Verslag plenaire vergadering
Verslag
Collega's, ik wil jullie allemaal nog eens herinneren aan artikel 92, punt 10, van het reglement. Dat luidt dat de vraagsteller en het betrokken lid van de regering geen gebruik mogen maken van enige tekst.
Nu, het is bijna Kerstmis, dus ik zal die regel pas echt toepassen vanaf de eerste vergadering in januari 2020. Iedereen is gewaarschuwd. Aan het spreekgestoelte wordt geen gebruik meer gemaakt van enige tekst, ook niet door de regering.
Nu mag je nog papieren gebruiken. Ik heb gezegd: vanaf de eerste vergadering in januari niet meer.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, afgelopen maandag presenteerde Brussels minister Sven Gatz zijn nota over meertaligheid voor de periode 2019-2024 in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. De centrale doelstelling van die nota is dat alle Brusselse jongeren op 18-jarige leeftijd drietalig zijn. Minister Gatz heeft het over het Nederlands, het Frans en het Engels.
Mijn fractie vindt het een goede zaak dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de ambitie heeft om meertaligheid bij Brusselaars te bevorderen en op die manier het debat over taal in Brussel aan te zwengelen.
Het beheersen van meerdere talen is een absolute troef voor elk individu, jong en oud. Laat daar geen twijfel over bestaan. Maar met deze nota wil minister Gatz eerst lopen vooraleer hij kan stappen. Hij wil de ommezwaai maken naar meertaligheid terwijl het gewest nog compleet tekortschiet op het vlak van tweetaligheid. Flagrante inbreuken tegen de taalwetgeving bij politie, gemeentediensten en rust- en ziekenhuizen zijn dagelijkse kost bij de Brusselse Vlamingen.
Maar over de naleving van de taalwetten rept minister Gatz in de nota met geen woord, wat zeer teleurstellend is. Onze fractie ziet dat anders. Voor ons begint meertaligheid bij respect voor wettelijke tweetaligheid en niet andersom.
Minister, naar aanleiding van deze beleidsnota heb ik volgende concrete vraag voor u: hoe zult u ervoor zorgen dat het verwerven van een gedegen kennis van het Nederlands een van de prioriteiten wordt in het Brusselse beleid rond meertaligheid?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, dank u voor uw vraag. Laat mij eerst benadrukken dat de Vlaamse Regering het belang van meertaligheid in Brussel absoluut onderschrijft. In Brussel worden meer dan honderd talen gesproken. Dat is veel van de rijkdom, van het kapitaal van onze hoofdstad. Uiteraard is ook die derde taal in Brussel, het Engels, belangrijk. Brussel is een belangrijk zakencentrum, de hoofdstad van de Europese Unie en de zetel van de NAVO en tal van internationale organisaties, en dus is ook het Engels heel erg belangrijk in onze hoofdstad.
Maar Brussel is natuurlijk ook de hoofdstad van Vlaanderen en de tweetalige hoofdstad van ons land. Daarom hecht de Vlaamse Regering vooral belang aan die tweetaligheid, een echte doorleefde tweetaligheid, en daarom stelt ze het Nederlands centraal in haar beleid. Daar moeten we absoluut op inzetten.
Ik heb ook de oriënteringsnota meertaligheid van de Brusselse Regering grondig gelezen. Als ik dat lees dan denk ik dat er toch twee – excuseer mij het Engels – ‘elephants in the room’, twee olifanten in de kamer staan. Ten eerste: uit heel recente cijfers van de vierde taalbarometer blijkt dat amper 7,8 procent van de leerlingen uit het Franstalig onderwijs in Brussel op hun 18 jaar zelf zeggen Nederlands te kennen. 7,8 procent, beste collega's! Het betekent misschien – en ik gebruik opnieuw een Engels woord – ‘an inconvenient truth’, een ongemakkelijke waarheid dat 92,2 procent van die achttienjarigen die afstuderen in het Franstalig onderwijs zeggen het Nederlands niet te kennen. Daarom moet het Nederlands centraal staan.
Ten tweede: de Brusselse Regering heeft natuurlijk ook een belangrijke verantwoordelijkheid om te zorgen dat de eigen instellingen, die van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die van de GGC maar ook de zorginstellingen, ziekenhuizen en woonzorgcentra, echt tweetalig zijn. Het kan toch niet dat iemand geen toegang in het Nederlands heeft tot die instellingen.
U hebt gevraagd wat de Vlaamse Regering daaraan doet. We zetten natuurlijk in op taalverwerving, onder meer via het Huis van het Nederlands. Ook in andere beleidsdomeinen, ik denk aan het inburgeringsbeleid, zetten we in op het Nederlands. Collega Somers heeft net bevestigd dat ook het inburgeringsbeleid in Brussel gratis toegankelijk blijft om te zorgen dat heel wat nieuwe Brusselaars daar toegang toe krijgen. Het onderwijsbeleid is ook heel belangrijk, onder meer via de uitwisseling van taalleerkrachten.
Ik rond af. ‘First things first’. Drietaligheid graag, maar Nederlands eerst.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord. Ik denk dat we op dezelfde lijn zitten.
Met enkele van zijn voorstellen tast minister Gatz bovendien de grenzen van de bevoegdheidsverdeling af. Zo spitst de nota zich toe op het onderwijsveld. Tot op heden is dat nog altijd duidelijk een gemeenschapsmaterie. Los van de bevoegdheidskwestie vinden we ook sommige van de voorstellen, zoals het onthalen van de thuistaal in de schoolruimte, contraproductief. Opnieuw neemt minister Gatz hier de vlucht vooruit. Hij wil inzetten op meertaligheid terwijl de tweetaligheid Nederlands-Frans bij een meerderheid van de Brusselse ketjes vandaag te wensen overlaat. U zei het daarjuist zelf al: 7,8 procent van de Franstalige leerlingen heeft op achttienjarige leeftijd kennis van het Nederlands. 7,8 procent, dat is gewoon een duizelingwekkend cijfer.
Maar we moeten ook in eigen boezem kijken, ook de kennis van het Frans bij Brusselse ketjes die Nederlandstalig onderwijs volgen, gaat in dalende lijn. Nog 68,8 procent...
Kunt u afronden, mevrouw Tavernier?
Nog 68,8 procent van die leerlingen geeft aan een goede kennis van het Frans te hebben. Laat ons daarom vooral werk maken van een uitstekende kennis van het Nederlands en het Frans. Ik denk dat de uitwisseling van leerkrachten tussen beide gemeenschappen daartoe kan bijdragen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Er is al wat zinnigs gezegd door de twee sprekers. Wij stellen vast dat Brussel minder dan ooit een tweetalige stad is, waar onze taal een prominente plaats inneemt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit die taalbarometer. Ik geef één voorbeeldje: negen op de tien Vlamingen praten aan het loket Frans als ze in die taal worden aangesproken. Ze beseffen immers dat het geen zin heeft om Nederlands te praten, omdat de Brusselse loketbedienden amper Nederlands spreken. Dat is wat VUB-onderzoeker Rudi Janssens zegt.
Waarom zouden die mensen dat ook doen? Als de Brusselse Hoofdstedelijke Regering weigert om ook maar de taalwet toe te passen, dan gaat men dat nooit doen. Wie zit daarin? Minister Gatz onder meer, maar ook sp.a en Groen. Die zouden daar toch eindelijk eens mogen zorgen dat er respect komt voor het Nederlands, want anders krijgen we die Franstalige leerlingen nooit gemotiveerd om in hun school Nederlands te leren, ‘want we moeten het later toch niet kennen’. Wij pleiten er dus voor dat er in de eerste plaats respect komt voor de taalwetten en dat de Vlaamse partijen die in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zitten, daar eens werk van maken. Wij pleiten voor een assertief beleid ten gunste van de Nederlandstaligen.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, mevrouw Tavernier, Brussel is een uitermate multitalige context. We kunnen die meertaligheid daar absoluut onderschrijven en ondersteunen, maar we doen dat uiteraard wel binnen een context van expliciet Nederlandstalig onderwijs in Brussel. We moeten in het bijzonder sterk inzetten op die anderstalige kinderen in Brussel.
Als CD&V onderschrijven wij dan ook heel graag een ambitieus vreemdetalenonderwijs, waar zowel het Frans als het Engels deel van uitmaakt, en dat we via de nieuwe eindtermen ook kunnen realiseren.
Andere elementen in een sterk talig onderwijs in Brussel – en dat zal ook vanuit het onderwijs moeten komen –, zijn bijvoorbeeld het CLIL-verhaal (Content Language Integrated Learning), waarbij algemene vakken in andere talen kunnen worden gegeven, en ook het uitwisselen van leerkrachten, waarbij moedertaalsprekers heel belangrijk zijn.
Als we tot slot vaststellen dat op 18 jaar 92 procent aangeeft geen Nederlands te spreken, moeten we daar ook in het volwassenenonderwijs blijvend aandacht voor hebben.
De heer De Gucht heeft het woord.
We hebben de laatste tijd al veel discussies gehad over taal. Ik heb altijd al benadrukt dat het Nederlands inderdaad ongelooflijk belangrijk is. Ik denk dat we daar op dezelfde lijn zitten.
Langs de andere kant is de specifieke context van onze hoofdstad natuurlijk wel belangrijk. Het beleid van de vorige minister, Guy Vanhengel, heeft altijd volop ingezet op meertaligheid. Dat is ongelooflijk belangrijk, als je ziet wat de vraag is van de werkgevers en de bedrijven in de Brusselse context: meertaligheid, en het Engels dat daar een belangrijke rol in speelt.
Het is belangrijk voor u, minister Dalle, dat u in overleg gaat met de minister en dat u daarnaast ook het overleg tussen minister Weyts en minister Gatz op een zo goed mogelijke manier bijstaat, om ervoor te zorgen dat we die meertaligheid wel degelijk kunnen realiseren. En voor alle duidelijkheid: meertaligheid betekent geenszins dat het Nederlands minder aandacht zou moeten krijgen. Er wordt door minister Gatz duidelijk gesteld dat het Nederlands ongelooflijk belangrijk is, maar dat we moeten durven in te zetten op die meertaligheid. Dat is altijd de sterkte geweest van onze regio Vlaanderen. Brussel is hier, specifiek vanuit zijn achtergrond, een belangrijk speerpunt, ook van deze Vlaamse Regering. Schouder aan schouder, hand in hand, zou ik voor die meertaligheid gaan en die verder ondersteunen. En we kunnen ook leren uit de good practices die dan vanuit Brussel richting Vlaanderen kunnen overvloeien.
De heer Bex heeft het woord.
Collega's, ‘welcome to the world’. De Brusselse realiteit is een meertalige realiteit. Het Frans is daar minder en minder dominant geworden. Het Nederlands kan meer en meer een rol opnemen als verbindingstaal. Dat is geweldig goed nieuws, denk ik.
Ik juich die ambitie van de Brusselse Regering toe om de meertaligheid van Brussel ook echt als een troef te gaan zien. Het is nieuw dat de Franstaligen daarin meestappen. Ik vind dat dus een bijzonder goed signaal van minister Gatz. Dit gaat trouwens niet alleen over onderwijs, het moet maatschappijbreed worden gezien.
Wij vinden het Nederlands ook belangrijk. We hebben hier de discussie gehad over het traject dat door de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en door het Huis van het Nederlands met verschillende Brusselse gemeenten wordt doorlopen. En ondanks de besparingen die daar door deze regering worden doorgevoerd, is de VGC erin geslaagd het budget voor die trajecten met 50 procent te doen stijgen. Minister Van den Brandt heeft daarvoor gezorgd. Zo kunnen alle gemeenten mee in dat traject stappen. Ik denk dat de minister daar zeer blij mee zal zijn.
In het PISA-debat hebben we gezien dat je, voor een succesvol onderwijsbeleid, in verschillende contexten niet zomaar de recepten van een andere context kunt toepassen. Minister, zult u bij uw collega-minister Weyts een pleidooi houden om in Brussel meer experimenten toe te laten die te maken hebben met meertaligheid in het onderwijs?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het zal u niet verbazen dat ook wij heel blij zijn met de plannen van minister Gatz. Ook wij denken dat meertaligheid een grote troef is in het leven en op de arbeidsmarkt. In Brussel denk ik dan inderdaad in eerste instantie aan het Frans en het Nederlands. Ik zal zeker niet ontkennen dat daar nog werk is. Maar ik zie niet in wat er mis is met de ambitie om ook in te zetten op het Engels, in deze internationale wereld, in deze kosmopolitische stad.
Ik hoop dat u de uitgestoken hand van Brussel aanneemt om samen in te zetten op taal. En dan denk ik inderdaad ook aan taalachterstand in het Nederlandstalig onderwijs. Dan denk ik ook aan de tweetaligheid van onze dienstverlening. Daar zijn al stappen gezet, maar we zijn er inderdaad nog niet. Maar ik denk ook aan meertaligheid, op alle mogelijke vlakken. Daar verwacht ik van u ambitie, daar verwacht ik concrete stappen, bijvoorbeeld om werk te maken van die uitwisseling van leerkrachten. Want we weten allebei dat daar nog wat financiële drempels zijn.
Brussel heeft zoveel potentieel om een echte meertalige stad te worden. Vlaanderen kan helpen om dat mee waar te maken. Ik rond af met een citaat van de Franse schrijver Victor Hugo, om in de sfeer te blijven. Maar ik citeer hem in het Engels: ‘You cannot stop a good idea whose time has come.’ En voor meertaligheid is dat absoluut het geval.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor de bijkomende vragen. Ik zal misschien eerst aansluiten bij wat collega Goeman heeft gezegd. Ik ben het er helemaal mee eens dat we vooral concrete stappen moeten zetten en concrete maatregelen moeten nemen om meertaligheid te bevorderen, en om ervoor te zorgen dat onze Brusselse kinderen en jongeren echt tweetalig zijn, en het liefst ook drietalig.
En het zijn natuurlijk precies die concrete stappen die we vanuit de Vlaamse Gemeenschap voorstellen. Want de oprichting van een Raad voor Meertaligheid zal niet volstaan. We moeten concrete maatregelen nemen.
In ons Nederlandstalig onderwijs doen we al het nodige. Ook collega Weyts zal daar de komende jaren het nodige voor doen, als het gaat over de capaciteit in onze Nederlandstalige klas, en als het gaat over de kwaliteit van het Nederlandstalig onderricht. En daarvoor zit in het Vlaams regeerakkoord effectief een heel belangrijke concrete maatregel vervat: de uitwisseling van taalleerkrachten.
De cijfers over de kwaliteit van het taalonderricht in de Franstalige scholen zijn geciteerd. Ook in de Nederlandstalige scholen kunnen we nog een stapje verder gaan om dat te versterken. Het allerbeste wat je voor de klassen kunt hebben, zijn native speakers, moedertaalsprekers. Vandaar die concrete piste om taalleerkrachten uit te wisselen.
Mijnheer De Gucht, u zegt terecht dat er om dit te realiseren overleg nodig zal zijn met Sven Gatz en met Ben Weyts. Dat is heel pertinent. De meeste verantwoordelijkheden waar het hier over gaat, zijn verantwoordelijkheden van de gemeenschappen, in het bijzonder van de Vlaamse Gemeenschap. Het onderwijsbeleid, het integratiebeleid en ook mijn eigen bevoegdheid inzake Jeugd: daar kunnen we concrete stappen zetten. Ik zal overleggen met collega Gatz, ook over zijn beleidsnota of oriëntatienota over meertaligheid, om dat concreet te maken en daar concrete stappen te zetten. Ik neem aan dat dit ook zal gebeuren tussen de collega’s Ben Weyts en Sven Gatz.
Mijnheer Bex, er bestaan vandaag al zeer goede initiatieven inzake meertaligheid. Bijvoorbeeld rond ‘content and language integrated learning’: je kunt taalonderricht doen via andere soorten lessen dan enkel de lessen Nederlands. Je kunt daar een stukje immersie in brengen. Er zijn vandaag mogelijkheden. Die worden ook gebruikt. De Vlaamse Regering is daarentegen geen voorstander om, van onder de koepel van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of de Federale Regering, tweetalige scholen te creëren – men spreekt in de nota van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Wij denken dat de twee gemeenschappen hun verantwoordelijkheid moeten nemen en vooral werk moeten maken van sterk taalonderwijs in de klassen. (Applaus bij CD&V en N-VA)
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden en voor het feit dat u nog eens onderstreept dat onderwijs een gemeenschapsaangelegenheid is. Ik herhaal nog eens dat voor mijn fractie meertaligheid begint bij het respect voor de wettelijke tweetaligheid. (Applaus)
Mevrouw Tavernier, ik feliciteer u met uw eerste tussenkomst op het spreekgestoelte. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.