Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de kleuterparticipatie in Vlaanderen
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, minister, de kleuterparticipatie in Vlaanderen is heel groot. Dat is positief, maar als je de cijfers goed bekijkt, zie je dat het in Limburg eigenlijk erg is gesteld met de kleuterparticipatie. Koppel daaraan het vervolgrapport van de provincie Limburg, waarin werd gesteld dat de onderwijskansen in Limburg nog steeds zeer zwak zijn, met veel kinderen in tso en bso, veel ongekwalificeerde uitstroom en weinig leerlingen in het hoger onderwijs, dan zitten we wel met een probleem, zeker omdat Limburg er ten opzichte van het vorige rapport eigenlijk nauwelijks op is vooruitgegaan, ondanks een injectie van 8 miljoen euro via de provincie en via het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK).
Minister, de leerplicht wordt verlaagd van 6 naar 5 jaar om de kleuterparticipatie te verhogen. Dat is een goede zaak, maar wat gaat u nog doen, want in de mijngemeenten bijvoorbeeld zien we dat tot 7 procent van de kleuters niet genoeg aanwezig is in de derde kleuterklas om naar het eerste leerjaar te gaan? Dat is toch wel zeer problematisch. Wat gaat u doen om de kleuterparticipatie te verhogen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Dames en heren, het kleuteronderwijs, de basis van het basisonderwijs, is cruciaal voor de rest van de onderwijscarrière. We hebben er dus alle belang bij, om te vermijden dat we moeten zeggen dat er achterstand is in het secundair en hoger onderwijs, dat kinderen niet met een achterstand beginnen. Aanwezig zijn in de kleuterklas is cruciaal, want er is wel wat begripsverwarring tussen kinderen die ingeschreven zijn in een kleuterschool en kinderen die effectief in de kleuterschool aanwezig zijn. Want ingeschreven zijn en er niet zijn, daar heb je natuurlijk niet zoveel aan.
Er is hier daarnet naar Limburg verwezen, maar ik heb de cijfers bij van heel Vlaanderen. Er zijn gemeenten waar maar 84 procent van de 5-jarigen voldoende aanwezig is tijdens die 250 halve dagen. Er zijn heel wat gemeenten die onder het gemiddelde zakken, niet alleen in Limburg en Brussel maar ook in mijn eigen regio in het Waasland. Elke leerling die daar niet is, is potentieel een leerling waar we extra tijd en energie in zullen moeten steken.
Je kan je afvragen wat er in de kleuterschool gebeurt, maar ik kan je alleen maar aanraden om er eens langs te gaan. Er gebeurt immers veel. Het wennen aan een schoolse omgeving. Het leren omgaan met schoolse begrippen: meer en minder zijn cruciale begrippen om in de lagere school te kunnen leren rekenen. Taalbaden: we hebben daarover al zeer uitvoerige discussies gehad, maar de taal leren, het Nederlands leren, maar ook schooltaalwoorden leren, zijn cruciaal.
Minister, we hebben een aantal maatregelen genomen, zoals de verlaging van de leerplicht, het minimum aantal dagen aanwezigheid opgetrokken van 220 naar 250 halve dagen. Welke bijkomende maatregelen ziet u nog om zowel het aantal ingeschrevenen alsook de aanwezigheid in de kleuterschool te verhogen tot 100 procent?
Minister Weyts heeft het woord.
Het positieve nieuws is dat we nog altijd koplopers zijn op internationaal niveau, wat niet belet dat we in dezen op onze lauweren moeten rusten. We moeten de ambitie blijven koesteren om 100 procent aanwezigheid te hebben van alle kleuters. Dat is zinvol voor alle kinderen. Het verhoogt de ontwikkelingskansen van Nederlandstalige kinderen, maar ook voor kinderen met een andere thuistaal of migratieachtergond biedt het een ongelooflijk geschikt taalintegratiejaar of taalbad.
Hoe willen we de doelstelling van 100 procent bereiken? Er zijn in het recente verleden twee maatregelen genomen die pas later hun effect zullen sorteren. De huidige gegevens zijn gebaseerd op het schooljaar 2018-2019.
Zo is de kleutertoeslag ingevoerd die verleend wordt op basis van voldoende aanwezigheid. Daarvan krijgen we het effect pas dit jaar te zien. Daarnaast is er de schooltoeslag waarbij er een soort van malussysteem is met een verplichte aanwezigheid van ondertussen 250 halve dagen. Ook daar zullen we het effect pas zien in dit en de volgende schooljaren.
Ik verwacht ook een zeer positief effect van de verlaging van de leerplicht. We willen dit invoeren in september 2020.
Iets anders is het verhogen van de betrokkenheid van de lokale besturen. Scholen krijgen die cijfers via een specifieke tool op heel regelmatige basis. Lokale besturen krijgen die cijfers ongeveer op jaarbasis. Op basis daarvan zijn deze vragen ook ingediend. Dat geeft natuurlijk een goed beeld aan de scholen. Er zijn velerlei verklaringen die perfect begrijpelijk zijn – ik heb die ook in de pers gelezen – zoals de nabijheid van scholen bij de Nederlandse grens omdat men dat aan de overkant van de grens wat anders bekijkt of de aanwezigheid van een asielcentrum, maar dat maakt allemaal niet uit.
Het is wel belangrijk dat de lokale besturen beschikken over die informatie, dat de scholen ook op regelmatige basis problemen signaleren aan de lokale besturen zodat ze initiatieven kunnen nemen en desnoods ook kunnen gaan aankloppen.
Die cijfers zijn ook vaak een soort van kanarie in de kolenmijn. We weten dat de resterende percentages van kinderen en ouders vaak mensen met een migratie-achtergrond zijn, niet alleen, maar ook mensen met bepaalde SES-kenmerken (sociaal-economische status). In dat geval hebben we er als gemeenschap ook alle baat bij om aan de deur te kloppen en ervoor te zorgen dat die mensen worden betrokken bij onze gemeenschap. We kloppen niet op de deur om hen in de boeien te slaan maar wel om te proberen om hen, via het lokale niveau, te betrekken bij de gemeenschap. Daarom kijk ik met onze diensten na hoe we kunnen zorgen voor een beter communicatie naar de lokale besturen. We willen ze ook richtlijnen geven over wat men kan doen wanneer men problemen vaststelt. We willen dus een soort handleiding ter beschikking stellen met de ambitie om beter te doen in functie van kleuterparticipatie, maar het kan ook een goede zaak zijn voor de lokale gemeenschap.
Minister, u haalt aan dat er in Limburg verschillen zijn, bijvoorbeeld door een asielcentrum aan de Nederlandse grens. Maar dat de mijngemeenten slecht scoren, is volgens mij te wijten aan de grote aanwezigheid van anderstaligen in die mijngemeenten. Gouverneur Reynders heeft in 2016 naar aanleiding van de rapporten gezegd dat de achterstand in het onderwijs etnisch is getint.
Minister, u zegt zelf dat taal heel belangrijk is en u zet daar sterk op in. Het is net a fortiori voor deze groep van leerlingen heel belangrijk dat ze vanaf de kleuterklas naar school gaan omdat ze daar net nog aan taalverwerving doen. In de mijngemeenten zijn er kinderen van de tweede en de derde generatie die het Nederlands slecht spreken, wat dan weer ongekwalificeerde schooluitval tot gevolg heeft en moeilijke kansen op de arbeidsmarkt en werkloosheid. Het is een heel groot probleem.
Minister, zult u iets doen om die specifieke groep warm te maken voor ons onderwijs?
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals u zegt; een kleuter of een leerling die afwezig is op school, is een kanarie in de kolenmijn. Bij een puber kan men nog zeggen dat hij zelf niet naar school komt en ergens rondhangt, maar bij een kleuter zijn het de ouders die de kleuter niet hebben gebracht. De ouderlijke verantwoordelijkheid is een cruciaal element.
Ik wil daar nog iets aan koppelen. U zegt dat we data moeten koppelen. De school heeft gegevens, maar het CLB heeft ook gegevens. Leerlingen die problematisch afwezig zijn, worden daar gemeld. We moeten ook de partners in de gemeentelijke lokale besturen zoals het OCMW, maar ook wijkagenten betrekken. Wijkagenten passeren en zien die gezinnen, het OCMW ziet kinderen thuiszitten die eigenlijk op school moeten zijn. Mijn oproep is dan ook of het niet mogelijk is om al die gegevens sneller te koppelen. Hoe sneller we ze vast hebben en weten wie ze zijn, hoe sneller we die ouders op hun verantwoordelijkheid kunnen wijzen om ervoor te zorgen dat hun kind wel degelijk op school is.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister collega's, ik vind het een heel interessant debat, want een zo groot mogelijke kleuterparticipatie is cruciaal voor de ontwikkeling van kinderen.
Onze fractie heeft een aantal concrete voorstellen omdat we er zeer mee begaan zijn. Verlaag nog de leerplicht van de kinderen om naar school te komen tot 3 jaar. En voor de aansluiting van de kinderopvang op de eerste kleuterklas kunnen ook nog heel wat initiatieven worden genomen.
Minister, bent u bereid om op onze twee voorstellen in te gaan? Of hebt u op heel korte termijn zelf nog alternatieve voorstellen om de peuterparticipatie te verhogen? We merken immers dat het de laatste jaren wat stagneert.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, u hebt het al vermeld: de kleuterparticipatie is hoog, zeer hoog. 97,5 procent van de kleutertjes gaat naar de kleuterklas. Daarmee staan we internationaal op de eerste plaats. 2,5 procent doet dat nog niet, maar heel vaak heeft dat ook te maken met specifieke problemen, van medische, sociale of psychische aard. Dat los je dus niet op met een verplichting. Ten tweede is er een specifieke problematiek in zeer arme streken, zoals Genk, Beringen, Houthalen. In Genk groeit een op de drie kinderen op in armoede. Ik ken het heel goed. Ik ben van daar.
Minder dan een op de tien kleutertjes gaat niet naar school op 5 jaar. Ook hier verhoog je die kleuterparticipatie niet met een verplichting, noch met het afpakken van de schooltoeslag. Je lost dat op met brugfiguren, het betrekken van de ouders, veel meer investeren in die scholen. Het extra geld dat u voorziet, brengt ons van kleuterklassen van 25 naar 24 kleutertjes. Wauw!
Als wij willen dat de kinderen de taal leren, dan moeten we ze in een taalbad steken dat werkt, namelijk in de samenleving, en niet vanaf 3 jaar, maar al lang daarvoor, in de crèches. En daar zit het grote probleem. Op dat vlak zitten we in de staart van Europa: maar een op de drie kinderen in Antwerpen. Minister, gaat u daar iets aan doen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, in dezen denk ik dat het actieplan kleuterparticipatie onverminderd een sterke leidraad blijft om de participatie en de aanwezigheid van kleuters te verhogen. De hefbomen zijn hier al benoemd, onder andere ouderbetrokkenheid, lokaal overleg, warme overdracht. Ik ben blij, minister, dat u aangeeft dat u de verantwoordelijkheid ook bij de lokale besturen legt. Ik denk dat we moeten werken aan maatwerk om op lokaal terrein actie te kunnen ondernemen en ook een breed pakket van acties te kunnen ondernemen.
Het is belangrijk om hier te verwijzen naar de structuur van de Huizen van het Kind, die daar ook actie in ondernemen en die eigenlijk al een soort bundeling zijn van alle verantwoordelijken en actoren die een steentje kunnen bijdragen in dezen om de participatie van kleuters te verhogen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik denk dat we elkaar niet moeten overtuigen van het belang om kinderen zo vroeg mogelijk naar de kleuterklas te sturen. De kansen om een schoolcarrière af te ronden met een diploma en alle kansen op de arbeidsmarkt die daarbij horen, liggen significant hoger. We hebben maatregelen genomen, zoals het verlagen van de leerplichtleeftijd en het stimuleren van de aanwezigheid in de kleuterklas via het groeipakket. Het is goed dat we dat van hieruit doen, maar ook de betrokkenheid van de lokale besturen, het buiten de muren van een school komen, het inzetten van de Huizen van het Kind om actief met ouders in contract te treden en ze naar die school te trekken, zijn heel belangrijk. Dit is een verhaal van gelijke startkansen, en het heeft alle redenen om er onze tijd, energie en middelen in te investeren.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Er lijkt een vrij grote consensus te zijn in het parlement, minister Weyts, dat het heel belangrijk is om vanuit Vlaanderen extra in te zetten op een kleine en moeilijk te bereiken groep, vaak ook een kansarme groep, door vooral ook lokale besturen te gaan ondersteunen, zodat zij beleid kunnen voeren. Het gaat dan inderdaad om het ter beschikking stellen van gegevens, zodat ze kort op de bal kunnen spelen. Dat is dan meer dan één keer per jaar cijfers ter beschikking stellen, maar op heel regelmatige basis. Dat is een uitdrukkelijke vraag. Er moet vanuit Vlaanderen ook een beleid uitgerold worden voor brugfiguren. Nu wordt er heel veel doorgestuurd naar die lokale besturen, maar ze hebben vaak ook niet de middelen om die problemen aan te pakken. Ook met die zachte overgang ben ik het helemaal eens.
Aangezien er zo'n grote eensgezindheid is dat dit een prioriteit moet zijn en dat het zo belangrijk is, hoop ik dat er inderdaad vanuit Vlaanderen beleid en middelen voor zullen worden gevonden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik stel inderdaad ook vast dat, alleszins wat de lokale besturen betreft, er wat consensus is.
Nog eens de leerplichtleeftijd verlagen naar 3 jaar, terwijl we nu nog maar net de verlaging naar 5 à 6 jaar willen invoeren: ‘look before you leap’, laat ons dat eerst bekijken.
Maar voor die lokale besturen liggen er nog wat opportuniteiten, zowel voor de scholen als voor de lokale gemeenschap, als voor de Vlaamse Gemeenschap. Ouders moeten worden gemotiveerd, met de wortel en als het moet ook met de stok. We moeten daarover eerlijk zijn.
Het is een beperkte doelgroep. De maatregelen die we invoeren, moeten ook gericht zijn op die beperkte doelgroep. We moeten ervoor zorgen dat de 97,5 procent die wél inspanningen doet, uiteindelijk niet het slachtoffer is. Daarom moeten we ons zo maximaal mogelijk, via goede data, richten tot de lokale besturen, zodat zij kunnen optreden via het Huis van het Kind, via het OCMW of andere instanties. Zij moeten effectief op de deuren gaan kloppen om ervoor te zorgen dat het contact opnieuw wordt hersteld en dat zij hun kinderen een werkelijke toekomst geven door hen naar het Nederlandstalige kleuteronderwijs te sturen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik sluit mij volledig aan bij wat u juist hebt gezegd. Integratie kan enkel als er onderwijs is. Ik vind het heel jammer dat we tot de vaststelling komen dat bepaalde groepen niet de discipline vinden om hun kinderen naar school te sturen. Daarmee beknotten ze de kansen van die kinderen.
Ik geef u ook gelijk. De leerplichtleeftijd is vooral verlaagd voor die groep. Het is toch eigenlijk wel straf dat we de wet moeten veranderen voor één bepaalde groep.
Ik sluit mij ook aan bij de heer Daniëls: we moeten de ouders wijzen op hun verantwoordelijkheden. Want ons Vlaamse onderwijs biedt heel veel kansen. Het is aan de ouders om die kansen te grijpen voor hun kinderen. Onze samenleving en ons onderwijs bieden volgens mij kansen genoeg. Ik dank u. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, het is inderdaad het verhaal van de wortel en de stok. We voeren al heel lang preventiecampagnes. We hebben al heel wat affiches opgehangen. Om die laatste procenten nog dicht te rijden, zullen we inderdaad allemaal moeten samenwerken. Dat is een belangrijk pleidooi: alle partners zijn nodig.
Ik roep alle CLB’s, OCMW's, sociale diensten, ook bij de politie, de wijkagenten ertoe op om, bij elk gezin waarvan ze het gevoel hebben dat het kwetsbaar is, wat ik noem ‘de kindertoets’ te doen. ‘Gaan uw kinderen naar school? Gaan ze regelmatig naar school?’
Langs de andere kant lijkt het me belangrijk om daar met de stok achter te zitten. Ouders die in een precaire situatie zitten, leefloon krijgen, een sociale woning krijgen en uit die generatiearmoede willen geraken, moeten op hun verantwoordelijkheid worden gewezen. Want de beste plaats voor kinderen in een dergelijke situatie is niet thuis, maar wel op school.
De actuele vragen zijn afgehandeld.