Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, de afgelopen week stonden heel wat artikels in de kranten over de nieuwe werkloosheidscijfers voor Vlaanderen. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat die cijfers eigenlijk goed zijn. Dat zijn ze al jaren aan een stuk. De werkloosheid daalt op veel plaatsen in Vlaanderen en ook in onze grootsteden zien we een lichte daling. De werkloosheid ligt in die steden echter veel hoger dan het Vlaams gemiddelde. We zien dat in Antwerpen, Gent, Oostende enzovoort.
Minister, dat is natuurlijk een probleem indien u de ambitie hebt, die we vanuit de oppositie delen, om tegen 2024 een tewerkstellingsgraad van 80 procent te bereiken. We zullen daarvoor veel meer op de grootstedelijke context moeten inzetten. Er zijn specifieke uitdagingen. Zo is 35 procent van de werkzoekenden in de grootstedelijke context, bijvoorbeeld in Antwerpen en Gent, langer dan twee jaar werkzoekend. Er zijn snijvlakken tussen welzijn, wonen en het vinden van kinderopvang om tegelijkertijd werk te kunnen zoeken. Daar schort nog heel wat aan. Er komen heel wat nieuwe initiatieven van onderuit om de mensen te proberen naar werk te begeleiden, maar er is te weinig ondersteuning. Kortom, als we in 2024 die cijfers willen halen, moet er een specifieke focus op de grootstedelijke context komen om stappen vooruit te kunnen zetten.
Minister, mijn vraag is heel eenvoudig. Als we stappen vooruit willen zetten, welke stappen zult u dan concreet zetten om de situatie in de grootstedelijke context te verbeteren? (Applaus bij Groen)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik dank u, collega Annouri. Ik ben er in de vorige vraag eigenlijk al een beetje op ingegaan. De cijfers zijn op zich zeer goed, dat hebt u correct geschetst. Maar de cijfers in de grootsteden baren mij ook heel grote zorgen. Dat is de reden waarom ik vlak voor het kerstreces een uitgebreid onderhoud heb gehad met de schepenen van Werk van de twee grootste steden, Antwerpen en Gent, om te pijlen naar hoe we dit in de toekomst kunnen aanpakken.
Vervolgens werd dit ook met VDAB grondig doorgesproken, omdat het voor mij vaak wraakroepend is dat je net ook in die steden ongelooflijk veel vacatures hebt. Er is dus echt een mismatch tussen het aanbod en de kandidaten. De kandidaten raken niet bij het aanbod, en er zijn zoveel zaken die daarvoor zorgen. Dat kan een mobiliteitsprobleem zijn, een scholingsprobleem, enzovoort.
Maar we moeten echt die match verbeteren. Als de vraag is of ik specifiek de budgetten ga richten op de plaatsen waar de problemen het grootst zijn, dan is mijn antwoord absoluut ja.
We willen ook naar een nieuwe overeenkomst gaan tussen VDAB en de steden. Want het gaat niet alleen over Antwerpen en Gent; Oostende bijvoorbeeld heeft ook een heel specifieke problematiek, en er zijn er nog. Maar er zijn ook steden die het goed doen. Brugge doet het bijvoorbeeld goed, net als Kortrijk en Leuven. Het kan ook met andere omstandigheden te maken hebben. Het hangt ook af van welke werknemers er worden gevraagd, en welke profielen er zijn.
Maar we moeten die specifieke overeenkomsten sluiten, en het zal niet ‘one size fits all’ zijn. Ieder lokaal bestuur heeft zijn eigen aanpak nodig. De recepten die werken, zijn we ook met elkaar aan het uitwisselen, maar dat vraagt ook wat overleg. Dat zult u wel begrijpen, collega Annouri. Ik ben nu een paar maanden bezig. Ik denk dat de overeenkomst met VDAB Antwerpen deze week naar het schepencollege gaat, maar ik ben dat niet zeker. Ik maak er geen deel van uit. Maar die is eigenlijk klaar. Ik hoop dat we echt de handen in elkaar kunnen slaan om die match langs de beide kanten te verbeteren.
Het heeft ook met kwetsbaarheid te maken. Er zijn mensen die in armoede leven, en dan kun je niet zomaar vragen om ergens te gaan werken. Dat vraagt ook een bepaalde houding, een bredere context. Maar ook die groep kun je aanpakken als je het een-op-een doet. Dat vraagt dan natuurlijk ook de medewerking van andere collega’s, maar die bereidheid is er zeker. We hebben als Vlaamse Regering immers een gezamenlijk objectief om die 120.000 extra jobs ingevuld te krijgen.
Ik dank u voor uw antwoord. Het goede nieuws is dat er ondertussen ook heel wat goede zaken gebeuren in de steden. In Antwerpen heb je bijvoorbeeld organisaties als DUO for a JOB, die mensen begeleiden in hun zoektocht naar werk. Je hebt ook het voorstel van de Antwerpse schepen van Werk om jongeren en werkzoekenden te activeren rond de grote werf van Oosterweel. Er zijn ondertussen dus heel wat goede ideeën, maar je merkt voor een stuk dat er een kapstok ontbreekt van bovenaf.
Minister, is het een idee dat u al die steden structureel samenbrengt – en dus niet enkel bij bepaalde steden op bepaalde momenten samenzit – zodat ze ook van elkaar kunnen leren? Zo kunnen ze zien welke good practices er zijn in bepaalde steden, die eventueel hun intrede kunnen doen in andere steden. Want ik denk dat er op dit moment, als we die problemen allemaal willen tackelen, een soort van koepel ontbreekt, een structureel overleg tussen de steden.
Mevrouw El Kaouakibi heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij collega Annouri. In de grootsteden barst het van het talent, talent waar we over struikelen, en waar werkgevers naar op zoek zijn. Die mismatch is compleet, al jaren. Ik ben zelf actief op dat domein, en ook tijdens het begrotingsdebat heb ik het aangekaart: verwelkom dat lokaal ondernemerschap.
Er zijn enorm veel initiatieven van onderuit die het niet volhouden, omdat ze de ellenlange tenderprocedures, die vaak vanuit Brussel vertrekken, lokaal niet aankunnen. En ook VDAB heeft het daar lokaal in een-op-eengesprekken al over gehad in het verleden.
Als die lokale overeenkomsten er komen, laten we dan ook meteen investeren in hoe we een lokaal ecosysteem echt als katalysator kunnen zien. Ik denk dat daar het recept zit voor het benutten van het potentieel dat er nog is in die grootsteden. Dat kun je enkel doen door lokaal de initiatieven te versterken die werken, maar ook door ervoor te zorgen dat ze niet verdrinken nog voor ze kunnen scalen. Daar zit het probleem. Zij hebben de vinger aan de pols.
We gaan dat niet vanuit Vlaanderen kunnen sturen, maar we kunnen het vanuit Vlaanderen wel stimuleren. Mijn vraag is dan ook concreet om in die overeenkomst ook te kijken naar de aanvraagprocedures die er zijn om ondernemerschap in de profit, non-profit en social profit ook echt te vergemakkelijken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het is correct dat de werkloosheidscijfers groter zijn in verschillende grootsteden zoals Antwerpen en Gent. Maar dat geldt ook voor bepaalde kustgemeenten en de Limburgse mijnstreek. Ik heb de cijfers erbij gehaald. We zien ook een positieve evolutie in de werkloosheidscijfers. In Antwerpen is er een duidelijke daling. In 2015 was er een werkloosheid van 16 procent. Vorig jaar was dat 12,9 procent. Voor de stad Gent zien we een daling van 12,9 procent in 2015 naar 9,7 procent.
We kunnen niet ontkennen dat tal van centrumsteden een hogere werkloosheidsgraad hebben, maar die cijfers moeten ook aanzetten tot actie. De N-VA-fractie ziet vooral een uitdaging in een goede samenwerking tussen de lokale besturen, de lokale VDAB en alle betrokken actoren.
Minister, u gaf zelf ook al aan dat u werk wilt maken van samenwerkingsovereenkomsten tussen de VDAB’s en de lokale besturen. Maar dat mag inderdaad niet vrijblijvend zijn. Er moeten concrete doelstellingen worden opgesteld via een lokaal actieplan. Hoe gaat u dat aanpakken, rekening houdend met de noden in die centrumsteden en in specifieke regio’s?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
We zijn terecht bezorgd over de werkloosheid in de steden. Er is heel veel knowhow aanwezig op het terrein. Maar als de steden en de gemeenten wordt gevraagd naar de tevredenheid van de samenwerking, blijkt dat er nog heel wat ruimte voor verbetering is, om de match tussen vraag en aanbod, tussen vacatures en werknemers te versterken. Vandaar de oproep om dat instrument, met ondersteuning van VDAB, te versterken. De lokale bestuurders maar vooral de lokale werkzoekenden zullen u zeer dankbaar zijn.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega Annouri, dank u wel voor uw zeer terechte vraag. De werkloosheid in de grootsteden vergt een aparte aanpak. Maar, collega’s, een goed arbeidsmarktbeleid zal lokaal zijn of zal niet zijn. In de driehonderd steden en gemeenten moeten we een arbeidsmarktbeleid voeren samen met het lokale bestuur, samen met VDAB en samen met de andere partners op het terrein. Vandaag stond in mijn regio nog een oproep in de krant van twee leden van het bijzonder comité van de stad Deinze, die 45.000 inwoners telt in een heel landelijk gebied. Zij roepen op om werk te maken van de versterking van de activering van leefloners. Zij vragen niets anders, minister, dan dat VDAB met hen de samenwerking aangaat om daar werk van te maken. Bijna elk lokaal bestuur in Vlaanderen is vragende partij voor zo’n aanpak. Ik hoop dus dat we, samen met u, werk kunnen maken van een lokaal arbeidsmarktbeleid, waarbij VDAB in elke stad en in elke gemeente aanwezig is, samen met de partners op het terrein.
Dank u wel, collega’s. Er is veel werk aan de winkel. Ik ben mij daar volkomen van bewust. Ik zei al in mijn eerste antwoord dat het voor mij van belang is dat we naar een aanpak op maat gaan. Collega Annouri, er is al structureel overleg tussen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de grootste steden en VDAB. Dat bestaat vandaag. Maar we zien dat het recept voor de ene stad niet noodzakelijk het recept is voor de andere stad. Dat heeft ook te maken met wat collega El Kaouakibi zei: de lokale partnerschappen. Elke stad heeft haar eigen weefsel en je kunt niet altijd de recepten compleet gelijk maken.
Ik heb aan VDAB gevraagd om zich, zoals collega Bothuyne zegt, op een positieve wijze te nestelen in alle gemeenten in Vlaanderen. Maar bepaal dan wel je prioriteiten. Kijk eerst daar waar de problemen het grootst zijn en vernieuw de samenwerking. In Gent is dat al door het schepencollege gegaan, in Antwerpen moet dat nog gebeuren.
Een stad heeft er ook alle belang bij dat VDAB goed samenwerkt. Collega Gennez zei terecht dat de tevredenheid wat gedaald is. Ook bij de werkgevers is de tevredenheid ten aanzien van VDAB wat gedaald. We moeten daar echt die positieve ‘vibe’ terugvinden om ervoor te zorgen dat het geloof in VDAB als regisseur van de match tussen bedrijven en mensen groot is.
U haalt de Oosterweelwerf aan. Daar zijn pakken arbeidsplaatsen, maar de match met de mensen die werk zoeken, lukt niet zo goed. Dat heeft niet alleen met hoge en lage scholing te maken maar ook met praktische zaken. Dat moet beter, en dat vraagt een aanpak op maat van de stad.
Ik ga er zeker mee akkoord dat we meer werk moeten maken van het uitwisselen van goede praktijken. Ik heb de twee schepenen van Werk van Antwerpen en Gent samen gevraagd en het is heel mooi om te zien hoe zij ervaringen uitwisselen. Als er nood zou zijn aan een extra forum, zal ik daar zeker in voorzien.
Wat uw specifieke vraag rond lokale partnerschappen betreft, besef ik zeer goed dat VDAB te leren heeft over de manier waarop ze haar tenders en samenwerkingen organiseert. Er zijn ook vrij veel klachten binnengekomen over procedures die lang duren of doelstellingen die moeilijk gehaald kunnen worden. De bereidheid om voldoende flexibiliteit te laten in de manier waarop een lokale partner iets aanpakt, is er, maar er moeten natuurlijk wel indicatoren zijn om te kunnen opvolgen of het gedane werk wel rendeert. Dat is het evenwicht dat we zoeken en ik ben zeker bereid om daar ruimte te laten voor lokale actoren.
Collega’s, ik hoop de komende maanden echt het verloop van de overeenkomsten met de steden systematisch aan u te kunnen voorleggen en ik hoop dat we heel snel tot de vernieuwde partnerschappen kunnen overgaan, om die werkloosheid in grootstedelijk gebied, die veel te groot is, echt naar beneden te halen.
Tot slot, collega Claes, u hebt natuurlijk gelijk. Toen de vraag van collega Annouri binnenkwam, was mijn eerst vraag of de werkloosheid misschien gestegen was in de steden. De werkloosheid is ook daar gedaald, maar je kunt er niet omheen dat je in grootsteden meer mensen met complexe problematieken aantrekt. Zij raken moeilijker aan werk en dat vraagt – we mogen dat niet doodzwijgen – een specifieke aanpak, zodat de werkloosheid daar met eenzelfde tred kan dalen als in Vlaanderen. We maken er werk van.
Voorzitter Liesbeth, minister Hilde, dank u wel voor uw antwoord. Ik heb zelf ook aangegeven dat die cijfers inderdaad gedaald zijn, maar als we een werkzaamheidsgraad van 80 procent willen halen in Vlaanderen, dan zullen de steden een sleutelrol spelen. Het klopt dat de grootste uitdagingen voor de steden zijn, maar, collega’s en minister, het potentieel en de mogelijkheden zijn daar ook gigantisch groot. Er zijn heel wat initiatieven – ik heb ze net aangehaald: DUO for a JOB, Baanbrekers enzovoort – die dag in dag uit de juiste stappen zetten en ik denk dat u als minister twee opdrachten hebt. Enerzijds moet u inderdaad meer middelen voorzien om ervoor te zorgen dat al die verschillende ‘lifeboats’ kunnen vertrekken, anderzijds moet u ervoor zorgen dat die ‘good practices’ worden uitgedeeld. DUO for a JOB is daarvan een goed voorbeeld: het begon in de ene stad en breidde daarna uit naar de andere. Je kunt van elkaar leren, je kunt elkaar daarin beïnvloeden en je kunt samen stappen vooruit zetten. Het enige wat u moet doen, is ervoor zorgen dat de middelen en de ruimte om te experimenteren er zijn, zodat er structurele vergroting kan plaatsvinden. Dit is mijn oproep aan u: zet in op de steden. De arbeidsmarkt zal er beter van worden. (Applaus bij Groen, sp.a en de PVDA)
De actuele vraag is afgehandeld.