Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ook in een ander parlement hebben wij wel eens gesproken over het thema euthanasie. U weet dat het merendeel van de ziekenhuizen in Vlaanderen van katholieke oorsprong is. Hoewel de artsen in die katholieke ziekenhuizen er niet noodzakelijk dezelfde regels op nahouden, wordt er in verschillende van die katholieke ziekenhuizen wel een palliatieve filter opgedrongen aan patiënten die vragen om euthanasie, waarbij men door allerhande zaken probeert het proces dermate te vertragen dat het eigenlijk zonder voorwerp is en de patiënt geen mogelijkheid heeft om zijn vraag ingewilligd te krijgen, aangezien hij of zij meestal al gestorven is.
Minister, mijn vraag is eigenlijk heel eenvoudig. Wat is uw standpunt over die katholieke ziekenhuizen, over die filters die zij toepassen, waardoor vandaag verschillende mensen geen mogelijkheid krijgen om datgene wat ze vragen en wat in de wetgeving staat, ook daadwerkelijk te krijgen?
Minister Beke heeft het woord.
Kwaliteitsvolle, persoonsgerichte zorg, dat is mijn visie. Hoe kunnen we zorgen dat de mensen de persoonsgerichte zorg en de meest kwaliteitsvolle zorg hebben, ook op de laatste ogenblikken van hun leven? Daarvoor hebben we de vroegtijdige zorgplanning, die ingeschreven staat en waar we gisteren in de commissievergadering nog uitgebreid over gesproken hebben, die een reflectie en dialoog moet geven tussen de zorgverstrekkers en de naasten, met de vraag op welke manier we de grootst mogelijke levenskwaliteit kunnen geven aan de betrokken persoon, en ook hoe we de wil van de betrokken persoon op de juiste manier weten in te schatten.
De betrokken persoon kan daarbij een negatieve wilsverklaring geven, kan daarbij zeggen wat hij wil en wat hij niet wil, of wat zij wil of niet wil. Dat kan dus een palliatieve behandeling zijn. Het is dus in een voortdurende dialoog tussen de betrokkene, als het nog kan, tussen de zorgverstrekkers en tussen de naasten, dat in het kader van vroegtijdige zorgplanning wordt gekeken wat het beste is, wat de wil is van de betrokkene. Er kunnen wat dat betreft geen behandelingen worden opgelegd.
Ik ben aan het proberen te achterhalen in welke mate u juist op mijn vraag geantwoord hebt, maar het duurt even. Ik weet ook niet of het echt gaat komen. (Gelach)
Maar ik zal het dus nogmaals vragen. Minister, wat is uw visie ten aanzien van ziekenhuizen die wegens hun eigen overtuiging op dit moment datgene wat de wet mogelijk maakt, namelijk dat patiënten de vraag om euthanasie kunnen stellen, naast zich neerleggen en dat door allerhande palliatieve filters waar de patiënt niet naar vraagt in te schakelen, de patiënt geen recht heeft op datgene wat wij zeventien jaar geleden in het parlement gestemd hebben?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
De opmerking van collega De Gucht is terecht. Uw antwoord is geen antwoord op de vraag. Er is effectief een negatieve wilsverklaring waarbij mensen kunnen zeggen dat ze een behandeling niet meer wensen als ze niet meer wilsbekwaam zijn. Een andere zaak – niet dezelfde zaak, een andere – is de vraag om euthanasie. Bij mensen die om euthanasie verzoeken door ondraaglijk lijden, is het al gebeurd dat de palliatieve filter misbruikt wordt om dat verzoek niet in te willigen. Er zijn families die dat meegemaakt hebben en zich daar terecht bezorgd om maken.
Uw antwoord stelt mij dus ook teleur, minister Beke, en ik hoop dat u de bezorgdheid begrijpt, dat u de klachten hoort en dat u de regelgeving toepast.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Zelfbeschikking is zeker belangrijk en de vraag naar euthanasie is een recht. Onze regelgeving is daar ook heel duidelijk in; dat staat niet ter discussie. De vragen die hier gesteld worden, sluiten aan bij de discussie van gisteren in de commissie over de therapeutische hardnekkigheid. Die moet in vraag gesteld en bediscussieerd worden. Voor ons is het zeer duidelijk: zelfbeschikking is belangrijk. De vraag om euthanasie staat in onze regelgeving ingeschreven. De keuze voor palliatieve zorg of euthanasie is een discussie die gevoerd moet worden tussen de personen in kwestie, de familie en de zorgverstrekkers. De regelgeving is daar heel duidelijk over.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Als mensen kiezen voor euthanasie, dan respecteren wij die keuze vanzelfsprekend. In tegenstelling tot wat men vaak wil laten uitschijnen, is CD&V niet tegen euthanasie. Wij hebben respect voor iemand die om euthanasie verzoekt, maar ook voor de arts die in eer en geweten geen euthanasie kan uitvoeren omdat dat in strijd is met zijn geweten. Het gaat erom dat we steeds kwaliteitsvolle zorg moeten aanbieden. Het is trouwens vaak in het kader van palliatieve zorg, collega’s, dat patiënten samen met zorgverleners het gesprek over euthanasie aangaan. In 2013 was er nog een studie die aantoonde dat zeven op de tien mensen die kozen voor euthanasie, ook al ondersteuning kregen van een palliatief zorgteam. Laat ons dus stoppen met te doen alsof palliatieve zorg tegenover euthanasie staat. Elke patiënt heeft recht op goede palliatieve zorg. Wie volgens de voorwaarden van de wet kiest voor euthanasie, moet dat ook kunnen doen. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Wij denken dat het duidelijk is dat een arts, noch een woonzorgcentrum, noch een ziekenhuis verplicht kan worden om euthanasie uit te voeren, maar dat zij patiënten wel de kans moeten geven hun rechten te laten gelden. In deze heikele kwestie staat de patiënt absoluut centraal. De wet dient om patiënten vredig te laten sterven. Met de huidige discussies over zorginstellingen bewijzen we hun geen dienst. Ik wil de heer De Gucht helpen met een aantal duidelijke en concrete vragen.
Minister, bent u het met Groen eens dat zorginstellingen die euthanasie weigeren, de facto de wet overtreden? Hebt u er zicht op of ziekenhuizen en wooncentra de Euthanasiewet al dan niet toepassen? Hebt u zicht op …
U mag eigenlijk maar één vraag stellen, mevrouw De Martelaer. Hoe luidt uw vraag? Of welke vraag verkiest u?
Minister, hebt u zicht op het aantal ziekenhuizen en woonzorgcentra die weigeren om de Euthanasiewet uit te voeren?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, waar mensen belanden bij ziekte, is niet altijd een keuze die gemaakt wordt in functie van de euthanasieaanvraag die ze hebben. Men komt ergens aan en op een bepaald moment beslist men dat het mogelijk tijd wordt voor die euthanasie. Bent u het met mij eens dat wij ervoor moeten zorgen en erover moeten waken dat, ongeacht welke arts het voor zijn rekening neemt, de persoon in kwestie op de plek waar hij terechtgekomen is en op het moment dat hij om euthanasie verzoekt, daar ook werkelijk op een serene manier geholpen zal worden? Ziet u dat als uw verantwoordelijkheid? Bent u het met mij eens dat u dat recht moet waarborgen?
Collega’s, er is hier verwezen naar de federale Euthanasiewet van 2002. Ik heb die wet hier bij me en ik lees in het verslag van die wet, en dat is dan een antwoord op de verschillende vragen die hier zijn gesteld: “De voorzitter besluit dat in de juiste interpretatie van het voorliggende ontwerp instellingen het recht hebben om de toepassing van euthanasie te verbieden binnen de muren van de instelling. Geen lid verzet zich tegen deze interpretatie van de voorzitter.” Die voorzitter van die commissie was toen Fred Erdman, mevrouw Van den Bossche.
Ik denk dat de wet en de interpretatie van de wet bijzonder duidelijk zijn. Als die wet moet worden gewijzigd, dan is het aan het parlement om daarover te oordelen, maar dat is vooralsnog niet dit parlement.
Dit debat is, om Shakespeare te citeren, ‘much ado about nothing’. (Opmerkingen)
U hoeft niet zo verontwaardigd te zijn. Dit is ‘much ado about nothing’ omdat hier de indruk wordt gewekt dat wanneer mensen in katholieke, in christelijke ziekenhuizen een euthanasievraag hebben, men zou weigeren om die uit te voeren. Toon mij dan deze gevallen, zeg me dan waar het over gaat, wie dat is. De praktijk in zowat alle instellingen is dat er inderdaad ook palliatie wordt aangeboden, er wordt met palliatieve supportteams bekeken hoe de vraag moet worden bekeken en uitgevoerd en hoe de betrokkenheid van de naasten kan geschieden. Dat is de feitelijkheid die zich op het terrein aandient. In die zin is het ‘much ado about nothing’. Er is een wetgeving die zorgvuldig wordt toegepast en er is de vroegtijdige zorgplanning waarin men in dialoog gaat met de betrokkenen, de familie en de zorgverstrekkers over de manier waarop de zorgvraag en de eventuele euthanasievraag moeten worden toegepast.
Mevrouw Sleurs, het is inderdaad zeer juist dat therapeutische hardnekkigheid hierbij aan de orde kan zijn. Geen enkele patiënt kan een behandeling opgedrongen krijgen.
‘Much ado about nothing.’ Dit is absurd. Ten eerste is de interpretatie die u geeft dat katholieke ziekenhuizen mogen weigeren om euthanasie toe passen, en die CD&V al meermaals naar voren heeft gebracht, niet juist. Daarnaast is het de patiënt die centraal staat, minister Beke. In heel de euthanasiewetgeving, behalve dan wanneer het gaat over minderjarigen waarbij de familie wordt betrokken bij de beslissing om euthanasie toe te passen, is het de patiënt die de beslissing neemt. De familie moet daar niet bij betrokken worden. Ze kan daarbij betrokken worden, maar dat moet niet: dat staat nergens in de wet.
In de praktijk wordt palliatieve sedatie als een alternatief naar voren geschoven, maar bij die palliatieve sedatie is geen tweede arts aanwezig, en is er geen systeem waarop dat wordt aangegeven. Dat is wat vandaag gebeurt in die katholieke ziekenhuizen. Zoals mevrouw Van den Bossche zei, kiezen patiënten meestal niet naar welk ziekenhuis ze worden gebracht. Doorgaans is dat het dichtstbijzijnde. Wanneer een patiënt vraagt om euthanasie en aan de voorwaarden voldoet om die vraag te stellen, dan is het inderdaad niet aan het ziekenhuis om dat te weigeren – een arts kan weigeren, een ziekenhuis niet – en dan moet die vraag worden beantwoord. Dat is wat in de wetgeving is beslist, en u zou er als minister over moeten waken dat het recht van een patiënt op euthanasie is gewaarborgd. Wat u als minister zegt, is dat u niet akkoord gaat met die wetgeving en dat u die naast u neerlegt.
De actuele vraag is afgehandeld.