur, uiteraard tijdelijk en voor zolang de crisis duurt?
Tot slot had ik graag het standpunt gehoord van de minister van Wonen over het volgende. Vandaag zitten heel veel studenten thuis, maar ze moeten wel hun kot blijven betalen. Daarbovenop zijn ze vaak ook nog eens hun studentenjob kwijt. Misschien vinden ze er binnenkort een nieuwe – ik vind dat een interessante piste.
De realiteit is vandaag natuurlijk dat ze dat kot moeten blijven betalen. Wordt er nagedacht over constructieve manieren om die studenten te helpen, want dat is een reëel probleem waarmee veel studenten vandaag worden geconfronteerd?
Minister Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik weet dat er op Twitter een en ander over de uithuiszettingen gaande is geweest. In overleg met de overige leden van de Vlaamse Regering heb ik daar vorige week doelbewust onmiddellijk over gecommuniceerd, maar dat is nog niet geofficialiseerd. Het vraagt wat tijd om dat juridisch sluitend te maken. Het agentschap is ermee bezig en we hopen dat overmorgen of ten laatste in de loop van het weekend rond te krijgen.
We hebben hierover onmiddellijk gecommuniceerd, maar we moeten twee zaken onderscheiden. Eerst en vooral zullen we het door dit te officialiseren voor de vrederechter onmogelijk maken om nog een juridische basis te hebben om een uithuiszetting uit te spreken. Dat kunnen we voor de toekomst vermijden, maar er zijn natuurlijk al uithuiszettingen uitgesproken, waarvoor een gerechtsdeurwaarder een uitvoerbare titel heeft, zoals dat heet. We hebben hierover op 16 en op 19 maart 2020 met de gerechtsdeurwaarders gecommuniceerd, zodat dit alleen maar in uiterste dringende noodzakelijkheid zou worden uitgevoerd. De gerechtsdeurwaarders houden zich daaraan en we zijn zeer dankbaar voor de medewerking van de Vereniging van Gerechtsdeurwaarders.
Ik weet dat er in twee of drie gevallen nog een probleem was. Op Twitter ging het om een voorval in Bertem, maar we hebben deze namiddag actief contact gezocht en die uithuiszetting is door de syndicus geannuleerd. We vinden meestal wel een oplossing hiervoor.
Over de eigenlijke vraag met betrekking tot de huur moeten we goed nadenken. Eerst en vooral is uitstel van huur iets anders dan uitstel van afbetaling van een lening. Voor een lening is het zo dat iemand na de looptijd van zijn lening langer kan afbetalen, maar voor huur is het natuurlijk zo dat dit juridisch-fictief normaal gezien eeuwigdurend is. Mensen die in een woning wonen, moeten altijd huur betalen. Een uitstel van de betaling van huur zal er enkel voor zorgen dat die mensen later voor een groter probleem staan omdat ze dan een hoger huurbedrag moeten afbetalen. Dat is het grote verschil met het uitstel voor de afbetaling van een lening. We denken na over wat we eventueel zouden kunnen doen. De voorkeur gaat vooral uit naar overleg tussen de huurder en de verhuurder. In de meeste gevallen kan dat.
Ingrijpen in het huurrecht zelf is om verschillende redenen zeer moeilijk. Het is heel gevaarlijk, maar we denken erover na. Het is sowieso moeilijk om in het privaatrechtelijk contractrecht in te grijpen. Dat is iets waarvoor mensen als Napoleon Bonaparte, Jean-Etienne-Marie Portalis of François Tronchet zich in hun graf omdraaien. Dat is de voorbije 216 jaar ongezien, maar we bekijken dit. Ik denk dat dit zeer moeilijk is, onder meer omdat in artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek de bepaling staat dat de rechter op basis van billijkheid uitstel kan geven. Dat moet door een rechter worden uitgesproken, maar het is onduidelijk of dit enkel geldt in het geval van een ontbinding. Het staat in het hoofdstuk over de ontbinding, maar blijkbaar moeten we dit nog verder juridisch uitzoeken. Het Hof van Cassatie geeft ons hiervoor een zeer ruime toepassing die niet enkel bij de ontbinding geldt. Ook bij de betwisting van de uitvoerbaarheid van een contract kan voor de voortzetting van het huurcontract worden gekozen en toch een uitstel van betaling worden gegeven.
Een ander punt in verband met dit uitstel is natuurlijk dat de verhuurder dit in veel gevallen zal kunnen dragen, maar dat we ervoor moeten opletten het inkomensprobleem niet door te schuiven naar iemand anders die even goed op die huurinkomsten rekende. We bekijken dat nog allemaal, maar de voorkeur gaat absoluut uit naar een bemiddeling. We gaan na of we het agentschap hierin een rol kunnen laten spelen. Ik moet hierover nog overleg plegen met de Vlaamse Regering.
Wat de sociale huur betreft, bestaat het systeem al. Het is nu zo dat iemand met een inkomensdaling van minimum 20 procent, bijvoorbeeld een tijdelijk werkloze die van 100 naar 70 procent valt, een nieuwe huurprijsberekening voor sociale huur kan vragen. De regel is nu wel dat dit voor een periode van drie maanden moet gebeuren. Hij moet kunnen aantonen dat hij gedurende drie maanden een inkomensdaling heeft. We zullen dat naar een maand terugbrengen. Als iemand kan aantonen dat hij de voorbije maand een inkomensdaling heeft gehad, zullen we de berekening van de verlaagde huurprijs onmiddellijk toestaan.
Wat de sociale verhuurkantoren (SVK’s) betreft, zijn er ook betalingsregelingen af te spreken. Je kunt uitstel of een tijdelijke vermindering krijgen. Die systemen bestaan. SVK’s zijn vaak heel kleine verenigingen. Ze hebben vaak maar twee of drie mensen in dienst. Mochten zij daardoor in de problemen komen, is er zelfs de mogelijkheid voor een overbruggingskrediet bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW). Op die wijze is dat ook ondervangen.
Wat de kotstudenten betreft, verwijs ik evengoed naar de algemene regel voor de huurders die ik u heb geschetst. We rekenen daarbij vooral op een bemiddelende rol tussen huurder en verhuurder, dat men daarin op een of andere manier overeenkomt.
Ik moet eerlijk zeggen dat er bij kotstudenten inderdaad een extra probleem is, in die zin dat die studenten in principe geen gebruik maken van het kot. Ze kunnen dat natuurlijk wel nog altijd. Als ze daar blijven binnen de regels die in de Veiligheidsraad zijn afgesproken, kan dat nog altijd. Maar in de meeste gevallen zijn ze thuis en maken ze daar geen gebruik van. Dat is natuurlijk nog extra moeilijk. We rekenen daar op een overeenstemming tussen de huurder en de verhuurder. We zijn eerder terughoudend om zomaar in te grijpen in het privaatrechtelijke contractenrecht.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide en zeer interessante antwoorden. Ik ben daar over het algemeen blij mee. Maar wat ons natuurlijk interesseert, is een concrete oplossing voor mensen die vandaag hun huur niet meer dreigen te kunnen betalen. Ik snap dat u de piste van bemiddeling naar voren schuift, maar ik vrees dat dat niet in alle gevallen tot een constructieve oplossing zal leiden. Ik begrijp al uw opmerkingen over uitstel van betalingen, want dat is natuurlijk inderdaad gewoon het uitstellen van het probleem. Maar zo'n coronafonds zou voor ons moeten werken op dezelfde manier als heel dat fonds van het bestrijden van uithuiszettingen. Want dat is natuurlijk wat we ook op langere termijn willen vermijden. En daarom werken we dus ook samen met het OCMW, dat een deel kan voorschieten en zelfs gewoon kan betalen, om het conflict tussen huurder en verhuurder dat, vrees ik, op een aantal plaatsen zal ontstaan, op te lossen, uiteraard gekoppeld aan een afbetalingsplan, gespreid over langere termijn. Want we moeten er echt voor zorgen dat alle huurders vandaag in hun huurwoning blijven, niet alleen de komende maanden, maar eigenlijk ook gewoon op langere termijn.
Minister Diependaele heeft het woord.
Heel kort. Het gaat hier al heel de namiddag over de verschillende maatregelen die worden genomen. Als je de globaliteit bekijkt, moet je goed weten waarop je precies ingrijpt. Wat we tot nu toe hebben gedaan, is vooral gericht op het overeind houden van het inkomen van de mensen. En dat is een andere aanpak dan dat je overal de facturen gaat bekijken. Want er zijn nóg heel wat zaken waaraan mensen nood hebben, zoals telecommunicatie – ik zeg maar iets. En als je je daarop richt, op al die facturen, dan weet ik niet of dat de juiste aanpak is.
Als overheid moet je in die economische bubbel, waar alles aan alles gekoppeld is, ergens beginnen met ingrijpen, en niet op elke tussenstap. Als je op elke tussenstap, op elke factuur gaat ingrijpen, bestaat het risico dat je het ofwel doorschuift, ofwel zeer veel op de overheid neemt. Terwijl het beter is om met die middelen van de overheid in te zetten bij het begin van de economische draad, van die contacten, met name het inkomen zelf van de mensen. Met de meeste maatregelen die we tot nu toe hebben genomen – en dat is trouwens ook zo op het federale niveau – grijpen we meer in bij de start van dat economische proces, dat inkomen. Dat lijkt mij te verkiezen boven het ingrijpen bij elke afzonderlijke factuur. Je kunt zeer veel fondsen gaan oprichten. Huur is zeker een van de meest noodzakelijke zaken. Maar er zijn ook heel wat andere voorzieningen waarvoor je dan ook fondsen moet oprichten. Als je dat inkomen overeind houdt, heb je de rest van die draad eigenlijk veel minder nodig. Als overheid moeten we ons vooral concentreren op het begin van die economische sliert, op het inkomen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Collega’s, zoals daarnet afgesproken, zullen de niet-gestelde vragen schriftelijk worden beantwoord door de kabinetten. Die antwoorden worden bezorgd aan de fractievoorzitters en de fractiesecretarissen. (N.v.d.r. Na afloop van de vergadering werd door het Uitgebreid Bureau beslist de vragen en antwoorden als bijlage bij het verslag op te nemen.)
De gedachtewisseling is gesloten.