Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de evaluatie van het M-decreet door de commissie-Struyf
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik ga terug naar het schooljaar 2017-2018 waarin de ondersteuningsnetwerken zijn opgestart. Die hadden tot doel de leerlingen, de leerkrachten en de scholen te ondersteunen in het kader van het M-decreet om een meer inclusief onderwijs te realiseren.
De kern van die ondersteuningsnetwerken was dat ze heel flexibel zouden kunnen worden ingezet. Zij zijn die uitdaging aangegaan en zullen nog verder blijven werken in hun huidige vorm tot 2021. Intussen zijn ze ook geëvalueerd en is het rapport van die evaluatie vorige week door de commissie-Struyf opgeleverd. We hebben dat rapport ook kunnen inkijken.
In dat rapport wordt heel duidelijk weergegeven hoe het veld staat tegenover de werking van die ondersteuningsnetwerken, wat dus goed loopt en wat minder goed. De commissie geeft ook een aantal aanbevelingen en conclusies.
Zo moet onder meer worden ingezet op een versterking van de basiszorg en op een verbeterde samenwerking tussen de centra voor leerlingenbegeleiding, de pedagogische begeleiding en de ondersteuningsnetwerken en moeten de verantwoordelijkheden, zeker van de pedagogische begeleiding, duidelijker worden omkaderd en afgebakend.
Minister, hoe zult u omgaan met die conclusies en aanbevelingen in het kader van het nieuwe begeleidingsdecreet?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, er is een verslag bekendgemaakt van professor Struyf naar aanleiding van de evaluatie van het nieuwe ondersteuningsmodel. De positieve punten en de aanbevelingen daarvan werden al geschetst. Namens mijn fractie wil ik hier mijn waardering uiten voor al het geleverde werk op een korte termijn. Die waardering is zeer groot.
Minister, er zijn een aantal pijnpunten, maar ik zal die niet allemaal herhalen. In het regeerakkoord staat dat er werk wordt gemaakt van een nieuw begeleidingsdecreet. Wat zijn uw bevindingen van dit evaluatierapport, vooral in de context die werd geschetst door de onderzoekers, waarbij ze heel uitdrukkelijk stellen dat de denkoefening geenszins af is en dat er nog grondig denkwerk nodig is over de optimalisering van het huidige model en de eventuele alternatieve scenario's?
Minister Weyts heeft het woord.
Deze evaluatie illustreert vooral nogal sterk de nood aan een hervorming. Dat is absoluut nodig, je voelt het ook in het onderwijsveld dat de leerkrachten het niet meer zien zitten en dat ze zich opnieuw willen concentreren op hun kerntaken. We moeten ons er ook voor hoeden het kind met het badwater weg te gooien. We willen werk blijven maken van inclusie, maar we moeten ook erkennen dat we niet elk kind met elke beperking op elk moment in elke klas in elke school kunnen opvangen. We moeten heel eenvoudig zeggen: gewoon onderwijs indien mogelijk, buitengewoon onderwijs indien nodig.
De aanbevelingen vervat in de evaluatie, bieden echt wel handvatten. In de eerste plaats is dit een pleidooi voor minder procedures, waarbij het hele traject met gemotiveerde verslagen van de school, die een hele analyse doet die vervolgens nog eens wordt overgedaan door het CLB, niet bevorderlijk is. Daaraan gekoppeld moeten we meer vertrouwen hebben in de klassenraad en de school. Er moet minder zorg komen van buiten de schoolmuren, wel meer basiszorg binnen de schoolmuren. De pedagogische begeleidingsdiensten moeten worden hervormd. Daar wordt heel sterk gesuggereerd om meer samenwerking te hebben over de netten heen.
Al die elementen nemen we absoluut mee. Ik probeer zo snel mogelijk, tegen volgende maand, werk te maken van een conceptnota. Ik wil de visie uitschrijven van de hervorming op grond waarvan we verder kunnen gaan. Ondertussen zorgen we vooral voor rust en zekerheid, en het behoud van het ondersteuningsmodel tot in 2021. We kunnen ondertussen werk maken van een gedegen hervorming, waardoor we aan de leerkrachten en de scholen meer vertrouwen kunnen geven.
Voor ons moeten er drie belangrijke pijlers worden opgenomen in het nieuwe Begeleidingsdecreet. De versterking van de basiszorg zal heel belangrijk zijn om scholen voldoende middelen en mogelijkheden te geven om de inclusieve werking in hun klassen en scholen uit te dragen voor alle leerlingen. De minder sterke leerlingen, de sterke leerlingen, iedereen moet er baat bij hebben.
Daarnaast moeten we ook aandacht hebben voor de stijging van het aantal zorgvragen. We moeten durven inzetten op een objectieve, kwalitatieve diagnostiek door het CLB. Daarvoor moeten we het CLB de ruimte en het vertrouwen geven, want nu staan ze dikwijls onder druk. Het is toch belangrijk dat ze die functie in het geheel kunnen vervullen.
Tot slot, we dringen echt aan op het zetten van de eerste stappen in een netoverstijgende ondersteuning voor de scholen, zodat de samenwerking tussen CLB, ondersteuningsnetwerk, school en pedagogische begeleiding gemakkelijker kan gaan, dat die middelen efficiënter worden ingezet en dat ze ook gebundeld kunnen worden, zodat ze ook ten goede kunnen komen aan alle types van leerlingen.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk dat een verslag van ongeveer 150 pagina’s enige toelichting nodig heeft. Ik hoor hier verschillende punten die eruit worden gehaald. Ik heb een elftal aanbevelingen gelezen. Ik heb er hier een aantal gehoord die natuurlijk sterk passen in het betoog dat u hier wilt voeren. Ik kan er alvast eentje uit halen die ik belangrijk vind en dat is de versterking van de basiszorg. Daar vinden we elkaar nog in.
Ik wil ook nog aandacht vragen voor de taakstelling van de pedagogische begeleidingsdiensten an sich. In het rapport komt ook naar voren dat die diensten moeten worden versterkt en daar wil ik de nodige aandacht voor vragen.
Minister, u hebt een timing aangegeven. Ik citeer even letterlijk het rapport: “Iedere verdere verwijzing of introductie van een nieuw model moet vergezeld gaan van een realistisch tijdspad.” Ik hoop dat we binnenkort heel duidelijk kunnen aangeven wat die timing precies inhoudt en hoe die timing is.
Ik zou ook heel graag het rapport eens aanhoren in de commissie Onderwijs, waar we dan een toelichting kunnen krijgen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, u hebt het al vermeld. Dit is een rapport van 170 pagina’s dat een grondige discussie in de commissie verdient. Dit rapport verdient meer een heel oppervlakkige discussie over punten die eruit worden gelicht naargelang iemand zin heeft ze te benadrukken. Ik zou daar zeker op aandringen.
Minister, inclusief onderwijs staat of valt met de performante ondersteuningsnetwerken. Er wordt op het veld veel goed werk geleverd, maar het is wat freewheelen. Het rapport stelt dit ook. Er is veel te weinig visie vanuit het beleid en er is op dit moment geen toekomstperspectief. Er is te veel onzekerheid en er zijn geen werkbare vaste statuten. Het grootste pijnpunt is dat er onvoldoende middelen zijn om alle kinderen te helpen. Er is een grote ongelijkheid, want kinderen in bepaalde types hebben een bepaald rugzakje en zullen altijd worden geholpen. Kinderen met, bijvoorbeeld, een autismespectrumstoornis kunnen niet worden geholpen als het geld op is en er met een gesloten enveloppe moet worden gewerkt. Dat zijn pijnpunten.
Minister, als we willen dat het inclusief onderwijs slaagt en dat er draagvlak voor is, moeten we dit rapport grondig bespreken en behandelen en moeten we rekening houden met de conclusies. (Applaus bij Groen)
Dames en heren, het Vlaams Parlement bepaalt, voor alle duidelijkheid, zelf de regeling van de werkzaamheden. Het is aan de commissie Onderwijs om te bepalen of dat rapport al dan niet wordt besproken. Het is niet aan de Vlaamse Regering of aan de minister om dat te bepalen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voorzitter, ik heb het rapport ook al bekeken, en ik sluit me erbij aan dat dit een ruimere discussie verdient. Ik maak echter van de gelegenheid gebruik om op een aantal zaken te wijzen die mij alvast zijn opgevallen.
Uit het rapport komt naar voren dat de financiering van de ondersteuningsnetwerken onder druk staat. Los daarvan is het aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs toegenomen. Wat mij is opgevallen, is dat het oorspronkelijk altijd de bedoeling is geweest dat de ondersteuningsnetwerken de scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs op een gelijkwaardige basis en in cocreatie zouden samenbrengen om expertise te delen. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat de band tussen scholen voor buitengewoon en gewoon onderwijs inhoudelijk niet altijd wordt gelegd en dat het doel van de cocreatie niet wordt bereikt.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat dit in de toekomst, in het licht van een nieuw begeleidingsdecreet, wel kan worden bewaarheid? (Applaus bij sp.a)
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, er is een groot probleem met het M-decreet. Dat wisten we al bij de invoering. Heel concreet is er geen coherent actieplan en zijn er onvoldoende middelen voor aangepast lesmateriaal, voor bijkomende leerkrachten en voor de opvolging door de pedagogische begeleidingsdiensten. Het rapport van de commissie-Struyf bevestigt de meeste punten van kritiek.
Het rapport zegt ook dat er te weinig budget wordt voorzien. U zegt nu dat u de aanbevelingen gaat meenemen. Maar gaat u daar ook budget tegenover stellen? Hoeveel extra middelen zijn er voor inclusie? Wilt u ook de zware besparingen op de pedagogische begeleidingsdiensten bijsturen? Het rapport van de commissie zegt immers uitdrukkelijk dat die diensten een actieve rol moeten spelen en dat de versnippering van de middelen hierbij zo veel mogelijk vermeden moet worden.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik moet collega De Witte bijtreden: het M-decreet was een bijzonder slecht decreet. De nobele gedachte van inclusie bleek gewoon een platte besparing te zijn, met alle gevolgen van dien. Vandaag in Het Belang van Limburg trekt de voorzitter van de ondersteuningsnetwerken van het Katholiek Onderwijs in Limburg aan de alarmbel en zegt dat de ondersteuners aan het verzuipen zijn en dat er veel meer aanvragen zijn zonder dat er financiering aan verbonden is. Ons sterk buitengewoon onderwijs is afgebouwd en we krijgen er niets voor in de plaats.
Minister, de heer De Geyter heeft het bij u aangekaart en heeft van u het antwoord gekregen – dat stond in de krant – dat er gewoon geen extra middelen zijn. Wat gaat u, in afwachting van uw nieuw begeleidingsdecreet, dit schooljaar nog doen? Gaat u nog extra ondersteuning bieden voor onze meest kwetsbare kinderen, die nu in de kou blijven staan?
Ik ben niet volledig meester van de werkzaamheden; de grote baas van de commissie Onderwijs is net binnengekomen, dat zal daar besproken worden. Maar alleszins wat onze timing betreft: wij gaan volgende maand met een conceptnota naar de regering, dat is de helft van de werkzaamheden, met als horizon de implementatie in september 2021.
Wat de vragen rond financiering betreft, denk ik dat ook de commissie in haar evaluatie pleit voor voldoende en gepaste ondersteuning. Men stelt vast dat de vraag naar ondersteuning door al die procedures en gemotiveerde verslagen absoluut is toegenomen. Ook de druk op het budget is vanzelfsprekend toegenomen. We zijn voor het budget van het geïntegreerd onderwijs (gon) geëvolueerd van 62 miljoen euro naar meer dan een verdubbeling, naar 132 miljoen euro. Daarnaast is er ook nog de open-endfinanciering voor specifieke stoornissen. Budgettair is er dus heel wat geïnvesteerd, er is geen sprake van enige besparing, we willen die middelen inzetten, maar we willen vooral efficiënt inzetten er ervoor zorgen dat het toekomt bij die leerlingen die het nodig hebben, in de scholen waar het nodig is.
Het is inderdaad voelbaar dat dit vraagt om een breder debat. Ik denk dat we vandaag op een soort van historische tweesprong staan: ofwel slaan we de weg in naar een verlenging van wat er is en wordt het een M-decreet 2.0, ofwel slaan we een andere weg in naar een meer realistische inclusie, en ik denk dat dat de weg is die we moeten gaan.
In het rapport wordt heel duidelijk gesteld dat momenteel de scholen en ondersteuners, die zich enorm inzetten om van inclusie een realistisch verhaal te maken, de kinderen in het gewone onderwijs trachten te houden met specifieke ondersteuning als dat nodig is en als ze in lijn liggen met het gemeenschappelijk curriculum. Maar daarnaast wordt er ook wel gewezen op het belang van het buitengewoon onderwijs, nu, maar ook in de toekomst. We denken dat in de toekomst die versterking van de basiszorg een belangrijke pijler zal zijn, zoals u zelf hebt aangegeven, en ook die netoverstijgende samenwerking van die ondersteuningsnetwerken, want alleen dan gaan we heel efficiënt de scholen kunnen ondersteunen. (Applaus bij de N-VA)
Voor de mensen die het M-decreet niet kennen: men spreekt daarin over redelijke aanpassingen. Ik denk dat een redelijke aanpassing voor ons allemaal een goede leesbril zou zijn, want ik merk dat elkeen het document nu al gelezen heeft en er een aantal dingetjes uitpikt. We moeten echt wel naar een grondige discussie gaan over dit document, het is veel te belangrijk. Het M-decreet is nooit een besparing geweest, u haalde het al aan, er zijn extra middelen in gepompt. Naar mijn mening is het M-decreet een megafoondecreet geworden, een roep vanuit het werkveld naar ondersteuning, vooral bij de leerlingen die daarom niet een gemotiveerd verslag hebben, maar gewoon dag in dag uit de beste begeleiding nodig hebben van de leerkrachten, en de leerkrachten die daarin ook ondersteund moeten worden. Dat is een goede basis om te vertrekken voor het uittekenen van het nieuwe begeleidingsdecreet, denk ik. (Applaus bij CD&V)
De actuele vragen zijn afgehandeld.