Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van Kathleen Krekels, Jan Durnez, Franc Bogovic, Kris Van Dijck, Jamila Hamddan Lachkar en Koen Daniëls betreffende de detectie, ondersteuning en begeleiding van zeer makkelijk lerende en (uitzonderlijk) hoogbegaafde leerlingen.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, collega's, in deze laatste plenaire vergadering worden nog een aantal belangrijke voorstellen van resolutie en voorstellen van decreet over het onderwijs goedgekeurd. Deze is daar één van en ik wil ze graag even toelichten.
Waarom is het zo belangrijk? Het gaat over een groep van leerlingen die eigenlijk veel te lang is vergeten. Het is de groep van hoogbegaafde leerlingen die altijd werd beschouwd als geen probleem, als een soort van luxeprobleem. Het zijn slimme kinderen. Ze zullen er wel komen. Ze hebben het misschien wat moeilijk maar ze geraken er wel want ze zijn toch slim genoeg. Helaas is dat niet het geval en heeft het enige tijd geduurd voor mensen zich daarvan bewust werden.
Er is jarenlang heel veel over gesproken, ook hier in dit halfrond en in de commissie, ook voor deze legislatuur, maar helaas is er nooit daadwerkelijk iets rond gebeurd. Het gevolg daarvan is dat deze kinderen beginnen af te haken in het onderwijs, dat ze veroordeeld worden tot huisonderwijs of privéonderwijs omdat ze hun gading niet vinden in het onderwijs dat wij hen vandaag kunnen bieden. Gelukkig is dat niet voor alle hoogbegaafden zo want er zijn verschillende gradaties in hoogbegaafdheid.
Omdat bepaalde leerlingen zich niet thuis voelen en zich tekort gedaan voelen door ons onderwijs, ontwikkelen ze depressies en blijven ze weg uit de klas omdat ze het niet meer zien zitten. De leerstof die hen wordt aangeboden, is voor hen te gemakkelijk en kan hen niet boeien. We hebben veel gesprekken gehouden met organisaties en ouders. Sommige ouders zitten thuis met kinderen die zelfs neiging hebben tot zelfdoding. We hebben met ouders gesproken wiens kind effectief zelfmoord heeft gepleegd omdat het zich niet begrepen voelde, zich in een wereld bevond die helemaal niet herkenbaar was met de maatschappij waarin hij terechtkwam. Er is dus wel degelijk iets aan de hand en er is nood aan een bepaald forum voor deze kinderen.
Hoe is het allemaal zover kunnen komen? In de eerste plaats – en dat is ook de focus van dit voorstel van resolutie – komt het door een tekort aan kennis van leerkrachten om deze hoogbegaafde leerlingen op tijd te ontdekken en te herkennen. Ze zijn hoogbegaafd van bij de geboorte. Als kleuter geven ze vaak heel veel signalen die men moet herkennen en waaraan men voorbijgaat waardoor de kinderen zich terugtrekken, zich voegen naar het gemiddelde kind en zichzelf ongelukkig maken.
Dus het is heel belangrijk dat onze beginnende leerkrachten, maar ook de leerkrachten die vandaag in de klas staan, deze kennis opdoen rond hoogbegaafdheid en rond het feit dat er verschillende gradaties zijn in die hoogbegaafdheid. Die kinderen hebben, door die verschillende gradaties – ik heb het dan over de uitermate hoogbegaafden, over de ‘profoundly gifted children’ – ook een andere aanpak nodig. Sommige scholen specialiseren zich daarin, richten kangoeroeklassen in, richten bepaalde projecten in om deze kinderen mee te krijgen, om deze kinderen te stimuleren, om deze kinderen aan te moedigen om te excelleren in de stof die ze heel goed kennen. Voor sommige kinderen is dat ook effectief voldoende, voor andere kinderen niet. We moeten die kennis hebben en die zichtbaarheid geven aan die kinderen om daarmee om te gaan. Heel belangrijk is om te focussen op de lerarenopleiding om daar die kennis te brengen. Tevens is het belangrijk om de prioritaire doelstellingen voorop te stellen voor de leerkrachten die nu al in het onderwijs staan, om ook hen voldoende op te leiden in deze materie.
Een tweede focus van dit voorstel van resolutie is uiteraard de middelen. We horen het ook vaak bij het M-decreet: we willen dat wel doen, we willen wel aandacht geven aan al die kinderen met specifieke onderwijsbehoeften, maar de middelen zijn niet altijd meegekomen. Ook voor deze leerlingen gaan we inderdaad in middelen moeten voorzien.
Want het is eigenlijk niet logisch. Wij voorzien voor scholen extra middelen op basis van sociale en economische kenmerken van leerlingen. En dat is goed. Dat is belangrijk. Maar dat zijn vaak kenmerken die buiten de leerling zelf liggen. Dat zijn kenmerken zoals het feit dat de moeder geen hogere opleiding heeft genoten, of laaggeschoold is, of dat de thuistaal niet het Nederlands is. Dat zijn belangrijke kenmerken, want ook die kinderen hebben extra aandacht nodig en moeten dus extra gestimuleerd worden en ondersteuning krijgen.
Maar ook de hoogbegaafde leerlingen hebben een kenmerk, een leerpsychologisch kenmerk. Het is belangrijk voor de middelen van het onderwijs dat wij ook die kenmerken, die eigenlijk echt kindgelinkt zijn, meebrengen in ons onderwijs. Scholen moeten ook middelen kunnen krijgen op basis van leerpsychologische kenmerken van kinderen. Hoogbegaafdheid is er daar een van. Maar evengoed andere leerstoornissen of ontwikkelingsstoornissen zijn leerpsychologische kenmerken van kinderen en zouden meegenomen moeten worden in de financiering van onze scholen.
Een derde focus is het creëren van een kader waarin kinderen, zeker de uitermate hoogbegaafden en de ‘profoundly gifted children’, zich kunnen vinden om zich beter de bewegen binnen de onderwijsstructuur die we vandaag hebben. We weten dat ze uiteraard een gewone klas kunnen volgen. We weten dat ze het secundair kunnen volgen. We hebben een examencommissie die toelaat om kinderen soms wat sneller te laten evalueren. Maar dat gebeurt graad per graad en je kan ook maar een diploma of een getuigschrift krijgen per graad. Sommige van onze kinderen evolueren zo snel in bepaalde vakken, niet altijd alle vakken, maar bijvoorbeeld in wiskunde en wetenschappen of soms heel extreem in talen, en die zouden dan ook de kans moeten krijgen om binnen die examencommissie al wat flexibeler te evolueren.
Zij kunnen bijvoorbeeld in het gewone secundair de lessen volgen voor vakken waar voldoende en kleinere uitdagingen voldoende zijn, maar ze zouden ook in staat moeten zijn om in vakken waarin ze veel sterker zijn, een snellere evolutie te maken en bijvoorbeeld ook sneller in een hogeschool terecht te kunnen om zich te profileren in de vakken waar ze heel erg sterk in zijn. Er moet dus een kader uitgewerkt worden waarop deze kinderen zich kunnen beroepen wanneer ze nood hebben om flexibeler in ons onderwijs te kunnen bewegen om als het ware een soort van individueel traject te volgen. We doen dit voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben om hun leerstof te kunnen begrijpen. We moeten dit ook doen voor de kinderen die boven die leerstof gaan en die extra uitdagingen nodig hebben.
Ik denk dat het heel belangrijk is om te besluiten dat we eigenlijk willen dat iedereen kan excelleren in ons onderwijs: zij die de ondersteuning nodig hebben om de leerstof te begrijpen en te verwerken, maar ook zij die de leerstof overstijgen en extra uitdaging nodig hebben om aan hun leerhonger tegemoet te komen. Ik denk dat dit echt een pijler is voor de volgende Vlaamse Regering om heel sterk op in te zetten.
De heer Bogovic heeft het woord.
Ik kom naar voren omdat ik het zo’n belangrijk voorstel van resolutie vind. Waarom? Dat is eigenlijk heel simpel. Wij zijn allen om de zoveel weken oprecht trots op een uitzonderlijke prestatie van een sporter. Als er een voetbalmatch is, staan we hier bijna allemaal te roepen. Sport brengt mensen samen. Is het dan niet spijtig dat we uitzonderlijke prestaties zoals uitzonderlijke oplossingen die gevonden worden door bijvoorbeeld onze ingenieurs, door onze uitvinders, door onze artsen, door al die sectoren waarin onze regio ongelooflijk sterk is, niet meer vieren? Is het niet spijtig dat we dat niet meer respecteren? Dat het niet iedere keer in alle kranten komt? Ik vind dat wel spijtig.
Dat brengt ons dan bij de aanleiding van dit voorstel van resolutie. Ik ben heel blij dat ik daar persoonlijk aan heb kunnen meewerken. Ik ben ook heel blij met alle discussies die we gehad hebben tussen de meerderheidspartijen, en ook met de oppositiepartijen, omdat het eigenlijk ongelooflijk is dat wij in een regio die helemaal afhankelijk is van de kennis – dat is de enige grondstof die we hebben –, van ons vermogen om te innoveren, ons vermogen om bedrijven te bouwen, ons vermogen om met nieuwe oplossingen te komen, geen beleid hadden voor meer- en hoogbegaafden. U moet maar eens een boekje van bijvoorbeeld Exentra opendoen, of kijken naar een aantal van de studies die de laatste jaren rond hoogbegaafden gebeurd zijn, zoals de TALENT-studie, die over meer- en hoogbegaafden spreekt.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De problemen zijn er wel, los van het feit dat er geen beleid was. Dit voorstel van resolutie is een stap in de goede richting, het is een sterk engagement. Er ligt redelijk wat werk op de plank om de zaken die erin staan, gerealiseerd te krijgen. Mijn collega die zonet hier stond heeft natuurlijk al uitgebreid ingezoomd op de zaken waarover we spreken. Ik wil gewoon herhalen dat voor onze fractie de vroegdetectie ongelooflijk belangrijk is. Wij zetten altijd al in, en blijven inzetten – van in de tijd van Herman De Croo tot nu – op die kleuterparticipatie. Een hoogbegaafde: je begint dat al vrij snel te zien. Dus daar voort op blijven inzetten, vinden wij niet meer dan de normaalste zaak ter wereld.
Daarnaast is zorgen dat er gewoon een kwalitatief onderwijs is met leerkrachten die beseffen hoe ze het beste met zo’n situatie omgaan een ander speerpunt dat wij graag naar voren schuiven. En ook die flexibele trajecten: zorgen dat een leerling die eigenlijk vastzit in een soort van keurslijf op een goede manier door dat traject van het secundair onderwijs kan geraken en niet al die hinderpalen ondervindt die veel van die leerlingen nu ondervinden.
Hoe groot is het probleem? Daarmee wil ik eindigen. Het is een belangrijk cijfer, denk ik. Men doet altijd alsof het maar over een klein groepje gaat, men doet altijd alsof het over de uitzonderingen gaat, maar op het eind van de dag gaat het hier wel over ongeveer 3 procent van onze leerlingenpopulatie die hoogbegaafd zou zijn, en nog eens meer dan 9 procent die meerbegaafd zou zijn. Als we het dus ruim optellen, met afrondingsmarges, komen we op bijna 15 procent. Dat is niet niets. Het is dus hoognodig en hoog tijd dat er daar een beleid voor uitgestippeld wordt, en dat dat beleid ook uitgevoerd wordt door de volgende Vlaamse Regering. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
Mevrouw Lachkar heeft het woord.
Ik kom niet naar voor, maar daarom vind ik het niet minder belangrijk. Over hoogbegaafdheid en hoogbegaafde leerlingen zijn er al ongelooflijk veel boeken geschreven. Er zijn ook al duizenden studies geweest in binnen- en buitenland. We weten er eigenlijk al heel veel over. We weten één ding: er is geen eenduidige oplossing om in te spelen op de behoeften van de leerlingen die er nu zijn. We vinden dat het dan ook niet mogelijk is om aan de Vlaamse scholen op te leggen wat ze verplicht moeten doen.
Wel is het belangrijk om de kennis en de expertise over zeer gemakkelijk lerende en hoogbegaafde en uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen bij de leerkrachten te verhogen, zodat de detectie zo vroeg mogelijk gebeurt en er een gepast traject kan worden gevolgd. Dat is ontzettend belangrijk.
We hebben de voorbije jaren heel sterk ingezet op een zorgbeleid – en terecht –, maar we vragen nu bijzondere aandacht voor leerlingen die zorg nodig hebben omdat ze op de klas voorlopen. Het ontbreken van kennis over hoogbegaafde kinderen treft ook talloze hoogbegaafde kinderen die niet in een welstellend gezin geboren worden. Ze hebben niet of onvoldoende middelen om specialisten te betalen of aangepast schoolmateriaal te kopen. In ons onderwijssysteem moeten wij blijvend inzetten om sociale ongelijkheid te verkleinen en dit is ook ontzettend belangrijk bij talenten in kansarme milieus. Bij CD&V telt elk kind, elk talent, welke socio-economische of culturele achtergrond het ook heeft. Daarom vinden wij het belangrijk dat ongelijkheid al van in de kleuterklas wordt weggewerkt. Ik hoop dan ook dat deze resolutie kamerbreed gesteund wordt.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.